Boeksamenvatting bij Boekhouden geboekstaafd deel II - Fuchs & van Vlimmeren 9e druk


Grond- en hulpstofkosten - Chapter 2

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de kostensoort grond- en hulpstoffen. Grondstoffen gaan op in het product. En hulpstoffen maken het productieproces mogelijk, deze zijn niet terug te vinden in het product (voorbeeld benzine, olie etc.). In het hele boek en dus ook in de samenvatting gaan we uit van een industriële onderneming. Kenmerkend voor een industriële onderneming is het transformatieproces. Dit is het proces waarbij diverse productiemiddelen (zoals grondstoffen en prestaties van machines en werknemers) worden opgeofferd met de bedoeling om eindproducten te fabriceren en deze vervolgens te verkopen.

De definitie van kosten is het volgende:

Onder de kosten in een industriële onderneming verstaan we de geldswaarde van de productiemiddelen die worden opgeofferd om eindproducten op de verkoopmarkt te kunnen aanbieden.

Hierbij is het van belang of het om de werkelijke of toegestane kosten gaat:

  • Werkelijke kosten wordt berekend door de werkelijk verbruikte hoeveelheden van de verschillende opgeofferde productiemiddelen te vermenigvuldigen met de werkelijke inkoopprijzen.

  • Toegestane kosten ook wel voorgecalculeerde- of standaardkosten genoemd. Dit wordt berekend door de toegestane hoeveelheden van de opgeofferde productiemiddelen te vermenigvuldigen met de standaardprijzen. Hierbij is de toegestane hoeveelheid de hoeveelheid bij de meest efficiënte fabricagemethode. En de standaardprijs is gelijk aan de verwachte gemiddelde inkoopprijs in de komende periode.

De definitie van kostensoort: Het totaal van de kosten die verband houden met het aanwenden van een bepaald productiemiddel.

De volgende kostensoorten worden onderscheiden:

  • Grond- en hulpstoffen

  • Menselijke arbeid

  • Slijtende activa

  • Grond

  • Diensten van derden

  • Belastingen

  • Interestkosten

  • Het vormen van voorzieningen

Vaste verrekenprijs (VVP) is de administratieve prijs die wordt gehanteerd bij de registratie van grondstoffen. Dit is een geschatte gemiddelde inkoopprijs voor de komende periode. In de VVP kunnen ook de geschatte directe inkoopkosten en opslagen voor indirecte inkoopkosten en magazijnkosten zijn opgenomen. Voor prijsverschillen heeft rubriek 3 rekening 320 Prijsverschillen bij inkoop grondstoffen.

Voordelen van deze methode:

  • Vereenvoudigen en verbetering van de voorraadadministratie

  • Vereenvoudigen van de afgifte-administratie

  • Ten slotte is het een belangrijk hulpmiddel bij de controle op efficiency (doelmatigheid) in het verbruik, er wordt namelijk alleen gekeken naar hoeveelheidsafwijkingen

Directe verbruiksmeting is het geval wanneer een magazijnmedewerker de grondstoffen uit het magazijn afgeeft tegen ontvangst van afgiftebonnen. Op basis hiervan wordt de voorraadadministratie en de financiële administratie bijgewerkt.

De grootboekrekening die hierbij hoort is 300 Voorraad grondstoffen. Door inventarisatie van de werkelijke aanwezige voorraad kunnen we eventuele voorraadverschillen ontdekken. In zo’n geval wordt de voorraadadministratie aangepast.

Indirecte verbruiksmeting bepalen we het grondstofverbruik in een bepaalde periode door de beginvoorraad + ontvangen hoeveelheid – eindvoorraad (inventarisatie) = verbruik

Een nadeel van deze methode is dat je niet kunt vaststellen welke voorraad aanwezig zou moeten zijn. Hierdoor kunnen er voorraadverschillen door diefstal of breuk in het grootboek geboekt zijn als verbruik.

Directe inkoopkosten zijn inkoopkosten zoals vrachtkosten of invoerrechten die rechtstreeks betrekking hebben op een bepaalde ingekochte partij grondstoffen. (activeren van kosten)

Directe grondstofkosten kosten zijn kosten waarvan nauwkeurig en eenvoudig kan worden vastgesteld voor welk soort grondstof ze zijn gemaakt. En het tegenovergestelde geldt voor indirecte grondstofkosten.

Bij inkoopkosten is er voor een groot deel sprake van indirecte kosten en magazijnkosten.

Met behulp van opslagpercentages kunnen we de indirecte kosten naar de diverse soorten grondstof doorberekenen.

  • Werkelijke indirecte kosten, indirecte kosten die in een bepaalde periode in werkelijkheid zijn gemaakt.

  • Berekende indirecte kosten, de kosten die met behulp van een opslagpercentage zijn doorberekend aan de verschillende soorten ontvangen grondstoffen.

Deze kosten worden weergeven in rubriek 5. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

1) 510 Indirecte inkoopkosten, 515 Opslag indirecte inkoopkosten

2) 520 Magazijnkosten en 525 Opslag magazijnkosten.

Het verschil tussen de saldi op rekening 510 en 520 enerzijds en 515 en 525 anderzijds noemen we het resultaat op de indirecte kosten ofwel kostenresultaat. Dit is dus het verschil tussen de werkelijke en berekende indirecte kosten.

Geautomatiseerde omgeving, sub administratie van de rekening 300 Voorraad grondstoffen.

Invoerschermen: magazijnontvangstenboek, verbruiksregister, verdeelboek indirecte kosten.

Arbeidskosten - Chapter 3

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de boekingen van lonen en welke kosten er naast loonkosten nog meer zijn. Er is een onderscheid tussen brutolonen en nettolonen. Brutobedrag is het bedrag dat de werkgever als kosten boekt in rubriek 4, dit is de loon voor aftrek van inhoudingen. Het brutoloon + bijdragen Zorgverzekeringswet wordt geboekt in rubriek 2 op rekening 280 tussenrekening lonen. Rekening 280 kan echter ook Tussenrekening personeelskosten zijn, dan geldt brutoloon + overige kosten van menselijke arbeid. Aan het eind van de periode dient deze nul te zijn. Het is weer een controlerende tussenrekening.

Het nettoloonbedrag is het bedrag dat de werkgever uitbetaalt aan de werknemers, dit is de loon na aftrek van inhoudingen.

Formule: Nettoloon = Brutoloon – diverse inhoudingen.

Directe loonkosten kunnen we eenvoudig en nauwkeurig aangeven voor welke producten de loonkosten zijn gemaakt. Dit wordt geboekt in rubriek 4 op rekening 410 Directe lonen of directe personeelskosten.

Bij indirecte lonen is dit echter niet mogelijk, een voorbeelden hiervan zijn administratief personeel of het management. Dit wordt geboekt in rubriek 4 op rekening 411 Indirecte lonen. Of indirecte personeelskosten

Loonlijst is de herleiding van brutoloon naar nettoloon per werknemer.

Loonverdeelstaat is een dagboek waarin de verdeling van de brutolonen in directe en indirecte lonen plaats vindt.

Overige kosten naast het brutoloon van menselijke arbeid zijn sociale lasten (voorbeeld hiervan is de Zorgverzekeringswet), vakantietoeslag, pensioenpremies en kosten in verband met speciale voorzieningen voor het personeel (bijvoorbeeld bedrijfskleding en bedrijfsuitjes).

Geautomatiseerde omgeving: Invoeren loonlijst en invoeren loonverdeelstaat.

Directe en indirecte kosten - Chapter 6

In dit hoofdstuk gaan we kosten toerekenen aan diverse interne of externe orders. Er zijn hierbij twee soorten kosten te onderscheiden: directe kosten (eenvoudig te berekenen) en indirecte kosten (lastiger te berekenen een voorbeeld van een manier is de opslagmethode).

Directe kosten zijn de kosten waarbij rechtstreeks kan worden vastgesteld voor welke order ze zijn gemaakt. Een voorbeeld hiervan is directe fabricagekosten, dit wordt gespecificeerd naar orders vastgelegd in de orderadministratie. En dit wordt vanuit rubriek 4 rekening 499 Overboekingsrekening rechtstreeks overgeboekt naar rubriek 6 rekening 600 fabricagerekening.

Wanneer we de directe kosten niet opnemen in rubriek 4, bijvoorbeeld wanneer rekening 400 Verbruik grondstoffen meteen in rubriek 6 onder rekening 600 Fabricagerekening wordt gedebiteerd zeggen we dat de directe kosten rubriek 4 passeren.

Indirecte kosten (overhead) is het niet mogelijk om deze exact toe te rekenen per order.

Het verdelen van de indirecte kosten over de verschillende orders wordt vaak gedaan met behulp van de opslagmethode of met behulp van de kostenplaatsenmethode. In dit hoofdstuk bespreken we alleen de opslagmethode en in het volgende hoofdstuk de kostenplaatsenmethode.

Opslagmethode is een manier om indirecte kosten met behulp van opslagpercentages toe te rekenen aan orders. Dit wordt gedaan voor fabricagekosten als verkoopkosten.

Met behulp van rubriek 5, wordt zoals in hoofdstuk 1 ook staat uitgelegd gekeken naar het verschil tussen de werkelijke kosten en de doorberekende kosten. Dit wordt ook wel het resultaat op indirecte kosten genoemd.

Kostenbeheersing is wanneer bijvoorbeeld de fabricagekosten niet hoger mogen zijn dan 3% van de directe fabricagekosten in die periode.

Geautomatiseerde omgeving: invoeren fabricagerekening, invoeren verkooprekening, invoeren werkelijke indirecte fabricagekosten, invoeren werkelijke indirecte verkoopkosten.

Kostenplaatsenmethode - Chapter 7

In dit hoofdstuk zullen we dieper ingaan op de kostenplaatsenmethode. Dit is een nauwkeurige methode dan de in het vorige hoofdstuk besproken opslagmethode. De kostenplaatsenmethode (productiecentramethode) is een toerekeningsmethode voor indirecte kosten waarbij het bedrijf administratief wordt gesplitst in een aantal kostenplaatsen. Hierover worden de indirecte kosten vervolgens verdeeld en via de verschillende kostenplaatsen worden deze kosten toegerekend aan de kostendragers (orders).

In het boek en dus ook in de samenvatting gaan we ervan uit dat afdelingen en kostenplaatsen samenvallen. Het belangrijkste kenmerk voor kostenplaatsen is dat deze homogene prestaties verrichten. Bijvoorbeeld machine-uren.

Er kunnen meerdere indelingen gemaakt worden voor de kostenplaatsen, maar onderstaande indeling is het meest van belang:

  • Hulpkostenplaatsen, dit zijn afdelingen die hun prestaties verrichten voor andere afdelingen. Bijvoorbeeld de afdeling huisvesting of de afdeling transport.

  • Hoofdkostenplaatsen, zijn daarentegen afdelingen die hun prestaties verrichten voor orders. Bijvoorbeeld de afdeling fabricage en de afdeling verkoop.

Er dient nog een ander onderscheid gemaakt te worden tussen:

  • De eerstverdeelde kosten, dit zijn de indirecte kosten die vanuit rubriek 4 worden toegerekend aan de verschillende afdelingen/kostenplaatsen. Hiervan kunnen we zeggen dat de indirecte kosten rechtstreeks door deze afdeling zijn veroorzaakt.

  • De doorbelaste kosten, dit zijn de indirecte kosten die door een kostenplaats aan andere kostenplaatsen of aan kostendragers worden doorberekend. Omdat er gebruikt wordt gemaakt van de prestaties van een andere afdeling.

Het tarief is de vooraf gecalculeerde bedrag van de toegestane kosten per prestatie-eenheid van een kostenplaats. Bij het berekenen van het tarief maken we gebruik van de delingscalculatie:

Tarief = ook wel Tt = Tc + Tv

Hierbij geldt:

Cb = Begrote totale toegestane constante kosten per periode

Vb = Begrote totale toegestane proportioneel variabele kosten in de komende periode

N = Normale hoeveelheid prestaties per periode

Hb = Begrote hoeveelheid prestaties in de komende periode

Tt = tarief (per prestatie) totaal

Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Tv = Tariefdeel (per prestatie) voor de variabele kosten

Doel kostenplaatsmethode: het doorberekenen van de indirecte kosten van de hulpkostenplaatsen naar de hoofdkostenplaatsen. Deze berekenen de indirecte kosten door naar de orders.

Voorcalculatorische dekking van een kostenplaats is het totaal van de voorcalculatorisch doorberekende kosten. Begroot door het aantal prestaties x het tarief.

Voorcalculatorische kostenverdeelstaat is het overzicht waarin wordt aangegeven hoe de begrote eerstverdeelde indirecte kosten via de kostenplaatsen worden doorberekend aan de kostendragers

Voorcalculatorische dekkingsstaat is het overzicht waarin de indirecte kosten worden doorbelast door de hulpkostenplaatsen naar de overige kostenplaatsen en door de hoofdkostenplaatsen naar de orders.

Voorcalculatorische bezettingsresultaat geeft het verschil weer tussen de begrote en de normale bezetting. De formule hiervan is:

Voorcalculatorisch bezettingsresultaat = (Hb – N) x Tc

Hierbij geldt:

N = Normale hoeveelheid prestaties per periode

Hb = Begrote hoeveelheid prestaties in de komende periode

Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Wanneer Hb > N , overbezettingswinst en Hb

Om een efficiencycontrole uit te kunnen voeren wordt er aan het eind van een periode per afdeling een vergelijking gemaakt tussen en werkelijke kosten en de toegestane kosten (werkelijke hoeveelheid prestaties x voorgecalculeerd tarief per prestatie).

Bij het rekenen met de verschillende kosten is de regel dat constante begrote kosten worden gedeeld door N en begrote variabele kosten worden gedeeld door Hb.

Boekingen bij toepassing kpm - Chapter 8

In dit hoofdstuk gaan we nog een keer kijken naar kostenplaatsenmethode. We richten ons nu op de nacalculatorische kostenplaatsenverdeling en dekkingsstaat. Dit lijkt heel erg op de voorcalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat uit het vorige hoofdstuk.

Op de nacalculatorische staat vermelden we het volgende:

  • De werkelijke indirecte kosten volgens rubriek 4, uitgesplitst per afdeling: de eerstverdeelde kosten.

  • En de doorbelastingen van afdeling naar afdeling en uiteindelijk naar de kostendragers (de afdelingen fabricage en verkoop). Dit doen we op basis van de berekening:

Werkelijk aantal geleverde prestaties x het voorgecalculeerde tarief per prestatie.

Door de toepassing van de kostenplaatsenmethode kunnen we aan het eind van een periode per afdeling vaststellen wat het verschil is tussen de werkelijke en de gedekte kosten. Als we ervanuit gaan dat het voorgecalculeerde tarief juist berekend is kunnen de verschillen verklaard worden door de volgende redenen:

  • Efficiencyverschillen

  • Prijsresultaten

  • Bezettingsresultaten

In dit hoofdstuk zullen we alleen kijken naar het nacalculatorische bezettingsresultaat.

Dit is het resultaat als gevolg van ongelijkheid tussen de normale en werkelijke bezetting. De formule om dit te berekenen is als volgt:

Nacalculatorisch bezettingsresultaat = (Hw – N) x Tc

Hierbij geldt:

N = Normale hoeveelheid prestaties per periode

Hw = Werkelijke hoeveelheid prestaties in de afgelopen periode

Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Budgettering indirecte kosten - Chapter 9

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de verschillende soorten van indirecte kostenbudgetten. Omdat we gebruikt maken van de kostenplaatsenmethode gaat het om het budgetteren van de indirecte kosten per afdeling. De meeste bedrijven stellen een begroting op. Begroting is een schatting van de opbrengsten en kosten en van de ontvangsten en uitgaven in een toekomstige periode. Wanneer werknemers de cijfers in een begroting moeten halen, dan spreken we van een taakstellende begroting. Dit noemen we dan een budget. Een voorbeeld van een budget is wanneer de omzet van een winkel minstens 110,000 euro dient te zijn voor de maand januari.

In een kostenbudget komen alleen de kostencijfers voor.

Er zijn drie vormen kostenbudgetten, we maken bij alle drie gebruik van de kostenplaatsenmethode:

  • Vast kostenbudget, hierbij wordt een vast bedrag aan toegestane kosten per periode opgenomen. Het toegestane kostenbedrag is dus niet afhankelijk van de bedrijfsdrukte. Vaak bij afdelingen waarbij uitsluitend constante kosten voorkomen. Of voor afdelingen met allerlei verschillende prestaties.

Bij gebruik van een vast budget dient het voorcalculatorisch budget gelijk te zijn aan het nacalculatorisch budget.

Formule hiervan: Cb = N x Tc

Hierbij geldt:

Cb = begrote totale toegestane constante kosten per periode

N = Normale hoeveelheid prestaties per periode.

Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Voorcalculatorische bezettingsresultaat is het verschil tussen de gebudgetteerde constante kosten = het vast budget = N x Tc en de gedekte constante kosten = Hb x Tc.

Formule : (Hb-N)xTc

Hierbij geldt:

Hb= Begrote hoeveelheid prestaties in de aankomend periode

Het budgetresultaat: is het verschil tussen de werkelijke contante kosten en de gebudgetteerde constante kosten (N x Tc)

De nacalculatorische dekking:

Hw x Tc

Hierbij geldt:

Hw = Werkelijke hoeveelheid prestaties in de afgelopen periode.

Het nacalculatorisch bezettingsresultaat (verschil tussen vast budget en dekking) =

(Hw – N) x Tc

  • Variabel kostenbudget, hierbij wordt in het afdelingsbudget een totaal kostenbedrag opgenomen, dat evenredig is aan de omvang van de bedrijfsactiviteiten in de betrokken periode. Deze methode van budgetteren is vooral heel geschikt voor afdelingen waarbij uitsluitend proportioneel variabele kosten voorkomen.

Er kan bij een variabel budget een verschil bestaan tussen het voorcalculatorisch budget Hb x Tv en het nacalculatorisch budget Hw x Tv.

Hierbij geldt:

Tv = Tariefdeel (per prestatie) voor de variabele kosten

De gebudgetteerde variabele kosten = Hb x Tv en de gedekte variabele kosten = Hb X Tv kan er geen verschil bestaan. Deze zijn gelijk.

Het budgetresultaat: is het verschil tussen de werkelijke variabele kosten en de gebudgetteerde variabele kosten (Hw x Tv)

Aangezien de nacalculatorische dekking en het nacalculatorische bezettingsresultaat beide berekend worden door dezelfde formule, kan hier geen verschil in ontstaan. Hierdoor kan er geen bezettingsresultaat ontstaan.

Hier geldt dus: budget = dekking = Hw x Tv

Gemengd kostenbudget, wordt gehanteerd bij de meeste bedrijven. Dit bestaat uit een vast kostenbudget en een variabel kostenbudget. Het totaal hiervan noemen we een gemengd budget.

Ook bij het gemengd budget kan er net als bij het variabel budget, een verschil optreden tussen het voorcalculatorisch budget en het nacalculatorisch budget.

Voorcalculatorisch gemengd budget = N x Tc + Hb x Tv

Nacalculatorisch gemengd budget = N x Tc + Hw x Tv

Het verschil tussen het voorcalculatorische gemengde budget (N x Tc + Hb x Tv) en de gedekte constante + variabele kosten (Hb x Tc + Hb x Tv) is het voorcalculatorisch bezettingsresultaat. Ook wel (Hb – N) x Tc.

Voor het nacalculatorische bezettingsresultaat geldt: (Hw – N) x Tc

Het budgetresultaat: is het verschil tussen de werkelijke kosten en het nacalculatorisch gemengd budget (Hw x Tv)

De budgetresultaten kunnen veroorzaakt worden door prijsresultaten en/of efficiency resultaten. Een voorbeeld van de productie afdeling is voor de machine-uren kunnen er verschillen in hulpmaterialen en onderhoudsuren ontstaan.

Vastleggen indirecte kostenbudgetten - Chapter 10

In dit hoofdstuk gaan we kijken hoe we de indirecte kostenbudgetten van het vorige hoofdstuk vastleggen in het grootboek. Bij het toepassen van de kostenplaatsenmethode openen we voor elke kostenplaats in rubriek 5 de volgende twee rekeningen:

  • 5 … Kosten afdeling X

  • 5 … Dekking afdeling X

Door per afdeling het saldo op de kostenrekening te vergelijken met het saldo op de dekkingsresultaat kunnen we het afdelingsresultaat vaststellen. Het afdelingsresultaat is te splitsen in: budgetresultaat en het bezettingsresultaat. Van het nacalculatorisch budget voor de indirecte kosten van een afdeling kunnen we onderstaande journaalpost maken:

5 … Te dekken budget afdeling X € …

Aan 5 .. Budget afdeling X € …

Met behulp van een Z-figuur wordt in het grootboek een resultaat opgesplitst in twee deelresultaten. Hierbij worden de hierboven genoemde vier grootboekrekeningen gebruikt.

Budgetresultaat =

Het verschil tussen 5… Kosten afdeling X (eerstverdeelde, doorbelaste kosten

en

5… Budget afdeling X (Aan nacalculatorisch budget)

Bezettingsresultaat =

Het verschil tussen 5… Te dekken budget afdeling X (nacalculatorisch budget)

en

5… Dekking afdeling x = bezettingsresultaat (Aan nacalculatorische dekking)

Het voorcalculatorische budget wordt nooit opgenomen in de boekhouding.

Nacalculatorische variabel budget: Hw x Tv. Variabel budget: per periode vast bedrag dat afhankelijk is van het door de betrokken afdeling werkelijk geleverde prestaties.

Gemengd budget per periode bestaat uit:

Vast budget voor de constante kosten = N x Tc

Variabel budget voor variabele kosten = Hw x Tv

Het budget in een geautomatiseerde omgeving kan intracomptabel vastgelegd of extracomptabel vastgelegd worden. Bij extracomptabel worden de budgeten niet in het grootboek opgenomen. Hierbij kan een boekhoudprogramma veel gemak opleveren.

Voor meer voorbeelden van het verwerken in de boekhouding van het nacalculatorische afdelingsbudget zie hoofdstuk 10 in het boek.

Geautomatiseerde omgeving: Er kunnen bij elk budget verschillende opties worden gehanteerd:

  • Verdeling van de bedragen gelijkmatig of seizoensgebonden

  • Uitgaan van de meest gunstige of meest ongunstige omstandigheden bij het berekenen van de bedragen

Toerekenen kosten bij ERP systemen - Chapter 11

In dit hoofdstuk kijken we naar hoe we kosten aan orders moeten toerekenen met gebruik van een ERP-systeem (Enterprise Resource Planning). Door middel van dit systeem kan de onderneming beter grip krijgen op de bedrijfsactiviteiten. De financiële administratie levert informatie op voor de externe en interne verslaggeving.

Enterprise Resource Planning-systeem: automatiseringsprogramma waarmee een onderneming de samenwerking tussen de productiemiddelen kan plannen en beheersen.

( Management-informatie, voorraad-gegevens, marketing-gegevens, financiële administratie, relatie-gegevens, logistieke gegevens, productie-planning, inkoop-gegevens, productie-gegevens en verkoop-gegevens)

Alle medewerkers binnen de onderneming werken met hetzelfde systeem. Echter heeft niet iedereen toegang tot alle gegevens. Door middel van toegangsbeveiligingen kunnen de medewerkers alleen bij de gegevens van de eigen afdeling.

Voordelen ERP-systeem: spaart tijd en kosten, alle gegevens bij elkaar en toegankelijk, beter en sneller overzicht mogelijk.

Nadelen ERP-systeem: duur want moeten op maat gemaakt worden, invoering kost veel tijd, afhankelijk van systeem, strenge toegangsbeveiligingen vereist.

Grootboek in een ERP-systeem:

  1. Onderdeel Finance. Alle grootboekrekeningen voor de bezittingen, schulden, kosten en opbrengsten (Financial Accounting).

Balansrubrieken 0, 1, 3 en 7. Resultaatrubrieken 4, 8 en 9.

Meeboekrekeningen: Rekening met behulp waarvan op grootboekrekening geboekt bedrag wordt gespecificeerd of samengebundeld.

  1. Onderdeel Controlling. Grootboekrekeningen waarmee we het interne bedrijfsproces kunnen volgen, de resultaatrekeningen (management accounting). Hieraan zijn ook vaak meeboekrekeningen gekoppeld. Rubrieken 5, 6 en 8.

Een meeboekrekening wordt automatisch bijgewerkt. Wanneer dit niet gebeurd moet het handmatig aangepast worden. (zie 4 voorbeelden in boek paragraaf 11.3).

De vaste activa worden in een ERP-systeem vaak individueel of collectief voor de boekwaarde in het grootboek opgenomen. De detaillering is ondergebracht in de subadministratie.

Logistiek - Chapter 12

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de productiebesturingssystemen. We onderscheiden meerdere systemen die afhankelijk zijn van de plaats van het klantorderontkoppelpunt ligt in de goederenstroom.

Het eerste systeem waar we naar gaan kijken is het voorraadgestuurde productiebesturingssystemen en het tweede systeem is het klantordergestuurde productiebesturingssystemen.

Logistiek is het plannen en besturen van alle activiteiten die nodig zijn om de goederenstroom van leveranciers naar afnemers te realiseren. Dit omvat meerder componenten, bij een industriële onderneming zijn dit: grondstoffen, hulpstoffen, onderdelen, halffabricaten en eindproducten. Het plannen en besturen is van essentieel belang om een goede service naar de klant te kunnen garanderen, om de activiteiten zo efficiënt mogelijk uit te kunnen voeren en om de omvang van de verschillende voorraden te optimaliseren. Financiële consequenties worden voor een belangrijk deel beïnvloed door logistieke gebeurtenissen, daarom is het belangrijk om dit mee te nemen in de administratie.

Om een goede beheersing te krijgen op de goederenstroom is er een logistiek Material Requirements Planning (MPR 1). Dit is een besturingsconcept waarbij de te produceren hoeveelheden materiaal voor elke bewerkingsplek in de productieafdelingen worden berekend op basis van de verwachte vraag naar het eindproduct. Deze verwachting is opgenomen in het hoofdproductieplan (HPP), wat weer is afgeleid van het verkoopplan. Het hoofdproductieplan is het overzicht van de geplande aantallen eindproducten per periode. Een nadeel van MPR 1 is dat er alleen rekening wordt gehouden met materiaal en niet met de beschikbare productiecapaciteit. Bij 1 wordt er namelijk vanuit gegaan dat de capaciteit van zowel de mensen als machines als gebouwen etc. oneindig zijn. Daarom is er Manufacturing Resources Planning (MPR 2) ontwikkeld. Hierbij wordt er wel degelijk rekening gehouden met de beschikbare productiecapaciteit en er wordt een capaciteitsplan opgesteld. Of er bij de productie gebruik kan worden gemaakt van MPR 1 of MPR2 wordt bepaald door de plaats van het klantorderontkoppelpunt van de goederenstroom.

Het klantorderontkoppelpunt (KOOP) is het punt van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in de goederenstroom niet meer beïnvloedt. De KOOP kan zowel aan het begin als aan he eind van de goederenstroom liggen. Wanneer deze aan het eindpunt ligt dus volledig stroomafwaarts dan heeft de individuele klantorder geen enkele invloed op het eindproduct. Wanneer deze juist aan het beginpunt, dus volledig stroomopwaarts dan bepaalt de individuele klantorder alle activiteiten van de goederenstroom.

De plaats van de KOOP bepaalt het productiebesturingssysteem. Er zijn hierbij twee opties:

  • Voorraadgestuurde systemen, hierbij ligt de KOOP op het stroomafwaartse deel van het goederenstroomtraject. Hier wordt vooral gebruik van gemaakt wanneer de toekomstige vraag naar producten goed te voorspellen is. Er wordt op basis van het verkoopplan, HPP en MPR productie orders gegenereerd. Een voordeel van deze methode is dat er grote series kunnen worden geproduceerd en dat in- en omsteltijden van machines worden geminimaliseerd.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Make-to-stock = KOOP 1 (MTS), hierbij wordt volledig op voorraad geproduceerd. De individuele klantorders hebben geen enkele invloed op het productiegedeelte. Er wordt hierdoor gewerkt met standaardkostprijzen voor eindproducten. Voorbeelden van producten zijn: Televisies of spijkerbroeken.

  • Assemble-to-order = KOOP 2(ATO), hierbij heeft de klant geen invloed op de componenten en halffabricaten. Deze worden daarom op voorraad geproduceerd, ook weer op basis van het verkoopplan/HPP/MPR. Individuele klantorders zijn wel van invloed op het eindproduct, daarom worden deze pas vervaardigd als klantorders binnen zijn. Hierdoor is er geen voorraad eindproduct. Kenmerkend voor dit systeem is dat eindproducten in een aantal vooraf vastgestelde varianten worden geleverd. Voor de halffabricaten kan worden gewerkt met standaardkostprijzen en voor de eindproducten met standaardkostprijzen per variant.

Voorbeelden van producten zijn: Meubels en auto’s.

  • Klantordergestuurde systemen, hierbij ligt de KOOP op het stroomopwaartse deel van het goederenstroomtraject. Hiervan wordt gebruik gemaakt wanneer de vraag lastig te voorspellen is. De levertijd van producten is langer, aangezien ze geen voorraden aanhouden en er pas geproduceerd wordt als er een order geplaatst is.

Voorbeelden hiervan zijn: zie volgende pagina.

  • Make-to-order = KOOP 3 (MTO), hierbij ligt de KOOP al aardig ver stroomopwaarts en wordt de fabricage van halffabricaten en eindproducten volledig aangestuurd op individuele klantorders.

De klant heeft hierbij alleen geen invloed op de grond- en hulpstoffen en materialen die gebruikt worden. Met standaardkostprijzen kan bij deze methode niet worden gewerkt. Maar daarvoor in de plaats is de voorcalculatorische kostprijsberekening per klantorder.

Een voorbeeld hiervan is de productie van binnenvaartschepen.

  • Engineer-to-order = KOOP 4(ETO), is het laatste productiesysteem wat we gaan bespreken. Hierbij worden producten uitsluitend op klantspecificaties ontworpen. Kenmerkend van dit systeem is dat er een ontwikkeltraject is en materialen specifiek voor een order worden ingekocht. De aansturing van de planning vindt dan ook plaats op projectbasis. Omdat er geen enkele voorraad aanwezig is, is het nadeel van dit systeem dat er vaak lange levertijden aangebonden zijn. Van standaardkostprijzen is geen sprake, er worden echter wel voorcalculaties per klantorder gemaakt.

Een voorbeeld hiervan is een bedrijf dat kantoorinrichtingen maakt.

Een trend van de laatste Jaren is dat de KOOP steeds verder stroomopwaarts is geschoven, hierdoor raakt het fabriceren op voorraad steeds minder belangrijk.

Het laatste deel van het hoofdstuk gaat over dienstverlenende bedrijven. Die komen voor in een groot aantal verschillende vormen, hierdoor kunnen we verschillende indelingen samenstellen.

Vanuit de accountantscontrole (Starreveld) kunnen we onderstaande verdeling maken, deze is gebaseerd op controleverbanden in het waardekringloopproces:

  • Dienstverlenende bedrijven met doorstroming van goederen die eigendom van het bedrijf of eigendom van derden zijn

  • Dienstverlenende bedrijven die via vaste leidingen bepaalde diensten, energie of stoffen leveren

  • Bedrijven waarbij de dienstverlening bestaat uit het ter beschikking stellen van ruimten, zowel met of zonder specifieke reservering

  • Overige dienstverlenende bedrijven en beroepen

Hier kunnen nog aan worden toegevoegd:

  • Banken en speciale financieringsinstellingen

  • Tussenpersonen in de effectenhandel

  • Verzekeringsbedrijven

  • Overheidsdiensten en soortgelijke instellingen

Een tweede verdeling die er gemaakt kan worden is op basis van organisatie-adviseur (Hartman):

  • Arbeidsorganisaties (omzet wordt verkregen door het ter beschikking stellen van arbeidskracht)

  • Financiële organisaties (omzet wordt verkregen door geldtransacties)

  • Exploitatie-organisaties (omzet wordt verkregen door het ter beschikking stellen van (on)roerende zaken.

Administratieve dienstverlening is het leveren van niet fysieke producten. Een voorbeeld hiervan is een accountantskantoor. We maken hierbij onderscheid tussen een frontoffice en een backoffice. Het frontoffice personeel heeft contact met de klanten. En het backoffice personeel voert het werkelijke dienstverleningsproces uit.

Voorraden grondstoffen, halffabricaten en eindproducten worden ook wel buffers genoemd. Bij dienstverlenende bedrijven kunnen deze buffers bijvoorbeeld de werkvoorraad adviesopdrachten van een consultantsbureau zijn. Bij administratieve dienstverlening ontstaan buffers in de vorm van wachtrijen. Een voorbeeld hiervan zijn dossiers die wachten op gegevens die verkregen moeten worden van derden.

Hiervoor hebben we het al gehad over het KOOP, bij een dienstverlenend bedrijf is er sprake van een klantcontactontkoppelpunt (KCOP). Dit is het punt in het proces van dienstverlening van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in het dienstverleningsproces niet meer beïnvloedt. Dus tot aan het KCOP vindt afstemming net de klant plaats, hierna gaat het bedrijf zelfstandig verder met de uitvoering van het bedrijfsproces. Bij simpele taken is vaak alleen frontoffice betrokken, terwijl bij maatwerk zowel front- als backoffice betrokken zijn. Bij dienstverlenende bedrijven speelt capaciteit een belangrijke rol.

Er zijn drie KCOP’s:

  1. KCOP 1, neemt de klant een standaarddienst af. Hierbij is er sprake van een buffer aan opdrachten en klantorders wachten op afhandeling.

  2. KCOP 2, hierbij heeft de klant een belangrijke inbreng tijdens het dienstverleningsproces.

  3. KCOP 3, hierbij speelt de klant vanaf de inkoop van capaciteiten als personeel en apparatuur een belangrijke rol tot aan het eindpunt. In het hele geheel is er geen sprake van buffers.

Make-to-stock - Chapter 13

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de fabrieksboekhouding van een industriële onderneming. Het gaat hierbij om een onderneming met het voorraadgestuurde productiesysteem Make-to-stock. Voor Make-to-stock is het kenmerkend om te werken met een standaardfabricagekostprijs per gefabriceerd product. We maken nog steeds gebruik van de kostenplaatsenmethode voor de indirecte kosten en alle kosten doorlopen rubriek 4. We journaliseren van de gemaakte fabricagekosten voor de productie-orders de volgende onderdelen:

Grondstoffenverbruik, werkelijk verbruik x standaardprijs² per verbruikte eenheid

600 Fabricagerekening

Aan 499 Overboekingsrekening

Directe personeelskosten, werkelijk aantal directe arbeidsuren x werkelijk prijs per uur

600 Fabricagerekening

Aan 499 Overboekingsrekening

De doorbelaste indirecte fabricagekosten door de afdeling fabricage, werkelijk aantal machine-uren x tarief/uur

600 Fabricagerekening

Aan 545 Dekking afdeling fabricage

Vervolgens wordt de voorraad gereed product als volgt vastgelegd, tegen standaardkosten (standaardhoeveelheden productiemiddelen x standaardprijs per productiemiddel)

700 Voorraad gereed product

Aan 600 Fabricagerekening

Uit voorgaande journaalposten blijkt dat op rekening 6oo Fabricagerekening:

  • De debiteringen plaatsvinden op grond van de werkelijke hoeveelheden en standaardprijzen (bij directe personeelskosten tegen werkelijke prijzen)

  • De crediteringen plaatsvinden op grond van standaardhoeveelheden en standaardprijzen.

Door de debiteringen en crediteringen ontstaat er aan het einde van de boekingsperiode een saldo. Deze kan zowel positief als negatief zijn. Dit saldo noemen we het fabricageresultaat. Dit kan veroorzaakt worden door de volgende vier redenen:

  1. Efficiencyresultaat op grondstoffen

  2. Efficiencyresultaat op directe personeelskosten

  3. Prijsresultaat op directe personeelskosten

  4. Efficiencyresultaat op machine-uren

Wanneer er alleen gebruik maken van rekening 600 Fabricagerekening vindt de analyse van het fabricageresultaat naar de vier hierboven genoemde deelresultaten plaats buiten het grootboek. Dit wordt een extracomptabele analyse genoemd. Wanneer we rubriek 6 met extra rekeningen inrichten, dan is er een intracomptabele analyse van het fabricageresultaat mogelijk. We maken hierbij gebruik van de volgende rekeningen:

  • 600 Verbruik grondstoffen Aan 499 Overboekingsrekening

↔ 610 Standaardverbruik grondstoffen (efficiencyresultaat) naar 700

  • 601 Directe personeelskosten Aan499 Overboekingsrekening

↔ 611 Standaard directe personeelskosten (prijs- en efficiencyresultaat) naar 700

  • 602 Toeslag indirecte fabricagekosten Aan 545 Dekking afdeling Fabricage

↔ 612 Standaardtoeslag indirecte fabricagekosten (efficiencyresultaat) naar 700

Efficiencyresultaat = dit is het resultaat dat ontstaat wanneer de standaard verbruikte hoeveelheid van een bepaald productiemiddel afwijkt van de werkelijke hoeveelheid. Een voorbeeld is wanneer er tijdens het productieproces meer grondstoffen worden verbruikt dan de standaard hoeveelheid. Hierdoor ontstaat er een efficiencyresultaat. Deze kan zowel positief als negatief zijn.

De formule: (Hs - Hw) x Ps → Hierbij geldt:

Hs = Standaardhoeveelheid (uren, kg etc.)

Hw = Werkelijk verbruikte hoeveelheid (uren, kg etc.)

Ps = Standaardprijs (per uur, kg etc.)

Prijsresultaat = dit is het resultaat dat ontstaat wanneer de standaardprijs van een bepaald productiemiddel afwijkt van de werkelijke prijs. Een voorbeeld hiervan is wanneer de werkelijke prijs voor directe personeelskosten hoger ligt, dan de standaardprijs.

De formule: (Ps - Pw) x Hw

Hierbij geldt: Pw = Werkelijke prijs (per uur, kg etc.)

Loonniveauresultaat is het prijsresultaat op de (directe) personeelskosten. Dit krijg je door een vergelijken te maken tussen de rekeningen 630 en 631. Dit resultaat kan ontstaan als gevolg van oorzaken:

  • Waarvoor het hoofd van de afdeling fabricage niet verantwoordelijk kan worden gesteld.

Een voorbeeld hiervan is een loonsverhoging die nog niet is doorberekend in de standaardkostprijs.

  • Waarvoor het hoofd van de afdeling fabricage wel verantwoordelijk kan worden gesteld.

Een voorbeeld hiervan is het aannemen door het hoofd van de fabricage afdeling zelf van personeel waarvan het salaris afwijkt van de standaard norm. Interdependentie is het verschijnsel dat bepaalde grootheden elkaar onderling kunnen beïnvloeden zoals het efficiencyresultaat en het prijsresultaat op de directe kosten. Voor goederen in bewerking is er rekening 710. Wanneer de volgende maand de goederen worden afgemaakt tot gereed product worden ze dan gestorneerd (teruggeboekt). Een terugboekingsjournaalpost wordt een stornoboeking genoemd.

Belangrijkste voorbeelden met betrekking tot boekingen in rubriek 7 en 8:

800 Kostprijs verkopen (Beide tegen standaard

Aan 700 Voorraad gereed product fabricageprijs)

810 Directe verkoopkosten € …

Aan 499 Overboekingsrekening € …

815 Toeslag indirecte verkoopkosten € …

Aan 555 Dekking afdeling Verkoop € …

Van de opbrengst van de verkochte en afgeleverde producten:

130 Debiteuren € …

Aan 840 Opbrengst verkopen € …

Aan 181 Te betalen OB € …

Het verschil van de bedragen die geboekt zijn op de verschillende rekeningen is van groot belang. Het standaardverkoopresultaat is het verschil tussen de opbrengst en de commerciële standaardkostprijs van alle verkochte producten.

800 Kostprijs verkopen

810 Toeslag directe verkoopkosten ↔ 840 Opbrengst verkopen

815 Toeslag indirecte verkoopkosten

Het resultaat op de directe verkoopkosten:

850 Werkelijke directe verkoopkosten ↔ 855 Standaard directe verkoopkosten

Het perioderesultaat - Chapter 14

In dit hoofdstuk draait het om de winst-en-verliesrekening op de korte termijn. Dit kan voor veel bedrijven een belangrijk intern informatiemiddel zijn. Een jaarrekening is voor alle bedrijven heel erg belangrijk, deze bestaat uit een winst-en-verliesrekening, balans en een toelichting op deze overzichten. Daarnaast kunnen bedrijven ook een permanence opstellen, dit is een resultatenoverzicht over een korte periode van bijvoorbeeld een maand.

Winst-en-verliesrekening op korte termijn bezit de volgende kenmerken:

  • Is een resultatenoverzicht over een periode korter dan een boekjaar, bijvoorbeeld zes weken of een kwartaal.

  • Is kort na afloop van de betrokken periode gereed

  • Bevatten de door het management gewenste informatie

De winst-en-verliesrekening heeft twee doeleinden:

  1. Sturingsmiddel voor het management naar de toekomst op de korte termijn

  2. Intern verantwoordingsmiddel

Bij bedrijven die werken met een boekhouding met standaardkosten en de kostenplaatsenmethode zijn er vier resultaten van belang:

  1. Afdelingsresultaten (rubriek 5)

  2. Fabricageresultaten (rubriek 6)

  3. Standaardverkoopresultaat (rubriek 8)

  4. Overige resultaten (rubriek 9)

Voor voorbeelden van deze resultaten zie hoofdstuk 12 in het boek.

Analytische winst-en-verliesrekening is een resultatenoverzicht waarin gespecificeerd wordt uit welke afzonderlijke deelresultaten (zie hierboven) de periodewinst bestaat. Dit wordt opgesteld aan de hand van de rekeningen uit rubriek 9. Dit overzicht wordt uitsluiten gebruikt als informatiemiddel voor de managers.

We hebben in de vorige hoofdstukken al gekeken naar afdelingsresultaten, maar nu gaan we dit resultaat splitsen per kostensoort. Dit wordt ook wel drilling down genoemd. De bedragen van de wekelijke kosten per kostensoort staan in de kostenverdeelstaat. We willen nu ook de gedekte kosten per kostensoort krijgen, daarom maken we gebruik van het dekkingstatief gesplitst naar kostensoorten. Door één voor één per kostensoort de werkelijke kosten met de dekking te vergelijken, ontstaat er een overzicht van het afdelingsresultaat gesplitst naar kostensoorten. We maken hierbij ook onderscheid tussen constante en variabele kosten:

  • Constante kosten resultaten worden vooral veroorzaakt door nacalculatorische bezettingsverschillen.

Nog 2 punten bij bezettingsresultaten:

  • Deze zijn of allemaal positief (winst) of allemaal negatief (verlies), ze zijn dus telkens in dezelfde richting.

  • De verhouding tussen de winsten of verliezen is gelijk aan die tussen de tarieven, ze zijn dus in dezelfde mate.

De conclusie die we hieruit kunnen trekken is dat een splitsing van de bezttingsresultaten naar kostensoort dus niet heel erg zinvol is.

  • Variabele kosten kunnen wanneer deze proportioneel variabel zijn alleen bestaan uit efficiency- en of prijsverschillen.

De formules om dit te bereken zijn:

Efficiencyresultaat = (Hs - Hw) x Ps

Prijsresultaat = (Ps – Pw) x Hw

Het volgende deel gaat over de totale analyse van rubriek 8. We hebben in de voorgaande hoofdstukken al gekeken naar het standaardverkoopresultaat en het resultaat op de indirecte kosten. Een bedrijf kan bij de verkoop van producten een korting verlenen dit noemen we een rabat. Een voorbeeld kan zijn wanneer een klant een bestelling boven de 100 euro plaats, dat deze een rabat krijgt. Het rabatresultaat is het verschil tussen de werkelijk verstrekte rabatten in een periode en het rabatbedrag dat in de standaard commerciële kostprijs van de verkopen in die periode.

Een rabatresultaat geeft weer hoe de commerciële afdeling met het verstrekken van rabatten is omgegaan. Dit resultaat wordt weergeven in het grootboek in rubriek 8. We maken hierbij gebruik van de volgende rekeningen:

830 Toeslag rabatten (voor het standaardrabatbedrag)

860 Werkelijke rabatten (voor het werkelijke rabatbedrag)

865 Standaardrabatten (voor het standaardrabatbedrag)

Bij een analyse van de boekhouding wordt er lang niet altijd duidelijk waarom de resultaten niet voldoen aan de verwachtingen. Bedrijfssignalering is een bestuurlijk informatieverzorginssysteem waarmee vaak kwantitatieve (hoeveelheden) afwijkingen tussen de werkelijkheid en de gestelde norm kunnen worden gesignaleerd. Een voorbeeld hiervan kan zijn wanneer de norm niet gehaald wordt omdat er nieuw personeel ingewerkt diende te worden.

Wanneer een afdeling niet goed gepresteerd heeft hoeft dit niet altijd de schuld te zijn van het hoofd van die afdeling. Er is namelijk sprake van twee soorten kosten die een afdeling heeft:

  • Controllable cost, dit zijn kosten die door de afdelingschef te beheersen zijn.

  • Non-controllable cost, dit zijn kosten die door de afdelingschef niet te beheersen zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn doorbelaste kosten door algemene hulpafdelingen. Of kosten die ontstaan zijn beslissingen uit het verleden. Tot deze categorie horen vaak constante kosten voor bijvoorbeeld machines.

Hoe deze kosten verdeeld zijn verschild per afdeling. Er kan dan ook geen standaard indeling gemaakt worden.

Afval - Chapter 15

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de afval van grondstoffen die ontstaat tijdens het productieproces. Wanneer de werkelijke afval verschilt van de geldende normen is er sprake van een afvalresultaat. Dit kan zowel positief als negatief zijn. In dit hoofdstuk gaan we dit resultaat berekenen en laten zien hoe we dit in het grootboek vastleggen.

Bij bijvoorbeeld het voorraadgestuurde productiesysteem Make-to-stock werken we met standaardkostprijzen voor eindproducten. Er moet dus van te voren vastgesteld worden hoeveel grondstoffen er per product gebruikt mogen worden. Wordt er meer verbruikt dan de toegestane norm dan is er sprake van een verlies. En wordt er minder gebruikt dan wordt er winst gemaakt. De toegestane hoeveelheden vermenigvuldigen we met de standaardprijzen om zo de toegestane kosten per product te berekenen.

In formule is dat als volgt: Hs x Ps

Voor het vaststellen van de toegestane hoeveelheden gaan we niet uit van het netto verbruik, maar van het bruto verbruik. Een voorbeeld hiervan is aan product dat bijvoorbeeld maar 10 kg van een bepaalde grondstof kan worden bewerkt dit is het netto verbruik. Terwijl er bij het fabricageproces moet worden gestart met een toegestane hoeveelheid van bijvoorbeeld 15 kg, dit is dus het bruto verbruik. Er is in dit voorbeeld dus een onvermijdbaar afval van 5 kg.

Afval is de hoeveelheid grondstof die verloren gaat, doordat niet de gehele verbruikte hoeveelheid grondstof in de producten kan worden verwerkt. Dit zorgt voor kosten doordat grondstof verloren gaat. Afval kunnen we scheiden in twee groepen:

  1. Afval heeft geen waarde, in dit geval nemen we in de standaardkostprijs alleen het bruto verbruik van de grondstof op.

  2. Afval heeft wel waarde

  1. Positieve waarde, de opbrengst van de afval zorgt voor een daling in de standaardkostprijs

  2. Negatieve waarde, het vernietigen van afval die schadelijk is voor het milieu veroorzaakt kosten. Zorgt voor een stijging van de standaardkostprijs.

Een fabricageresultaat in rubriek 6 bij grondstof kan ontstaan door:

  • Wanneer bij het bruto verbruik van de grondstof de werkelijke kosten tegen standaardprijzen verschilt van de standaardkosten. Er is dan sprake van een efficiencyresultaat.

  • Bij de afval met een positieve waarde de werkelijke opbrengst tegen standaardprijzen verschilt van de standaardopbrengst. Er is dan sprake van een afvalresultaat. Afvalresultaat is het in geld waardeerbare verschil tussen de werkelijke hoeveelheid afval en de standaard hoeveelheid afval in een bepaalde periode. Dit wordt berekend met de volgende formule:

(Standaardafval – Werkelijk afval) x Standaardprijs afval

Let op het gaat bij het afvalresultaat niet om kosten maar om opbrengsten. We kunnen daarom de volgende relaties geven:

Standaardafval

Standaardafval > Werkelijk afval Geeft een nadelig resultaat

Het kan zo zijn dat afval pas waarde krijgt na het maken van bewerkingskosten. Deze kosten moeten we dan meenemen bij het berekenen van de standaardkostprijs van de eindproducten. En ook hierop kan er een efficiencyresultaat ontstaan.

Uitval - Chapter 16

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar uitval wat ontstaat tijdens het productieproces. Dit kan bij zowel halffabricaten als eindproducten. Wanneer de daadwerkelijke uitval hoger of lager is dan de geldende normen, zorgt dit voor een uitvalresultaat. In dit hoofdstuk zullen we bespreken hoe je dit kunt berekenen en hoe dit in het grootboek naar voren komt.

Uitval is een halffabricaat of eindproduct dat wordt afgekeurd, omdat het niet voldoet aan de kwaliteitseisen die er binnen het bedrijf van toepassing zijn. Uitval zorgt ervoor dat de al opgeofferde productiemiddelen zoals arbeidsuren en grondstoffen verloren gaan. En dat is dus weggegooid geld en zorgt voor een bedrijf voor kosten. Wanneer het afkeuren onvermijdbaar is worden de kosten daarvan door de goedgekeurde producten gedragen. Dit leidt dus tot een verhoging van de standaardkostprijs van ene goedgekeurd product.

Er zijn twee soorten uitval te onderscheiden:

  • Uitval heeft geen waarde, wanneer producten bijvoorbeeld vernietigd worden.

  • Uitval heeft wel waarde, wanneer producten bijvoorbeeld opnieuw bewerkt worden.

Uitvalresultaat is het verschil in geld tussen de werkelijke hoeveelheid afgekeurd product en de standaard hoeveelheid afgekeurd product voor een bedrijf in een bepaalde periode. Wanneer de uitval geen waarde heeft berekenen we de kosten van de afgekeurde producten door in de standaardkostprijs van de goedgekeurde producten. Hierbij kunnen we een standaarduitvalpercentage gebruiken. Dit resultaat wordt ook wel gerekend tot de efficiencyresultaten.

De formule van het uitvalresultaat:

(Standaarduitval – Werkelijke uitval) x Standaardfabricagekostprijs goedgekeurd product

Assemble-to-order en Make-to-order - Chapter 17

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar twee productiebesturingssystemen die veel overeenkomsten hebben met Make-to-stock. We kijken nu eerst naar Assemble-to-order en vervolgens naar Make-to-order. Bij Assemble-to-order wordt er van een product alleen halffabricaten op voorraad gemaakt. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van de standaardfabricagekostprijs per gefabriceerd halffabricaat. Kenmerkend voor dit productiebesturingssysteem is dat de klant zelf kan kiezen uit verschillende vaststaande varianten bij het afwerken van het halffabricaat tot eindproduct Bedrijven kunnen dus pas gaan produceren wanneer klantorders binnen zijn gekomen, hierdoor is er dus geen voorraad gereed product aanwezig.

Omdat er dus standaarduitvoeringen zijn is er voor iedere uitvoering een standaardkostenbedrag. De standaardkostprijsberekening is een manier van kostprijsberekening die wordt gebruikt wanneer er slechts enkele varianten zijn herhaaldelijk worden geproduceerd. Om bovenstaande gebeurtenissen vast te leggen maken we gebruik van verschillende journaalposten uit rubriek 6. Er kunnen hierbij twee groepen worden onderscheiden:

  • Gereedgekomen halffabricaten, hiervoor gebruiken we de standaardkostenrekeningen: 610 Standaardverbruik grondstoffen

611 Standaard directe personeelskosten

612 Standaardtoeslag indirecte fabricagekosten

  • Gereedgekomen eindproducten, hiervoor gebruiken we de standaardkostenrekeningen:

615, 616 en 617 (zelfde journaalnamen als hierboven)

De boekingen van halffabricaten in bewerking kan op basis van twee manieren:

  • Op basis van standaardkosten

  • Op basis van nacalculatorische kosten

Productie van halffabricaten in een periode kan als volgt berekend worden:

De gereedgekomen halffabricaten in die periode

+ De halffabricaten in bewerking aan het eind van die periode

-/- De halffabricaten in bewerking aan het eind van die periode

In het tweede deel van het hoofdstuk gaan we kijken naar het productiebesturingssysteem Make-to-order. Bij dit systeem heeft de klantorder nog meer invloed dan bij Assemble-to-order. Bij deze methode is er ook geen voorraad meer aanwezig met halffabricaten. Er wordt echter wel gebruik gemaakt van standaardmaterialen en ook het fabricageproces verloopt via standaardprocedures. Hierdoor kan er voor iedere klantorder een precieze voorcalculatorische kostprijsberekening worden gemaakt. Dit is een wijze van kostprijsberekening die wordt gebruikt wanneer het fabricageproces wordt aangestuurd door klantorders. Hierbij wordt voor iedere klantorder die binnenkomt een nauwkeurige voorcalculatie gemaakt. Enkele voorbeelden van producten die onder Make-to-order vallen zijn: op maat gemaakte kasten of rolluiken. Ook in de boekhouding van Make-to-order werken we weer met rubriek 6. Aangezien de fabricage op basis van klantorders verloopt, worden gereed gekomen producten meteen afgeleverd bij de klant. De journaalposten zijn dan als volgt:

880 kostprijs verkopen € …

Aan 610 Gecalculeerd verbruik grondstoffen € …

Aan 611 Gecalculeerde directe personeelskosten € …

Aan 612 Gecalculeerde toeslag indirecte fabricagekosten € …

De boekingen van productie-orders in bewerking kunnen we doen op basis van de volgende twee methodes:

  • Op basis van voorcalculatorische kosten

  • Op basis van nacalculatorische kosten

Industrie en ERP-systeem - Chapter 18

Niet-projectgeoriënteerde industriële bedrijven produceren op voorraad. Met als gevolg dat de producten niet in dezelfde periode gefabriceerd en verkocht worden. Het is daardoor lastig om de winst over de boekingsperiode te fabriceren.

Dit probleem ontstaan in de Finance module en door meeboekrekeningen ook in de Controlling module. In de voorbeelden 1 t/m 3 van paragraaf 18.1 wordt uitgelegd hoe we deze problemen oplossen.

In het ERP-systeem van Daltona BV kent de Finance module de volgende grootboekrekeningen:

  • 3000 Voorraad materiaal X3

  • 4000 Verbruik materiaal X3: werkelijke kosten materiaal van de verkochte/afgeleverde producten in de betrokken boekingsperiode.

  • 7000 Voorraad product Globe

  • 8000 Opbrengst verkopen: werkelijke omzet van de verkochte/afgeleverde producten in de betrokken boekingsperiode.

Rekening 4000 verbruik materiaal X3

a. Werkelijke kosten gefabriceerde producten

b. Standaardkosten gefabriceerde producten

c. Standaardkosten verkochte/afgeleverde producten

De geboekte bedragen op rekening 4000 bij a en b worden automatisch doorgeboekt naar de Controlling module.

Saldo rekening verbruik materiaal X3 is als volgt samengesteld: a + c – b. Op deze manier is er een juiste matching ontstaan met de op rekning 8000 te boeken omzet van de verkochte producten.

Het efficiencyresultaat is te berekenen met de formule (Hs – Hw) x Ps.

De directe personeelskosten worden op dezelfde manier verwerkt als het materiaal X3.

Voor de indirecte fabricagekosten werken we met de rekening 4500, Correctie indirecte fabricagekosten. Het saldo van rekening 4500 is als volgt samengesteld: werkelijke in rubriek 4 geboekte indirecte fabricagekosten – geactiveerde voorraad gereed product. Een andere manier: standaard indirecte fabricagekosten van de verkochte/afgeleverde producten +/– budgetresultaat indirecte fabricagekosten +/– bezettingsresultaat.

In de controlling module: rekening 6700 toeslag indirecte fabricagekosten – rekening 6750 standaardtoeslag indirecte fabricagekosten.

Winst-en-verliesrekening met functionele kostensplitsing

Netto-omzet

€ ......

kostprijs van de omzet

- ......

Bruto-omzetresultaat

€ ......

verkoopkosten

€ ......

Algemene beheerskosten

- ......

Som der kosten

- ......

Netto-omzetresultaat

€ ......

overige bedrijfsopbrengsten

- ......

Bedrijfsresultaat

€ ......

Als we bij de productie te maken krijgen met uitval worden de verschillen tussen het aantal gefabriceerde producten en aantal verkochte/afgeleverde producten nog groter:

De standaardfabricagekostprijs van product X:

  1. Grondstofkosten + loonkosten + machinekosten

  2. Kosten – opbrengst % uitval (% x opbrengst per afgekeurd product)

  3. Kosten + uitvalkosten

  4. = standaardfabricageprijs.

Saldo uitvalkosten:

Standaardkosten van .... verkochte/afgeleverde producten X

  • efficiencyresultaat grondstoffen

  • efficiencyresultaat loonkosten

  • efficiencyresultaat machinekosten

  • uitvalresultaat

Engineer-to-order - Chapter 19

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar het productiebesturingssysteem Engineer-to-order. Bij dit systeem draait het helemaal om klantorders en het vaststellen van het fabricageresultaat is daarom toegespitst per productieorder. Dit systeem wordt gekenmerkt door het feit dat er geen productie op voorraad plaats vindt. Daarnaast is de ontwerpfase van groot belang, op basis hiervan wordt voor elk klantorder een stuklijst en bewerkingslijst opgesteld die weer gebruikt wordt voor de voorcalculatie. Een orderkaart (projectkaart) is een overzicht per order van voorcalculatorisch bepaalde toegestane kosten en nacalculatorisch vastgestelde werkelijke kosten. Wanneer het product klaar is kan er dus eenvoudig een vergelijking gemaakt worden tussen de toegestane en de werkelijke kosten. En gekeken worden wat de oorzaken van eventuele verschillen waren.

Het journaliseren van klantorder bij Engineer-to-order gaat als volgt:

800 kostprijs verkopen € …

Aan 610 Gecalculeerde fabricagekosten € …

Ook bij deze methode maken we weer gebruik van rubriek 6. Er zijn twee rekeningen die we gebruiken:

  • 600 Fabricagekosten, hierop debiteren we de nacalculatorische kosten van de productie-orders.

  • 610 Gecalculeerde fabricagekosten, hierop crediteren we de voorcalculatorische kosten van de productie-orders.

Deze rekeningen kunnen worden opgesplitst in:

  • Verbruik grondstoffen

  • Directe personeelskosten

  • Toeslag indirecte fabricagekosten

Alle orderkaarten samen vormen een subadministratie op de grootboekrekeningen in rubriek 6. In deze administratie is een specificatie van de voor- en nacalculatorische kosten per klantorder te vinden.

Backflush costing - Chapter 20

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar backflush costing. Backflush costing worden de in een bepaalde periode ontstane fabricagekosten rechtstreeks toegerekend aan de output in die periode. De output kan uit meerdere onderdelen ontstaan, namelijk:

  • Gefabriceerde en verkochte producten

  • Gefabriceerde producten die nog in voorraad zijn

  • Gefabriceerde halffabricaten en producten in bewerkingen die nog in voorraad zijn

De aan de output toegerekende fabricagekosten moeten worden verdeeld over de hierboven genoemde onderdelen. Bij het voorraadgestuurde productiesysteem Make-to-stock hebben alle drie de onderdelen een redelijke omvang, hierdoor is een verdeling maken lastig. De verdeling is het eenvoudigst bij klantordergestuurde productiesystemen zoals Engineer-to-order. Of nog wat breder geformuleerd: in een situatie waarin de totale output geheel of voor een groot deel onmiddellijk wordt afgezet. Deze situatie heeft de volgende voordelen:

  • Geen of zeer geringe voorraden

  • Daardoor geen of minder vermogensbelang

  • Verkorting van de doorlooptijd

Wanneer we gaan kijken naar backflush costing in de boekhouding zien we dat fabricagekosten vanuit rubriek 4 rechtstreeks doorboeken naar rubriek 8 naar de rekening 800 Kostprijs verkopen. Aan het eind van de boekingsperiode zijn wanneer er voorraden aanwezig zijn overboekingen vanaf rekening 800 naar de voorraadrekeningen nodig.

Er wordt bij backflush costing ook wel gesproken van Just-in-time costing. Aangezien deze methode het meest geschikt is in een just-in-time productie omgeving, waarbij materialen pas worden geleverd wanneer ze nodig zijn in het productieproces.

Boekhouding van dienstverlenende bedrijven - Chapter 21

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de administratie van dienstverlenende bedrijven. Er zijn verschillende soorten dienstverlenende bedrijven te onderscheiden. In dit hoofdstuk maken we onderscheid in drie verschillende types, op alle drie gaan we nog dieper in:

  1. Bij sommige bedrijven is er sprake van een omvormingsproces dat vergelijkbaar is met het omvormingsproces van een industriële onderneming. Bij een omvormingsproces worden materialen met behulp van mensen en machines omgevormd tot halffabricaten en naar uiteindelijke eindproducten. Een voorbeeld hiervan is een aannemersbedrijf.

  2. De tweede vorm zijn dienstverlenende bedrijven die vooral menselijke denk- en arbeidskracht gebruiken bij het leveren van prestaties. Hierbij is het omvormingsproces een stuk makkelijker. Een voorbeeld hiervan is een accountantsbedrijf.

  3. Bij de laatste vorm is er amper sprake van een omvormingsproces, hierdoor wordt de administratie nog simpeler. Een voorbeeld hiervan is een internet provider.

We gaan nu als eerste wat dieper in op het aannemersbedrijf. Er zijn hierbij twee verschillende aannemingsovereenkomsten vormen:

  • Een regiecontract, hierbij worden de werkelijk gemaakte kosten plus een overeengekomen winstopslag aan de klant in rekening gebracht. Dit in ruil voor het uitvoeren van werkzaamheden.

  • Aangenomen werk, bij deze manier is er vooraf een overeengekomen totaalbedrag afgesproken om de werkzaamheden te laten verrichten.

Per project wat de aannemer afhandelt wordt de voorcalculatie van de kosten op een projectkaart vastgelegd. Tijdens het project worden ook de werkelijke directe fabricagekosten vastgelegd. De voorcalculatie van de kosten bestaat uit de volgende onderdelen:

Kosten directe materialen

Kosten directe arbeidsuren

Kosten werkzaamheden orderaannemers +

Totale directe fabricagekosten

Toeslag indirecte fabricagekosten (x% van het totaal van de kosten van de directe materialen en directe arbeidsuren) _+

Totale fabricagekosten

We gaan nu verder met het bespreken van accountantskantoren. Bij dit type bedrijf gaat het om de levering van intellectuele arbeidsprestaties. Een voorbeeld kan zijn wanneer een accountantskantoor door een bedrijf wordt gevraagd om de jaarrekening te controleren. Ook bij deze vorm kan er sprake zijn van regiewerk of aangenomen werk. Ook wordt er bij deze vorm een projectadministratie bijgehouden. Hierbij wordt per project de voorcalculatorische en nacalculatoirsche kosten vastgelegd. Daarnaast staan hier de vaste gegevens op zoals klantnaam, bijzonderheden etc.

Medewerkers noteren hoeveel uur ze in een periode aan een bepaald project hebben besteed. Ook dienen zij door te geven hoeveel uren zij niet aan projecten hebben besteed. Dit zijn de indirecte uren, deze worden niet rechtstreeks aan de klant doorberekend. Dit wordt vaak op een intern projectnummer geboekt en deze uren worden dan later uitgesplitst in bijvoorbeeld ziekte of bijhouden vakliteratuur. Uiteindelijk gaat het erom dat het totaal van verantwoorde uren overeenkomt met het aantal uren dat de medewerker in dienst is.

Dit noemen we: jobtime = shoptime

Jobtime is het aantal verantwoorde uren van een medewerker in een bepaalde periode.

Shoptime is het aantal uren waarvoor een medewerker gedurende een bepaalde periode bij een bedrijf in dienst is.

Zowel de samenstelling als de omvang van de indirecte uren wordt door een leidinggevende beoordeeld. Bovendien zorgt de verantwoordelijke accountant voor een planning van de werkzaamheden van zijn personeel. Taken worden naar moeilijkheidsgraad onder het personeel verdeeld. Aangezien iedere personeelscategorie een eigen uurtarief heeft, wat bestaat uit een kostentarief en een factureringstarief. Het totale kostentarief bestaat uit twee delen namelijk een arbeidsuurtarief en een dekking indirecte kosten. Het berekenen van het arbeidsuurtarief per periode per medewerker in een bepaalde categorie gaat als volgt:

Brutoloonkosten + Overige personeelskosten

Totaal aantal uren op basis van jobtime

De dekking indirecte kosten van het totale kostentarief bestaat uit twee delen:

  • De brutoloonkosten + Overige personeelskosten van de indirecte arbeidsuren van de medewerkers.

  • Alle overige indirecte kosten, zoals huur van het gebouw maar ook de totale loonkosten van de receptie etc.

We gaan nu verder met het bespreken van het schoonmaakbedrijf. Ook hierbij worden er specificaties per project opgesteld. Zoals bijvoorbeeld welke ruimtes schoongemaakt dienen te worden, de vereiste taken en frequenties. Er kan ook nu weer onderscheid worden gemaakt in regiewerk en aan genomen werk. Voordat er een contract wordt afgesloten wordt er eerst een offerte opgesteld, dit is op basis van de hierboven genoemde specificaties. Tevens wordt er ook bij dit type bedrijf gebruik gemaakt van een projectkaart.

Het laatste type bedrijf waar we naar gaan kijken is de internet provider. Deze verleent toegang tot het internet of andere diensten. Onder andere webhosting is een dienst van een internet provider. Dit is het beschikbaar stellen van ruimte op de server van de internet provider om een website te plaatsen. Bij dit type bedrijf wordt er niet gewerkt met een projectadministratie, aangezien er meestal maandelijks een vast bedrag in rekening wordt gebracht. Daarnaast is het lastig een verband tussen de kosten en opbrengsten te leggen. Aangezien de kosten schoksgewijs verlopen, maken een paar klanten meer of minder geen verschil. Er kunnen zowel prijs- als efficiencyverschillen ontstaan, maar zonder projectadministratie kan er niet worden vastgesteld door welk project dat komt. Bovendien kan het zijn dat er bovenop het vaste bedrag nog kosten bij komen, wanneer de klant bijvoorbeeld ook gebruik maakt van het internetverkeer.

De dekking indirecte kosten van het totale kostentarief bestaat uit twee delen:

  • De brutoloonkosten + Overige personeelskosten van de indirecte arbeidsuren van de medewerkers.

  • Alle overige indirecte kosten, zoals huur van het gebouw maar ook de totale loonkosten van de receptie etc.

We gaan nu verder met het bespreken van het schoonmaakbedrijf. Ook hierbij worden er specificaties per project opgesteld. Zoals bijvoorbeeld welke ruimtes schoongemaakt dienen te worden, de vereiste taken en frequenties. Er kan ook nu weer onderscheid worden gemaakt in regiewerk en aan genomen werk. Voordat er een contract wordt afgesloten wordt er eerst een offerte opgesteld, dit is op basis van de hierboven genoemde specificaties. Tevens wordt er ook bij dit type bedrijf gebruik gemaakt van een projectkaart.

Het laatste type bedrijf waar we naar gaan kijken is de internet provider. Deze verleent toegang tot het internet of andere diensten. Onder andere webhosting is een dienst van een internet provider. Dit is het beschikbaar stellen van ruimte op de server van de internet provider om een website te plaatsen. Bij dit type bedrijf wordt er niet gewerkt met een projectadministratie, aangezien er meestal maandelijks een vast bedrag in rekening wordt gebracht. Daarnaast is het lastig een verband tussen de kosten en opbrengsten te leggen. Aangezien de kosten schoksgewijs verlopen, maken een paar klanten meer of minder geen verschil. Er kunnen zowel prijs- als efficiencyverschillen ontstaan, maar zonder projectadministratie kan er niet worden vastgesteld door welk project dat komt. Bovendien kan het zijn dat er bovenop het vaste bedrag nog kosten bij komen, wanneer de klant bijvoorbeeld ook gebruik maakt van het internetverkeer.

Boekingen in projectgeoriënteerde bedrijven bij gebruik ERP-systeem - Chapter 22

In dit hoofdstuk houden we ons bezig met de boekingen in projectgeoriënteerde industriële en dienstverlenende bedrijven bij gebruik van een ERP-systeem.

Bij projectgeoriënteerde bedrijven is de klantorder bepalend voor de productie-order. Er is dus geen productie op voorraad. De boekingen van het productieproces zijn dus gericht op de individuele klantorders. We krijgen te maken met een bedrijf dat één grote klantorder uitvoert in een bepaalde maand.

We krijgen te maken met:

  • een speciaal ontwerp

  • een overzicht met volledige voorcalculatie en nacalculatie

  • een ‘automatische’ matching tussen kosten en opbrengst

In paragraaf 22.1 een voorbeeld van het verwerken van boekingen in projectgeoriënteerde industriële bedrijven.

Projectgeoriënteerde dienstverlenende bedrijven. Het is hierbij van belang om structuur in de rekeningen te ontdekken aan de hand van de gegeven grootboekrekeningen in de modules en daarna de boekingen pas te maken. Oefen dit met opgave 2204.

ABC en ABB - Chapter 23

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de calculatiemethode genaamd Activity Based Costing en naar Activity Based Budgeting. We beginnen met ABC we hebben deze methode ook al eerder besproken, maar we gaan er nu dieper op in. ABB is nieuw, maar deze methode lijkt heel erg op ABC. Echter wordt de methode dan toegepast bij budgettering.

Bij Activity Based Costing rekenen we indirecte kosten in de eerste instantie toe aan de verschillende activiteiten die in een bedrijf plaatsvinden. Voorbeelden van activiteiten kunnen zijn producten fabriceren of materialen bestellen. Daarna rekenen we de kosten van deze activiteiten toe aan calculatie-objecten. Calculatie-objecten zijn producten, productseries, klantorders, klanten, diensten etc. Het toerekenen van de kosten van de activiteiten aan de calculatie-objecten gebeurt met behulp van ‘kosten veroorzakende factoren’, ook wel cost drivers genoemd. Een voorbeeld van een cost driver bij de activiteit materiaal bestellen is het aantal bestellingen.

In het tweede deel van het hoofdstuk gaan we kijken naar Activity Based Budgeting. Bij deze budgetteringsmethode worden de uitgangspunten van ABC toegepast bij het budgetteren. Het gaat hierbij om de rekeningen in rubriek 5. We vergelijken net als we al eerder hebben gedaan de volgende journaalposten:

Werkelijke kosten ↔ Budget = Budgetresultaat

Te dekken budget (=budget) ↔ Dekking = Bezettingsresultaat

Berekenen bezettingsresultaat ging als volgt:

(Hw – N) x Tc

Ordergrootteresultaat en activity based costing - Chapter 24

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar ordergrootteresultaten, activity based costing en orderkosten. We gaan als eerste in op het ordergrootteresultaat.

De kosten die door een bedrijf gemaakt worden om orders gereed te maken en af te leveren noemen we orderbehandelingskosten. Bij de afdeling Orderafhandeling worden de kosten gemaakt (cost drivers) vandaar dat hierbij een budget en een dekking worden toegekend die gebaseerd zijn op een tarief per order. Deze kosten maken onderdeel uit van de inkoopkosten of de verkoopkosten.

We werken het nu uit voor de afdeling Verkoop, hier worden de verkoopkosten gebudgetteerd en gedekt en doorberekent in de commerciële standaardkostprijs. Dit wordt beide gedaan door middel van een percentage van de omzet. Wanneer we dus gebruik maken van een tarief per order en een tarief in procenten van de omzet kan er een ordergrootteresultaat. Dit resultaat ontstaat wanneer er in een periode de werkelijke gemiddelde ordergrootte afwijkt van de normale gemiddelde ordergrootte.

Een onderneming kan een bedrijf stimuleren om een klein aantal orders maar met een groot bedrag te plaatsen, hierdoor ontstaat er een voordelig ordergrootteresultaat. Een methode om dit voor elkaar te krijgen is door gebruik te maken van een glijdende rabatschaal. Dit is een tabel waarin wordt weergeven welke percentages horen bij diverse omzetklassen. Hierdoor ontstaat er een wederzijds verband tussen het ordergrootteresultaat en het rabatresultaat. Een nadelig ordergrootteresultaat door kleine orders betekent dan een voordelig rabatresultaat namelijk lager percentage rabat.

In hoofdstuk 24 staat een zeer nuttig voorbeeld. Dit geeft ook een goede weergave van de vragen uit de vorige hoofdstukken.

In het tweede deel van het hoofdstuk hebben we het over activity based costing. Activity based costing is een calculatiemethode waarbij de indirecte kosten in eerste instantie worden toegerekend aan activiteiten. Daarna worden de kosten van de verschillende activiteiten op basis van cost drivers, dit zijn kosten veroorzakende factoren toegerekend aan calculatie-objecten. Calculatie-objecten zijn bijvoorbeeld producten, diensten, klantorders etc. Voor voorbeelden van activity based costing zie paragraaf 2 van hoofdstuk 24.

Seizoencorrecties - Chapter 25

Wanneer activiteiten in een afdeling beïnvloedt worden door seizoenschommelingen voegen we aan de boekingen in rubriek 5 boekingen voor seizoencorrecties toe.

Seizoencorrecties bij constante kosten

Als de normale bezetting in een afdeling door seizoenschommelingen niet gelijk is, dan kan de N per maand/kwartaal niet uit N per jaar af te leiden. De invloed van het seizoen op de normale bezetting kunnen we bekijken door middel van indexcijfers.

  • Seizoeninvloed op Z-figuur rubriek 5:

Seizoenschommelingen in de bezetting van een afdeling hebben geen invloed op de boekingen van de proportioneel variabele kosten op de rekeningen voor deze afdeling in rubriek 5.

De seizoenschommelingen hebben wel invloed op de constante kosten. De schommelingen in de bezetting hebben invloed op de dekking van de constante kosten. De dekking is namelijk gekoppeld aan het werkelijke aantal prestaties (Hw x Tc). Het met de Z-figuur berekende bezettingsresultaat geeft dan dus een onjuiste uitkomst. Voor de normale bezetting noteren we Ns.

  • Berekenen van het bezettingsresultaat:

Normale bezetting per kwartaal vergelijken met de werkelijke bezetting per kwartaal.

Een negatieve seizoencorrectie (seizoenindex 542 Te dekken budget afdeling Fabricage.

080 Seizoencorrecties € ….

Aan 542 Te dekken budget afdeling Fabricage € ….

Na de seizoencorrectie op rekening 542 gebracht te hebben kan met behulp van de rekeningen 542 en 545 het juiste bezettingsresultaat bepaald worden.

Bij een positieve seizoencorrectie (seizoenindex > 100) moeten we dus debiteren op rekening 542.

Aan het eind van het jaar loop de rekening 080 Seizoencorrecties glad.

Seizoencorrecties kunnen ook voorkomen op andere afdelingen dan Fabricage. Seizoeninvloeden vinden vaak hun oorsprong in de afdeling Verkoop. Het is soms mogelijk om de afzet geheel of gedeeltelijk af te zwakken in de afdeling Fabricage. In het laagseizoen van de afzet op voorraad werken en in hoogseizoen van de afzet te putten.

Kostenbudgettering bij niet-proportioneel variabele kosten

Bij de berekening van het budget houden we rekening met of de variabele kosten van een afdeling degressief of progressief zijn. Een budgettabel laat zien hoe het budgettarief varieert met wijzigingen in de bezettingsgraad.

Een budgettabel is een overzicht waarin voor diverse zones in de bezettingsgraad de budgettarieven per prestatie-eenheid opgenomen zijn. Wanneer de variabele kosten niet-proportioneel zijn wordt deze tabel toegepast.

Het bezettingsresultaat is het verschil tussen het budget en de dekking, dit gebeurd als de variabele kosten niet proportioneel zijn.

Seizoencorrecties en de budgettabel. Voorbeeld:

Bezetting afdeling voorbehandeling per kwartaal

Budgettarief per arbeidsuur

Tot 2.200 arbeidsuren

€ 72,20

Boven 2.200 tot 2.400 arbeidsuren

€ 71,20

Boven 2.400 tot 2.600 arbeidsuren

€ 70,20

Boven 2.600 tot 2.800 arbeidsuren

€ 69,20

Boven 2.800 tot 3.000 arbeidsuren

€ 68,20

De kosten zijn degressief variabel. De normale bezetting in deze afdeling is 10.000 arbeidsuren per jaar, verdeeld over de kwartalen:

Eerste kwartaal 2.100 arbeidsuren 2.100 x € 72,20 = € 151.620

Tweede kwartaal 2.700 arbeidsuren 2.700 x € 69,20 = € 186.840

Derde kwartaal 2.900 arbeidsuren 2.900 x € 68,20 = € 197.780

Vierde kwartaal 2.300 arbeidsuren 2.300 x € 71,20 = € 163.760

€ 700.000

Het dekkingstarief per arbeidsuur €700.000 / 10.000 = € 70 per arbeidsuur

Tabel van de seizoencorrecties voor de vier kwartalen:

Kwartaal

Normale kwartaal-bezetting

Budget = Te dekken budget voor correctie (1)

Dekking = Te dekken budget na correctie (2)

Seizoencorrectie (1) – (2)

1

2.100 uur

2.100 x € 72,20 = € 151.620

2.100 x € 70 = € 147.000

€ 4.620

2

2.700 uur

2.700 x € 69,20 = € 186.840

2.700 x € 70 = € 189.000

- € 2.160

3

2.900 uur

2.900 x € 68,20 = € 197.780

2.900 x € 70 = € 203.000

- € 5.220

4

2.300 uur

2.300 x € 71,20 = € 163.760

2.300 x € 70 = € 161.000

€ 2.760

---------------

-------------------------------------

--------------------

----------------------

Totalen

10.000 uur

€ 700.000

€ 700.000

€ 0

Boekhouding en economische voorraad - Chapter 26

De technische voorraad is de voorraad die zichtbaar in het bedrijf aanwezig is.

De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. Deze berekenen we door: Technische voorraad grondstof + voorkopen grondstof – grondstof die bij normaal verbruik nodig is in verband met voorverkopen van eindproduct.

Bij voorkopen grondstof worden inkoopcontracten afgesloten voor grondstoffen die pas over een bepaalde tijd ontvangen worden. Bij economische voorraad alleen rekening met voorkopen indien definitieve inkoopprijs vastgelegd.

De onderneming bevindt zich dan in een hausse-positie. De prijs staat vast, dus een prijsstijging is aantrekkelijk, een prijsdaling is niet zo leuk!

Voorverkopen eindproduct is wanneer de onderneming verkoopcontracten afsluit voor eindproducten, die ze pas leveren over een bepaalde tijd. Alleen in economische voorraad opnemen als er een definitieve verkoopprijs is.

De onderneming bevindt zich dan in een baisse-positie. Een prijsdaling van de grondstoffen is dan heel fijn.

Voorkoopcontracten in de boekhouding

301 Voorgekochte grondstoffen tegen contractprijs

Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

Of wanneer we de economische voorraad grondstoffen bijhouden tegen vaste verrekenprijs.

301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

Aan 321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs

Obligo, de verplichting om de grondstoffen te betalen.

De journaalpost boeken we terug bij ontvangst van de grondstoffen.

Met de koper kan worden afgesproken dat de hoeveelheid mag afwijken binnen bepaalde marges. Dan wordt er een stornoboeking gemaakt die er als volgt uit ziet:

141 Verkoopcrediteuren

321 Prijsverschillen voorkopen

Aan 301 Voorgekochte grondstoffen

Verkopen en ontvangsten van grondstoffen en facturen op verschillende tijdstippen:

  • Voorkoopcontract in de boekhouding:

301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

Aan 321 Prijsverschillen voorkopen VVP - contractprijs

  • Bij ontvangst grondstoffen:

300 Voorraad grondstoffen tegen VVP

Aan 301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

  • Ontvangst van de factuur:

141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

180 Te vorderen OB tegen OB

Aan 140 Crediteuren tegen contractprijs + OB

+

321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs

Aan 320 Prijsverschillen bij inkoop VVP – contractprijs

Wanneer de afgeleverde hoeveelheid grondstoffen afwijkt van de gecontracteerde hoeveelheid. Er wordt meer afgeleverd dan gecontracteerd, journaalpost:

301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

Aan 321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs

Minder afgeleverd dan gecontracteerd, journaalpost:

141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs

Aan 301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

Economische voorraad grondstof in de industriële onderneming met een voorraad gestuurd productiesysteem

Als er op voorraad gefabriceerd wordt gaat de verbruikte grondstof deel uitmaken van de voorraad product of halffabricaat. De grondstof maakt dan nog deel uit van de economische voorraad omdat er nog prijsrisico op zit.

Wanneer voorraden gereed product en product in bewerking gebruiken we in rubriek 7 de rekeningen:

  • 700 Grondstoffen in voorraad gereed product

  • 701 Overige kosten in voorraad gereed product

  • 710 Grondstoffen in voorraad product in bewerking

  • 711 Overige kosten in voorraad product in bewerking

Wanneer er uitsluitend op voorraad geproduceerd wordt, kunnen we de economische voorraad grondstoffen vaststellen aan door de saldi op de rekeningen:

  • 300 Voorraad grondstoffen

  • 301 Voorgekochte grondstoffen

  • 700 Grondstoffen in voorraad gereed product

  • 710 Grondstoffen in voorraad product in bewerking

Voorverkoopcontracten in de boekhouding

We gaan hierbij uit van de toegestane hoeveelheid grondstof tegen VVP die nodig is voor het produceren van eindproducten waarvoor een voorverkoopcontract is afgesloten.

Er zijn verschillende manieren om dit in de boekhouding vast te leggen:

  • Boekingsvariant I

Bij een voorverkoopcontract wordt de economische voorraad minder, we crediteren dit op de rekening 302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen.

Sluiten van voorverkoopcontract:

305 Voorgecalculeerd verbruik grondstoffen voor voorverkopen €

Aan 302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen €

Verbruik gereserveerde grondstof fabricage voorverkochte eindproducten:

400 Verbruik grondstoffen €

Aan 300 Voorraad grondstoffen €

+ stornoboeking

302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen €

Aan 305 Voorgecalculeerd verbruik grondstoffen voor voorverkopen €

  • Boekingsvariant II

We vervangen de rekening 300 Voorraad grondstoffen door 300 Vrije voorraad grondstoffen.

Sluiten van voorverkoopcontract:

306 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen €

Aan 300 Vrije voorraad grondstoffen €

Verbruik gereserveerde grondstof fabricage voorverkochte eindproducten:

400 Vrije voorraad grondstoffen €

Aan 306 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen €

De rekening Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen heeft bij de boekingsvarianten verschillende nummers. Dit komt doordat bij boekingsvariant I de rekening een creditsaldo heeft en betrokken wordt bij de berekening van de economische voorraad grondstoffen. Bij variant II heeft de rekening een debetsaldo en wordt niet betrokken bij de berekening van de economische voorraad grondstoffen.

Uitgebreidere vastlegging van voorverkoopcontracten

Er ontstaat na het afwikkelen van het contract een vordering op de afnemer en de verplichting om de producten te leveren. Levering en verzending van definitieve factuur:

130 Debiteuren tegen contractprijs (incl. OB)

Aan 840 Opbrengst verkopen

Aan 181 Te betalen OB

+

800 Kostprijs verkopen tegen kostprijs

Aan 700 Voorraad gereed product

+ Stornoboeking

1.. Af te leveren product voorverkopen tegen kostprijs

1.. Ongerealiseerde winst voorverkopen

Aan 1.. Debiteuren voorverkopen tegen contractprijs (excl. OB)

Direct costing - Chapter 27

In dit hoofdstuk gaan we in op de boekhouding van direct costing. We gaan de verschillen tussen deze methode en de tot nu toe gebruikte methode van integrale-kostencalculatie bekijken. Daarnaast gaan we kijken naar balanswaarderingen en winstberekeningen. Ook gaan we de winst-en-verliesrekening op de korte termijn bij direct costing bestuderen. En ten slotte besteden we aandacht aan de relatie tussen direct costing en budgettering.

In de vorige hoofdstukken hebben we de kostprijs per product steeds berekend door zowel de constante als de variabele kosten aan de producten door te berekenen. Dit wordt daarom de integrale kostprijs of absorption costing (AC) genoemd, doordat dus alle kosten worden meegenomen.

De methode die we in dit hoofdstuk gaan gebruiken is de variabele-kostencalculatie, ook wel direct costing. Hierbij worden uitsluitend de variabele kosten aan de producten doorberekend en dit kan bij de indirecte kosten gebeuren via de kostenplaatsenmethode. De constante kosten brengen we rechtstreeks ten laste van de winst-en-verliesrekening.

De contributiemarge (CM), ook wel bekend als dekkingsbijdrage per product.

Wordt berekend als volgt:

Verkoopprijs – Variabele kosten van dat product.

De totale contributiemarge per periode dient voor de dekking van de constante kosten in die periode. Het verschil dat overblijft nadat de constante kosten eraf zijn getrokken is het nettoresultaat. Formule hiervan:

Totale contributiemarge – Totale constante kosten

Voorraden gereed product en producten in bewerking leggen we in de boekhouding en op de balans vast tegen de variabele fabricagekosten.

We gaan nu kijken naar de boekingen die bij direct costing gemaakt worden in de rubrieken 5 t/m 9. Er verandert namelijk nogal wat ten opzichte van de integrale kostprijs methode, die we in de vorige hoofdstukken behandeld hebben.

  • Constante kosten boeken we rechtstreeks vanuit rubriek 4 (via 499 Overboekingsrekening) over naar rubriek 9.

  • In rubriek 5 (kostenplaatsen) komen alleen de variabele indirecte kosten.

  • In rubriek 6 komt op de rekening Toeslag indirecte fabricagekosten alleen de toeslag voor de variabele indirecte fabricagekosten. Hetzelfde geldt voor de rekening Standaardtoeslag indirecte fabricagekosten.

  • In rubriek 7 komen op de rekeningen Voorraad gereed product en Voorraad product in bewerking alleen de variabele kosten. Deze bestaan uit grondstofverbruik, directe personeelskosten en toeslag variabele indirecte fabricagekosten.

  • In rubriek 8 komen op de rekening Kostprijs verkopen uitsluitend de variabele fabricagekosten van de afgeleverde producten. En op de rekening Toeslag indirecte verkoopkosten komen alleen de variabele indirecte verkoopkosten.

Het volgende onderdeel wat we zullen bespreken is de balanswaardering en winstberekening. Bij de AC-methode waarderen we de voorraad gereed product tegen de integrale-fabricagekostprijs, dit zijn de constante en variabele fabricagekosten. In plaats van de DC-methode ook wel variabele-kostencalculatie waarderen we de voorraad gereed product op de balansdatum alleen tegen de variabele fabricagekosten. Bij zowel de AC- als de DC-methode blijven de verkoopkosten bij de balanswaardering van de eindvoorraad buiten beschouwing.

Dat we bij de DC de voorraden waarderen voor een lager bedrag dan bij de AC, kan de nettowinst beïnvloeden. Hieronder zijn de relaties tussen voorraad en nettowinst vastgesteld:

  1. Eindvoorraad in hoeveelheden = beginvoorraad in hoeveelheden

nettowinst bij AC = nettowinst bij DC

  1. Eindvoorraad in hoeveelheden > beginvoorraad in hoeveelheden

nettowinst bij AC > nettowinst bij DC

  1. Eindvoorraad in hoeveelheden

nettowinst bij AC

In deze alinea gaan we de winst-en-verliesrekening op de korte termijn bij direct costing bestuderen. Met behulp van de rubrieken 4,5,6,8 en 9 kunnen we aan het einde van een periode de nettowinst berekenen. De rubrieken zal ik nog even toelichten:

  • Rubriek 4, als alle kosten juist zijn overgeboekt is het saldo aan het eind van de periode nul.

  • Rubriek 5, in deze rubriek staan alleen de variabele indirecte kosten. Het saldo van deze rubriek is het totaal van de afdelingsresultaten.

  • Rubriek 6, het saldo van deze rubriek is het totaal van de volgende fabricageresultaten:

  • Efficiencyresultaat op grondstoffenverbruik

  • Efficiencyresultaat op directe personeelskosten

  • Efficiencyresultaat op toeslag variabele indirecte fabricagekosten

  • Prijsresultaat op directe personeelskosten

  • Rubriek 8, het saldo van deze rubriek is de contributiemarge of dekkingsbijdrage. Dit is als volgt te bereken:

Totale opbrengst van de verkocht producten

-/- Totale variabele kosten van de verkochte producten

Totale contributiemarge

  • Rubriek 9, in deze rubriek staan in eerste instantie de incidentele winsten en verliezen. Ook staan hier de totale werkelijke constante kosten van de periode.

Voor voorbeelden hiervan zie hoofdstuk 24 paragraaf 4.

Het laatste onderdeel waar we in dit hoofdstuk naar gaan kijken is de budgettering. In hoofdstuk G van overzicht van de stof deel 1 zagen we al dat het variabel afdelingsbudget in rubriek 5 slechts twee rekeningen nodig zijn. Namelijk:

  • kosten van afdeling X en

  • budget afdeling X = de dekking afdeling X

Dit is voor alle afdelingen het geval, we kunnen dus in plaats van Dekkingsrekeningen net zo goed werken met Budgetrekeningen.

Er is ook een boekingsvariant bij direct costing. Hierbij passen we per afdeling budgetcontrole toe op:

  • Variabele kosten

  • Eerstverdeelde constante kosten

  1. Werkelijke eerstverdeelde constante kosten via rekening 499 debiteren op de kostenrekening in rubriek 5.

  2. Budget voor de eerstverdeelde constante kosten crediteren op de budgetrekening in rubriek 5 en debiteren op de rekening Te dekken budget constante kosten in rubriek 9.

We dienen hierbij twee belangrijke noties te maken:

  • De dekking is niet gelijk aan het budget. Dekkingsbijdrage is variabele + constante kosten, waarbij de dekking voor de constante kosten Hw x Tc is. En het jaarbudget is 1/12 x vast jaarbudget. Een rekening Dekking komt bij deze variant NOOIT voor.

  • Het te dekken budgetbedrag voor constante kosten boeken we ook wel over naar rubriek 8. Het saldo van rubriek 8 is:

Totale contributiemarge – totaal gebudgetteerde constante kosten

Boekhouding en knelpunten - Chapter 28

Het relatief meest schaarse product vormt de knelpuntsfactor.

Als alle productiemiddelen in ruime mate aanwezig zijn, dan is de afzetmogelijkheid het knelpunt.

Voorbeeld:

Machine A heeft 0,4 machine-uren nodig per product, Machine B heeft 0,5 machine-uren nodig per product. De machine met de langste productietijd per product is de knelpuntsfactor, dus machine B. Er moet echter ook gelet worden op de maximale beschikbare capaciteit per machine.

De schaduwprijs is de contributiemarge per eenheid van de knelpuntsfactor.

Boekingsgang bij een ERP-systeem - Chapter 29

In dit hoofdstuk wordt niks nieuws besproken. Hoofdstuk 11, 18 en 22 worden herhaald. Er wordt een duidelijk overzicht gegeven over de volledige boekingsgang bij gebruik van een ERP-systeem.

In het voorbeeld wordt laten zien hoe aan het eind van de maand de balans, de externe winst-en-verliesrekening en interne winst-en-verliesrekening over die maand gemaakt wordt. Hiervoor is het nodig om de boekingen in een ERP-systeem goed te snappen.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.