Boeksamenvatting bij Ontwikkelingspsychologie II - Feldman - 5e druk


Cognitieve en lichamelijke ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid - Chapter 1

Proloog

Diederik Peeters kwam uit een gezin waarin zijn beide ouders hadden gestudeerd en hoge functies hadden. Hij wist zijn hele leven al dat hij zou gaan studeren. Op de middelbare school is hij vaak onder druk gezet om goede cijfers te halen. Uiteindelijk is hij net als zijn vader rechten gaan studeren. Zijn studievrienden wonen allemaal op kamers terwijl Diederik nog thuis woont. Hij is vrij om te gaan en te staan waar hij woont maar er wordt ook nog voor hem gezorgd.

Hendri Chotou komt uit een ander gezin. Hij is opgegroeid bij zijn alleenstaande moeder, Hendri is vroeg van school gegaan zodat hij kon gaan werken en rond hangen met zijn vrienden. Hij was handig met scooters en ging werken bij de jeugdzorginstelling Cardea bij de Technische Dienst. Zijn talent om met jongeren om te gaan viel op en hij is in deeltijd de mbo-opleiding Sociaal Pedagogisch Werk gaan doen. Hij is inmiddels 28 jaar en gaat nu voltijd Sociaal Pedagogische Hulpverlening doen. Het wordt vast wennen omdat de meeste studenten net van de middelbare school komen en hij dus stukken ouder is.

Vooruitblik

Hoewel Diederik en Hendri een totaal andere jeugd hebben gehad, hebben ze nu uiteindelijke hetzelfde doel: een titel bemachtigen. Hun verhalen zijn een voorbeeld van de toenemende diversiteit in gezinnen, sociaaleconomische status, etniciteit die kenmerkend is voor de studentenpopulatie.

De jongvolwassenen zijn op cognitief gebied op hun toppunt. Ook op lichamelijk gebied zijn ze op hun best. Tegelijkertijd vinden tijdens de jonge volwassenheid belangrijke ontwikkelingsprocessen plaats die door zullen lopen tot de adolescentie. In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen besproken: lichamelijke verandering, cognitieve veranderingen, dieet en overgewicht binnen deze leeftijdsgroep, intelligentie, het effect van ingrijpende gebeurtenissen en als laatste over hogescholen en universiteiten waar studenten intellectueel gevormd worden.

1.1. Stress en lichamelijke ontwikkeling

Karel Jansen ging vroeger elke week met zijn vrienden fietsen. Dit is nu lastiger omdat er bijna altijd verplichtingen zijn. Het werk, thuis en zijn gezin vragen nu meer aandacht. Hoewel Karel nog steeds qua lichamelijke mogelijkheden het goed bij kan houden moet hij nu wel rekening houden met de stress die hoort bij de uitdaging van zijn volwassen bestaan.

1.1.1. Ontwikkeling van het lichaam en de zintuigen

De meeste lichamelijke ontwikkelingen en rijping zijn aan het begin van de vroege volwassenheid voltooid. Mensen van begin twintig zijn over het algemeen, sterk, gezond en energiek. Jonge volwassenen zijn echter nog niet uitgegroeid, sommige mensen kunnen na hun twintigste nog verder groeien en ook de hersenen zijn nog niet uitgegroeid. Volgens Jolles en Crone is bij de adolescentie de top van de ontwikkeling gehaald. Ze kunnen complex gedrag vertonen en leren rekening te houden met sociale, emotionele en lange termijn gevolgen van hun daden. Meisjes lopen over het algemeen voor op jongen bij deze ontwikkeling (Crone, 2007; Jolles, 2010). Vervolgens neemt het totale gewicht van de hersenen af maar het aantal complexe verbindingen blijft.

De zintuigen zijn op deze leeftijd gevoeliger dan ooit, de ogen gaan pas rond het veertigste levensjaar achteruit. Ook de oren zijn nu op hun best. Vrouwen zijn iets gevoelig voor hoge tonen dan mannen (McGuines, 1972) maar ze kunnen over het algemeen allebei goed horen in de fase. Ook de andere zintuigen zijn goed in deze fase en zullen pas na de veertigste of vijftigste levensjaar achteruit gaan.

1.1.2. Welzijn, Motoriek en fitheid: gezond blijven

De psychomotorische vermogens zijn tijdens de vroege volwassenheid op hun best bij mensen. De reactietijd is kort, de spierkracht groot en ook de oog-handcoördinatie is op z’n best.

Deze lichamelijke topvorm is er niet vanzelfsprekend. Om onze lichamen volledig te kunnen benutten is het belangrijk om veel te bewegen en gezond te eten. Jammer genoeg bewegen veel mensen niet voldoende. 1 op de 3 Nederlanders beweegt volgens de Hartstichting onvoldoende. Voldoende lichaamsbeweging is vaak alleen maar weggelegd voor mensen met een gemiddeld of hoger inkomen. Mensen met een lager inkomen missen vaak de tijd of het geld om regelmatig te kunnen sporten.

Toch hoef je niet heel veel te doen om je gezondheid te verbeteren, een half uur per dag sporten is vaak al voldoende. Regelmatig beweging levert veel voordelen op. Het verbeterd de conditie van het cardiovasculaire systeem, dit betekend dat hart en bloedvaten beter gaan werken. Daarnaast neemt de longcapaciteit toe, worden de spieren sterker en wordt het lichaam soepeler en wendbaarder. Bovendien vormt lichaamsbeweging in deze levensfase een goede bescherming tegen osteoporose, beter bekend als botontkalking. Lichaamsbeweging stimuleert ook het immuunsysteem en helpt stress, angst en de kans op depressies te verminderen. Het laatste en misschien wel belangrijkste voordeel van regelmatige lichaamsbeweging, het verlegt je levensduur.

Hoewel te weinig lichaamsbeweging het lichaam niet ten goede doet zijn er geen ernstige risico’s. Jonge volwassenen zijn minder vatbaar voor ziektes als toen ze kind waren en als ze toch iets oplopen zijn ze snel weer beter. Als iemand tussen de 25 en 34 overlijd is dit vaak door een verkeersongeluk, aids, kanker, hartziekten en zelfmoord. Vanaf de 35 is de kans sinds de kindertijd weer groter om te overlijden aan ziekten en aandoeningen. Secundaire veroudering is lichamelijk aftakeling door omgevingsfactoren en individueel gedrag zoals roken. Maar secundaire veroudering heeft ook te maken met culturele factoren, geslacht en ras. Mannen lopen bijvoorbeeld meer risico om betrokken te raken bij ernstige verkeersongelukken. Uit onderzoek uit 2005 blijkt dat niet-westerse allochtonen in Nederland een gunstiger sterftecijfer hebben dan autochtone Nederlanders en verschillen in doodsoorzaak.

1.1.3 Voeding, overgewicht en eten: een zwaardere zorg

Een goed eetpatroon, weinig verzadigd vet, veel groente en fruit, graanproducten waaronder brood en eventueel vis, gevogelte en vlees hebben een positief effect op de gezondheid. Ook moet er gedacht worden aan de voedselveiligheid. Tieners kunnen veel junkfood en vet verdragen omdat ze dan nog groeien. Tijdens de jonge volwassenheid is dit echter niet meer het geval en moet de calorie inname beperkt worden.

Overgewicht (obesitas) betekend dat het lichaamsgewicht 20% boven het gemiddelde ligt voor iemand met een bepaalde lengte. Het Voedingscentrum definieert dit aan de hand van het BMI (Body Mass Index). Het aantal mensen met obesitas is in Nederland de laatste paar jaar sterk toegenomen. Het getal stijgt naar mate men ouder wordt. Hoe ouder de leeftijdsgroep, des te meer mensen lijden aan overgewicht.

Het tegenovergestelde van obesitas is anorexia. We spreken over anorexia wanneer mensen langdurig te weinig eten ondanks een hongergevoel om zo gewicht te verliezen. Een ondergewicht van 30% is geen uitzondering. Anorexia komt vooral voor bij vrouwen, slechts 5% is man. De ziekteduur is gemiddeld 4 jaar. 45% geneest volledig, 30% gedeeltelijk en 25% niet.

Anorexia Nervosa:

· Er wordt geweigerd om op normaal gewicht te komen of het gewicht te handhaven.

· Intense angst voor gewichtstoename terwijl er sprake is van ondergewicht.

· Ontkenning van lage gewicht en stoornis van de manier hoe iemand zijn lichaamsvorm en gewicht beleeft.

· Bij meisjes, amenorroe, de afwezigheid van menstruatie ten minste drie maanden achtereenvolgend.

Er zijn twee typen anorexia:

  1. Beperkende type: De persoon is niet bezig met vreetbuien, zelfopgewekt braken of misbruik maken van klysma’s, diuretica en laxatia.
  2. Vreetbuiten/purgerende type: De persoon is tijdens het verloop van de anorexia nervosa wel bezig met vreetbuien, zelfopgewekt braken of misbruik maken van klysma’s, diuretica en laxantia.

1.1.4. Omgaan met een lichamelijke beperking

Invaliditeit betekend dat iemand last heeft van een aandoening die een belangrijke activiteit in het leven (bijvoorbeeld lopen of zien) beperkt. Het leven met een handicap is vaak een uitdaging, voornamelijk wanneer iemand niet (meer) in staat is om algemene dagelijkse verrichtingen uit kan voeren. Handicaps kunnen aangeboren en niet aangeboren zijn. Belangrijke steun voor mensen met lichamelijke beperkingen zijn hulpmiddelen zoals rollators, rolstoelen en scoormobiels die tegenwoordig niet meer zijn weg te denken. Dit om de ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) en de HDL (Huishoudelijke Dagelijkse levensverrichtingen) te vergemakkelijken. Domotica is hier een voorbeeld van, dit zijn elektronische toepassingen in en om de woning. Ondanks allerlei wetgevingen en voorzieningen zijn mensen met een handicap vaak belemmerd. Ze kunnen oude gebouwen niet in en niet overal zijn de juiste voorzieningen aanwezig. Daarnaast is er vaak ook nog sprake van discriminatie en vooroordelen.

1.1.5. Coping en Stress: met de uitdagingen van het leven omgaan

Stress is een emotionele en lichamelijk respons op gebeurtenissen die ons uitdagen of bedreigen. Stressoren zijn omstandigheden die een bedreiging kunnen vormen voor ons welzijn, alhoewel deze niet altijd onprettig hoeven te zijn. Stress heeft enkele gevolgen, de meest rechtstreekse is de biologische reactie die optreed. Dit betekend dat bepaalde hormonen worden uitgescheiden door de bijnieren, de hartslag versnelt, de bloeddruk gaat omhoog, en er wordt meer gezweet. Af en toe stress kan weinig kwaad maar wanneer het lichaam vaker wordt blootgesteld aan stressoren kan het lichaam dit slecht aan. De conditie van het hart, longen, bloedvaten en lichaamsweefsels verslechterd.

· Stress kan verschillende oorzaken hebben:

· Gebeurtenissen en omstandigheden die positieve emoties oproepen leiden minder snel tot stress dan omstandigheden en gebeurtenissen die negatieve emoties oproepen.

· Onvoorspelbare en onbeheersbare situaties.

· Verwarrende gebeurtenissen en situaties veroorzaken meer stress dan overzichtelijke gebeurtenissen en situaties.

· Tegelijkertijd veel verschillende taken doen kan stress veroorzaken.

Volgens Lazarus en Folkman (1968) doorlopen mensen twee fases waarin ze bepalen of ze stress ervaren. De primaire inschatting is dat de betrokkene inschat of de gevolgen positief, negatief of neutraal zullen zijn. Als de inschatting negatief is volgt de secundaire inschatting. Hierbij gaat de betrokkene in of hij of zij dit aan kan. Zijn de benodigde hulpbronnen en coping vaardigheden beschikbaar? Als dit niet het geval is dan wordt er stress ervaart.

Gevolgen van stress kunnen zijn: hoofdpijn, rugpijn, huiduitslag, verstopping, chronische vermoeidheid, verkoudheid en een verslechtering van het immuunsysteem. Stress kan ook de oorzaak zijn van psychomotorische aandoeningen. Dit zijn medische problemen die worden veroorzaakt door een interactie van emotionele, lichamelijke en psychologische problemen. Kortom, teveel stress beïnvloed je lichaam op vele manieren en is niet gezond.

Coping is een ander woord voor stress hanteren. Je verlaagt dan de hoeveelheid stress die je op dat moment voelt. Je kan probleemgericht coping toepassen. Dan ga je de stressvolle situatie te lijf door het rigoureus anders aan te pakken. Daarnaast bestaat er ook nog emotiegericht coping. Hierbij ga je de emoties die bij de stress zich voordoen bewust reguleren. Je gaat de situatie dan op een positieve manier bekijken. Als laatste bestaat er ook nog defensieve coping. Hiervan is er sprake wanneer mensen onbewust strategieën gebruiken die de ware aard van de situatie verdraaien of ontkennen. Als dit de gewoonlijke manier wordt om met stress om te gaan wordt het ware probleem achter de stress nooit aangepakt. Het doet dus niks aan de situatie zelf. Stress is makkelijker te hanteren wanneer sociale steun voorhanden is.

1.2.1 Intellectuele groei binnen de vroege volwassenheid

Volgens Piaget vind er weinig verandering plaats binnen de cognitieve ontwikkeling na de adolescentie. Mensen kunnen meer informatie verzamelen maar de manier waarop ze erover nadenken zou gedurende de rest van het leven nauwelijks veranderen. Er zijn veel tegenstanders die het niet met deze visie van Piaget eens zijn.

1.2.2. Denken op een postformele manier

Giesela Labouvie-Vief is een ontwikkelingspsycholoog en beweerd dat het kwalitatief denken wel veranderd in de loop van het leven. Hoe meer je aan een situatie wordt blootgesteld hoe meer je leert hoe je er anders mee om kan gaan. Adolescenten denken vaak vanuit logica en jong volwassenen denken eerder aan meerdere scenario’s en emotionele oplossingen. Post-formeel denken in volgens Labouvie-Vief het denken dat verder gaat dan Piaget’s puur logische denken. Het post-formeel denken houd rekening met de relativerende wijze waarmee sommige situaties moeten worden opgelost. Post-formeel denken bevat ook dialectisch denken; belangstellingen en waardering voor argumenten, tegenargumenten en debat. Post-formele denkers kunnen switchen tussen de abstracte en logische oplossing en de beperkende realiteit waardoor die oplossing misschien niet zou werken.

William Perry is psycholoog en is van mening dat in de periode van vroege volwassenheid er een groei plaats vind in de ontwikkeling van informatie verwerven en met die informatie om te gaan. Dualistisch denken is; het is goed of het is fout, je bent tegen of je bent voor, er is geen middenweg. Naast dualistisch denken is er ook meervoudig denken: dit is een verschuiving van de manier hoe mensen naar autoriteit kijken. In plaats van aan te nemen dat een belangrijk iemand bijvoorbeeld een professor altijd gelijk hebben. Er ook zelf van uit kunnen gaan dat je eigen gedachten over een kwestie ook waardevol zijn mits ze rationeel en goed doordacht zijn.

1.2.3. De stadia van ontwikkeling volgens Schaie

Ontwikkelingspsycholoog K. Warner Schaie heeft weer een andere blik op postformeel denken. In tegenstelling tot Piaget kijkt Schaie naar de manier waarop informatie wordt gebruikt. Tijdens de kindertijd en adolescentie is er sprake van het wervend stadium. Het wervend station houd in dat de informatie die we in deze tijd van de cognitieve ontwikkeling waarnemen we opslaan voor later gebruik. Daarop volgend komt het uitvoerend stadium tijdens de jongvolwassenheid. In dit stadium wordt de eerder verworven kennis toegepast om doelen op lange termijn te behalen, denk hierbij aan: carrière, gezin en een bijdrage aan de maatschappij. Tijdens de middelbare leeftijd hebben mensen te maken met twee stadiums namelijk het verantwoordelijk stadium en het ondernemend stadium. Het verantwoordelijkheid stadium heeft te maken met het behouden, beschermen en verzorgen van partner, gezin en carrière. Het ondernemend stadium komt later in de middelbare leeftijd en niet iedereen komt hier in terecht. Het ondernemend stadium houd in dat mensen zich bezig gaan houden met de verantwoordelijkheid voor de wereld als het geheel. Als laatste komen mensen tijdens de ouderdom in het reïntegratief stadium, hierin is er veel aandacht voor zaken die een persoonlijke betekenis hebben.

1.2.4. Wat is belangrijk tijdens de vroege volwassenheid op het gebied van intelligentie.

De triarchische theorie over intelligentie van Sternberg gaat er vanuit dat intelligentie uit 3 componenten bestaat:

- Componentiële aspect van intelligentie: eerdere problemen oplossen met behulp van eerder geleerde informatie.

- Experimentele aspect van intelligentie: het vermogen om te gaan nieuwe situaties op te lossen.

- Contextuele aspect van intelligentie: intelligentie gebruiken om aan de eisen die voorkomen in het dagelijks leven.

In eenvoudige termen kan het benoemen als: slim zijn, sim weten te combineren en slim weten te handelen. Traditionele IQ-scores concentreren zich vooral op het componentiële aspect van de intelligentie en voorspellen academisch succes, succes binnen een carrière echter niet. Sternberg stelt dat een succesvolle carrière bepaald wordt door praktische intelligentie. Deze wordt vooral verworven door het geobserveerde gedrag van anderen te kopiëren.

1.2.5 De invloed van ingrijpende gebeurtenissen op de cognitieve ontwikkeling.

Er gebeuren veel ingrijpende gebeurtenissen in een mensenleven die mooi en minder mooi kunnen zijn. Denk hierbij aan huwelijken, geboortes, je eerste baan maar ook aan de dood van een familielid. De geboorte van een kind kan zorgen voor nieuwe inzichten over de relaties met familieleden en voorouders. De dood van een geliefde kan aanzetten tot het denken wat echt belangrijk is in het leven. Ingrijpende gebeurtenissen stimuleren jong volwassenen om op een nieuwe, complexere manier over de wereld na te denken. Na een ingrijpende gebeurtenis wordt het logische denken vaak vervangen voor postformeel denken wat eerder is besproken.

1.3.1 Demografie binnen het hoger onderwijs

Het merendeel van de hogeschool en universiteit studenten is autochtoon (72%) met sinds kort een kleine meerderheid van de vrouwen. Het aantal allochtonen in het hoger onderwijs neemt toe. Allochtone weten de weg te vinden naar het hoger onderwijs maar het merendeel blijft toch autochtoon.

1.3.2. Studenten worden steeds ouder

Veel mensen hebben het beeld dat de student 18/19 jaar is. Dit is echter niet het geval, de student wordt steeds ouder en het aantal studenten dat boven de 25 is neemt sterk toe. Waarom steeds meer oudere mensen gaan studeren? Dit heeft vaak met economische redenen te maken. Mensen met een hogere opleiding zijn aantrekkelijker voor werknemers. In deze maatschappij is het daarom raadzaam om je bij te laten scholen.

Naarmate dat mensen ouder worden krijgen ze een grotere drang om zich te settelen dit wordt maturation reform, oftewel aanpassing door rijping genoemd. De redenen waarom mensen opnieuw gaan leren lopen uiteen. De een vind dat ze mee moeten gaan met nieuwe ontwikkelingen en wil daarom doorleren en de andere wil een betere plek op de arbeidsmarkt of een totaal ander beroep leren.

1.3.3. Aanpassen aan het studentenleven

Sommige eerstejaars studenten hebben last van de aanpassingsreactie in het eerste studiejaar. Dit betekend dat ze een cluster van psychologische symptomen hebben als eerstejaars. Symptomen kunnen eenzaamheid, angst, depressie en terugtrekking zijn. Dit hangt samen met de overgang van de middelbare school naar het hoger onderwijs.

1.3.4. Studieprestaties en geslacht

Er bestaan typische vrouwen en typische mannen beroepen. Dit is al te zien bij de studies die jongens en meisjes kiezen. Meisjes die een studie wiskunde, techniek of natuurkunde kiezen lopen meer risico om vroegtijdig te stoppen dan jongens die deze studie doen. Het verschil in sekseverdeling is geen toeval, deze verdeling wordt aangewakkerd door de stereotypen die bestaan in onze samenleving. Daarnaast hebben vrouwen een lage verwachting (die overigens waar is) over hun salaris. Vrouwen in minderheidsgroepen verdienen nog minder vaak voor het zelfde werk.

Vijandig seksisme is het bejegend worden op een manier die openlijk schadelijk is. Dit is anders dan welwillend seksisme, dit seksisme waarbij vrouwen door stereotypen in bepaalde rollen die eerst positief lijkt.

1.3.5. Afhaken

Niet iedereen die zich in schrijft voor een studie maakt die af. Sommige stoppen helemaal met studeren, wisselen van studie of nemen een pauze om een wereldreis te maken. Een van de redenen waarom studenten stoppen is de financiële reden, studeren kost zoveel dat studenten het op een gegeven moment niet meer kunnen betalen of een baan en studeren niet meer kunnen combineren. Studieproblemen spelen ook een rol, soms ben je gewoon niet geschikt voor een bepaald(e) studieniveau of -richting. Stoppen met een studie en later weer verder gaan is minder gemakkelijk dan het lijkt. Vaak is de stap om toch weer te beginnen te groot. Maar stoppen met een studie kan ook positief zijn, er is dan weer een adem pauze.

Persoonlijke en sociale ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid - Chapter 2

Proloog

De proloog gaat over Anna en Jan, een bijzonder echtpaar die tijdens hun bruiloft moesten dansen. Jan zit sinds een auto-ongeluk in een rolstoel en voor hem is dansen dus een hele opgave. Anna was ook bang om te dansen maar uiteindelijk was het op hun bruiloft een prachtig moment. Ze dansten samen en de dierbaren van Anna en Jan staarden naar hen met tranen van geluk.

Vooruitblik

In dit tweede hoofdstuk worden onderwerpen als relaties en intimiteit besproken. Het gaat over de ontwikkeling en het verloop van onze relaties met anderen. Verschillende vormen van liefhebben worden besproken net zoals de keuze tussen niet samenwonen of trouwen. Er wordt gekeken naar de invloed van kinderen op het gezin en het individu. Als laatste wordt gekeken naar een ander belangrijk onderwerp in de jong volwassenheid, de beroepskeuze.

2.1 Verschillende relaties: aardig vinden, liefhebben en intimiteit tijdens de vroege volwassenheid.

Niet iedereen wordt even makkelijk verliefd, voor sommigen is de ware liefde vinden een martelgang of een weg die ze nooit zijn begaan. Liefde kan zwaar zijn als een van de partners besluit de relatie vroegtijdig te beëindigen door middel van een scheiding.

2.1.1. Het vervullen van psychologische behoeften

Jong volwassenen worden het gelukkigste van gevoelens als onafhankelijkheid, zelfachting, competentie en een prettige omgang met anderen. Geld hoort hier dus niet bij. Het zijn vaak de momenten waarop psychologische behoeften worden vervuld denk hierbij aan trouwen, kinderen krijgen, een nieuw huis kopen en vriendschappen sluiten. De periodes waarin mensen het ongelukkigst zijn, zijn vaak de periodes waarin deze psychologische behoeftes onvoldaan blijven.

2.1.2 Het cultureel psychologische uurwerk tijdens de volwassenheid

De sociale klok is een cultureel psychologisch uurwerk dat aangeeft wanneer bepaalde mijlpalen gehaald moeten worden passend bij de leeftijd. Deze klokken zijn vooral cultureel bepaald. In westerse landen vinden we een meisje van 16 dat een kind krijgt jong terwijl dit in andere culturen heel gebruikelijk kan zijn.

Helson en Moane (1987) hebben een longitudinale studie gedaan waarbij vrouwelijke participanten drie keer werden geïnterviewd. Ze werden geïnterviewd toen ze 21, 27 en 43 waren. Er was een patroon te ontdekken namelijk dat de vrouwen gedurende het onderzoek meer zelfdiscipline kregen en zich betrokken gingen voelen bij hun verplichtingen. Ze kregen meer zelfvertrouwen, werden zelfverzekerder en leerden om te gaan met tegenslagen en stress. De vrouwen gingen tussen hun 21ste en 27ste levensjaar opzoek naar een partner, Helson benoemd dit als ‘traditioneel vrouwelijk’. De traditioneel vrouwelijke rol nam af naarmate de kinderen ouder werden en de verplichtingen afnamen. Er waren twee hoofdstromingen te ontdekken in het onderzoek, vrouwen die kozen voor het gezin en vrouwen die kozen voor carrière. Deze twee groepen toonden beide positieve veranderingen, vrouwen die bij geen van beide groepen hoorden toonden geen of een negatieve ontwikkeling. Helson concludeerde dat de klok die de vrouw kiest wellicht niet de bepalende factor is in het verloop van iemands persoonlijke ontwikkeling. Het is niet belangrijk hoe een vrouw investeert, eerst een gezin en dan carrière of andersom als ze maar zich richt op een specifiek traject.

2.1.3. Erikson visie op intimiteit in de vroege volwassenheid

Volgens Erik Erikson is de vroege volwassenheid een stadium van intimiteit versus isolatie, dit stadium loopt ongeveer tot het dertigste levensjaar en legt de nadruk op intieme relaties beginnen met anderen. Intimiteit kan beschreven worden als het opofferen van behoeften aan de ander, een ander aspect heeft te maken met seksualiteit en genot met elkaar delen. Als laatste aspect is er grote toewijding en pogingen om de eigen identiteit te versmelten met die van de partner. Als je problemen hebt binnen dit stadium dan kan dit leiden tot het gevoel van isolatie en eenzaamheid. Voor deze theorie van Erikson zijn ook tegenstanders te vinden. De theorie beperkt zit tot heteroseksuele gezonde volwassenen die het doel hebben kinderen te krijgen. Er worden dus wat groepen uitgesloten en eis de theorie moeilijk toepasbaar.

2.1.4. Vriendschap

Vriendschap is de meest voorkomende relatie. De reden waarom mensen in hun volwassenenleven zoveel behoefte hebben aan vrienden is dat het je een gevoel van erbij horen geeft.

Niet iedereen wordt vrienden met elkaar, factoren die de kans vergroten zijn geografische redenen als bij elkaar in buurt wonen maar ook de sociale goedkeuring. Overeenkomst speelt ook een belangrijke rol, we voelen ons meer aangetrokken tot mensen met dezelfde waarden. Daarnaast kiezen we vrienden op hun persoonlijke kwaliteiten, volgens surveys voelen we ons het meest aangetrokken door mensen die hartelijk, warm en loyaal zijn. Mensen die de kwaliteiten behulpzaamheid, gevoel voor humor en oprecht zijn hebben worden ook aardiger gevonden.

2.1.5 Van aardig vinden naar liefhebben

Een relatie ontwikkeld zich vaak volgens hetzelfde patroon:

· Twee mensen gaan steeds langduriger met elkaar om, het aantal ontmoetingsplekken neemt ook toe.

· De twee gaan opzoek naar verwantschap, ze geven zichzelf steeds meer bloot aan de ander en delen persoonlijke informatie. De eerste lichamelijke intimiteit neemt plaats.

· Er is de mogelijkheid om negatieve en positieve dingen met elkaar te delen en kritiek aan elkaar te geven.

· Er groeit overeenstemming over het doel van de relatie.

· Reacties op verschillende situaties gaan steeds meer op elkaar lijken.

· Het gevoel dat het psychologisch welzijn samenhangt met het succes van de relatie wordt beschouwd als dierbaar, onvervangbaar en uniek.

· Als laatste veranderd de definitie van het gedrag. De twee beginnen zichzelf als stel te beschouwen en treden op als koppel.

De stimulus-waarde-rol (SWR) theorie is een theorie van Bernard Murstein en houd in dat elke relatie zich in een vaste volgorde ontwikkeld (stimulus à waarde à rol). In de eerste fase zijn relaties gebaseerd op het uiterlijk. Dit gaat over naar de tweede fase (vaak tussen de tweede en zevende ontmoeting) waar waardes en overeenkomsten worden gezocht. Als laatste is er de derde fase, het rol stadium, hierin is de relatie gebaseerd op rollen. Dus vriend-vriendin of echtgenoot-echtgenote. Natuurlijk volgt niet iedere relatie dit zelfde patroon wat ook de kritiek is op de SWR theorie.

2.1.6 De twee aspecten van liefde, passie en kameraadschap

Volgens de meeste ontwikkelingspsychologen is ‘liefhebben’ niet hetzelfde als iemand heel ‘aardig vinden’; er zitten duidelijk kwalitatieve verschillen hiertussen. Liefdesrelaties kunnen in twee verschillen uiteen vallen: gepassioneerde (romantische) liefde en kameraadschap liefde. Gepassioneerde liefde betekent een toestand van sterke betrokkenheid bij een ander. Dit soort liefde kan allerlei positieve en ook negatieve emoties (bijvoorbeeld jaloezie) doen opwaaien. Het kenmerkt zich door intense fysiologische arousal en situationele cues. Dit laatste wordt ook wel de labelingstheorie over gepassioneerde liefde genoemd. Kameraadschappelijke liefde is eerder een diepe genegenheid voor de mensen met wie we nauw verbonden zijn.

Het concept van gepassioneerde liefde is vooral een westers concept. In andere culturen kan er heel anders tegen liefde worden aangekeken. In Nederland zijn we gewend om te kunnen trouwen met wie we willen. Dit is niet overal zo, er zijn ook culturen die trouwen vanwege economische redenen of status.

2.1.7 De driedimensionale theorie van Sternberg

Psycholoog Robert Sternberg is van mening dat liefde veel complexer is dan alleen gepassioneerde liefde en kameraadschappelijke liefde. Hij heeft een theorie ontwikkeld die drie componenten onderscheid:

· Component van intimiteit, dit omvat gevoelens als verbondenheid, innigheid en genegenheid.

· Component van passie, dit omvat drijfveren voor seksualiteit, lichamelijke nabijheid en romantiek.

· Component van beslissing/verbintenis, dit omvat de beslissing om de liefde langere tijd in stand te houden.

Deze drie componenten kunnen gecombineerd worden en vormen dan acht verschillende soorten liefdes. Er is sprake van een geen liefde wanneer alle drie de componenten ontbreken. Als alleen intimiteit aanwezig is wordt er gesproken van aardig vinden. Bij alleen passie spreken we van een verblindende liefde en een liefde met alleen verbintenis heet lege liefde. Een liefde die intimiteit en passie bevat maar waar juist de verbintenis ontbreekt heet een romantische liefde. De liefde waarbij de passie afwezig is heet een kameraadschappelijke liefde. Een onbenullige liefde is een liefde waarbij de intimiteit ontbreekt en de andere twee componenten wel aanwezig zijn. Als laatste is er de volmaakte liefde, hierbij zijn alle drie de componenten in aanwezig.

2.1.8 De prins op het witte paard herkennen

Veel mensen zijn er mee bezig met het vinden van de ware Jacob, Mr. Right oftewel de prins op het witte paard. Het is een belangrijk deel van de vroege volwassenheid.

De meeste mensen zullen liefde als de belangrijkste factor beschouwen. Toch is het niet alleen liefde dat telt. Het verschilt van cultuur tot cultuur wat voor waarden belangrijk zijn. In sommige culturen is fysieke gezondheid belangrijk terwijl in andere culturen betrouwbaarheid voorop wordt gesteld. Vrouwen en mannen verschillen ook onderling in wat ze in hun partner zoeken. Voor mannen is lichamelijk aantrekkingskracht belangrijk en voor vrouwen is het belangrijk dat de man ambitieus is.

Dit verschil is komt mogelijk voort uit de evolutie. Mannen zijn geprogrammeerd om vrouwen die vruchtbaar lijken mooier te vinden. Zo is een jongere vrouw vaak mooier omdat die langer kinderen kunnen krijgen. Vrouwen zijn geprogrammeerd om mannen aantrekkelijk te vinden die hen kunnen voorzien in onbeperkte hulpgoederen. Deze evolutionaire manier van kijken naar relaties is echter zwaar bekritiseerd. Dit omdat er niet zeker kan worden uitgegaan dat we ons niet spiegelen aan bestaande stereotypen.

Louis Janda en Karen Klenke Hamel (1980) hebben een filtermodel gemaakt. Ze beweren dat mensen levenspartners steeds specifieker filteren tot ze bij de juiste persoon uit komen. Eerst wordt er gefilterd op grond van aantrekkelijkheid en dan wordt er telkens specifiekere eisen gesteld tot dat de perfecte levenspartner is gevonden.

Veel mensen hebben een relatie die voldoet aan de eisen van homogamie. Dit houd in dat mensen geneigd zijn een relatie aan te gaan mensen die gelijk zijn in ras, leeftijd, religie en andere belangrijke kenmerken. Daarnaast is er ook nog de huwelijksgradiënt. De huwelijksgradiënt is de neiging dat vrouwen op mannen vallen die langer zijn, ouder zijn en een hogere status hebben en andersom. Deze neiging heeft negatieve effecten. Zo hebben mannen die klein zijn minder kans op het vinden van een partner terwijl ze hier niets aan kunnen doen.

2.1.9. Weerspiegelt de manier van liefhebben je vroege kindertijd?

Enkele psychologen beweren dat de manier waarop we intieme relaties aan gaan te maken heeft met de hechtingsstijl waarmee we te maken hebben gehad als zuigeling. De meeste zuigelingen vallen binnen drie hechtingscategorieën: het veilig gehechte kind, vermijdende zuigelingen en ambivalente zuigelingen. Het veilige gehechte kind komt het meest voor en ontwikkeld zich later als iemand die redelijk gemakkelijk dicht bij anderen kan komen en is niet bang om in de steek gelaten te worden. De vermijdende zuigeling vind het als volwassene enigszins ongemakkelijk als anderen te dicht bij komen. Deze mensen hebben vaak ook het gevoel dat de partner meer intimiteit wil dan waarbij ze zich zelf prettig voelen. De ambivalente zuigeling zijn vaak onzeker over de relatie en bang dat de partner hem of haar zal verlaten. Ze willen graag helemaal met de ander versmelten wat soms afschrikt.

2.2.1. Verschillende soorten samenwonen en relaties

Als mensen in hetzelfde huis wonen is er sprake van samenwonen, dit kan zijn vanwege financiële redenen maar ook om te oefenen voor het huwelijk. Zodra mensen gaan trouwen is er sprake van een huwelijk. Tegenwoordig trouwt lang niet iedereen, je kan ongehuwd samenwonen of kiezen voor geregistreerd partnerschap. Het aantal huwelijken verminderd sterk en mensen trouwen ook veel later. Het aantal samenwoners stijgt wel.

2.2.2. Een succes maken van een huwelijk

Gelukkig getrouwde stellen beschouwen zichzelf als een afhankelijk koppen in plaats van twee onafhankelijke individuen. Daarnaast is er weinig negatieve communicatie en sociale homogamie. Dit is niet bij ieder stel vanzelfsprekend en kan leiden tot een echtscheiding. Het aantal stellen dat scheid groeit elk jaar.

Een huwelijk verloopt vaak als volgt. In het begin wordt er door een roze bril gekeken en zodra het stel gaat samenwonen gaat de huwelijkskwaliteit naar beneden. Dan stabiliseert het en neemt het na een tijdje nog verder af. Huwelijksperikelen kunnen op allerlei manieren ontstaan maar vaak hebben ze te maken met het ontwikkelen van een eigen identiteit die kan botsen met de partner.

2.2.3. Kinderen nemen

De keuze tussen wel of geen kinderen is een belangrijke keuze als jong volwassene. 27% van het inkomen wordt uitgegeven aan kinderen. De reden dat stellen ervoor kiezen om kinderen te nemen zijn vaak psychologisch. Denk hierbij aan graag eigen kinderen zien opgroeien en de succes van een goede relatie laten blijken. Niet alle kinderen zijn echter gepland, dit komt door afwezige of mislukte anticonceptie. Dit is vaak het geval bij tienermoeders.

Anticonceptie is telkens normaler geworden in de westerse wereld. Dit heeft het aantal kinderen per gezin sterk doen dalen. In Nederland is het vruchtbaarheidscijfer 1,9 kind per vrouw en in sommige Europese landen nog lager. Het aantal kinderen dat een vrouw eigenlijk moet produceren om de bevolkingsgrote op peil te houden is 2,1. Het gemiddelde in Nederland ligt hier dus flink onder. In ontwikkelingslanden ligt het cijfer wel stukken hoger daar is het gemiddelde 6,9 kinderen per vrouw.

De oorzaak van het dalende vruchtbaarheidscijfer heeft niet alleen met de verbeterde anticonceptie te maken. Het heeft ook te maken met dat steeds meer vrouwen gaan werken. De druk die dat met zich mee brengt zorgt ervoor dat vrouwen kiezen voor minder kinderen.

Er is ook een verplaatsing van de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen. Dit komt doordat vrouwen er tegenwoordig steeds vaker voor kiezen om eerst hun carrière op te bouwen en dan kinderen te nemen. Het aantal moeders dat een kind krijgt tussen hun 30ste en 34ste neemt wel toe.

Een grote verandering in de tweede helft van de twintigste eeuw is dat er steeds meer gezinnen zijn waar beide ouders werken. Dit is mogelijk omdat parttime werken normaal is geworden en er mogelijkheden zijn voor kinderopvang. Ook de mening over werken en kinderen hebben is erg veranderd. Mannen doen meer in het huishouden en het is meer dan normaal dat de vrouw ook werkt. Toch gaat slechts 13% van de mannen minder werken als er kinderen komen.

2.2.4. Wat voor invloed hebben kinderen op ouders?

Het krijgen van een kind heeft invloed op alle vlakken van het gezinsleven. Voordat de baby geboren is hebben de ouders alle tijd voor elkaar. Dit veranderd zodra er een kleine bij komt. Ze hebben een nieuwe rol als ‘vader’ of ‘moeder’ en doen hun rol als ‘partner nog wel eens tekort. Maar gelukkig voelt niet elk paar na de geboorte van hun kind het huwelijksgeluk afnemen, het kan ook gelijk blijven of toenemen. Er zijn drie factoren die zorgen dat een relatie goed blijft gaan na de geboorte van een kind:

· Blijven werken aan gevoelens voor de partner

· Alert blijven op mijlpalen en andere belangrijke gebeurtenissen in het leven van de partner en hier op reageren.

· Niet van een mug een olifant maken en problemen zien als oplosbaar en beheersbaar.

2.2.5. Homoseksuele ouders

Het is niet vanzelfsprekend dat een kind opgroeit bij één vader en één moeder. Steeds meer kinderen groeien op bij homoseksuele ouders. Het verschil tussen heteroseksuele en homoseksuele ouders verschilt vaak in de rolverdeling. Bij een homo echtpaar is deze vaak gelijker verdeeld. Wel is het zo dat bij lesbiennes de niet biologische moeder vaker meer tijd besteed aan betaald werk.

2.2.6. Ik ben liever alleen

De groep singles oftewel alleenstaanden is flink gegroeid het afgelopen decennia. De singles wonen vooral in grote steden (40% van de huishoudens in grote steden zijn alleenstaanden). De groei komt door het stijgende aantal 65-plussers en het aantal scheidingen. Trouwen is een zeer hechte verbintenis met verplichtingen. Sommige mensen komen erachter dat deze verbintenis niet aan kunnen en gaan dan scheiden. Alleenstaand zijn heeft voor- maar ook nadelen. Zo heb je niet iemand waar je altijd je gevoelens kan delen en ook geen seksuele uitlaatklep. Daarnaast is de financiële toekomst voor alleenstaanden vaak minder rooskleurig.

2.3.1. De rol van werk in de vroege volwassenheid

Carrièreconsolidatie is het stadium tussen het 20ste en 40ste levensjaar wanneer jongvolwassen bezig gaan met hun carrière. Vanaf het 25ste levensjaar zijn mannen minder gevoelig voor de autoriteit van hun ouders. Ze gaan trouwen, krijgen kinderen en voeden die op en beginnen tegelijkertijd aan hun carrière.

2.3.2. Welk beroep kies je?

Eli Ginzberg (1972) heeft een theorie over de beroepskeuze van mensen. Het begint in de eerste fase met de fantasieperiode, die duurt tot ongeveer het 11de levensjaar. Deze fase gaat over naar de experimentele periode die de gehele adolescentie duurt. In deze fase ga je kritisch kijken welke vaardigheden bij welk beroep horen en of jouw kwaliteiten daarbij aansluiten. Ten slotte is er de realistische periode, hierin kijken volwassen wat ze echt kunnen en welke opleiding hiervoor nodig is. In deze laatste periode kan de beroepskeuze nog steeds wisselen.

Hollands theorie over persoonlijkheidstype is een theorie van John Holland. Volgens hem maken bepaalde persoonlijkheidskenmerken uit bij de beroepskeuze. De eerste categorie is realistisch, mensen die binnen deze groep vallen zijn nuchter, sterk en probleemoplossend. Beroepen die hier bij passen zijn landbouwer, arbeider of vrachtwagenchauffeur. Als tweede is er de categorie intellectueel. Deze mensen zijn gericht op theorie en abstracte onderwerpen. Beroepen die hier bij passen zijn natuur- of wiskundige. De derde categorie is sociaal, deze mensen zijn goed met persoonlijke relaties en zijn goed in communicatie. Deze mensen worden vaak verkoper, leraar of adviseur. De vierde categorie is conventioneel, deze mensen hebben een voorkeur voor gestructureerde taken. Het zijn goede administrateurs, secretaresses en caissières. De vijfde groep is ondernemend. Deze mensen nemen graag het voortouw en houden van risico’s nemen. Beroepen die hier bij passen zijn politicus of manager. De laatste categorie is artistiek, deze artistieke mensen zijn kunstzinnig en functioneren het beste in beroepen waarbij ze hun creatieve vaardigheden kunnen uiten. Deze theorie klinkt mooi maar er kleeft een groot bezwaar aan, niet iedereen past overal bij.

2.2.3. Sekse en beroepskeuze

Een generatie terug was het normaal om een advertentie te lezen met de volgende woorden: werk aangeboden: mannen. Tegenwoordig zou dit niet meer kunnen en zijn vacatures altijd voor mannen en vrouwen. Het stereotype was toen nog dat vrouwen alleen geschikt waren voor sociale beroepen en mannen alleen voor handelende beroepen. Seksediscriminatie is tegenwoordig verboden maar het is nog steeds te zien. Technische beroepen worden nog steeds gedomineerd door manen en verzorgende beroepen door vrouwen. Vrouwen lopen vaak vast tegen een glazenplafond. Dit betekend dat ze door een onzichtbare barrière, door discriminatie, niet verder kunnen groeien binnen hun functie.

2.3.4. De motivatie om te gaan werken.

Er bestaan twee soorten motivatie, intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie is de motivatie die aanzet om voor je eigen vermogen te werken, niet voor het loon dat je ermee verdient. Extrinsieke motivatie is de motivatie die betrekking heeft op tastbare doelen zoals geld en prestige. Natuurlijk is status en geld niet alles. Het belangrijkste is dat je het fijn vind op je werk. Helaas houden niet alle werkgevers hier rekening mee, ze zorgen dat je weinig vrijheid binnen je werk hebt en je prestaties worden gemeten. De arbeidsvreugde is groter wanneer werknemers invloed hebben op de aard van hun werk en als ze gevoel hebben dat er naar hun ideeën en opvattingen wordt geluisterd.

Cognitieve en lichamelijke ontwikkelingen tijdens de middelbare leeftijd - Chapter 3

Proloog

Jeanette Daggelder is altijd wel sportief geweest maar het bleef altijd bij fietsvakanties in Frankrijk. Toen haar zorgverzekering een hardlooptraining organiseerde ontdekte ze per toeval een nieuwe hobby. Dit is nu alweer 5 jaar geleden en nu doet ze mee aan verschillende wedstrijden en traint ze twee maal twee uur per week.

Vooruitblik

Jeanette zal nooit een marathon winnen maar het feit dat ze na haar vijftigste is begonnen met sporten geeft aan dat sporten populair is bij vijftigplussers. Veel mensen gaan na hun vijftigste nog sporten om te zorgen dat ze soepel en gezond blijven. Als mensen op middelbare leeftijd komen zijn ook vaak de eerste tekenen van ouderdom te zien. Daarnaast zijn de kinderen de deur uit waardoor ze tijd hebben om te gaan sporten.

In dit hoofdstuk worden onderwerpen als lichamelijke ontwikkeling, ziektes en gezondheid en cognitieve ontwikkeling op middelbare leeftijd besproken.

3.1.1. De overgangsperiode: lichamelijke veranderingen

Tijdens de middelbare leeftijd is te merken dat het lichaam achteruit gaat. De mate waarin dit gebeurt heeft erg te maken met iemands levensstijl. Overgewicht, alcohol en drugs hebben een grote invloed op iemands gezondheid en cognitie. In de westerse cultuur hebben geringe lichamelijke verandering die te maken hebben met leeftijd een extra betekenis. We willen er graag jong uit blijven zien en grijze haren passen hier dus niet tussen. Emotionele gevolgen hiervan zijn: het gevoel hebben minder aantrekkelijk te zijn en het besef dat je sterfelijk bent.

3.1.2. Verschillende ijkpunten van verandering: kracht, lengte en gewicht

Rond je 25ste bereik je je maximale lengte die je blijft behouden tot ongeveer je 55ste. De krimp komt omdat het kraakbeen in je ruggengraat minder wordt. Vrouwen verliezen gemiddeld zo’n 5 cm en mannen 2,5 cm. Dit verschil komt door osteoporose waar vrouwen gevoeliger voor zijn. Osteoporose is een aandoening waarbij er sprake is van botontkalking. Er is dan te weinig calcium in het dieet wat er voor zorgt dat botten broos, breekbaar en dun worden. Tijdens de middelbare leeftijd neemt de hoeveelheid lichaamsvet toe, dit hoeft echter niet te gebeuren als je genoeg beweegt. Vanaf de middelbare leeftijd worden mensen niet alleen kleiner en dikker, hun kracht neemt ook af. Vooral de rug en been spieren nemen af. Gelukkig is dit ook te voorkomen door regelmatig te bewegen.

3.1.3. Het veranderen van de zintuigen tijdens de middelbare leeftijd

Het gezichtsvermogen is het vermogen om subtiele ruimtelijke details waar te nemen van dichtbij en veraf. Dit vermogen neemt na je 40ste af. Een verandering in gezichtsvermogen die bijna iedereen zal merken is het vermogen om dichtbij te kunnen zien, denk maar aan al die mensen met een leesbril. Dit verschijnsel noemen we presbyopie (verziendheid). Daarnaast neemt ook het vermogen om driedimensionaal te zien af. Het verminderend gezichtsvermogen heeft vaak te maken met ouderdom maar kan ook te maken hebben met een ziekte zoals staar. Staar wordt ook wel Glaucoom genoemd en wordt veroorzaakt doordat het oogvloeistof niet goed weg kan lopen. Dit kan met een eenvoudige operatie worden opgelost, als dit niet wordt opgelost kan iemand blind worden.

Het gehoor gaat ook achteruit maar dit is vaak minder goed merkbaar. Een deel van het gehoorverlies heeft te maken met iemands levensstijl. Bouwvakkers en Dj’s die veel harde geluiden hebben gehoord hebben meer kans op gehoorschade. Maar veel veranderingen hebben te maken met ouderdom. Veroudering zorgt voor het verlies van cilia of haarcellen in het binnenoor. Deze cellen vervoeren geluidssignalen normaal gesproken naar de hersenen maar als mensen ouder worden werkt dit systeem minder goed. Het vermogen om hoge tonen te horen is meestal het eerste verschijnsel van een verouderd gehoor. Dit wordt ook wel prebyscusis genoemd. Mannen zijn hier gevoeliger voor dan vrouwen. Een andere gehooraandoening is tinitus oftewel oorsuizen. Als oorsuizen langer dan 3 maanden aanhoudt wordt er gesproken van tinitus. 10 tot 20 procent van de vijftigplussers lijdt hieraan.

3.1.4. Een langzamere reactietijd

Veel mensen denken dat ze minder snel reageren na hun veertigste, reëel is deze gedachte echter niet. Er is inderdaad sprake van een langere reactietijd maar deze is zeer gering. Bij taken zoals autorijden is reactietijd erg van belang. Oudere mensen maken niet meer ongelukken vanwege hun langere reactietijd. Dit komt omdat ze meer ervaring hebben met autorijden en daardoor goed op verschillende situaties kunnen reageren. Je kunt het achteruitgaan van je reactievermogen verminderen door te blijven sporten en zo scherp te blijven.

3.1.5. De ontwikkeling van seks tijdens de middelbare leeftijd

De frequentie van geslachtsgemeenschap neemt tijdens de middelbare leeftijd afmaar het genot wordt niet minder. Na de menopauze zijn vrouwen niet meer bang voor een zwangerschap en omdat de kinderen het huis uit zijn kunnen ze vrij genieten. De seks veranderd omdat mannen er langer over doen om een orgasme te krijgen en bij vrouwen duurt het ook langer om tot het hoogtepunt te komen. De vaginawand van de vrouw kan inkrimpen en minder elastischer worden waardoor het pijnlijk kan worden om geslachtsgemeenschap te hebben. Gelukkig zijn deze veranderingen bij de meeste vrouwen gering.

Rond het 45ste levensjaar komen vrouwen in het vrouwelijke climacterium wat de periode is tussen wel en geen kinderen meer kunnen baren. Het duidelijkste kenmerk hiervan is de menopauze waarbij vrouwen niet meer ongesteld worden. Dit is aan de hand wanneer een vrouw een jaar lang geen menstruatie heeft gehad. Tijdens de menopauze kunnen verschillende kwalen zich voordoen. De meest bekende is ‘opvlieger’ waarbij een vrouw zich onverwacht warm voelt worden vanaf haar middel. Lang niet iedereen heeft hier last van, uit onderzoek bleek zelfs dat het maar 50% van de vrouwen betreft.

Mannen ervaren niet echt een soort menopauze. In het mannelijk climacterium zijn er wel lichamelijke en psychologische veranderingen gaande. Één van de lichamelijke veranderingen is de vergroting van prostaatklier waardoor mannen meer moeite hebben met plassen. Daarnaast kunnen mannen last krijgen van erectiestoornissen.

3.2.1. Welzijn en ziekte tijdens de middelbare leeftijd

Naast veiligheid en geld maken mensen van middelbare leeftijd zich steeds meer zorgen over hun gezondheid. Toch is de middelbare leeftijd een gezonde periode. De meeste infectieziekten hebben ze al gehad wat de kans hierop verkleint. Ziektes die zich wel laten zien tijdens de middelbare leeftijd zijn vaak chronische ziektes zoals diabetes. Een hoge bloeddruk (hypertensie) is de meest voorkomende chronische ziekte op deze leeftijd.

3.2.2. Stressen tijdens de middelbare leeftijd

Volwassenen stressen ook tijdens hun middelbare leeftijd net zoals in elke andere levensfase. De redenen zijn misschien anders maar de gevolgen van stress zijn nog steeds niet goed. Stress heeft drie belangrijke gevolgen:

- Directe fysiologische gevolgen: denk hierbij aan een verhoogde bloeddruk, een minder goed functionerend immuunsysteem, verhoogde activiteit van hormonen en psychofysiologische aandoeningen

- Schadelijk gedrag: Het gedrag veranderd, denk hierbij aan meer roken, minder slapen, gebruik van drugs en slechtere voeding.

- Indirect gezondheidsgerelateerd gedrag: denk hierbij aan minder snel medisch advies zoeken, medisch advies uitstellen en deze niet goed opvolgen.

3.2.3. Het verband tussen hartinfarcten, gezondheid en persoonlijkheid

Oorzaken van hart en vaatziekten zijn verschillend. Er zijn zowel genetische factoren als omgevingsfactoren bij betrokken. Mannen lopen meer risico op vaatziekten dan vrouwen. De leefstijl is hierbij van belang Roken, ongezond eten en weinig bewegen vergroten het risico op vaatziekten. Daarnaast kan stress een rol spelen bij het krijgen van hart en vaatziekten.

Er zijn twee soorten gedragspatronen, type A en type B. Mensen met het type A gedragspatroon zijn ongeduldig, snel kwaad en nijdig. Ze hebben een grotere competitiedrang. Het zijn de mensen die graag complexe taken op zich nemen en honderd dingen tegelijkertijd doen. Naast het type A gedragspatroon bestaat er ook een type B gedragspatroon. Mensen met dit gedragspatroon zijn geduldiger, hebben een minder grote competitiedrang en zijn minder snel agressief. Niemand is 100% een type A of type B persoon maar de meeste mensen zijn wel in te delen. Je gedragspatroon heeft invloed op je kans op een hartinfarct. Mensen met een type A gedragspatroon hebben twee keer zo vaak een hartinfarct en vijf keer vaker hartproblemen. Dit is echter geen recht evenredig verband. Het type A gedragspatroon is niet de oorzaak van een hartinfarct maar is wel een van de factoren die er aan bij kan dragen.

3.2.4. Kanker

Als iemand te horen krijgt dat hij of zij kanker heeft slaat dit in als een bom. Gelukkig is de kans om de ziekte te overleven sterk toegenomen. Van de kankerpatiënt is 40% na 5 jaar nog in leven. Toch is de angst voor kanker niet vreemd, het is voor vrouwen de op een na belangrijkste doodsoorzaak en voor mannen de belangrijkste. Als iemand kanker heeft betekend dit dat een aantal cellen ongeremd gaan vermenigvuldigen. Er ontstaat dan een tumor en de kankercellen onttrekken voedingsstoffen aan het gezonde weefsel. De redenen waarom iemand kanker krijgt lopen uiteen. Door roken is longkanker mogelijk maar sommige kankersoorten zoals borstkanker kunnen komen door genetische aanleg.

Behandelmethodes voor kanker zijn: radiotherapie, chemotherapie en operatief de tumor verwijderen. De behandelmethode is afhankelijk van het soort kanker en in welk stadium de patiënt is. Hoe eerder de diagnose wordt gesteld hoe beter de kanker te behandelen is. Bij borstkanker kunnen vrouw een mammogram laten maken. Dit is soort röntgenfoto waarmee het borstweefsel bekeken kan worden. De leeftijd waarop vrouwen standaard een mammogram moeten laten maken is discutabel. Er zijn weinig vrouwen onder de 25 die borstkanker krijgen en de kans is groter op een foutieve positieve uitslag (uitslag zegt dat iemand borstkanker heeft terwijl dit niet zo is) omdat het borstweefsel veel dichter is. Daarnaast speelt ook het prijskaartje mee, een mammogram laten maken kost zo’n 85 euro.

Er komt steeds meer bewijs dat psychologische factoren een invloed hebben op kanker. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die strijdlustig zijn tegenover hun kanker een veel grotere overlevingskans hebben. Vrouwen die de situatie als hopeloos beschouwen hebben een grotere kans om te overlijden net zoals vrouwen die de ziekte kalm ervaren. Bij vrouwen die de ziekte ontkennen is de kans 50/50. De reden waarom vrouwen die positief en strijdlustig naar hun ziekte kijken een grotere overlevingskans hebben is onbekend. Mogelijke redenen kunnen zijn het meer geneigd zijn om medische adviezen op te volgen of de invloed die de positieve attitude heeft op het immuunsysteem.

3.3.1. Wat gebeurt er met intelligentie tijdens de middelbare leeftijd?

Er zijn tal van onderzoeken die hebben aangetoond dat na iemands 25ste verjaardag de intelligentie afneemt. Echter waren dit allemaal cross-sectionele onderzoeken. En dus onderzoeken waarbij de participanten van verschillende leeftijden op hetzelfde moment meededen aan het onderzoek. Het nadeel aan deze vorm van onderzoeken is dat de kans op cohorteffecten groot is. Cohorteffecten zijn invloeden die verband houden met feit dat mensen in een bepaalde periode zijn opgegroeid wat invloed kan hebben op de onderzoeksresultaten.

Het verschil tussen longitudinale studies en cross-sectionele studies is dat er niet op één moment getoetst wordt maar de participanten juist hun hele leven gevolgd worden. Er zijn meerdere momenten waarop ze getoetst worden, gedurende hun leven. Op deze manier worden cohorteffecten beperkt. Uit deze onderzoeken blijkt dat de intelligentie pas na het 35ste levensjaar daalt. Jammer genoeg hebben longitudinale onderzoeken ook nadelen, een van die nadelen is dat als mensen telkens hetzelfde onderzoek doen (in dit geval de intelligentietest) en worden ze er steeds beter in. Daarnaast kan de steekproefgroep telkens onbetrouwbaarder worden, hoe ouder mensen worden hoe groter de kans is dat ze ziek worden of dood gaan. Hierdoor blijven alleen gezonde proefpersonen over.

Naast dat onderzoek naar intelligentie lastig is, is intelligentie ook moeilijk definieerbaar. Over het algemeen worden twee soorten intelligentie gebruikt, vloeibaar en gekristalliseerd. Vloeibare intelligentie heeft te maken met informatieverwerking, redeneren en herinneren. Gekristalliseerde intelligentie heeft te maken met het gebruiken van de eerder geleerde informatie. Vloeibare intelligentie neemt af naarmate je ouder wordt, gekristalliseerde intelligentie echter niet.

We weten dus dat vloeibare intelligentie afneemt als je ouder wordt. Toch bekleden mensen van middelbare leeftijd hoge functies. Zou intelligentie dan niets te maken hebben met het toekomst perspectief? Het zou handiger zijn als de IQ-tests ook praktische intelligentie toetsen die je in je dagelijks leven bij je werk nodig hebt. Het kan namelijk zo zijn dat je niet heel veel cognitieve vaardigheden nodig hebt tijdens je werk.

Selectieve optimalisering is een proces dat er voor zorgt dat sommige vaardigheden toenemen omdat hier op gefocust wordt en andere afnemen door verval. Een voorbeeld hiervan is dat oudere mensen minder snel typen omdat ze motorisch dit niet meer aankunnen. Maar ze kunnen wel verder kijken in de tekst dus die vaardigheid is toegenomen.

3.3.2. Wat zorgt voor expertise?

Expertise is de verwerving van kennis en vaardigheden op een specifiek gebied. Expertise ontstaat als iemand zich op een onderwerp gaat concentreren, hier veel over te weten komt en hiermee gaat oefenen. Het verschil tussen een leek en expert is dat een leek alles doet volgens de regels en de expert meer uitgaat van ervaring en intuïtie. Daarnaast gaat bij experts veel vanzelf en hoeven ze niet over handelingen na te denken.

3.3.3. Geheugen

Er zijn verschillende soorten geheugen, het sensorische geheugen, dit is een soort tijdelijke opslag. Vervolgens is er het kortetermijngeheugen waar 15 tot 25 seconden informatie wordt bewaard. Als laatste is er het langetermijngeheugen waar informatie permanent wordt bewaard. De oorzaak van een achteruitgaand geheugen is dat nieuwe informatie niet efficiënt wordt opgeslagen. Daarnaast is het geheugen zo groot geworden in de loop van de jaren dat het telkens moeilijker wordt om dingen op te halen. Gelukkig valt de vergeetachtigheid tijdens de middelbare leeftijd nog mee.

Geheugenschema’s zijn vaste rituelen die we herkennen en in verschillende situaties kunnen toepassen. Je kan het omschrijven als georganiseerde eenheden van informatie die zijn opgeslagen in het geheugen. Als je naar een restaurant gaat weet je dat je aan een tafel moet zitten en iets van de menu kaart moet kiezen. Daarnaast is onthouden cultuur gebonden. Westerse mensen vinden bepaalde volgorden logischer dan andere door de manier waarop wij leven. Daarom zullen we iets wat te maken heeft met die volgorde ook makkelijker onthouden.

Sociale en persoonlijke ontwikkelingen tijdens de middelbare leeftijd - Chapter 4

Proloog

Bert is een achtenveertigjarige treinbestuurder. Hij is bij de dokter geweest omdat hij regelmatig last heeft van een drukkend gevoel bij zijn borst. Als het onderzoek vervolgt blijkt dat hij overgewicht heeft, last heeft van chronische vermoeidheid en moeilijk inslaapt. Hij houdt van zijn werk maar door een nieuwe werkgever krijgt hij meer stress. Door onregelmatigere werktijden en kortere pauzes vind hij het lastiger worden. De klachten die Bert heeft komen volgens de arts waarschijnlijk door stress en zouden een risico kunnen vormen voor zijn gezondheid. Bert krijgt één maand ziekteverlof voorgeschreven en het wordt hem aangeraden om het roer om te gooien. Bert vindt deze situatie lastig omdat hij van zijn baan houdt en hij heeft het loon hard nodig.

Vooruitblik

Bert verkeerd op een kruispunt in zijn leven, hij moet keuzes gaan maken. In dit hoofdstuk worden verschillende onderwerpen behandeld. Denk hierbij aan: persoonlijke en sociale ontwikkelingen, hoe ontwikkelingspsychologen hier tegenaan kijken, de midlifecrisis, relaties en werk.

4.1.1. Twee verschillende visies op persoonlijke ontwikkeling

Er is veel onderzoek gedaan naar persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de volwassenheid, hier zijn twee hoofdstromingen uit ontstaan. Er zijn modellen die gebaseerd zijn op normatieve crises. Dit betekend dat de benadering van persoonlijkheidsontwikkeling gebaseerd is op redelijk universele stadia die samenhangen met een reeks leeftijdgebonden crisissen. Deze benadering wordt tegenwoordig door critici achterhaald genoemd dit omdat deze benadering oud is en komt uit een tijd waarbij de rollen meer vaststonden.

Daarnaast zijn er ook modellen die gebaseerd zijn op ingrijpende gebeurtenissen. Dit model gaat ervan uit dan de persoonlijkheidsontwikkeling door specifieke gebeurtenissen wordt bepaald en dus niet door leeftijd. Welke van de twee modellen het beste is, is niet bekend. Wel is bekend dat de middelbare leeftijd een periode is van belangrijke psychologische groei.

4.1.2. Stadium van zorg voor de volgende generatie versus stagnatie volgens Erikson

Erik Erikson is psychoanalyticus die stelt dat de middelbare leeftijd wordt gekenmerkt door een stadium van zorg voor de volgende generatie versus stagnatie. Tijdens de middelbare leeftijd besteden mensen volgens Erikson veel tijd aan het gezin (zorg voor de volgende generatie). Deze zorg kan ook in andere vorm voorkomen namelijk dat mensen gaan werken als leraar, trainer of mentor en zo voor de volgende generatie zorgen. Stagnatie betekend dat er weinig psychologische groei plaatsvind. Deze mensen concentreren zich voornamelijk op hun werk en krijgen het gevoel dat ze niet voldoende hebben bijgedragen aan de maatschappij. Hierdoor blijven ze zoeken en gaan ze wisselen van beroep.

George Vaillant is een deskundige op het gebied van ontwikkeling en stelt dat mensen tussen 45 en 55 jaar vooral bezig zijn met de betekenis vasthouden en rigiditeit. Volwassenen in deze leeftijd proberen de betekenis van hun leven te achterhalen en vervolgens vast te houden. Als mensen niet goed weten wat ze met hun leven willen kan dit ervoor zorgen dat ze geïsoleerd raken.

Psychiater Roger Gould heeft weer een andere visie op de persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de middelbare leeftijd. Zijn visie bestaat uit zeven stadiums. Rond het veertigste levensjaar beginnen mensen te realiseren dat het leven eindig is wat kan zorgen voor druk. De theorie van Gould is niet gebaseerd op veel onderzoek en is vooral ontstaan uit zijn eigen klinische ervaring.

Weer een andere theorie is de theorie van Daniël Levinson. Volgens zijn theorie komen mensen tussen de 40 en 45 in een soort crisis. Dit wordt ook wel de midlifecrisis genoemd. Dit is een periode waarin mensen veel vragen gaan stellen, de lichamelijke prestaties achteruit gaan en een manier zoeken om fouten in het verleden op te lossen. Zijn theorie is echter gebaseerd op een kleine steekproef van maar 40 mannen, en later getest op een kleine groep vrouwen.

Het begrip midlifecrisis is een geheel eigen leven gaan lijden. Sterker nog, uit de meeste onderzoeken blijkt dat een midlifecrisis helemaal niet bestaat. Veel mensen ervaren deze periode als kalm en gelukkig en helemaal niet als crisis. Ze kijken niet naar de toekomst en zijn tevreden met het heden. Hoe kan het dan dat het lijkt of de midlifecrisis wel aanwezig is? De mensen die wel hun leven rigoureus aanpassen vallen op en worden daardoor dus ook herinnerd.

4.1.3. De persoonlijkheid die veranderd of stabiel blijft

In de vorige paragraaf zijn er verschillende visies op persoonlijkheidsontwikkeling uitgelegd. Hierbij werden vaak stadiums genoemd en hoe die in de loop van de tijd veranderen. Echter blijkt dat de persoonlijkheid van mensen en individuele trekken heel stabiel blijven gedurende iemands leven. De ontwikkelingspsychologen Paul Costa en Robert McCare hebben een opmerkelijke stabiliteit ontdekt bij de eigenschappen neuroticisme, extraversie, openheid, aangenaamheid en gewetensvolheid. Deze vijf eigenschappen worden ook wel de Big Five genoemd. Er is ook bewijs gevonden dat bepaalde eigenschappen er juist inslijten. Mensen die verlegen zijn worden nog verlegener en mensen met veel zelfvertrouwen krijgen nog meer zelfvertrouwen. De eigenschappen van de Big Five, stabiliseren ongeveer als iemand 35 jaar is. Toch zijn er veranderingen mogelijk in deze vaste eigenschappen, als iemand een ingrijpende gebeurtenis meemaakt gaat diegene zelf ook anders tegen zichzelf aankijken.

Tevredenheid en geluk zijn vaak een relatief begrip. Mensen kunnen een enorm gevoel van geluk ervaren op een bepaald moment (geboorte van een kind, promotie, trouwen) maar vaak is dat toch wel afgezakt na een jaar. Op dat moment zakken we weer terug naar ons normale niveau van tevredenheid.

4.2.1. Huwelijk en andere manieren om samen te leven

Vroeger waren de mensen van middelbare leeftijd nog steeds getrouwd met hun eerste liefdespartner en altijd hetero. Tegenwoordig is dit niet meer zo, er zijn homohuwelijken, ongehuwden en mensen die een tweede huwelijk aangaan.

Een huwelijk heeft ups en downs, de meeste relaties hebben een U-vorm. Het begint hoog als het stel nog geen kinderen heeft, het dal is als de kinderen kleuters zijn geworden en dan klimt het omhoog naar het hoogste punt het pensioen. De meest genoemde reden waarom het huwelijksgeluk hoog is, is omdat de partners elkaar zien als beste vrienden.

Soms gaat het minder goed in een huwelijk en komt er een echtscheiding voor. Het aantal echtscheidingen in zowel Nederland als België neemt elk jaar toe. De leeftijd waarop mensen scheiden is bij mannen 40 jaar en 8 maanden en bij vrouwen 38 jaar en 4 maanden. De redenen waarom een huwelijk niet werkt zijn verschillend. In deze westerse wereld zijn mensen erg bezig met hun eigen geluk, als ze ongelukkig zijn denken ze vaak dat een scheiding de oplossing is wat niet altijd het geval hoeft te zijn. Daarnaast zijn scheidingen telkens meer geaccepteerd in de maatschappij en durven meer mensen de stap te zetten. Een andere reden is dat de gepassioneerde liefdes gevoelens verdwijnen tijdens de middelbare leeftijd.

Veel van de gescheiden mensen gaan opzoek naar nieuw geluk. Ze gaan hertrouwen met een nieuwe partner. Niet iedereen hertrouwd, vrouwen hertrouwen minder vaak en ook hertrouwen meer jonge dan oude mensen. Hertrouwen kan ook verschillende redenen hebben. Mee doen met de rest van de maatschappij telt bijvoorbeeld mee en een gevoel van eenzaamheid opvullen. Tweede huwelijken zijn anders dan eerste huwelijken. Ze zijn vaak volwassener en hebben realistischere verwachtingen. Daarnaast zijn de partners vaak flexibeler in het verdelen van de rollen. Toch lopen ook niet alle tweede huwelijken goed, na vijf jaar is 6% alweer uitelkaar. Dit kan komen door nieuwe spanningen die dit huwelijk met zich meebrengt. Denk hierbij aan twee gezinnen die samengevoegd worden.

4.2.2. Het lege nest als de kinderen uitvliegen.

Tijdens de middelbare leeftijd gaan vaak de kinderen het huis uit. Als het jongste kind het huis uit is, hebben de ouders niks meer om voor te zorgen. Dit kan zorgen voor het lege-nestsyndroom dit is een ervaring van treurnis, bezorgdheid en eenzaamheid omdat de kinderen het huis hebben verlaten.

Veel ouders zeggen dat ze behoorlijk aan de nieuwe situatie moeten wennen. Vooral voor huisvrouwen die altijd thuis zijn geweest om voor de kinderen te zorgen kan de stap moeilijk zijn. Hoewel het soms moeilijk kan zijn is er ook weer ruimte voor ontwikkeling. Er is meer tijd voor hobby’s, vrijwilligerswerk of om weer te studeren. Ook hebben de partners meer tijd voor elkaar als de kinderen het huis uit zijn.

Let wel, de meeste onderzoeken over het lege-nestsyndroom waren gericht op vrouwen. Maar er zijn ook enkele onderzoeken geweest naar vrouwen die lijken uit te wijzen dat mannen ook het gevoel van verlies ervaren wanneer de kinderen uitvliegen.

Als kinderen het huis uit gaan blijven ze vaak op zichzelf wonen. Er bestaan ook boemerangkinderen deze kinderen komen nadat ze het huis uit zijn gegaan weer bij hun ouders wonen. De kinderen hebben na het afronden van hun opleiding moeite met het vinden van een baan en komen weer terug bij hun ouders. Het terugkeren kan voor spanningen zorgen. Met name vaders kunnen het moeilijk vinden om de aandacht te delen van de moeder (Gross, 1991; Wilcox, 1992). Moeders begrijpen het vaker beter dat het moeilijk is om een baan te vinden en zijn vaak blij met de hulp die ze van de teruggekeerde kinderen ontvangen.

De sandwichgeneratie zijn de mensen die tijdens hun middelbare leeftijd zowel de behoeften van hun ouder wordende ouders moeten vervullen als de behoeften van hun eigen kinderen. Het begrip sandwichgeneratie is relatief nieuw, dit komt door verschillende ontwikkelingen. Vrouwen krijgen later kinderen en mensen worden ouder. Dit zorgt ervoor dat mensen van middelbare leeftijd kinderen hebben en oudere ouders waarvoor ze moeten zorgen. De zorg voor een oudere ouder kan psychologisch lastig zijn, want jij bent nu het kind dat voor je ouders moet zorgen in plaats van andersom. Een mogelijke oplossing is kangoeroewonen, dit is een woonformule waarbij de oudere en de jonge generatie samenwonen. Vaak in een aanbouw of een verdieping. De zorg voor de ouder is vaak niet evenredig verdeeld. Meestal neemt de vrouw de meeste zorg op zich.

4.2.3. Opa of oma worden

Grootouder worden is een geweldig gevoel voor de meeste opa’s en oma’s. Toch brengt dit het gevoel van oud worden met zich mee. Grootouder kan je op verschillende manieren zijn, betrokken en kameraadschappelijk. Betrokken opa’s en oma’s zijn actief betrokken bij het opgroeien en de opvoeding van het kleinkind. Deze grootouders passen vaak ook enkele dagen in de week op. De kameraadschappelijke opa’s en oma’s zijn grootouders die zich minder met de opvoeding bemoeien en vooral er zijn als maatje en supporter. Er is ook nog een derde manier van grootouder zijn. Dit is afstandelijk. Deze grootouders tonen weinig interesse voor hun kleinkinderen en zullen ze weinig bezoeken.

4.2.4. Huiselijk geweld

Huiselijk geweld is gruwelijk en komt jammer genoeg vaak voor. In een kwart van alle huwelijken is er sprake van een soort geweld. 21 tot 34 procent van de vrouwen wordt ooit een keer in haar leven door een intieme partner mishandeld. Voornamelijk zijn het vrouwelijke slachtoffers maar er zijn ook mannen die te maken krijgen met huiselijk geweld. Risicofactoren voor huiselijk geweld en kindermishandeling zijn grote gezinnen met veel verbale agressie, stress, geld zorgen en het leven in een lager sociaal milieu. Kindermishandeling komt vaker voor in armere gezinnen maar incest komt juist vaker voor in welvarende gezinnen.

Geweld verloopt vaak in drie stadia. Als eerste is er een stadium van oplopende spanning. Vaak is de agressie op dit moment alleen verbaal maar er kan ook grijpen en knijpen voor komen. Na dit stadium komt het stadium van de gewelduitbarsting zelf. Dit is het hoogtepunt van het fysieke geweld. De partner wordt tegen de muur aan gegooid, geslagen, met hete vloeistof overgoten of bij de keel gegrepen. Bij een kwart van de mishandelde vrouwen moet de vrouw seksuele handelingen uitvoeren of wordt ze verkracht. Na de gewelduitbarsting komt het stadium van liefde en berouw. Dit stadium komt er niet in alle gevallen. In dit stadium verzorgt de partner het slachtoffer en verzekerd die persoon dat het nooit weer gebeurt. Omdat het slachtoffer vaak het gevoel heeft dat ze zelf de woede hebben ontketend zijn ze geneigd de excuses te aanvaarden.

Jammer genoeg zijn kinderen die vroeger te maken hebben gehad met geweld sneller geneigd dit ook te doen bij hun eigen kinderen. Dit stelt de hypothese van de cyclus van geweld. Gelukkig is dit niet altijd het geval. Een derde van de mensen die mishandeld zijn mishandelen hun eigen kinderen ook.

Statusverschil heeft ook te maken met de kans op mishandeling. In culturen waar een groot statusverschil is tussen mannen vrouwen komt mishandeling meer voor. Vrouwen met een lage status zijn een makkelijker doelwit voor geweld.

4.3.1. Werken en carrière maken

Tijdens de middelbare leeftijd hebben de meeste mensen op het gebied van werk bereikt wat ze hebben willen bereiken. Het werk wordt minder belangrijk en de aandacht gaat over naar het gezin. Werknemers van middelbare leeftijd hebben een grotere aandacht voor het hier-en-nu van hun werk. Ze zijn meer bezig met hun salaris, arbeidsomstandigheden en specifieke beleidszaken. De relatie tussen de werknemer en zijn baan is goed, hoe ouder de werknemer is, hoe meer hij tevreden is met zijn werk.

4.3.2. Ontevreden over je baan

Een burn-out is een situatie die optreed na een lange periode van stress en persoonlijke problemen op het werk. Op het moment van een burn-out zijn mensen overspannen. Het komt veel voor bij mensen die in de zorg werken. Bij een burn-out groeit het cynisme voor het werk. Mensen worden onverschillig en zijn niet langer geïnteresseerd in de kwaliteit van het werk. Ze hebben het gevoel dat dit toch niet wordt opgemerkt. Een burn-out kan worden tegen gegaan door te beseffen dat je niet meer kan doen dan je best.

4.3.3. Werkloos worden

Werkloosheid slaat vaak in als een bom en is de werkelijkheid van het harde leven. De gevolgen zijn psychologisch en economisch merkbaar. Mensen die hun baan om wat voor reden dan ook kwijt raken kunnen zelfvertrouwen verliezen. Het is zelfs zo erg dat als het werkloosheidcijfer met 1% stijgt, het zelfmoordcijfer met 4% stijgt en er meer mensen worden opgenomen in psychiatrische klinieken.

Het enkele positieve gevolg is dat je meer tijd overhoud voor vrije tijd maar dit is vaak ook niet positief. Mensen die werkloos zijn geraakt raken vaak in depressie en komen hierdoor helemaal niet meer het huis uit en doen niet mee aan gemeenschappelijke activiteiten.

Mensen die tijdens hun middelbare leeftijd werkloos worden hebben meer last van problemen, het duurt langer om een baan te vinden wat de somberheid versterkt. Leeftijdsdiscriminatie is illegaal en zelfs ook nog eens berust op foute aannames. Oudere werknemers komen minder vaak te laat, blijven langer in een functie en zijn bereid om nieuwe vaardigheden te leren.

4.3.4. Een nieuwe loopbaan vinden tijdens de middelbare leeftijd.

Een nieuwe baan tijdens de middelbare leeftijd is mogelijk. Dit kan zijn omdat ze iets anders willen gaan doen of iets anders moeten doen vanwege ontslag bij de vorige baan. Ze verwachten vaak nieuwe uitdagingen van de nieuwe baan. Een andere grote groep switchers zijn vrouwen die na het opvoeden van de kinderen weer willen beginnen met werken. De verwachtingen die mensen hebben van een nieuwe baan komen niet altijd uit. Mensen overschatten zich of merken dat het toch niet helemaal is wat ze willen. Ondanks dat zullen carrièreveranderingen in de toekomst eerder regel dan standaard worden. Door de snelle technologische ontwikkelingen zal het nodig zijn om vaker van baan te wisselen.

4.3.5. Vrije tijd invullen

De gemiddelde werkweek bestaat uit 35-40 uur. Dat betekend dat volwassen gemiddeld 7 wakkere uren aan vrije tijd kunnen besteden. Hoe ze dit indelen is verschillend, sporten, schilderen, tv kijken of andere hobby’s. Voor de mensen die vrije tijd zo aantrekkelijk vinden is er de mogelijkheid om vervroegd met pensioen te gaan. Mensen besteden tegenwoordig zoveel tijd aan vrije tijd dat ze het gevoel hebben dat ze te weinig vrije tijd hebben. Sinds 1965 is de werkweek met 5 uur verkort maar mensen hebben nog steeds het gevoel dat ze te weinig tijd hebben voor hun hobby’s.

Cognitieve en Lichamelijke ontwikkeling tijdens de ouderdom - Chapter 5

Proloog

Zuster Epiphana is 108 en woont in een klooster in Uden. Het denken aan haar jeugdherinneringen houdt haar jong. Het nadeel aan ouderen vindt ze de hulp van anderen die ze moet vragen. Ze moet vragen of iemand met haar wil wandelen of een kopje koffie wil geven. Zuster Epiphana vindt het belangrijk dat mensen goed leren omgaan met conflicten. Ze heeft haar hele leven mensen geobserveerd en weet precies hoe de vork in de steel zit.

Vooruitblik

Zuster in Epiphana is niet de enige die haar honderdste verjaardag heeft gevierd. In 2009 waren er ruim 1600 mensen in Nederland boven de honderd jaar. Er wordt door gerontologen onderzoek gedaan naar ouder worden. Oud worden wordt vaak geassocieerd met achteruitgang. Dit hoeft echter niet zo te zijn, op sommige vlakken is er ook sprake van ontwikkeling. De ouderdom begint ongeveer na het zestigste levensjaar en duurt tot de dood. Dit is echter niet helemaal een goede tijdsindicatie. Er kan beter gekeken worden naar de functionele leeftijd, op basis daarvan zijn er categorieën gemaakt. Jonge ouderen zijn actief en gezond. Oudere ouderen zijn wat minder actief, krampen met gezondheidsproblemen en vinden dagelijkse bezigheden lastig. Als laatste zijn er nog oudste ouderen, deze zijn kwetsbaar en hebben veel zorg nodig. Op basis van iemands kalenderleeftijd kan je redelijk goed voorspellen in welke groep hij of zij hoort. Maar het is absoluut geen wet, iemand van 60 kan ernstige gezondheidsproblemen hebben en iemand van 85 kan zich nog helemaal goed voelen.

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de lichamelijke en cognitieve ontwikkelingen bij ouderen. We kijken naar stereotypen, gezondheid, welzijn en welke ernstige aandoeningen ouderen kunnen treffen. Daarnaast kijken we naar het verouderingsproces en de levensverwachting die hierbij horen.

5.1.1. Oud worden

Het unieke kenmerk waarin de ouderdom zich onderscheid van andere levensfases is dat deze levensfase steeds langer duurt. Mensen worden steeds ouder waardoor de ouderdom ook steeds langer wordt. Op dit moment zijn de jongste ouderen tussen de 65 en 74 jaar, de oudere ouderen tussen de 75 en 84 jaar en de oudste ouderen zijn 84 en ouder. Mensen worden steeds ouder, niet alleen in de westerse wereld maar ook in ontwikkelingslanden.

Leeftijdsdiscriminatie is het discrimineren van ouderen. Het beeld dat wij van bejaarden hebben is dat ze traag, krakkemikkig en zeurderig zijn. Leeftijdsdiscriminatie uit zich op verschillende manieren. Er wordt bijvoorbeeld gedacht dat ouderen niet goed bij hun hoofd zijn. Uit onderzoekt blijkt dat ze lager worden ingeschat op het gebied van competentie en aantrekkelijkheid dan jongere mensen. Als iemand van 20 z’n huissleutels kwijt is dan wordt hier niet vreemd van opgekeken. Als dit bij iemand van 85 dit gebeurt wordt diegene als warrig beschouwd. Dit terwijl het in feite dezelfde situatie is.

Het negatieve beeld dat we hebben over ouderen hangt samen met de verheerlijking van de jeugdigheid die we in de Westerse wereld hebben. We vinden het fijn als we jonger in worden geschat en zijn bang voor rimpels.

Leeftijdsdiscriminatie gaat verder dan alleen vooroordelen. Het kan ook iemands kansen bij een sollicitatie beïnvloeden. Ouderen worden niet gekozen omdat ze niet sterk genoeg meer zijn of er wordt verwacht dat ze niet lang kunnen werken omdat ze met pensioen gaan. Leeftijdsdiscriminatie is een westers fenomeen. In Aziatische landen worden ouderen juist geëerd omdat ouderdom wordt geassocieerd met wijsheid.

5.1.2. Veroudering van het lichaam tijdens de ouderdom

Tijdens de middelbare leeftijd zijn de eerste tekenen van ouder worden zichtbaar. Het uiterlijk veranderd en ook de lichamelijke prestaties gaan achteruit. Er zijn verschillende soorten veroudering. Primaire veroudering is de veroudering die te maken heeft met genetisch bepaalde, universele en onomkeerbare veranderingen die plaats vinden naarmate mensen ouder worden. Secundaire veroudering heeft te maken met ziektes die iemand heeft gehad of zijn of haar levensstijl.

Het uiterlijk veranderd als iemand bejaard wordt. Mensen krijgen grijze dunnere haren, rimpels komen tevoorschijn en mensen worden korter. Deze krimp komt door osteoporose, het brozer worden van botten omdat er minder oestrogeen wordt geproduceerd. Dit komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. Bij mannen wordt ouder worden anders ontvangen dan bij vrouwen. Mannen met grijs haar worden als wijs gezien maar bij vrouwen wordt het eerder geassocieerd met aftakeling.

Binnen het lichaam is er ook sprake van veroudering. De hersenen worden kleiner en lichter naarmate we ouder worden. Zolang er geen ziektes optreden is dit geen probleem, de hersenen blijven dan goed functioneren. De hersenen krijgen minder bloedtoevoer dan eerst. Dit komt omdat de kracht van het hart afneemt. Ook andere lichaamssystemen gaan minder goed werken. De longen gaan achteruit en ademhalen wordt moeilijker. Daarnaast gaat de spijsvertering achteruit wat er voor zorgt dat ouderen vaker last hebben van verstopping. Al deze veranderingen zijn normaal maar ze kunnen door iemands levensstijl worden versneld. De longen van iemand die gerookt heeft gaan veel sneller achteruit dan de longen van iemand die niet gerookt heeft.

5.1.3. Een langere reactietijd

De reactietijd neemt tijdens de middelbare leeftijd al toe en wordt alleen maar langer gedurende de ouderdom. Een verklaring hiervoor is de hypothese van de perifere vertraging van de verwerkingssnelheid (peripheral slowing hypothesis). Deze theorie stelt dat het werken van het perifere zenuwstelsel afneemt naarmate men ouder wordt. Een alternatieve verklaring is de hypothese van de algemene vertraging van de verwerkingssnelheid (general slowing hypothesis). Deze theorie houdt in dat het gehele zenuwstelsel minder goed gaat werken naarmate men ouder wordt.

Welke van de twee hypotheses het dichtste bij de waarheid komt is onbekend. Wel is bekend dat de langere reactietijd erg gevaarlijk kan zijn. Ouderen hebben minder snel door dat een situatie gevaarlijk is en het duurt ook langer voordat ze hier op reageren.

5.1.4. Zintuigen

Naast dat de reactietijd langer wordt gaan ook de zintuigen achteruit. Het zicht verminderd. Het pupil krimpt en de lens wordt minder helder. Daarnaast wordt de oogzenuw minder efficiënt wat er voor zorgt dat het moeilijker is om signalen door te geven aan de hersenen. Het wordt moeilijker om voorwerpen in de verte en in het donker te zien. Deze veranderingen zorgen ervoor dat er praktische problemen kunnen ontstaan.

Staar komt veel bij ouderen voor, dit een vertroebeling van het zicht wat zonder ingreep kan zorgen voor blindheid. De meest voorkomende oorzaak van blindheid bij ouderen is leeftijdsgebonden maculageneratie. Deze aandoening tast de gele vlek vlakbij het netvlies aan wat het gezichtsverlies geleidelijk aantast. Maculageneratie kan alleen worden opgelost met behulp van een laser.

Naast het gezichtsverlies gaat ook het gehoor achteruit. Bij bijna dertig procent van de 65 tot 74 jarigen zou er sprake zijn van gehoorverlies. Omdat slechthorenden niet worden geregistreerd is dit slechts een schatting. Gehoorapparaten kunnen ongeveer 75 procent van het gehoorverlies opvangen. Jammer genoeg is er een onderconsumptie op het gebied van gehoortoestellen. Een van de redenen daarvoor is dat gehoorapparaten lang niet zo goed zijn als gewone oren. Niet alleen gesprekken maar ook de achtergrond geluiden worden versterkt. Dit zorgt ervoor dat het nog moeilijk is om gesprekken te verstaan. Gehoorverlies kan schadelijk zijn voor het sociale leven van ouderen. Ze kunnen gesprekken niet meer helemaal horen en maken soms verkeerde conclusies. Ook kan het niet goed kunnen horen een gevoel van ‘er niet bij horen’ geven.

Proeven en ruiken zijn twee andere zintuigen die achteruit gaan tijdens de ouderdom. Smaken en geuren worden afgevlakt. Dit komt omdat er minder smaak pupillen in je tong zitten naarmate je ouder wordt. Bovendien beginnen de bulbus olfactorius, de gebieden in je hersenen die geur waarnemen, te verschrompen. Veel ouderen gaan minder eten omdat eten minder goed geproefd kan worden, hierdoor ligt ondervoeding op de loer.

5.2.1. Lichamelijke en psychische aandoeningen bij ouderen

De meeste ouderen sterven aan kanker, hartkwalen of een beroerte. Naast deze ziekten komen ook infectieziektes vaak voor omdat het immuunsysteem afzwakt. Vaak lijden ouderen aan minstens één chronische ziekte. De meest voorkomende ziekte is aritis, een ontsteking aan de gewrichten. Daarnaast komt een hoge bloeddruk veel voor.

Psychische aandoeningen komen ook voor bij ouderen. Een veelvoorkomende aandoening is een ernstige depressie. De depressie kenmerkt zich door gevoelens van intens verdriet en wanhoop. De reden voor de depressies is dat ouderen veel mensen (vaak ook hun partner) om zich heen verliezen. Daarnaast hebben ze zelf ook nog eens lichamelijke beperkingen en worden ze meer afhankelijk van anderen.

De psychische aandoeningen kunnen verband hebben met de medicijnen die de oudere slikt voor andere aandoeningen. Het is dan ook belangrijk dat de apotheker goed op de hoogte is van wat de oudere slikt en wat de bijwerkingen zijn.

Een andere veel voorkomende geestesziekte is dementie. Dementie is een brede term voor alle ziekten die te maken hebben met geheugenverlies en het afnemen van andere psychische taken. De kans dat iemand dementie krijgt stijgt met de leeftijd. Slechts 2% van de mensen tussen de 60 en 65 jaar hebben dementie terwijl bijna een derde van mensen boven de 85 jaar het heeft.

De ziekte van Alzheimer is een progressieve hersenziekte die leidt tot geheugenverlies en verwarring en is de meest voorkomende vorm van dementie. De symptomen van Alzheimer zijn heel geleidelijk zichtbaar. In het begin is iemand gewoon vergeetachtig en heeft moeite om tijdens gesprekken op bepaalde woorden te komen. Uiteindelijk weten patiënten met Alzheimer niet meer wie hun vrienden en familie zijn en raken ze de controle kwijt over hun spieren.

De biologische oorzaak van de ziekte van Alzheimer is dat de productie van APP (bèta-anyloid precursor protein) is verstoord. Door de verstoorde productie van dit eiwit klonteren zenuwcellen samen. Deze zenuwcellen kunnen nu niet goed meer werken. De hersenen worden kleiner en de hypothalamus en de frontaal- en temporaalkwabben worden aangetast. Daarnaast sterven bepaalde zenuwcellen helemaal af wat een tekort aan verschillende neurotransmitters veroorzaakt. Zo wordt de neurotransmitter acetylcholine minder afgegeven.

Er is nog veel onduidelijkheid over de oorzaak van Alzheimer. Het is wel duidelijk dat de ziekte overgeërfd kan worden. Bij mensen met een verhoogd risico op Alzheimer is er al vroeg in de hersenen te zien dat het terughalen van informatie anders verloopt. Dit is al te zien voordat de mensen daadwerkelijk symptomen krijgen. Andere oorzaken kunnen zijn een slecht voedingspatroon of een hoge bloeddruk.

Op dit moment is er nog geen behandeling voor de ziekte van Alzheimer. Omdat de kennis over de oorzaak van Alzheimer nog onbekend is, is het moeilijk een medicijn te produceren. Er zijn wel wat medicijnen die de symptomen kunnen verlichten maar deze zijn slechts bij 50% van de patiënten effectief. Als de Alzheimer patiënten niet meer voor zich zelf kunnen zorgen en niet meer kunnen eten en zichzelf aan en uit kleden, dan moet er 24 uur per dag voor ze gezorgd worden.

5.2.2. De relatie tussen ouder worden en gezondheid.

Ziekten hoeven niet altijd verband te hebben met ouderdom. Kanker en hartkwalen hebben bijvoorbeeld vaak een genetische oorzaak. Een genetische aanleg betekend nog steeds niet dat iemand sowieso die ziekte zal krijgen. Iemands levensstijl (roken en voedingspatroon) heeft invloed op iemands gezondheid.

De oorzaken van verkeerde voedingspatronen bij ouderen zijn heel divers. Sommigen hebben niet genoeg geld om gezonde voeding te kopen, zijn te zwak om boodschappen doen of zelf te koken. Anderen hebben helemaal geen zin om zelf te koken en gezond te eten, dit komt vaak voor bij gedeprimeerde ouderen. Als laatste is het ook mogelijk dat iemand nooit een gezond voedingspatroon heeft gekend in eerdere fases. Te weinig lichaamsbeweging kan ook verschillende oorzaken hebben. Ouderen hebben vaak moeite met beweging omdat bewegen wordt belemmerd door ziekte of omdat ze te weinig geld hebben om te gaan sporten.

5.2.3. Seks tijdens de ouderdom

Een groot deel van de mensen boven de 75 vrijt nog steeds. Dit verwachten niet veel mensen en het stereotype is dan ook dat bejaarden geen seks meer hebben, laat staan zich masturberen. Er zijn twee factoren die invloed hebben of iemand seksueel actief blijft. De eerste factor is de lichamelijke en geestelijke gezondheid. De tweede factor is regelmatige seksuele activiteit in eerdere levensfasen.

Uit onderzoek is gebleken dat 43% van de mannelijke ouderen en 33% van de vrouwelijke ouderen masturbeert. Het gemiddelde is één keer per week. Natuurlijk is seks bij ouderen anders. Mannen maken minder testosteron aan waardoor het krijgen van een erectie langer duurt. Ook duur het langer voor de man om weer opgewonden te raken na een orgasme. Dit kan soms wel een dag of meerdere dagen duren. De vaginawand van de vrouw wordt minder elastisch en de vrouw maakt minder natuurlijk glijmiddel aan. Dit kan ervoor zorgen dat het vrijen moeilijker gaat.

5.2.4. De dood is onvermijdelijk

Er zijn verschillende antwoorden op de vraag waarom mensen aftakelen en oud worden. Zo zijn er theorieën over genetische voorprogrammering van veroudering. Dit houdt in dat genetisch code in ons DNA een ingebouwde tijdslimiet bevatten waarna de reproductie van menselijke cellen niet meer mogelijk is. Op deze theorie bestaan verschillende variaties. Een van die variaties is dat ons DNA een zogenaamd ‘doodgen’ bevat. Als dit gen geactiveerd wordt dan gaat de achteruitgang in werking. Een andere variant is dat onze cellen zich maar een bepaald aantal keer kunnen delen en daarna niet meer goed kunnen functioneren. We blijven gezond omdat onze cellen zich telkens delen en vernieuwen. Als dit na een tijdje niet meer gebeurt takelt het lichaam dus af.

Naast de theorieën over genetisch voorprogrammering van veroudering zijn er ook theorieën over slijtage. De theorieën over slijtage stellen dat mechanische functies van het lichaam gewoonweg verslijten en daardoor niet meer goed functioneren. Eigenlijk gebeurt hetzelfde met het lichaam als wat er met een auto of wasmachine gebeurt. Het lichaam heeft op een gegeven moment zoveel afvalproducten gemaakt dat het dit niet meer aan kan en het lichaam dus achteruit gaat.

Een categorie afvalproducten die waarschijnlijk verband houdt met veroudering bevat de zogeheten vrije radicalen. Dit zijn door lichaamscellen geproduceerde elektrische geladen moleculen en atomen. Omdat deze radicalen elektrisch geladen zijn kunnen ze een negatief effect hebben op lichaamscellen. Uit onderzoek blijkt dat deze vrije radicalen invloed hebben op verschillende aandoeningen zoals kanker, diabetes en hartklachten.

Iemands levensverwachting is letterlijk de verwachting van hoe oud iemand wordt. Er wordt gekeken naar mensen uit een bepaalde populatie (rokers, mannen, vrouwen, generatie) en aan de hand van oude cijfers kan iemands levensverwachting worden vast gesteld. De levensverwachting is de laatste tweehonderd jaar sterk toegenomen. Dit heeft verschillende redenen denk hierbij aan verbeterde medicijnen en voeding. Daarnaast zijn de hygiënische omstandigheden beter en bestaan er vaccinaties om ziektes tegen te gaan. Omdat de omgevingsfactoren steeds beter worden is het vanzelfsprekend dat de levensverwachting alleen nog maar meer stijgt. Toch kan deze niet altijd gerekt worden. Er wordt verwacht dat de maximale leeftijd ergens rond de 120 jaar ligt.

5.2.5. Het uitstellen van ouder worden.

Er zijn verschillende ontwikkelingen op het gebied van antiveroudering. Voorbeelden hiervan zijn:

- Telomeertherapie: Telomeren zijn minuscule stukjes aan het einde van chromosomen (opgerold DNA). Het lijkt erop dat de telomeren elke celdeling ietsje korter worden. Als de telomeer bijna verdwenen is deelt de cel niet meer wat de cel gevoeliger maakt. Onderzoekers zijn bezig met een manier te vinden hoe ze de telomeren kunnen verlengen. Een oplossing lijkt telomerase te zijn. Dit is een natuurlijk enzym dat de aanmaak van telomeren reguleert.

- Reductie van vrije radicalen door middel van anti-oxidanten. Vrije radicalen zijn een soort reststoffen die ontstaan wanneer een cel zijn werk doet. Ze zwerven vrij door het lichaam en kunnen andere cellen beschadigen. Anti-oxidanten kunnen dit tegen gaan. Helaas zijn de medicijnen met anti-oxidanten die nu bestaan niet erg effectief. Wel kan het eten van fruit en groente waar anti-oxidanten inzitten helpen de levensverwachting te verhogen.

- Beperkte inname van calorieën. Onderzoekers weten dat laboratoriumratten die minder calorieën binnen krijgen (30% tot 50% van de normale inname) vaak 30% langer leven dan andere ratten. Dit is wel alleen het geval als de ratten alle vitamines en mineralen binnen krijgen.

- Bionische oplossing, organen vervangen. Hart-, long- en levertransplantaties zouden de oplossing kunnen zijn om veroudering tegen te gaan. Echter is dit makkelijker gezegd dan gedaan. Orgaantransplantaties mislukken nog regelmatig omdat het lichaam vreemde cellen afstoot. Bij het klonen van organen zou dit niet gebeuren maar deze techniek is nog niet voldoende ontwikkeld.

5.3.1. De intelligentie van ouderen

In hoofdstuk 3 heb je al kunnen lezen dat er niet met 100% zekerheid kan worden gezegd dat de intelligentie minder wordt naarmate men ouder wordt. Dit vanwege de beperkingen van longitudinale en cross-sectionele studies.

5.3.2. Recente ontwikkelingen over de intelligentie van ouderen

Naast de cross-secionele en longlitudinale onderzoeken is er nog een andere onderzoeksmethode. Dit is sequencieel onderzoek. Hierin worden beide onderzoeksmethoden gecombineerd. Meerdere groepen van verschillende leeftijden worden op verschillende momenten getoetst. De belangrijkste conclusies over de intellectuele veranderingen bij ouderen zijn:

- Vanaf het 25ste levensjaar gaan sommige vaardigheden achteruit terwijl andere vaardigheden redelijk stabiel blijven. Daarnaast neemt alleen de vloeibare intelligentie af terwijl de gekristalliseerde intelligentie gelijk blijft.

- Bij de gemiddelde persoon zijn rond het 67ste levensjaar alle vaardigheden achteruit gegaan. Maar deze is zeer minimaal, tot het 80ste levensjaar is het nauwelijks te merken.

- Er zijn aanzienlijke verschillen in hoe bij iemand de intelligentie veranderd. De achteruitgang kan bij de ene persoon vroeg beginnen terwijl deze bij iemand anders veel later begint.

- Omgevings- en culturele factoren spelen een rol in de achteruitgang. Mensen die een hogere sociaal economische status hebben, niet chronisch ziek zijn en een flexibelere persoonlijkheid hebben minder last van de achteruitgang.

Omdat omgevings- en culturele factoren een rol spelen in de achteruitgang hebben de onderzoeker Schaie en zijn collega’s een procedure ontwikkeld waarmee de intelligentie op peil te houden is. De training die hij gaf bestond vooral uit een aantal probleemoplossende strategieën waarbij de participanten het probleem in stukjes moesten opdelen. De training had een klein positief effect op de ruimtelijke vaardigheden. Uit onderzoek blijkt dat het trainen van de hersenen een goed effect heeft op de intelligentie en dat de achteruitgang minder snel gaat. Dit komt omdat de hersenen plastisch zijn en dus nog kneedbaar. De structuur en het gedrag is veranderbaar en gevoelig voor ervaring.

5.3.3. Herinneren

Ouderen hebben vaak weinig moeite met dingen te herinneren die lang geleden gebeurd zijn. Zo weten ze perfect wat er 50 jaar geleden gebeurde maar wat er gisteren in hun leven is gebeurd weten ze echter minder goed. Uit onderzoek blijkt dat in landen waar ouderen hoog in het vaandel staan de ouderen minder last hebben van geheugen verlies dan in landen waar dit niet zo is.

Het geheugenverlies dat rechtstreeks samenhangt met oud worden beperkt zich tot episodische herinneringen. Dit zijn herinneringen die verband houden met specifieke belangrijke gebeurtenissen in je leven. Andere soorten herinneringen zoals semantische herinneringen (feiten zoals 1+1=2) en impliciete herinneringen (herinneringen waar we ons bewust van zijn zoals het weten hoe je moet fietsen) zijn over het algemeen niet gevoelig voor leeftijd. De kwaliteit van het geheugen veranderd tijdens de ouderdom. Het kortetermijngeheugen werkt minder goed en het terughalen van informatie gaat minder goed.

In het autobiografisch geheugen worden herinneringen over het eigen leven opgeslagen. Het pollyannaprincipe stelt dat aangename gebeurtenissen gemakkelijker herinnerd worden dan onaangename herinneringen. Daarnaast hebben mensen de neiging om informatie die niet past bij hun huidige zelfbeeld te vergeten.

Er zijn verschillende verklaringen voor de veranderingen in het geheugen tijdens de ouderdom. Voorbeelden hiervan zijn:

- Omgevingsfactoren. Denk hierbij aan medicatie die ouderen gebruiken en het geheugen kunnen verstoren. Maar het kan ook zo zijn dat ouderen niet meer de intellectuele uitdaging hebben die ze tijdens hun werk beleefden. Dit kan ervoor zorgen dat het geheugen dus ook minder wordt.

- Fouten in de informatiebewerking. Ouderen hebben meer moeite om de juiste informatie van nieuw materiaal op te slaan waardoor het ook moeilijker wordt om deze informatie opnieuw op te halen. Ook de manier van het ophalen van de informatie loopt minder efficiënt dan voorheen.

- Biologische factoren. Deze theorie gaat ervan uit dat de veranderingen in het geheugen te maken hebben met de achteruitgang van het lichaam. De hersenen werken minder goed omdat de frontaalkwabben minder goed werken en de oestrogeen aanmaak minder is.

5.3.4. Leren tijdens de ouderdom

De HOVO is een organisatie die cursussen voor ouderen organiseert. Omdat ouderen na hun pensioen meer tijd hebben is het interessant om nieuwe vaardigheden te leren. Ouderen die zich niet in te durven schrijven voor een nieuwe studie of het volgen van een college hebben vaak een misplaatste angst. Ouderen kunnen dit over het algemeen prima volgen.

Persoonlijke en sociale ontwikkeling bij ouderen - Chapter 6

Proloog

Willem Pieter is 86 en nog steeds helemaal hip. Met zijn kledingstijl trok hij de aandacht van Rosemarie Goud die zelf 72 is en in hetzelfde verzorgingstehuis woont. Na zes maanden sloeg de vonk over en gingen ze trouwen en kregen ze een gezamenlijke kamer in het verzorgingstehuis. Ze hebben de bedden tegen elkaar geschoven en houden de deur dicht als ze niet gestoord willen worden.

Vooruitblik

Pieter en Rosemarie trouwden in het restaurant van het verzorgingstehuis met 52 gasten. Dit hoofdstuk gaat over de persoonlijke en sociale ontwikkelingen die ouderen doormaken. Factoren als woonsituatie en financiën kunnen het leven beïnvloeden. Daarnaast kijken we naar hoe ouderen hun pensioen invullen en het hebben van relaties.

6.1.1. Continuïteit en veranderingen in de persoonlijkheid

Paul Costa en Robert McCrae de uitvinders van de ‘Big Five’ uit hoofdstuk 4 beweerden dat deze vijf persoonlijkheidstrekken redelijk stabiel bleven tijdens de volwassenheid. Dit blijkt ook te gelden voor de ouderdom. Mensen die gelijkmoedig zijn als ze 20 zijn, zijn dit ook als ze 80 zijn. Toch kunnen er schommelingen in de persoonlijkheid voorkomen. Dit gebeurt vaak na aangrijpende gebeurtenissen.

De eerder genoemde psychoanalyticus Erik Erikson heeft in zijn fasen theorie het in de laatste fase over het stadium van ik-integriteit versus wanhoop. Dit houdt in dat het leven gekenmerkt wordt door een proces van terugblikken op het eigen leven, evalueren en er vrede mee vinden. Mensen die tevreden terugkijken op hun leven noemt Erikson integer en mensen die ontevreden terug kijken wanhopig.

Robert Peck (1968) breide voort op de ideeën van Erikson. Zijn idee was het herdefiniëren van het ik versus preoccupatie met de werkrol. Dit betekend dat mensen zich tijdens de ouderdom opnieuw moeten vinden en zich los moeten laten van hun beroep. Ze moeten de nadruk beginnen te leggen op zichzelf als persoon (bijvoorbeeld als grootouder) en niet als professional op hun eigen vakgebied. Peck zijn tweede theorie over de ouderdom is de transcendentie van het lichamelijke versus preoccupatie met het lichaam. Dit houdt in dat mensen moet leren omgaan met de lichamelijke beperkingen die het ouder worden met zich meebrengen. De derde theorie is de transcendentie van het ik versus preoccupatie met het ik. Dit bekend dat ouderen vrede moeten vinden met het feit dat ze sterfelijk zijn.

In de theorieën van Peck en Erikson ligt de nadruk op de uitdagingen die ouderen moeten overwinnen. Daniel Levinson heeft een andere visie op ouder worden. Zijn visie is berust op het idee dat ouderen een overgangsstadium doormaken als ze tussen hun 60ste en 65ste levensjaar zijn. Volgens Levinson zijn mensen er telkens meer van bewust dat ze minder macht krijgen en vaak een bijrol zullen spelen. Maar ze kunnen zich ook ontwikkelen tot eerbiedwaardige ouderen die jongere mensen advies geven.

Bernice Beugart (1972, 1977) onderzocht de verschillende manieren waarop mensen omgaan met ouder worden. Er kwamen verschillende typen mensen naar voren:

- Gedesintegreerde en ongeorganiseerde type: Deze mensen wonen vaak in een verzorgingstehuis en kunnen niet accepteren dat ze ouder worden. Deze mensen voelen vaak wanhoop.

- Passief-afhankelijke type: Deze mensen zijn bang voor de dingen die kunnen gebeuren, ze zijn bang dat ze ziek worden en dat het einde telkens dichterbij komt. Ze roepen het liefst voor alles de hulp in van familieleden.

- Afwerende type: Deze groep mensen probeert de veroudering tegen te gaan. Ze proberen van alles om jong te blijven en gedragen zich ook jong.

- Geïntegreerde type: Deze mensen accepteren het feit dat ze ouder worden en zijn ook de makkelijkste groep mensen om mee om te gaan. Gelukkig is deze groep ook het grootste.

Het punt waarop mensen hun hele leven na gaan en beginnen te evalueren wordt ook wel life review genoemd. Volgens de gerontoloog Robert Butler (1981) wordt de life review in gang gezet doordat mensen op een bepaald moment realiseren dat ze dood gaan. Door terug te denken aan het verleden gaan mensen hun leven beter begrijpen en kunnen ze problemen en conflicten met bepaalde personen oplossen. Een ander voordeel is dat het ophalen van herinneringen een gevoel van verbondenheid met zich mee brengt. Toch hoeft live review niet altijd positief te zijn. Mensen kunnen ook herinnerd worden aan deprimerende periodes wat voor depressies kan zorgen.

6.1.2. Leeftijdsstratificatie bij ouderen

Theorieën over leeftijdsstratificatie stellen dat macht, privileges en economische hulpbronnen niet eerlijk verdeeld zijn over de verschillende generaties. Ouderen worden telkens ouder maar krijgen ook telkens minder macht en aanzien. Ze kunnen niet goed mee met de technologische ontwikkelingen en zijn niet meer productief voor de maatschappij. In agrarische maatschappijen is dit vaak anders. Ouderen bezitten vaak over specifieke kennis en worden gerespecteerd.

6.1.3. Wijsheid en oud worden

Ouderen worden vaak als wijs beschouwd, maar wat is nou eigenlijk wijsheid? Wijsheid kan beschreven worden als deskundige kennis over praktische onderwerpen. Wijsheid wordt vaak verward met intelligentie. Het verschil zit hem volgens onderzoekers in de timing. Kennis die je te danken hebt aan intelligentie heeft te maken met het hier en nu en wijsheid is meer van lange duur. Wijsheid is meer menselijk en intelligentie geeft mensen de mogelijkheid om systematisch en logisch na te denken. Wijsheid is moeilijk te meten. Als het wordt gemeten wordt dit dan ook vaak gedaan aan de hand van casussen en dan worden een aantal criteria gemeten. Denk hierbij aan de hoeveelheid feitelijke kennis die wordt toegepast en de besluitvaardigheid van mensen.

Ouderen zijn beter in theory of mind dit is het vermogen om de gevolgen in te zien van iemands gedachten, gevoelen en intenties. Ouderen kunnen dit waarschijnlijk beter omdat ze meer ervaring hebben.

6.1.4. Oud worden en gelukkig blijven

Oud worden beleeft iedereen op een andere manier. Sommige mensen trekken zich helemaal terug en anderen hebben een druk sociaal leven in het bejaardentehuis. De verklaring hiervoor komt uit 3 invalshoeken. Deze invalshoeken zijn disengagement theory, de activity theory en de continuity theory.

- De disengagement theory houdt in dat mensen zich langzaam terugtrekken uit de maatschappij. De terugtrekking komt op verschillende niveaus voor namelijk psychologisch, sociaal en lichamelijk. Hoewel je misschien zou denken dat het negatief is om je terug te trekken blijkt dit toch positief te werken. Ouderen die zichzelf terugtrekken kunnen beter zichzelf reflecteren daarnaast kunnen ze hun sociale contacten filteren en alleen omgang hebben met hen die het dichtst bij hun staan.

- De activity theory houdt in dat mensen gelukkig blijven wanneer ze hun sociale contacten behouden en hobby’s uit kunnen voeren. Deze theorie is echter niet compleet. De theorie vertelt niet aan wat voor soort activiteiten de ouderen moet deelnemen om gelukkig te zijn.

- De continuity theory is een soort compromis van beide theorieën. Deze theorie stelt dat mensen voor zichzelf een bepaald niveau van betrokkenheid met de maatschappij moeten bereiken waar ze zichzelf prettig bij voelen.

Paul Baltes en Margaret Baltes zijn ontwikkelingspsychologen die het model van selectieve optimalisering met compensatie hebben ontwikkeld. Selectieve optimalisering is een proces waarbij men zich concentreert op vaardigheden om zo te compenseren voor het verlies op andere gebieden. Dit model heeft niet alleen te maken met vaardigheden maar ook met materiële dingen. Denk hierbij aan een gehoorapparaat kopen wanneer iemands gehoor achteruit gaat. Arthur Rubinstein is pianovirtuoos en hij past selectieve optimalisering goed toe. Hij ging tijdens zijn concerten minder stukken spelen (selectief) en de stukken die hij speelde repeteerde hij vaker (optimalisatie). Als laatste verlangzaamde hij het tempo van de passages die vooraf gingen aan de snelle passages. Op deze manier wekte hij de illusie op dat hij ondanks zijn leeftijd nog steeds even snel kon spelen.

6.1.2. Verschillende woonvormen

Bij ouderen denk je vaak aan stoffige bejaardentehuizen waar ze achter de geraniums wegkwijnen. Dit hoeft echter lang niet altijd het geval te zijn, er zijn verschillende woonvormen voor ouderen.

De eerste woonvorm is thuis wonen. Twee derde van de mensen boven de 65 jaar woont nog met familieleden. Dit kan zijn met partner maar ook met broer, zus, kinderen en kleinkinderen. Voor de verschillende huishoudsamenstellingen zijn er ook verschillende omgangsvormen. Ouderen die alleen met hun partner wonen hoeven vaak geen aanpassingen te maken maar als je bij je kinderen in gaat wonen heeft dit vaak wel consequenties.

Een andere woonvorm is gespecialiseerde woonomgevingen, dit zijn woonomgevingen speciaal voor ouderen deze zijn er is verschillende soorten:

· Levensloopbestendige woningen zijn woningen waarin mensen tot op hoge leeftijd in kunnen blijven wonen. Slechts 10% van de bestaande woningen voldoet aan de eisen en dat zorgt ervoor dat er nu veel extra levensloopwoningen worden gebouwd.

· Senioren woningen zijn net iets anders. Deze woningen zijn helemaal geschikt voor ouderen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gelijke vloeren.

· Aanleunwoningen zijn woningen die geschikt zijn voor bejaarden en dicht bij een verzorgingstehuis zijn gebouwd. Op deze manier kan iemand zelfstandig wonen maar toch gebruik maken van de voorzieningen en verzorging van het verzorgingstehuis.

· Verpleeghuizen hebben het voordeel dat er altijd verpleegkundigen aanwezig zijn. Verpleeghuizen zijn geschikt voor mensen met en chronische ziekte of voor mensen die moeten revalideren.

· Dan bestaat er nog een dagopvang voor ouderen. Deze heeft voorzieningen voor ouderen die om verschillende redenen dagopvang willen. Redenen kunnen zijn eenzaamheid of dat ouderen licht hulpbehoevend zijn. Deze dagopvang voor ouderen kan gecombineerd zijn met opvang voor kinderen zodat jong en oud elkaar kunnen ontmoeten.

· Hospitalisering is nodig voor mensen met een psychologische aandoening die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.

6.2.2. De financiële aspecten van ouderdom

Mensen die gedurende hun leven voor de ouderdom rijk waren zijn dit tijdens de ouderdom vaak nog steeds en andersom, mensen die arm waren zijn nog steeds arm na hun pensioen. Sociale verschillen worden steeds groter naarmate ze ouder worden. Ouderen lopen ook naarmate ze ouder worden meer financieel risico omdat hun spaargeld langzaam op begint te raken. Gelukkig is de situatie in Nederland voor ouderen goed, ze hebben het financieel steeds beter. Er zijn maar weinig ouderen die alleen van hun AOW moeten rondkomen.

6.2.3. Werk en pensioen voor ouderen

Mensen die met pensioen gaan hebben vaak last van het feit dan hun identiteit veranderd. Iemands beroep speelt een grote rol in zijn of haar leven en nu kunnen ze niet meer zeggen ‘ik werk in het onderwijs’ daarnaast zullen ze minder om advies gevraagd worden.

Niet iedereen wil met pensioen, er zijn veel mensen die nog door willen werken na hun 65ste levensjaar. Er kunnen verschillende redenen zijn om te blijven werken. Intellectuele en sociale bevrediging of financiële redenen. Helaas krijgen veel ouderen te maken met leeftijdsdiscriminatie die volgens de wet verboden is. Ze worden aangemoedigd om te vertrekken of er wordt gezegd dat ze het niet bij kunnen benen. De echte reden is vaak dat de werkgever liever goedkoop jong personeel in dienst neemt.

Pensionering loopt vaak in een aantal stadia:

- Wittebroodsweken: in deze periode gaan gepensioneerden activiteiten ondernemen die tijdens hun werk onmogelijk waren zoals reizen.

- Teleurstelling. In deze periode merken de ouderen dat het pensioen niet is wat ze er van verwacht hadden. Ze vallen in een gat en missen hun baan en sociale contacten.

- Heroriëntatie: Op dit punt zetten ouderen de mogelijkheden op een rijtje om uit de teleurstelling te komen en naar de volgende fase te gaan.

- Pensioenroutine: In dit stadium komen de ouderen die tevreden zijn met hun pensioen en de nieuwe levensfase.

- Afronding: In dit stadium is de gezondheid van ouderen zo achteruit gegaan dat ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.

6.3.1. Getrouwd zijn en oud worden

Over het algemeen leven vrouwen langer dan hun mannelijke partner en omdat er minder mannen beschikbaar zijn hertrouwen er ook maar weinig vrouwen. Daarnaast past dit ook niet binnen de sociale norm wat ook een reden is waarom weinig bejaarden hertrouwen.

De meeste ouderen zijn gelukkig binnen hun huwelijk maar dit kan ook anders lopen. Als een van de twee grote verandering meemaakt in zijn of haar leven kan dit consequenties hebben voor het huwelijk. Als een van de twee met pensioen gaat kan dit soms een scheiding veroorzaken. Mannen kiezen vaak voor een scheiding als ze net met pensioen gaan en verward raken en verliefd worden op jongere vrouwen. Pensionering kan ook op een andere manier zorgen voor spanningen binnen huwelijk. Ineens zien partners veel meer en doen ze nu opeens samen het huishouden in plaats van alleen. Ook veranderd de rol van iemand na het pensioen. Mannen worden volgzamer en vrouwen juist assertiever.

Ouderdom brengt gebreken met zich mee die vaak door de partner moet worden opgelost. Een vrouw die vroeger zorgde voor de kinderen moet nu zorgen voor haar man. Dit kan voor spanning zorgen maar vaak gaat de spanning weg zodra ze een goede middenweg hebben kunnen vinden.

Het pijnlijke moment dat één van de twee partners sterft is onvermijdelijk. Het roept intense verdriet gevoelens op vooral voor hen die vroeg getrouwd zijn. Het geeft gevoelens van eenzaamheid, verdriet en wanhoop. Daarnaast brengt weduwschap nieuwe zorgen met zich mee. Er is niemand meer om dagelijkse gebeurtenissen mee te bespreken en het huishouden rust nu op de schouders van één persoon.

Het weduwschap verloopt in drie fases.

- De eerste fase is de fase van voorbereiding. Deze fase gaat vooraf aan de dood en bereid zich voor op de dood van een van de partners. Denk hierbij aan een levensverzekering afsluiten en een testament opstellen.

- Fase twee is de fase van verlies en rouwen. Mensen raken is shock en beleven een intense pijn. Dit verdriet moet verwerkt worden, het is afhankelijk van de steun van buitenaf hoe lang deze fase duurt.

- De laatste fase is de adaptatie. In deze fase moet de achterblijver een nieuw leven opbouwen en een nieuwe identiteit vinden.

Het verliezen van een partner is altijd een heftige gebeurtenis maar in de ouderdom kan de klap nog harder aankomen omdat het een voorbode is van de eigen dood.

6.3.2. Het sociale netwerk

Vrienden zijn belangrijk tijdens de ouderdom omdat het zorgt voor controle. Tijdens de ouderdom verliezen mensen veel controle bijvoorbeeld over gezondheid. Het is fijn dat ouderen dan nog wel controle hebben over met wie ze omgaan namelijk hun vrienden. Daarnaast zijn vriendschappen belangrijk omdat ze flexibeler zijn dan familiebanden en vrienden kunnen mensen opvangen als ze weduw worden. Dit is voor familie moeilijker omdat die ook hun eigen verdriet moeten verwerken. Ze geven sociale steun en kunnen ook steun ontvangen wat de gever een fijn gevoel geeft.

6.3.2. Familiebanden

Kinderen en kleinkinderen worden vaak belangrijker gezien dan broers of zussen. Ze blijven vaak bij elkaar wonen en geven psychologisch ook steun. Dochters hebben meer contact dan zonen en moeders krijgen meer aandacht dan vaders. De ouder-kind relatie veranderd iets maar ouders blijven zich zorgen maken over hun kind en kinderen vragen vaak nog steeds advies aan hun ouders. In hoofdstuk 4 is al besproken dat niet alle opa’s en oma’s goed contact hebben met hun kleinkinderen. Ook is niet elke grootouder even in trek. Oma’s zijn vaak populairder dan opa’s en dan vooral de oma aan de kant van de moeder. De relatie met achterkleinkinderen is vaak anders dan de relatie met kleinkinderen. Dit komt omdat de overgrootouders dan zo oud zijn geworden dat contact zoeken moeilijker wordt.

6.4.1. Mishandeling van ouderen

Het lijkt onvoorstelbaar maar toch komt het voor, mishandeling van ouderen. Het komt zelfs vaker voor dan je denkt namelijk 1 op de 20 ouderen maakt het mee. Vaak worden de ouderen mishandeld door familieleden om geld te krijgen. Vooral ouderen met een zwakke (psychologische) gezondheid zijn vaak slachtoffer.

De dood - Chapter 7

Proloog

Diederik Ponzo’s kwam na een scherpe pijn in zijn zij erachter dat hij een ernstige aandoening aan zijn galblaas had. Snel werd hij opgenomen op de intensive care. Na twee weken was hij uitbehandeld en konden de artsen niets meer voor hem doen. Diederiks hartslag, bloeddruk en ademhaling werden kunstmatig in stand gehouden. Uiteindelijk is ervoor gekozen om de behandeling te stoppen en kon zijn vrouw afscheid nemen. Het feit dat zijn vrouw afscheid heeft kunnen nemen maakt het verdriet dragelijker.

Vooruitblik

De dood is onvermijdelijk en hoort bij het leven. Toch onderzoeken ontwikkelingspsychologen het effect van de dood op de nabestaanden nog maar kort. Mensen reageren in verschillende levensfasen verschillend op een sterfgeval. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar verschillende visies op de dood, euthenasie en hulp bij zelfdoding. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het verlies van een geliefde.

7.1.2. Wanneer is iemand echt dood?

Het lijkt heel simpel om vast te stellen wanneer iemand dood is, maar dit is lang niet altijd het geval. Klinisch dood betekend dat er een afwezigheid is van ademhaling en hartslag. Dit hoeft echter niet echt dood te beteken. Iemand kan vijf minuten dood zijn en gereanimeerd worden en dan toch weer leven. Omdat klinisch dood dus niet altijd een goede manier is om te kijken of iemand is overleden wordt er medisch vaak gekeken naar de hersenactiviteit. Hersendood betekend dat de elektronische signalen in de hersenen zijn gestopt en er dus geen hersenactiviteit is.

7.1.2. De dood tijdens verschillende levensfases

Kindersterfte is wereldwijd sinds 1960 voor meer dan de helft afgenomen. Toch is de verdeling van kindersterfte heel ongelijk verdeeld. In ontwikkelingslanden is de kindersterfte nog steeds erg hoog vergeleken bij westerse landen. In Scandinavische landen is kindersterfte het kleinst. Veel ouders krijgen dus te maken met de dood van een kind. Een dood van een kind is moeilijk te verwerken en kan zorgen voor een depressie. Een miskraam is het doodgaan van een ongeboren kind wat ook heel moeilijk kan zijn. Ouders ontwikkelen al een psychologische band met hun kind voordat het kind geboren is waardoor een miskraam moeilijk te verwerken is. Een andere moeilijk te verwerken dood is een wiegendood. Een gezonde baby gaat dan dood in zijn slaap en er is dan geen doodsoorzaak. De belangrijkste doodsoorzaken bij oudere kinderen zijn verdrinking, verkeersongelukken en brand. De dood tijdens adolescentie is anders dan bij een kinderdood. De belangrijkste oorzaken voor de dood bij adolescenten zijn verkeersongelukken (vaak met motorvoertuig), zelfmoord, kanker en aids. Jonge volwassenen die te maken krijgen met de dood, door bijvoorbeeld ziekte krijgen vaak allemaal zorgen. Ze hebben net hun leven op de rails en zijn klaar om echt te gaan werken en een gezin te stichten. Al deze dromen moeten dan uitwijken voor hun ziekte. De doodsoorzaken bij jonge volwassenen zijn het zelfde als bij adolescenten. Tijdens de middelbare leeftijd is een terminale ziekte de grootste doodsoorzaak. Ook is de middelbare leeftijd een leeftijd waarop mensen beginnen na te denken over de dood en wat ze nu moeten doen nu ze nog gezond zijn. De dood bij ouderen is de vaak een dood die verwacht wordt. Ze weten dat ze niet lang meer hebben en ze bereiden zich voor op de dood die komen gaat. Daarnaast gaan er veel mensen om hun heen dood omdat die ook oud zijn.

7.1.3. Voorlichting over de dood

Er bestaat voorlichting over de dood om de dood bespreekbaar te maken. Verschillende vormen van voorlichting over de dood zijn:

- Voorlichting in he kader van crisisinterventie. Dit is bijvoorbeeld in gezet na de aanval op het World Trade Center. Veel kinderen kregen toen met de dood te maken en er werd een programma opgezet waarbij kinderen op basisscholen over de dood konden praten en er over leerden. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook als er psychologische hulp nodig is binnen een school omdat een kind overlijd of zelfmoord pleegt.

- In het lesprogramma opgenomen voorlichting over de dood. Op basisscholen is er vrij weinig lesmateriaal over de dood maar op middelbare, hoge scholen en universiteiten is dit meer. Vooral studies als psychologie, pabo, pedagogiek hebben hier mee te maken.

- Voorlichting over de dood voor mensen met een hulpverlenend beroep. Mensen die tijdens hun werk te maken krijgen met de dood verpleegkundigen en artsen bijvoorbeeld worden hierop voorbereid. Ze leren hoe ze familieleden kunnen steunen maar ook hoe ze zelf los kunnen laten.

7.2.1. Het sterfproces begrijpen

Elisabeth Kübles-Ross is een psychiater en stelde na observaties vast dat de dood in vijf fundamentele fases verloopt.

Allereerst is er de ontkenningsfase. Mensen denken dat het een vergissing moet zijn wanneer ze horen dat ze een terminale ziekte hebben. Ontkenning is er in meerdere vormen. Sommige mensen wijzen de diagnose af of ontkennen zelfs dat ze in het ziekenhuis zijn geweest.

Na de ontkenningsfase komt de fase van woede. Deze mensen zijn boos op iedereen, op hun partner, op familieleden, op gezonde mensen en vragen zich af waarom zij moeten sterven en niet iemand anders.

De derde fase is de fase van onderhandeling. In deze fase denken mensen dat als ze zich goed gedragen dat ze dan niet dood gaan. Ze keren zich tot God en beloven als ze genezen zijn hun hele leven aan de armen te wijden. Ook kunnen mensen beloftes aan zich zelf maken. Dit onderhandelen heeft vaak een positief effect omdat mensen zichzelf dan een doel stellen en zo het leven positiever in kunnen zien.

De volgende fase is de depressie. Mensen weten dat er niks meer aan te doen is en toch op den duur zullen sterven. Op dit moment voelen ze zich hopeloos en komen ze in een depressie terecht. De depressie kan twee soorten aannemen. De eerste soort is de reactieve depressie, deze gaat over gebeurtenissen die al eerder hebben plaatsgevonden. De tweede soort is de voorbereidende depressie. Bij deze vorm van depressie bereiden mensen zich voor op het komende verlies en het feit dat ze hun geliefden nooit weer zullen zien.

Vervolgens komt de acceptatie. Volgens Kübler-Ross zijn mensen in deze fase zich volledig bewust van het feit dat ze gaan sterven en accepteren dit. Ze hebben geen emoties hierover en praten er ook niet over.

De theorie van Kübler-Ross heeft te maken gehad met aardig wat kritiek. De theorie is vooral geschikt voor mensen die weten dat zullen overlijden of mensen waarbij het noodlot heel snel nadert. Daarnaast is er veel kritiek geweest op het feit dat ze het als fasen presenteert. Niet iedereen komt in elke fase terecht en sommige mensen maken bepaalde fasen langer, korter of vaker mee. Goedbedoelde verzorgers hebben soms geprobeerd om patiënten aan te moedigen naar een volgende fase te gaan terwijl zij hier als individu nog niet aan toe waren.

7.2.2. Zelf kiezen voor de dood

Soms staat in iemands medisch dossier ‘niet reanimeren’. Dit betekend dat ze (vaak terminale) patiënt niet wil dat er ingrepen worden gedaan om het leven te verlengen. Zowel voor nabestaanden als hulpverleners is het soms moeilijk om aan deze wens te voldoen. Het kan de hulpverlener een schuldgevoel geven omdat hij of zij denkt dat ze wel in had moeten grijpen.

Een euthanasieverklaring is een juridisch document waarin staat beschreven welke medische behandelingen de patiënt wel of juist niet wil ondergaan wanneer deze persoon niet meer in staat is om dat zelf aan te geven. In sommige euthanasieverklaringen wordt een bepaald persoon aangegeven die mag oordelen over wat er met de patiënt gebeurt. In Nederland mag medisch personeel hulp verlenen bij zelfdoding. Dit is echter wel aan regels verbonden. Twee artsen hebben dan vastgesteld dat de patiënt terminaal ziek is en geestelijk of lichamelijk ernstig lijdt. De patiënt moet bewust schriftelijk een verklaring ondertekenen en verwanten moeten van tevoren zijn geïnformeerd. Bij passieve euthenasie worden de apparaten die iemand nog in leven houden afgekoppeld waardoor iemand op een natuurlijke manier kan sterven. Bij vrijwillige actieve euthanasie worden er medische handelingen uitgevoerd die er voor zorgen dat iemand pijnloos overlijd.

7.2.3. Zorgen voor terminaal zieken

Een derde van de mensen overlijd in het ziekenhuis. Het kan zijn dat iemand de wens heeft om de laatste dagen van zijn of haar leven thuis door te brengen en daar te overlijden. Ze willen terug naar de vertrouwde omgeving en geliefden om hen heen wat vaak niet in het ziekenhuis mogelijk is.

Een hospice is een instelling waar terminaal zieke mensen tot aan het einde van hun leven worden verzorgd. Het accent in een hospice ligt niet zoals in een ziekenhuis op het verlengen van het leven maar de laatste dagen zo aangenaam en zinvol mogelijk maken.

7.3.1. De rouwperiode en uitvaart voor nabestaanden

De dood is eigenlijk zeer duur, alles bij elkaar kost het al snel vijfduizend euro. Uitvaartmaatschappijen zijn vaak commercieel en willen het zo persoonlijk mogelijk maken. Maar dit is niet de enige factor die iemands uitvaart bepaald. In verschillende culturen zijn er ook verschillende manieren om, om te gaan met de dood.

Het omgaan met de dood is altijd moeilijk, er is een besef van verlies wat voorkomt uit het feit dat iemand er echt niet meer is en het intense verdriet dat wordt veroorzaakt door emoties. Mensen raken in shock, verdoofd of depressief. Iedereen gaat er verschillend mee om. Er zijn verschillende soorten verdriet, normaal verdriet en ongezond verdriet. Sommige mensen komen nooit meer over een verlies heen en zijn daardoor zelf gevoelig voor psychologische- en gezondheidsproblemen.

De onverwachtheid van iemands overlijden heeft invloed op het rouwproces. Dierbaren die onverwachts overlijden maken vaak een grote wond in iemands leven. Deze mensen zijn na vier jaar vaak nog niet helemaal herst

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.