Samenvatting bij de 5e druk van Argumentatie: Inleiding in het analyseren en beoordelen van betogen van Van Eemeren & Snoeck Henkemans


Welke verschillende standpunten en meningsverschillen zijn er? - Chapter 1

Wanneer is er sprake van expliciete en impliciete meningsverschillen?

Mensen verschillen nogal eens van mening. Er is sprake van een meningsverschil zodra een standpunt niet door iedereen volledig gedeeld wordt. Dit is al het geval wanneer iemand niet meteen van een standpunt overtuigd is, maar twijfelt. Hij hoeft dan nog niet eens het tegengestelde standpunt in te nemen. Bij een meningsverschil zijn altijd twee partijen betrokken. Om tot overeenstemming te komen tussen beide partijen, moet er gediscussieerd worden.

Er zijn twee vormen van meningsverschillen: expliciete en impliciete meningsverschillen. Het verschil van mening is expliciet als zowel het standpunt als de kritiek daarop uitdrukkelijk onder woorden worden gebracht. Beide partijen zijn hierbij aan het woord. Bij een impliciete meningsverschil wordt de twijfel van de andere partij al voorondersteld. Er komt bij deze vorm van meningsverschil maar één partij aan het woord en er worden al argumenten gegeven om de andere partij te overtuigen. Vooral in schriftelijke communicatie is het verschil van mening vaak impliciet, omdat er dan maar één partij aan het woord is.

Wat is een propositie?

Een meningsverschil gaat altijd over een bepaalde kwestie. De verwoording van die kwestie geeft de propositie weer die de inzet vormt van het verschil van mening. Proposities kunnen feiten of gebeurtenissen weergeven, een voorspelling, een oordeel, of een aanbeveling. Tegenover een propositie kan een positieve, negatieve of neutrale positie worden ingenomen. Deze positie bepaald of er sprake is van een positief standpunt, een negatief standpunt of geen standpunt (ook wel ‘nul’-standpunt). Voorbeeld van een propositie: ‘Homeopathie is kwakzalverij’.

Standpunt of uiting van twijfel?

Of een propositie nou betrekking heeft op een eenvoudig of ingewikkeld onderwerp, er kan altijd een standpunt over worden ingenomen. Standpunten kunnen variëren in onderwerp, reikwijdte en kracht. Reikwijdte gaat over op wie of wat de propositie slaat. Dit kan heel specifiek zijn of meer algemeen. Kracht gaat over de zekerheid waarmee een standpunt wordt gesteld.
Een standpunt kan op meerdere proposities tegelijk slaan, die nauw verbonden zijn met elkaar. Vaak worden de verbindingswoorden ‘en’ of ‘maar’ dan gebruikt.

Een positief standpunt wordt meestal hetzelfde onder woorden gebracht als de propositie zelf (bijvoorbeeld: Zussen zijn gezellig). Een negatief standpunt kan lijken op een uiting van twijfel, en andersom. Vaak heeft men de neiging een negatief standpunt als uiting van twijfel te presenteren: Ik vraag me af of dat wel zo’n goed idee is.

Uitingen van twijfel hebben andere consequenties dan het innemen van een negatief standpunt. Bij een tegengesteld standpunt is iemand verplicht deze te verdedigen, terwijl iemand bij een standpunt van twijfel geen verdedigingsplicht heeft. Bij het analyseren van een betoog is het daarom belangrijk om na te gaan of de spreker een positief of negatief standpunt inneemt, of alleen maar twijfelt.

Welke typen verschillen van mening zijn er?

Er zijn twee dimensies in meningsverschillen: over hoeveel proposities verschilt men van mening en hoeveel standpunten worden er ingenomen? Er zijn vier typen meningsverschillen mogelijk:

  • Niet-gemengd enkelvoudig (de basisvorm)

  • Gemengd enkelvoudig

  • Niet-gemengd meervoudig

  • Gemengd meervoudig

Niet-gemengd: Eén partij is voor of tegen, de andere partij twijfelt. Eén partij heeft dus verdedigingsplicht, de ander niet.

Gemengd: Tegengestelde standpunten over dezelfde propositie. Beide partijen hebben verdedigingsplicht.

Enkelvoudig: Het betreft één propositie.

Meervoudig: het betreft meerdere proposities.

Ter verduidelijking hiervan de onderstaande voorbeelden:

Niet-gemengd enkelvoudig

Gemengd enkelvoudig

Partij A: Studenten zijn vervelend

Partij A: Studenten zijn vervelend

Partij B: Dat weet ik niet

Partij B: Niet mee eens

Niet gemengd meervoudig

Gemengd meervoudig

Partij A: Studenten zijn vervelend en dom

Partij A: Studenten zijn vervelend en dom

Partij B: Dat weet ik niet

Partij B: Niet mee eens

Wanneer is er sprake van een hoofdverschil of subverschil van mening?

Er kunnen nieuwe geschilpunten ontstaan tijdens een discussie. Dit komt doordat een argument dat gebruikt wordt ter verdediging van een standpunt, kan leiden tot nieuwe twijfel of tegenspraak. We spreken dan van hoofdverschillen en subverschillen van mening. Het hoofdverschil is het oorspronkelijke discussiepunt en het subverschil is een meningsverschil dat opkomt bij een argument over het hoofdverschil. Bij het identificeren van een meningsverschil is het belangrijk het hoofdverschil en de subverschillen van elkaar te onderscheiden.

Het kan zijn dat het hoofdverschil niet in één keer naar voren komt, maar pas in de loop van de discussie. Ook kan hetzelfde standpunt later nog eens worden herhaald met een andere formulering. Met een andere formulering kan het oorspronkelijke standpunt ineens op een heel ander standpunt lijken.

Hoe verwijst men naar standpunten?

In discussies wordt niet altijd even duidelijk verwezen naar standpunten. Voorbeelden van duidelijke en minder duidelijke verwijzingen zijn:

  • Duidelijk: mijn standpunt is, ik vind dat, mijns inziens, wij zijn van mening dat, dus, enzovoort.

  • Minder duidelijk: kortom, het zit zo, het is onzin dat, zoals ik het zie, enzovoort.

  • Onduidelijk: men zou moeten, het feit dat, je mag, alles overwegend, enzovoort.

Twijfel uitdrukken gaat vaak impliciet. Enkele voorbeelden van twijfel zijn: ik weet niet of, het zou zo kunnen zijn dat, ik moet er nog eens over nadenken of ik vind dat, enzovoort. Vaak is context nodig om te weten of een uitspraak een standpunt is.

Stampvragen

  1. Wanneer is er sprake van een meningsverschil?

  2. Wat zijn proposities?

  3. Wat zijn de twee dimensies van meningen?

  4. Wat is het verschil tussen een enkelvoudig meningsverschil en een meervoudig meningsverschil?

  5. Wat is de basisvorm van een meningsverschil?

  6. Wat is het verschil tussen een gemend en een niet-gemengd meningsverschil?

  7. Wat is het verschil tussen een hoofdverschil en een subverschil?

Tentamentickets

  • In dit hoofdstuk wordt vooral uitgelegd wat voor meningsverschillen er bestaan. Dit gaat om impliciet en expliciet, maar ook om de vier typen meningsverschillen: enkelvoudig of meervoudig en gemengd of niet-gemengd. Zorg dat je de verschillen weet en dat je weet wanneer er sprake is van verdedigingsplicht.

  • Weet wanneer er sprake is van een hoofdverschil van mening en een subverschil van mening.

  • Zorg dat je goed weet wanneer er sprake is van een uiting van twijfel. Dit is soms te verwarren met een negatief standpunt. Daarnaast moet je weten wanneer er sprake is van een positief standpunt of een negatief standpunt en hoe men hiernaar verwijst.

Hoe argumenteert men en hoe verloopt een discussie? - Chapter 2

Op welke manieren kan een discussie eindigen?

Een discussie kan op meerder manieren eindigen. Een discussie kan worden opgelost of beslecht. Wanneer een discussie wordt opgelost, herziet één partij zijn mening. Dit komt doordat hij overtuigd is geraakt van de argumenten van de ander. Deze geeft toe en verandert van positie ten opzichte van de propositie. Wanneer wordt beslecht, wordt het discussiepunt op de een of andere manier uit de wereld geholpen. Beschaafde manieren hiervoor zijn: een derde partij erbij halen, het lot laten beslissen of stemmen. Een onbeschaafde manier is intimidatie of in elkaar slaan van de tegenpartij.

Wat is het ideaalmodel bij het oplossen van een meningsverschil?

Voor het oplossen van het verschil in mening is een argumentatieve discussie nodig. Hierbij wordt door middel van argumentatie vastgesteld in hoeverre een standpunt verdedigbaar is. Een informatieve discussie is gericht op het op de hoogte stellen van zaken tussen partijen. Vaak lopen informatieve en argumentatieve discussies door elkaar heen. In een discussie is de protagonist de persoon die het standpunt verdedigt. De antagonist valt aan en brengt zijn twijfels en tegenwerpingen naar voren.

Bij het oplossen van een meningsverschil worden de volgende vier stadia doorlopen:

  1. Confrontatiefase: De partijen stellen vast dat er een meningsverschil bestaat.

  2. Openingsfase: De partijen besluiten een poging te doen het meningsverschil op te lossen. Ze maken afspraken over de manier waarop de discussie gevoerd wordt, over de verdeling van bewijslast en over de uitgangspunten bij de discussie.

  3. Argumentatiefase: De protagonist houdt een betoog om zijn standpunt te verdedigen tegen de kritiek van de antagonist.

  4. Afsluitingsfase: De partijen stellen vast in hoeverre het meningsverschil is opgelost en ten gunste van wie.

Waarom het ideaalmodel?

Bovenstaande fases zijn samen het ideaalmodel. De discussieregels lijken vanzelfsprekend, maar vaak loopt een discussie spaak door onduidelijkheid over de discussieprocedure. Er wordt nogal eens van het ideaalmodel afgeweken in een argumentatieve discussie. Soms blijkt bijvoorbeeld halverwege de discussie dat nog niet duidelijk is wat de standpunten zijn. Het ideaalmodel is een hulpmiddel en een instrument om een discussie op een constructieve manier te analyseren.

Welke rol speelt het betoog bij een kritische discussie?

De argumentatiefase wordt vaak gezien als de “eigenlijke” discussie en is in hoge mate bepalend voor de oplossing van een meningsverschil. Het betoog in deze fase bestaat uit het geheel van alle argumentaties die ter verdediging van het standpunt worden aangedragen. Bij niet gemengde verschillen van mening wordt één betoog gehouden. De antagonist twijfelt, maar neemt zelf geen standpunt in. Bij een gemend verschil van mening nemen de beide partijen een standpunt in en houden beide partijen een betoog.

Wanneer in een discussie maar één van beide partijen aan het woord komt, spreken we van een impliciete discussie. Ook al komt de andere partij niet expliciet aan het woord, er wordt wel rekening mee gehouden. Een schrijver kan bijvoorbeeld al een tegenargument inbrengen op zijn eigen standpunt en dit gelijk weerleggen.

Soms heeft het betoog de vorm van een monoloog en is het discussiekarakter minder duidelijk. Toch is deze monoloog is dan in feite een eenzijdige dialoog. Ook hierbij worden de fases doorgelopen. De schrijver zal duidelijk moeten maken dat er een verschil van mening bestaat (confrontatiefase), zal een betoog moeten houden (argumentatiefase), waarbij hij tegenargumenten weerlegt en zal moeten duidelijk maken in hoeverre het meningsverschil door zijn argumentatie is opgelost (afsluitingsfase).

Stampvragen

  1. Hoe kan een meningsverschil worden opgelost?

  2. Wat houdt een kritische discussie in?

  3. Welke vier fasen omvat een argumentatieve discussie?

  4. Wat is het verschil tussen een protagonist en een antagonist?

  5. Wat is een impliciete discussie?

  6. Wat is een informatieve discussie?

Tentamentickets

  • Zorg dat je het ideaalmodel bij het oplossen van een meningsverschil goed kent. Ken de verschillende fasen die hierbij horen en wat deze fasen inhouden. Daarnaast moet je weten waarom dit ideaalmodel handig is om te gebruiken.

  • Je moet weten op welke manieren een discussie kan eindigen: oplossen en beslechten. Wat houdt dit in en welke manieren kun je hiervoor gebruiken.

  • Je moet weten wat een betoog inhoudt. Een betoog kan ook de vorm hebben van een monoloog. Ook hierbij worden de verschillende fases doorlopen. Zorg dat je deze kent.

Op welke manieren kan een discussie eindigen?

Een discussie kan op meerder manieren eindigen. Een discussie kan worden opgelost of beslecht. Wanneer een discussie wordt opgelost, herziet één partij zijn mening. Dit komt doordat hij overtuigd is geraakt van de argumenten van de ander. Deze geeft toe en verandert van positie ten opzichte van de propositie. Wanneer wordt beslecht, wordt het discussiepunt op de een of andere manier uit de wereld geholpen. Beschaafde manieren hiervoor zijn: een derde partij erbij halen, het lot laten beslissen of stemmen. Een onbeschaafde manier is intimidatie of in elkaar slaan van de tegenpartij.

Hoe wordt argumentatie gepresenteerd? - Chapter 3

Hoe kun je standpunten identificeren?

Om na te gaan wat iemands standpunt is, moet gekeken worden naar de argumentatie in een betoog. Argumentatie is er altijd op gericht een standpunt te verdedigen. Het standpunt wordt gerechtvaardigd of ontkracht met uitspraken door de spreker/schrijver, die samen de argumentatie vormen. Een standpunt is bijna nooit een uitspraak die bij voorbaat al vast staat. Een uitspraak dat niet overeenkomt met de verwachtingen van anderen, zal al snel voor een standpunt worden gezien. Er zal dan gelijk de vraag komen welke argumenten er voor dat standpunt zijn. Indicatoren om standpunten te herkennen zijn onder andere: “volgens ons”, “ik vind”, “ik hoop je te overtuigen van”.

Wat zijn indicatoren van argumentatie?

Soms wordt voor- of achteraf expliciet aangegeven dat het gaat om argumentatie. Een voorbeeld hiervan is: “mijn argumentatie hiervoor is dat”. Meestal wordt dit niet zo expliciet genoemd en maken sprekers of schrijvers gebruik van indicatoren van argumentatie. Voorbeelden van indicatoren van argumentatie zijn: daarom, aangezien, dan ook, dus, vandaar. Indicatoren van argumentatie kunnen ook gebruikt worden om een standpunt te achterhalen.

Als een indicator terugwijst naar een standpunt dat eerder vermeld is, is er sprake van een terugwijzende presentatie (standpunt, indicator, argumentatie). Indicatoren die hierbij horen zijn bijvoorbeeld “want” en “immers”. Als een indicator vooruitwijst naar een standpunt dat pas later komt, is er sprake van vooruitwijzende presentatie (argumentatie, indicator, standpunt). Indicatoren die hierbij gebruikt kunnen worden zijn bijvoorbeeld: “dus”, “vandaar” en “daarom”.

Indicatoren van argumentatie worden niet altijd argumentatief gebruikt. Bijvoorbeeld het woord ‘dus’ wordt vaak als stopwoord gebruikt, zonder dat er een conclusie wordt getrokken.

Wanneer ontstaan interpretatieproblemen?

Vaak ontbreekt een indicator van argumentatie of is het onduidelijk of de presentatie vooruitwijzend of terugwijzend is. Normaal gesproken worden standpunten en argumentaties duidelijk door de context waarin ze worden gebracht. Interpretatieproblemen ontstaan meestal pas in een onbepaalde context, waarin verheldering niet aanwezig is. Uitspraken die voorafgaan of volgen op de onduidelijke uitspraak, kunnen de context verhelderen.

Welke andere hulpmiddelen zijn er?

De situatie of de culturele context waarin dingen worden gezegd of gedaan kunnen ook veel verklaren. Specifieke achtergrondkennis of vakkennis is vaak ook handig.

Wat is het verschil tussen argumentatie en verklaring, toelichting of uitleg?

Bij de interpretatie van een betoog moet in eerste instantie uit worden gegaan van de precieze tekst die gesproken of geschreven wordt. Pas bij interpretatieproblemen mogen er andere hulpmiddelen gebruikt worden. Er moet vooral worden opgelet dat men niet naar zich toe interpreteert.

Het woord “omdat” wordt tegenwoordig vaak gebruikt om oorzaak-gevolg aan te geven, in plaats van een reden. Hierbij gaat het om een verklaring, uitleg of toelichting, waarbij datgene wat men zegt al aanvaard wordt. Dit is een groot verschil met argumentatie, waarbij een standpunt nog aanvaard moet worden. Soms wordt bewust geprobeerd de ander te misleiden door een standpunt voor constatering en de argumentatie voor toelichting door te laten gaan. Zo lijkt het alsof het standpunt geen verdediging nodig heeft. Bij twijfel is het beste om de uitspraak op te vatten als een argumentatie.

Wanneer gebruik je maximaal argumentatieve interpretatie?

Als uitspraken in geval van twijfel als argumentatie worden opgevat, volgt men de strategie van de maximaal argumentatieve interpretatie. Alles waar twijfel over is, wordt dan als argumentatie gezien om niets buiten beschouwing te houden tijdens de analyse. Ook bij uitspraken waarbij er geen zinnige interpretatie mogelijk is of bij een vraag die als mededeling wordt gesteld, moet deze strategie gevolgd worden.

Stampvragen

  1. Wat zijn indicatoren van argumentatie?

  2. Wat is het verschil tussen vooruitwijzende en terugwijzende presentatie?

  3. Wanneer ontstaan er problemen bij interpretatie en wat moet er dan gedaan worden?

  4. Wat is het verschil tussen argumentatie en een verklaring, uitleg of toelichting?

  5. Wat houdt maximaal argumentatief interpreteren in?

Tentamentickets

  • Zorg dat je weet hoe je standpunten en argumentatie kunt herkennen en aan welke indicatoren.

  • Je moet het verschil weten tussen vooruitwijzende en terugwijzende presentatie en welke voegwoorden daarbij horen.

  • Soms zijn uitspraken onduidelijk en moet er verduidelijking uit andere factoren gehaald worden. Zorg dat je weet welke andere aspecten er dan belangrijk zijn die gebruikt kunnen worden bij het interpreteren van uitspraken.

  • Zorg dat je weet wat het verschil is tussen argumentatie en een verklaring, uitleg of toelichting. Daarnaast moet je weten wat maximaal argumentatieve interpretatie is.

Hoe kun je standpunten identificeren?

Om na te gaan wat iemands standpunt is, moet gekeken worden naar de argumentatie in een betoog. Argumentatie is er altijd op gericht een standpunt te verdedigen. Het standpunt wordt gerechtvaardigd of ontkracht met uitspraken door de spreker/schrijver, die samen de argumentatie vormen. Een standpunt is bijna nooit een uitspraak die bij voorbaat al vast staat. Een uitspraak dat niet overeenkomt met de verwachtingen van anderen, zal al snel voor een standpunt worden gezien. Er zal dan gelijk de vraag komen welke argumenten er voor dat standpunt zijn. Indicatoren om standpunten te herkennen zijn onder andere: “volgens ons”, “ik vind”, “ik hoop je te overtuigen van”.

Wat zijn verzwegen standpunten en argumenten? - Chapter 4

Wat zijn verzwegen onderdelen van een betoog?

Het komt vaak voor dat in een betoog onderdelen worden weggelaten. Als het gaat om standpunten en argumenten die impliciet aanwezig zijn door wat er wel staat of gezegd wordt, is er sprake van ‘verzwegen’ argumenten. Dit hoeft niet altijd te zijn om anderen te misleiden, vaak wordt er iets verzwegen omdat het vanzelfsprekend lijkt. Verzwegen onderdelen kunnen bepalend zijn voor het vervolg van een discussie en daarmee ook voor de afloop. Ook bij de beoordeling van een betoog kunnen verzwegen onderdelen van belang zijn, bijvoorbeeld bij de evaluatie van de argumentatie. Bij de analyse moet hier dus goed op gelet worden en moet er nagegaan worden wat er impliciet gezegd wordt.

Welke spelregels gelden er bij communicatie?

Verzwegen argumenten en standpunten zijn voorbeelden van ‘indirect’ taalgebruik. Dit is typerend voor communicatie in de gewone omgangstaal. Vaak wordt iets met een omweg gezegd, ook zonder een argument of standpunt te verzwijgen. Bij indirectheid is altijd sprake van impliciet taalgebruik. Bij ‘gewoon’ impliciet taalgebruik wordt er niet geprobeerd iets extra’s over te brengen. Bij indirectheid bedoelt iemand niet alleen meer dan wat hij zegt, maar maakt hij ook nog duidelijk dat dit zo is.

Om onduidelijkheid te voorkomen moet iedereen zich houden aan het communicatiebeginsel. Dit zijn bepaalde algemene spelregels voor communicatie. Hierbij moeten de deelnemers tijdens communicatie hun bijdrage zo goed mogelijk afstemmen op het doel. Men moet duidelijk, eerlijk, efficiënt en ter zake zijn. Normaal moet iedereen zich hier aan houden. Door zich niet aan één of meerdere van deze regels te houden, kan men laten zien indirect te zijn.

Wat zijn correctheidsvoorwaarden?

De algemene spelregels voor communicatie zijn in principe altijd van kracht. Voor elke soort taalhandeling zijn preciezere regels met betrekking tot het communicatiebeginsel (bijvoorbeeld: vraag, belofte, verklaring). Dat gebeurt door specifieke correctheidsvoorwaarden. Hierin staat geformuleerd waaraan de uitvoering van de betreffende taalhandeling moet voldoen. Er is een onderscheid tussen voorbereidende voorwaarden en oprechtheidsvoorwaarden.

De voorbereidende voorwaarden helpen een spreker of schrijver te houden aan de spelregel van efficiëntie. Bij argumentatie wil dat zeggen: een zinvolle en niet-overbodige overtuigingspoging ondernemen. Een voorbeeld van een voorbereidende voorwaarde van argumentatie is dat ervan uitgegaan wordt dat de luisteraar het verdedigde standpunt niet al bij voorbaat helemaal aanvaardt.

De oprechtheidsvoorwaarden geven aan wat de spreker moet geloven als hij zich houdt aan de spelregel van eerlijkheid. Bij argumentatie wil dat zeggen: zonder misleiding een overtuigingspoging doen. Een voorbeeld van een oprechtheidsvoorwaarde bij argumentatie: de schrijver gelooft dat zijn standpunt aanvaardbaar is.

Wat als de spelregels worden overtreden?

Er ontstaan problemen als er spelregels overtreden worden, terwijl het communicatiebeginsel niet wordt opgegeven. De luisteraar neemt dan niet meteen aan dat de spreker zomaar de communicatie verstoort, maar gaat ervan uit dat er een bedoeling is aan de wijze van communiceren. De schijnbare overtreding zou dan een reële betekenis krijgen. Het is in de praktijk lastig om evidente overtredingen aan te wijzen, zonder een poging te doen deze overtreding te rechtvaardigen.

Op welke manier kan je indirect zijn?

Met iets indirect zeggen heeft iemand altijd een bedoeling. Alle spelregels van communicatie kunnen gebruikt worden om indirect iets te zeggen. Een gebrek aan duidelijkheid kan bijvoorbeeld een gebrek aan 'willen' uitdrukken of zelfs een weigering. Gebrek aan eerlijkheid kan door het gebruik van ironie. Via gebrek aan efficiëntie kan iemand iets benadrukken (“En nu moet het echt stil zijn”, terwijl men wel wist stil te moeten zijn). Daarnaast kan met een zinloze vraag een klacht worden geuit. Gebrek aan ter zake komen kan men gebruiken om een gespreksonderwerp af te wijzen.

Indirectheid heeft altijd een motief. Deze kan alleen goed overkomen als hij wordt opgemerkt en op de juiste wijze wordt geïnterpreteerd.

Hoe maak je verzwegen standpunten expliciet?

In een betoog geeft een spreker niet altijd even duidelijk aan wat zijn standpunt is. Via argumenten of indirecte taalhandelingen is dit echter wel te achterhalen door luisteraars. Hierbij gebruikt men logica als hulpmiddel. Men moet dan eerst vaststellen wat een logische conclusie is of zou kunnen zijn. Bij meerdere mogelijkheden wordt gekozen voor het standpunt dat het meeste recht doet aan alle spelregels voor communicatie.

Hoe maak je verzwegen argumenten expliciet?

In een betoog worden ook wel eens argumenten verzwegen. Een redenering is pas geldig wanneer het verzwegen argument wordt toegevoegd. Dit kan door middel van een ‘als…dan…’- uitspraak toe te voegen. Dit is echter niet meer dan een letterlijke herhaling van wat al gezegd is, wat betekent dat het een overbodige uitspraak is en de regel van efficiëntie wordt overtreden. Men kan de ‘als…dan…’-uitspraak vervangen door een algemenere uitspraak.

Welke rol speelt context bij verzwegen argumenten?

De context waarin de argumentatie plaatsvindt, hoeft niet altijd onbepaald te zijn en kan een speciale invloed hebben op de invulling van het verzwegen argument. Om een vooringenomen specifieke invulling van het verzwegen argument te vermijden, geldt als regel dat er in de eerste plaats vanuit moet worden gegaan dat de argumentatie plaatsvindt in een onbepaalde context. Tenzij dit duidelijk een onterecht uitgangspunt is.

Stampvragen

  1. Wat zijn verzwegen argumenten en standpunten?

  2. Wat houdt het communicatiebeginsel in?

  3. Welke spelregels van communicatie zijn er?

  4. Wat staat er in de correctheidsvoorwaarden?

  5. Hoe is een vooringenomen specifieke invulling van een verzwegen argument te vermijden?

Tentamentickets

  • Zorg dat je weet wat verzwegen argumenten en standpunten zijn en waarom het belangrijk is ze te herkennen.

  • Zorg dat je weet wat het communicatiebeginsel inhoudt, inclusief de spelregels. Daarnaast moet je weten hoe elke spelregel gebruikt kan worden om indirect iets duidelijk te maken.

  • Je moet de voorbereidende voorwaarde en de oprechtheidsvoorwaarde kennen. Samen vormen deze de correctheidsvoorwaarden.

  • Zorg dat je weet hoe je verzwegen argumenten en standpunten moet expliciteren.

Wat zijn verzwegen onderdelen van een betoog?

Het komt vaak voor dat in een betoog onderdelen worden weggelaten. Als het gaat om standpunten en argumenten die impliciet aanwezig zijn door wat er wel staat of gezegd wordt, is er sprake van ‘verzwegen’ argumenten. Dit hoeft niet altijd te zijn om anderen te misleiden, vaak wordt er iets verzwegen omdat het vanzelfsprekend lijkt. Verzwegen onderdelen kunnen bepalend zijn voor het vervolg van een discussie en daarmee ook voor de afloop. Ook bij de beoordeling van een betoog kunnen verzwegen onderdelen van belang zijn, bijvoorbeeld bij de evaluatie van de argumentatie. Bij de analyse moet hier dus goed op gelet worden en moet er nagegaan worden wat er impliciet gezegd wordt.

Welke verschillende argumentatiestructuren bestaan er bij een betoog? - Chapter 5

Wat is enkelvoudige argumentatie?

Enkelvoudige argumentatie bestaat altijd uit twee uitspraken. Een uitspraak waarin het argument wordt gegeven en een rechtvaardigende uitspraak die dit argument verbindt met het verdedigde standpunt. In praktijk wordt de rechtvaardigende uitspraak vaak verzwegen. Een voorbeeld: “Kees zeurt, want Kees is een man.” (Verzwegen: alle mannen zeuren). Bij een betoog dat uit één enkelvoudige argumentatie bestaat is het soms moeilijker het betoog te herkennen dan het te ontleden.

Welke combinaties van enkelvoudige argumentatie bestaan er?

De argumentatie in een betoog kan meer of minder complex zijn. Dit is afhankelijk van het meningsverschil dat moet worden opgelost. Voor een meervoudig meningsverschil zijn er ook meer enkelvoudige argumentaties nodig. De argumentatiestructuur is ook afhankelijk van de reacties. Bijvoorbeeld: bij een twijfelende reactie is iemand genoodzaakt de argumentatie van het standpunt ook weer te verdedigen. De twijfel betreft niet altijd de inhoud van een argument, maar kan ook betrekking hebben op de rechtvaardigingskracht van deze uitspraken. In dat geval kan een spreker in plaats van zijn argumenten te beargumenteren ook zijn oorspronkelijke argumentatie aanvullen met andere argumenten.

Naast argumentatie voor argumentatie en gecombineerde argumentatie, kan een spreker ook verschillende argumenten naar voren brengen die los van elkaar staan. Vooral als er tot een grote groep gesproken wordt kan het helpen om meer mensen te overtuigen van het standpunt.

Wat is het verschil tussen meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie?

Meervoudige argumentatie is een vorm van complexe argumentatie. Het gaat hierbij om meerdere argumenten voor hetzelfde standpunt, die los van elkaar staan, gelijkwaardig zijn en na elkaar als onafhankelijke argumenten worden gepresenteerd.

Bij nevenschikkende argumentatie is dit niet zo. Bij deze vorm van argumentatie worden verschillende argumenten naast elkaar gepresenteerd, die elkaar aanvullen en samen één samenhangend betoog vormen. De losse argumenten zijn elk te zwak om voor zich te staan, maar samen geven ze voldoende ondersteuning.

Onderschikkende argumentatie is de derde complexe vorm. Hierbij wordt er argumentatie gegeven voor argumentatie, of voor een onderdeel van de argumentatie. Een argument wordt dan ondersteund door een ander argument, die weer ondersteund kan worden, net zo lang tot er geen verdere ondersteuning nodig lijkt. Het argument wordt hierbij een substandpunt, wat verdedigd wordt door een subargument.

Hoe geef je de argumentatiestructuur schematisch weer?

Schematische weergave van enkelvoudige argumentatie:
1 standpunt
1.1 argumentatie
1.1 verzwegen argument dat geëxpliciteerd wordt

Schematische weergave van meervoudige argumentatie:
1 standpunt
1.1 argumentatie
1.2 argumentatie

Schematische weergave van nevenschikkende argumentatie:
1 standpunt
1.1a argumentatie verbonden met 1.1b
1.1b argumentatie verbonden met 1.1a

Schematische weergave van onderschikkende argumentatie:
1 standpunt
1.1 argument
1.1.1 subargument
1.1.1.1 subsubargument
1.1.1.1.1 subsubargument, enzovoort.

Hoe wordt complexe argumentatie gepresenteerd?

Het is belangrijk om na te gaan met welke argumentatie men te maken heeft om een goede beoordeling van een betoog te geven. Er zijn verschillende indicatoren om te zien met welke structuur je te maken hebt. Mogelijke indicatoren van meervoudige argumentatie: overigens, trouwens, nog afgezien van, in de eerste plaats, enzovoort. Indicatoren van nevenschikkende argumentatie zijn bijvoorbeeld: daarbij komt, daarnaast, sterker nog, zelfs. Bij nevenschikkende argumentatie kan elk subargument weer worden aangegeven met een algemene indicator, bijvoorbeeld: want, omdat, immers, aangezien. Ook kan bij nevenschikkende argumentatie gebruik gemaakt worden van combinaties: want omdat, immers omdat, aangezien immers. Er zijn ook uitdrukkingen die vooral gebruikt worden bij nevengeschikte en ondergeschikte argumentaties: ik concludeer, al met al, dat volgt uit, bijgevolg, enzovoort.

Wat is een maximaal argumentatieve analyse?

Nevenschikkende en meervoudige argumentatie zijn soms moeilijk uit elkaar te houden. Ook zijn er woorden die naar beide argumentatiestructuren kunnen verwijzen: en, ook, en ook, verder. Soms kan uit de inhoud duidelijk worden welke argumentatiestructuur wordt gebruikt.

Bij de beoordeling maakt het een groot verschil of een argumentatie als nevenschikkend of meervoudig wordt gezien. Als een van de argumenten als zwak wordt gezien, staan de andere argumenten bij meervoudige argumentatie nog overeind, terwijl bij nevenschikkend de hele verdediging wordt aangetast.

Bij twijfel tussen beoordeling van nevenschikkend of meervoudige argumentatie kan men beter voor meervoudig gaan. Dit is ook wel de strategie van de maximaal argumentatieve analyse. De strategie is erop gericht de spreker maximaal krediet te geven, dus wanneer duidelijk is dat deze strategie nadelig is voor de spreker dient hij niet te worden toegepast.

Wordt er bij complexe argumentatie ook verzwegen?

Bij onderschikkende argumentatie kan er soms een hele verzwegen onderschikkende argumentatie worden aangewezen. Soms wordt deze verzwegen argumentatie duidelijk door de welbepaalde context, of door de welbepaalde verbale context. Bij het analyseren moet de welbepaaldheid van de context zo goed mogelijk worden benut.

Hoe stel je een analytisch overzicht op?

Bij het analyseren van een betoog kan men een analytisch overzicht maken. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de volgende punten:

  • De kritische discussiefasen (confrontatiefase, openingsfase, argumentatiefase, afsluitingsfase).

  • De belangrijkste meningsverschillen (standpunten, partijen, posities van de partijen, typering van het meningsverschil).

  • De betoogvormende argumenten (expliciet, impliciet, verzwegen).

  • De argumentatiestructuur (enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend, onderschikkend en de verbindingen tussen dezen).

  • De getrokken conclusies (eindpositie protagonist en antagonist van elk standpunt, consequenties).

Stampvragen

  1. Wat is het verschil tussen enkelvoudige en meervoudige argumentatie?

  2. Wat is een nevenschikkende samengestelde argumentatie?

  3. Wat zijn indicatoren voor nevenschikkende argumentatie?

  4. Bij welke argumentatievorm worden argumenten trapsgewijs weergegeven?

  5. Wat houdt een maximaal argumentatieve analyse in?

  6. Wat wordt weergegeven in een analytisch overzicht?

Tentamentickets

  • Je moet de verschillende argumentatiestructuren goed kennen: enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend, onderschikkend en de verbindingen tussen dezen. Ook moet je de indicatoren kennen die bij deze structuren horen.

  • Je moet weten wat een maximaal argumentatieve analyse inhoudt.

  • Zorg dat je weet wat er in een analytisch overzicht staat en ken alle onderdelen daarvan.

Wat is enkelvoudige argumentatie?

Enkelvoudige argumentatie bestaat altijd uit twee uitspraken. Een uitspraak waarin het argument wordt gegeven en een rechtvaardigende uitspraak die dit argument verbindt met het verdedigde standpunt. In praktijk wordt de rechtvaardigende uitspraak vaak verzwegen. Een voorbeeld: “Kees zeurt, want Kees is een man.” (Verzwegen: alle mannen zeuren). Bij een betoog dat uit één enkelvoudige argumentatie bestaat is het soms moeilijker het betoog te herkennen dan het te ontleden.

Wanneer is argumentatie deugdelijk? - Chapter 6

Hoe moet een betoog beoordeeld worden?

Aan een betoog kan van alles mis zijn: tegenstrijdigheden, onjuistheden in argumenten, of andere tekortkomingen. Gebreken moeten altijd opgespoord worden om vast te stellen of een argument goed genoeg verdedigd is. Complexe argumentaties moeten in de analyse ontleed worden in een samenstel van enkelvoudige argumentaties, die elk apart beoordeeld worden.

Er zijn twee mogelijke inconsistenties: logische inconsistentie en pragmatische inconsistentie. Logische inconsistentie houdt in dat argumenten logisch met elkaar in strijd zijn, waardoor ze niet allemaal waar kunnen zijn. Pragmatische inconsistentie wil zeggen dat logisch gesproken de argumenten niet met elkaar in strijd zijn, maar in de praktijk toch strijdige consequenties hebben.

Elk argument moet beoordeeld worden op de mate waarin hij het standpunt rechtvaardigt of ontkracht. Om deugdelijk te zijn moeten uitspraken aanvaardbaar zijn, moet er een geldige redenering aan de argumentatie ten grondslag liggen en moet het gebruikte argumentatieschema terecht en op een correcte manier zijn toegepast.

Wanneer is een argumentatieve uitspraak aanvaardbaar?

Bij feitelijke uitspraken waarvan de waarheid op eenvoudige wijze kan worden gecontroleerd, kan de aanvaardbaarheid zonder problemen worden vastgesteld. Soms is over de aanvaardbaarheid van niet-feitelijke uitspraken ook snel overeenstemming te bereiken, bijvoorbeeld als het om algemene morele oordelen of principes gaat (bijvoorbeeld: ‘Ouders moeten voor hun kinderen zorgen’). In veel andere gevallen is het moeilijk om het eens te worden over de aanvaardbaarheid van een uitspraak. Ingewikkelde kwesties hebben vaak betrekking tot specifieke waarden en normen, die moeten worden ondersteund door argumentatie.

Hoe ziet een geldige redenering eruit?

Een enkelvoudige argumentatie is deugdelijk als de redenering in de argumentatie geldig is of geldig kan worden gemaakt. De argumentatie moet bestaan uit aanvaardbare uitspraken en het argumentatieschema moet terecht zijn en correct worden toegepast. Wanneer er in de argumentatie expliciet een ongeldige redenering naar voren wordt gebracht, kan de enkelvoudige argumentatie niet tot een geldige redenering worden herleid.

Modus ponens:

  1. Als P, dan Q.

  2. P
    Dus: Q

Modus tollens:

  1. Als P, dan Q

  2. niet Q
    Dus: niet P

Welke argumentatietypen bestaan er?

De deugdelijkheid van de argumentatie is ook afhankelijk van hoe argumenten toegepast worden in het argumentatieschema. De argumenten en het verdedigde standpunt worden door het gebruikte argumentatieschema namelijk op een specifieke manier met elkaar in verband gebracht. Deze manier kan correct zijn, maar ook minder correct.

Er bestaan drie verschillende argumentatietypen, die elk een andere relatie tussen de argumentatie en het verdedigde standpunt hebben. Voor een goede beoordeling is het belangrijk om de argumentatietypen goed van elkaar te onderscheiden en de bijbehorende deugdelijkheidscriteria na te gaan. De drie argumentatietypen zijn argumentatie gebaseerd op:

  • een kentekenrelatie,

  • een vergelijkingsrelatie en

  • een causale relatie

Wanneer is argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie?

In argumentatie die gebaseerd is op een kentekenrelatie wordt een standpunt verdedigd door een bepaald kenmerk, symptoom of kenteken te noemen. Met dit kenteken wordt gesuggereerd dat dit ongeveer hetzelfde inhoudt als het standpunt. Zie onderstaande voorbeeld:

Voor X geldt Y
Want: Voor X geldt Z
en: Z is kenmerkend voor Y.

Herman (X) is een echte jongen (Y)
Herman (X) is stoer (Z)
Stoerheid (Z) is een kenmerk voor echte jongens (Y)

De algemene kritische vraag bij deze vorm van argumentatie is: “Is Z wel kenmerkend voor Y?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten de volgende vragen gesteld worden: “Zijn er Y’s die niet kenmerk Z hebben?” en “Zijn er niet-Y’s die wel het kenmerk Z hebben?”

Wanneer is argumentatie gebaseerd op een vergelijkingsrelatie?

In argumentatie die gebaseerd is op een vergelijkingsrelatie wordt het standpunt verdedigd door duidelijk te maken dat wat in het standpunt gezegd wordt, overeenkomt met iets wat in de argumentatie wordt genoemd. Het een komt ongeveer op het andere neer en op grond van deze vergelijkbaarheid zou het standpunt aanvaard moeten worden.

Voor X geldt Y
Want: Voor Z geldt Y
en: Z is vergelijkbaar met X.

Loting voor toelating is absurd (Y) op de universiteit (X)
Bij de Olympische Spelen (Z) wordt ook niet door loting bepaald wie er doorgaat (Y)
Op de universiteit (X) gelden dezelfde maatstaven als in sport (Z)

De algemene kritische vraag bij deze vorm van argumentatie is: “Zijn er geen significante verschillen tussen Z en X?” Verschillen kunnen op twee manieren worden aangewezen: Z heeft een bepaalde eigenschap van X niet of andersom.

Wanneer is argumentatie gebaseerd op een causale relatie?

In argumentatie die gebaseerd is op een causale relatie wordt een standpunt verdedigd door een oorzakelijk verband te leggen tussen het standpunt en het argument. Het een leidt tot het ander.

Voor X geldt Y
Want: Voor X geldt Z
en: Z leidt tot Y.

Mariekes hoofdpijn (X) zal nu wel verdwijnen (Y)
Ze (X) heeft net twee aspirines genomen (Z)
Aspirines (Z) helpen tegen hoofdpijn (Y)

De algemene kritische vraag bij deze vorm van argumentatie is: “Leidt Z wel tot Y?” Om dit verder te onderzoeken kunnen de volgende vragen worden gesteld: “Zijn er gevallen waarin Z niet tot Y leidt?” en “Kan Y ook door iets anders dan Z veroorzaakt zijn?”

Pragmatische argumentatie is een subtype van argumentatie, gebaseerd op een causale relatie. In het argument wordt naar een gevolg verwezen van wat in het standpunt genoemd wordt. In het standpunt wordt een bepaald doel of handelwijze aanbevolen en de argumentatie bestaat uit het noemen van gunstige effecten of consequenties. Een voorbeeld: Artsen zouden weer een witte jas moeten gaan dragen, want dat schept afstand (en het is goed als er afstand is tussen arts en patiënt).

Hoe worden verschillende typen argumentatie gepresenteerd?

Soms is het eenvoudig vast te stellen welk type argumentatie gebruikt wordt. Bij een kentekenrelatie gebruikt men bijvoorbeeld: het is kenmerkend voor, typerend zijn. Voorbeelden van een vergelijkingsrelatie zijn: is te vergelijken met, komt overeen met, doet denken aan. Voorbeelden van een causale relatie zijn: leidt tot, kan niet anders dan eindigen in, heeft tot gevolg dat.

Toch is het niet altijd even duidelijk, omdat deze uitdrukkingen vaak in het verzwegen argument naar voren komen. Er zijn nog andere aanwijzingen voor de identificatie van het type argument. Bij een kentekenrelatie komt er vaak een naamwoordelijk gezegde voor dat een van de volgende woorden bevat: echt(e), doorgewinterde, typische en het prototype van. Een vergelijkingsrelatie is vaak te herkennen aan: ook, evenmin, ook niet, net zo en hetzelfde. Een causale relatie kan duidelijk worden door de woorden: dan, anders, daardoor en dat heeft tot gevolg dat.

Stampvragen

  1. Welke twee mogelijke inconsistenties in een betoog zijn er?

  2. Wanneer is een enkelvoudige argumentatie deugdelijk?

  3. Wat is het verschil tussen ‘modus ponens’ en ‘modus tollens’?

  4. Welke drie argumentatietypen zijn er?

  5. Wat is pragmatische argumentatie?

Tentamentickets

  • Je moet weten wat logische en pragmatische inconsistentie inhoudt.

  • Je moet weten wanneer een uitspraak deugdelijk is. De categorieën die hierbij horen (zoals aanvaardbaarheid en geldigheid) moet je kennen en kunnen toepassen.

  • Zorg dat je de drie argumentatietypen kent en dat je weet hoe ze geformuleerd worden. Daarnaast moet je weten hoe je ze kunt herkennen.

Hoe moet een betoog beoordeeld worden?

Aan een betoog kan van alles mis zijn: tegenstrijdigheden, onjuistheden in argumenten, of andere tekortkomingen. Gebreken moeten altijd opgespoord worden om vast te stellen of een argument goed genoeg verdedigd is. Complexe argumentaties moeten in de analyse ontleed worden in een samenstel van enkelvoudige argumentaties, die elk apart beoordeeld worden.

Wat zijn de eerste vijf discussieregels? - Chapter 7

Wat zijn drogredenen en discussieregels?

De oplossing van een meningsverschil kan door de verschillende partijen worden bemoeilijkt of verhinderd. Dit hoeft niet altijd met kwade bedoelingen te zijn. Deze overtredingen van discussieregels staan bekend als drogredenen. Drogredenen zijn niet altijd even duidelijk of goed te herkennen.

Er zijn tien regels voor argumentatieve discussies. De eerste vijf gaan over de manier waarop de discussianten zich tijdens de discussie dienen te gedragen ter bevordering van het vinden van een oplossing. Deze worden in dit hoofdstuk besproken. De volgende vijf gaan over de beoordeling van argumentatie en de afsluiting van de discussie. Die worden in het volgende hoofdstuk besproken. Deze tien regels zijn voorwaarden voor het oplossen van meningsverschillen, maar geen garantie.

Regel 1: Wat houdt de vrijheidsregel in?

De discussianten mogen elkaar niet beletten standpunten of twijfel naar voren te brengen. Overtredingen van regel 1 spelen een rol in de confrontatiefase en hebben tot gevolg dat een meningsverschil niet of slechts gedeeltelijk aan de orde komt, waardoor het ook niet goed opgelost kan worden. Regel 1 kan op twee manieren worden overtreden: er kunnen beperkingen worden gesteld aan de standpunten of twijfel die geuit mogen worden en aan de vrijheid van handelen van de discussiepartner.

Het beperken van standpunten of twijfel gebeurt bijvoorbeeld wanneer een standpunt heilig wordt verklaard, zodat ze niet ter discussie mag worden gesteld. Een ander soort beperking is wanneer een standpunt taboe wordt verklaard.

Het aantasten van de vrijheid van handelen van de tegenpartij kan op twee manieren. De eerste manier is de discussiepartner onder druk zetten om een bepaald standpunt niet naar voren te brengen of in twijfel te trekken. Daarnaast kan het door zijn/haar deskundigheid, integriteit of geloofwaardigheid in twijfeling te brengen en deze daardoor in de ogen van het publiek onmogelijk maken.

Er zijn allerlei manieren om te verhinderen dat een standpunt naar voren wordt gebracht of in twijfel wordt getrokken, bijvoorbeeld: argumentum ad baculum (dreigen) en argumentum ad misericordiam (een beroep doen op het medelijden van de tegenpartij of luisteraars). De manier om de tegenpartij onmogelijk te maken is de persoonlijke aanval (argumentum ad hominem). Er zijn verschillende persoonlijke aanvallen: een directe persoonlijke aanval (abusive) door iemand zwart te maken, een indirecte aanval (circumstantial) door iemands motieven zwart te maken en de jij-ook variant (tu quoque), waarbij er tegenstrijdigheden tussen daad en woord van de tegenpartij aan het licht worden gebracht.

Regel 2: Wat houdt de verdedigingsplichtregel in?

Een discussiant die een standpunt naar voren brengt, mag niet weigeren dit standpunt desgevraagd te verdedigen. Een partij is dus verplicht zijn standpunt te verdedigen. Dit gebeurt in de openingsfase van de discussie door de protagonist. De protagonist hoeft zich niet aan deze regel te houden wanneer hij zijn standpunt al verdedigd heeft en het neerkomt op een herhaling. Daarnaast hoeft het ook niet wanneer hij met een uitdager te maken heeft die zich zelf ook niet aan de regels wil houden. Het verdedigen van het standpunt is dan zinloos. Overtredingen van deze regel houden in dat de discussiant zich probeert te onttrekken aan zijn verdedigingsplicht.

Dat kan door het verschuiven van bewijslast. In een niet-gemengde discussie moet de antagonist dan aantonen dat het standpunt van de protagonist onjuist is, terwijl dit niet zijn taak is. In een gemengde discussie moet bij het verschuiven van bewijslast alleen de tegenpartij bewijs leveren voor zijn standpunt, terwijl eigenlijk beide partijen bewijs moeten leveren voor hun standpunten. Het gaat bij een gemengde discussie vaak vooral om welke partij het eerst zijn bewijs moet leveren. Vooral bij een status-quo discussie is het gemakkelijk de bewijslast bij de tegenpartij te leggen. De status-quo heeft dan de status van presumptie. Het presumptiebeginsel houdt in dat in een discussie de bewijslast niet uitsluitend bij één partij mag worden gelegd. Daarnaast bestaat het billijkheidsbeginsel. Dit houdt in dat bij de verdediging begonnen moet worden met het standpunt dat het gemakkelijkst te verdedigen is.

Een tweede manier om onder de verdedigingsplicht uit te komen is door het ontduiken van de bewijslast. Het standpunt wordt dan voorgesteld als iets wat geen verdediging nodig heeft. Dit kan door het standpunt als vanzelfsprekend te presenteren, het persoonlijk instaan voor de juistheid van het standpunt of door het standpunt zo te formuleren dat het immuun wordt voor kritiek.

Regel 3: Wat houdt de standpuntregel in?

Een aanval op een standpunt mag geen betrekking hebben op een standpunt dat niet werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht. Als dat gebeurt, praten de partijen langs elkaar heen en is de oplossing een schijnoplossing. Dit kan in alle fasen van de discussie voorkomen. Regel 3 kan op twee manieren worden overtreden: het standpunt van de tegenpartij vertekenen, of de tegenpartij kan een fictief standpunt in de schoenen schuiven. Dit zijn drogredenen van de stroman. In beide gevallen kiest de aanvaller de weg van de minste weerstand, omdat het nieuwe standpunt gemakkelijker kan worden aangevallen.

Een fictief standpunt in de schoenen schuiven van de andere partij kan op verschillende manieren. Een eerste manier is zonder enige introductie met veel nadruk het tegenovergestelde standpunt naar voren brengen. Een andere manier is het verwijzen naar een partij of groepering waartoe de tegenpartij behoort en die daardoor met het fictieve standpunt in verband brengen. Ook kunnen er formuleringen worden gebruikt als "bijna iedereen denkt dat" of "je hoort de laatste tijd vaak zeggen dat". Hierbij is niet alleen het standpunt fictief, maar ook de tegenstander.

Het vertekenen van een standpunt kan bijvoorbeeld door het standpunt uit zijn context te halen, te simplificeren, of te overdrijven.

Regel 4: Wat houdt de relevantieregel in?

Een standpunt mag niet worden verdedigd door non-argumentatie naar voren te brengen of argumentatie die geen betrekking heeft op het standpunt. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Aan de verdediging worden twee minimumeisen gesteld: de verdediging mag alleen plaatsvinden met behulp van argumenten en die argumenten moeten ook echt op het standpunt slaan dat verdedigd wordt. Deze regel kan overtreden worden door non-argumentatie en door irrelevante argumentatie.

Bij non-argumentatie wordt het standpunt niet door middel van argumentatie verdedigd, maar door onder andere retorische vragen. Hieronder vallen de pathetische drogredenen, waarbij er op het gevoel van het publiek ingespeeld wordt. Dit werkt het best in een discussie met een massaal karakter, waar veel mensen zich bij betrokken voelen.

Ook de ethische drogredenen vallen hieronder, waarbij een spreker erop uit is het vertrouwen van het publiek in zijn deskundigheid te vergroten, zodat hij op zijn woord geloofd zal worden. In sommige gevallen is dit niet verkeerd en zelfs nodig. In andere gevallen is de deskundigheid niet relevant voor de kwestie, of bezit de spreker in werkelijkheid de deskundigheid niet. Er is dan sprake van een argumentum ad verecundiam.

Bij irrelevante argumentatie wordt er een ander standpunt verdedigd dan waarover het meningsverschil bestaat. Ook hierbij treedt er een verschuiving op in de propositie, maar hier is het de protagonist die zijn eigen standpunt vertekent zodat deze makkelijker te verdedigen is. De drogreden van het naar voren brengen van argumentatie die alleen relevant is voor een standpunt dat niet ter discussie staat, heet ignoratio elenchi.

Regel 5: Wat houdt de verzwegen-argumentregel in?

Iemand mag de tegenpartij niet ten onrechte verzwegen argumenten toeschrijven of zich aan de verantwoordelijkheid voor een van zijn eigen verzwegen argumenten onttrekken. Dit gebeurt door beide partijen in de argumentatiefase. Deze regel kan overtreden worden door het opblazen van wat er verzwegen is en door het loochenen van een verzwegen argument.

De drogreden van het opblazen van wat er verzwegen is kan de antagonist toepassen. Hierbij geeft de antagonist een invulling van het verzwegen argument die verder gaat dan waar de protagonist aan gehouden kan worden. De antagonist wordt een argument toegeschreven dat niet tot zijn gebondenheden behoort. Bij de drogreden van het loochenen van een verzwegen argument ontkent de protagonist dat hij verantwoordelijk is voor de impliciete onderdelen van zijn betoog.

Stampvragen

  1. Wat is een drogreden?

  2. Wat houdt de vrijheidsregel in?

  3. Tot welke regel behoort de drogreden ‘een standpunt heilig verklaren’?

  4. Bij welke regel is een partij verplicht zijn standpunt te verdedigen?

  5. Wat is de drogreden van de stroman?

Tentamentickets

  • Er bestaan tien regels voor argumentatieve discussies. Zorg dat je de vijf regels over de manier waarop de discussianten zich tijdens de discussie dienen te gedragen kent.

  • Naast het kennen van de regels moet je de drogredenen ervan kennen. Je moet dus weten op welke manieren de regels overtreden kunnen worden.

  • Zorg ook dat je weet waarom bepaalde drogredenen gebruikt worden en in welke fase deze drogredenen voorkomen.

Wat zijn drogredenen en discussieregels?

De oplossing van een meningsverschil kan door de verschillende partijen worden bemoeilijkt of verhinderd. Dit hoeft niet altijd met kwade bedoelingen te zijn. Deze overtredingen van discussieregels staan bekend als drogredenen. Drogredenen zijn niet altijd even duidelijk of goed te herkennen.

Wat zijn de laatste vijf discussieregels? - Chapter 8

Wanneer is een standpunt afdoende verdedigd?

Er kan alleen sprake zijn van afdoende verdediging wanneer de argumenten van de tegenstander direct aanvaardbaar zijn. Dit kan doordat ze deel uitmaken van de gemeenschappelijke uitgangspunten of doordat de argumenten op grond van geldige redeneringen en deugdelijke argumentatieschema’s aanvaardbaar zijn. Wanneer de discussianten zich niet aan de regels voor het afdoende verdedigen van standpunten houden, bevat hun argumentatie drogredenen die maken dat de verdedigingspoging niet aanvaardbaar is.

Regel 6: Wat houdt de uitgangspuntregel in?

Iemand mag niet ten onrechte iets als een gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is. Dit gebeurt in de argumentatiefase, door beide partijen. Overtredingen van regel 6 houden in dat ten onrechte gedaan wordt alsof iets tot de gemeenschappelijke uitgangspunten behoort of ten onrechte ontkend wordt dat dit het geval is.

Ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is, wordt door de antagonist gedaan. Iets ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren, wordt vaak door de protagonist gedaan. Een bekende techniek is een propositie als een presuppositie (een vooronderstelling waar de spreker stilzwijgend vanuit gaat) bij een andere bewering op te nemen. Bijvoorbeeld: in plaats van "Felix is verslaafd aan gokken" wordt dan gezegd: "Onbegrijpelijk dat Felix niets aan die gokverslaving doet." Dit kan ook in de vraagvorm: "Met wie heb jij allemaal ruzie gemaakt?" Deze vraag wekt de indruk dat het een gemeenschappelijk uitgangspunt is dat er ruzie is gemaakt. In feite bestaat deze vraag uit twee vragen: "Heb jij vandaag ruziegemaakt?" en "Met wie heb jij ruziegemaakt?". Deze overtreding staat bekend als de drogreden van de meervoudige vraag.

Een ander drogreden is de cirkelredenering, ook wel petitio principii of begging the question genoemd. De protagonist voert dan ter verdediging van zijn standpunt een argument aan dat op hetzelfde neerkomt als het standpunt. Een eenvoudig voorbeeld: "Het is echt wel zo dat hij geen biologische ouders meer heeft, want hij is een wees."

Regel 7: Wat houdt de geldigheidsregel in?

De redeneringen die in de argumentatie als formeel geldig worden voorgesteld mogen geen logische fouten bevatten. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Deze regel wordt overtreden wanneer de argumentatie een redenering bevat die zowel compleet is als ongeldig. Dit kan door bevestiging van de consequent of ontkenning van het antecedent en door een divisiedrogreden of een compositiedrogreden.

Bij bevestiging van de consequent en ontkenning van het antecedent is de fout dat een voldoende voorwaarde wordt aangezien voor een noodzakelijke voorwaarde. Een voorbeeld van het bevestigen van de consequent: Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequent). Annie is misselijk (bevestiging consequent). Dus: Annie heeft bedorven vis gegeten. Een voorbeeld van het ontkennen van het antecedent: Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequent). Annie heeft geen bedroven vis gegeten (ontkenning antecedent). Dus: Annie is niet misselijk. De ongeldigheid van beide redeneringen is dat er ook andere oorzaken kunnen zijn die ervoor zorgen dat Annie misselijk is.

De divisiedrogreden is het ten onrechte toekennen van een eigenschap van een geheel aan de samenstellende delen. Bijvoorbeeld: Het kabinet is besluiteloos. Dus: De ministers zijn besluiteloos. De compositiedrogreden is het tegenovergestelde: eigenschappen van delen toekennen aan het geheel. Bijvoorbeeld: "Er wordt gewerkt met boter, slagroom en drank. De maaltijd is dan ook verrukkelijk!"

Regel 8: Wat houdt de argumentatieschemaregel in?

Een standpunt mag niet als afdoende verdedigd worden gezien als de verdediging niet plaatsvindt door middel van een geschikt argumentatieschema. Dit wordt door de protagonist gedaan in de argumentatiefase. De regel wordt overtreden wanneer de protagonist een ongeschikt schema toepast of een schema niet correct toepast.

Bij de drogreden argumentum ad populum doet de protagonist een beroep op de massa. Het aantal personen dat iets vindt, wordt dan als argument gebruikt voor de aanvaardbaarheid van het standpunt. Bij de drogreden argumentum ad consequentiam wordt er verkeerd gebruikgemaakt van een causale relatie. Feiten en normen worden door elkaar gehaald. Ter ondersteuning van een feitelijk standpunt met een feitelijke propositie wordt een argument aangevoerd met een normatief karakter, doordat het wenselijke of juist onwenselijke consequenties van het standpunt noemt (bijvoorbeeld: "Het is niet waar, want het mag niet waar zijn.").

Een argumentatieschema is geschikt wanneer alle kritische vragen die bij dit schema horen bevredigend kunnen worden beantwoord. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om een vergelijkingsrelatie, moet de vergelijking ook echt opgaan. Als hier geen sprake van is, is er sprake van de drogreden van de verkeerde vergelijking.

Een andere fout bij het correct toepassen van een schema is een verkeerde toepassing van pragmatische argumentatie, een subtype van causale argumentatie. Dit is de drogreden van het hellend vak, ook wel slippery slope genoemd. De fout is dat ten onrechte gesuggereerd wordt dat met een bepaalde maatregel iets van kwaad tot erger zal gaan, terwijl het niet vaststaat dat de voorspelde gevolgen ook werkelijk zullen optreden.

Bij de drogreden post hoc ergo propter hoc (‘daarna, dus daardoor’) wordt uit het feit dat twee gebeurtenissen na elkaar plaatsvinden, een oorzaak-gevolgrelatie afgeleid.

Een laatste incorrecte toepassing van een argumentatieschema is gebaseerd op een kentekenrelatie: misbruik van autoriteit en de overhaaste generalisatie, of secundum quid. Er is sprake van misbruik van autoriteit (argumentum ad verecundiam) als iemand in de argumentatie ten onrechte als een autoriteit wordt opgevoerd. Een andere manier van het misbruiken van autoriteit is dat diegene helemaal niet aanwezig was bij het voorval waarover in de argumentatie gesproken wordt.

Regel 9: Wat houdt de afsluitingsregel in?

Een niet-afdoende verdediging van een standpunt mag niet leiden tot het handhaven van dit standpunt door de protagonist en een afdoende verdediging van een standpunt mag niet leiden tot het handhaven van twijfel aan het standpunt door de antagonist. Dit wordt door beiden gedaan in de afsluitingsfase. Als dit niet gebeurt, wordt de regel overtreden. Andere overtredingen komen erop neer dat aan een geslaagde aanval of verdediging te sterke consequenties worden verbonden.

Er worden te sterke consequenties verbonden wanneer de protagonist beweert dat zijn standpunt waar is, omdat het met succes verdedigd is. Dat een standpunt met succes verdedigd is betekent nog niet dat dit ook waarheid is. Andersom geldt ook dat de antagonist niet kan beweren dat de onwaarheid van een standpunt bewezen is, of dat het tegengestelde standpunt waar is wanneer de verdedigingspoging is mislukt. Wie dat wel doet maakt zich schuldig aan de drogreden argumentum ad ignorantiam. De rollen worden dan door elkaar gehaald. Daarnaast wordt er ten onrechte van uitgegaan dat er ten opzichte van een propositie altijd een positief of een negatief standpunt worden ingenomen: de drogreden false dilemma. Er wordt dan voorbijgegaan aan de middenweg.

Regel 10: Wat houdt de taalgebruikregel in?

De discussianten mogen geen formuleringen gebruiken die onvoldoende duidelijk of verwarrend dubbelzinnig zijn en ze mogen de formuleringen van de tegenpartij niet opzettelijk verkeerd interpreteren. Dit wordt door beide partijen gedaan in alle discussiefasen. Zodra er gebruik wordt gemaakt van onduidelijkheid of dubbelzinnig taalgebruik om de eigen positie in de discussie te verbeteren, is er sprake van een drogreden. Bij onduidelijkheid is er sprake van een onduidelijkheidsdrogreden, bij dubbelzinnigheid is er sprake van een ambiguïteitsdrogreden. Beide drogredenen komen vaak voor in combinatie met overtredingen van één of meer andere discussieregels.

Op tekstueel niveau kan sprake zijn van structurele onduidelijkheden. Dit kan te maken hebben met de opbouw van grotere tekstgehelen. Op zinsniveau kunnen er vier hoofdtypen worden onderscheiden, namelijk onduidelijkheid als gevolg van: implicietheid, onbepaaldheid, onbekendheid en vaagheid. Wanneer er sprake is van implicietheid zijn er meerdere interpretaties mogelijk door bijvoorbeeld gebrek aan context en situatie, onbekendheid van woorden of zaken, onduidelijke referentie, of vaagheid van begrippen.

Bij ambiguïteit zijn er twee hoofdtypen: semantische en syntactische ambiguïteit. Semantische ambiguïteit houdt in dat woorden en uitdrukkingen meer betekenissen kunnen hebben. Bij syntactische ambiguïteit is de dubbelzinnigheid te verwijten aan de structuur van de zin en is er sprake van een dubbele grammaticabetekenis.

Stampvragen

  1. Wanneer spreken we van ‘afdoende verdediging’?

  2. Wat is een cirkelredenering?

  3. Welke drogredeneringen behoren tot de geldigheidsregel?

  4. Wanneer een argumentatieschema verkeerd wordt toegepast, welke regel wordt er dan overtreden?

  5. Waaraan maak je jezelf schuldig in het geval van ‘post hoc ergo propter hoc’?

Tentamentickets

  • Zorg dat je de vijf regels voor argumentatieve discussie die in dit hoofdstuk worden besproken kent.

  • Je moet weten welke drogredenen er bij de regels horen.

  • Zorg ook dat je weet in welke fasen de regels plaatsvinden en waarom bepaalde drogredenen worden gebruikt.

Wanneer is een standpunt afdoende verdedigd?

Er kan alleen sprake zijn van afdoende verdediging wanneer de argumenten van de tegenstander direct aanvaardbaar zijn. Dit kan doordat ze deel uitmaken van de gemeenschappelijke uitgangspunten of doordat de argumenten op grond van geldige redeneringen en deugdelijke argumentatieschema’s aanvaardbaar zijn. Wanneer de discussianten zich niet aan de regels voor het afdoende verdedigen van standpunten houden, bevat hun argumentatie drogredenen die maken dat de verdedigingspoging niet aanvaardbaar is.

Wat is strategisch manoeuvreren? - Chapter 9

Hoe combineer je redelijkheid en effectiviteit?

Bij argumentatie wordt er altijd een beroep gedaan op redelijkheid. Door duidelijk te maken dat er goede redenen zijn om een standpunt te aanvaarden, wordt geprobeerd de twijfelaar over te halen. Op deze manier wordt ook overtuigingskracht ingezet tijdens de discussie. Een argumentatieve zet bevat dus een combinatie van effectiviteit en redelijkheid. Omdat het tegelijkertijd nastreven van deze beide doelen een zekere spanning oplevert, moet er gezocht worden naar een evenwicht tussen beide doelen. Daarom wordt er in elke argumentatieve zet strategisch gemanoeuvreerd om het streven naar effectiviteit en het handhaven van redelijkheid met elkaar te verenigen.

Wat zijn de drie aspecten van strategisch manoeuvreren?

Strategisch manoeuvreren komt in drie verschillende aspecten tot uitdrukking:

  1. De selectie uit het topisch potentieel. Dit is de keuze uit argumentatieve zetten.

  2. De aanpassing aan de verlangens van het auditorium. Dit is de afstemming op het referentiekader van de luisteraars.

  3. Het gebruikmaken van de presentatiemogelijkheden. Dit is het benutten van stilistische en andere uitdrukkingsmiddelen.

Strategisch manoeuvreren verwijst naar zowel de uitvoering hiervan (het maken van keuzes binnen de drie bovenstaande aspecten) als de tekstuele uitkomst (het verbale product dat het resultaat vormt). Het strategisch-manoeuvrerendriehoek laat zien dat de drie aspecten van elkaar afhankelijk zijn.

Wat zijn retorische tegenhangers van dialectische doelen?

In alle stadia van het oplossen van een meningsverschil wordt er strategisch gemanoeuvreerd. In elke fase moet een partij erop uit zijn om door redelijk handelen het dialectische doel van het discussiestadium te realiseren en tegelijkertijd effectief te zijn in het bereiken van een optimaal retorisch resultaat. Elk dialectisch doel moet zijn retorische tegenhanger hebben. Om dit te bereiken moet er dus strategisch gemanoeuvreerd worden. Dit gebeurt in alle drie de aspecten, in elke fase van een discussie.

Welke soorten argumentatieve strategieën zijn er?

Als de argumentatieve zetten samen hetzelfde soort dialectisch en retorisch resultaat dienen te behalen, kunnen deze strategische manoeuvres samen een volwaardige argumentatieve strategie vormen. Bij een argumentatieve strategie is er sprake van coördinatie tussen de opeenvolgende strategische manoeuvres en de drie aspecten van strategisch manoeuvreren.

Sommige argumentatieve strategieën beïnvloeden de discussie als geheel en zijn algemene discussiestrategieën. Daarnaast bestaan er argumentatieve strategieën die uit een serie argumentatieve zetten bestaan en die in een specifieke discussiefase worden gedaan. Confrontationele strategieën kunnen in de confrontatiefase worden gebruikt en hebben betrekking op hoe er met het ‘onenigheidsreservoir’ wordt omgegaan. Openingsstrategieën kunnen in de openingsfase worden gebruikt en hebben betrekking op het bepalen van de ‘overeenstemmingszone’. Argumentatieve strategieën kunnen in de argumentatiefase worden gebruikt en hebben betrekking op de aanvals- en verdedigingslijnen. Afsluitingsstrategieën kunnen in de afsluitingsfase worden gebruikt en hebben betrekking op het bepalen van de uitkomst van de discussie.

Conciliatio betekent iets dat de andere partij al aanvaardt ter ondersteuning van de eigen zaak gebruiken. Bijvoorbeeld: "Je houd toch van je vader? Nou dan." Niet in elke situatie kan deze discussiestrategie als redelijk worden beschouwd.

Hoe ontstaan drogredenen bij strategisch manoeuvreren?

Strategisch manoeuvreren is erop gericht de potentiële spanning tussen het streven naar redelijkheid en het streven naar effectiviteit te verminderen. In werkelijkheid is dit natuurlijk niet altijd volkomen met elkaar in evenwicht. Uit vrees om als incompetent te worden gezien kan men zich soms teveel concentreren op redelijkheid en te weinig op effectiviteit, wat tot retorisch slecht strategisch manoeuvreren kan leiden. Erger is wanneer iemand zich teveel richt op effectiviteit en te weinig op redelijkheid. Als hierbij regels voor het voeren van een kritische discussie worden overtreden, ontspoort het strategisch manoeuvreren in drogredelijkheid.

Al deze ontsporingen die het oplossen van een meningsverschil in de weg staan, zijn drogredenen. Een drogreden is dan een argumentatieve zet die niet in overeenstemming is met de regels voor het voeren van een kritische discussie, maar een strategische manoeuvre vormt die sommigen ten onrechte in overeenstemming met de regels achten. Omdat het belangrijk is goed onderscheid te maken tussen deugdelijke en drogredelijke argumentatieve zetten, worden er technische namen voor de drogredenen gebruikt, zoals argumentum ad hominem en argumentum ad verecundiam. Algemene typen hebben neutrale namen, zoals persoonlijke aanval en argument van autoriteit.

Hoe spoor je deze drogredenen op?

Het is van belang dat drogredenen argumentatieve zetten worden opgespoord. Het belangrijkste probleem hierbij is dat drogredenen in praktijk gemakkelijk onopgemerkt blijven. Dit komt allereerst doordat niemand in een discussie een onredelijke indruk wil maken en daarom onredelijkheden zoveel mogelijk verbergt. Daarnaast wordt er van iedereen verwacht redelijkheid te handhaven en is er automatisch aan elke argumentatieve zet de presumptie van redelijkheid verbonden, zelfs als deze misschien ondeugdelijk is.

Als een partij de grenzen van redelijkheid overschrijdt, zal hij daarbij zo veel mogelijk gebruik blijven maken van de argumentatieve middelen. Er zijn twee kenmerken van strategisch manoeuvreren die daarbij van pas komen:

  • Deugdelijke en drogredelijke manifestaties van dezelfde soort strategische manoeuvre manifesteren zich op dezelfde manier en er is niets in hun verschijningsvorm dat ze van elkaar onderscheidt. Ze hebben dezelfde kenmerken en zijn soms moeilijk uit elkaar te houden.

  • Sommige soorten strategische manoeuvres vormen een continuüm dat zich uitstrekt van duidelijk deugdelijk tot duidelijk drogredelijke strategische manoeuvres, met allerlei minder duidelijke gevallen daartussen. Het kan soms moeilijk zijn om definitief vast te stellen of iets wel of niet drogredelijk is.

Stampvragen

  1. Waar moet een goede balans tussen zijn bij een goede argumentatieve zet?

  2. Wat is strategisch manoeuvreren?

  3. Wat zijn de drie aspecten van strategisch manoeuvreren?

  4. Wanneer is er sprake van een argumentatieve strategie?

  5. Wat is conciliatio?

  6. Waarom blijven drogredenen in de praktijk vaak onopgemerkt?

Tentamentickets

  • Je moet weten wat strategisch manoeuvreren inhoudt en waar het voor dient.

  • Daarnaast moet je de drie aspecten van strategisch manoeuvreren kennen en snappen hoe deze een rol spelen in een discussie.

  • Zorg dat je weet waarom het moeilijk is om drogredenen in de praktijk te herkennen en welke twee kenmerken van strategisch manoeuvreren het gemakkelijker maken om drogredenen te gebruiken.

Hoe combineer je redelijkheid en effectiviteit?

Bij argumentatie wordt er altijd een beroep gedaan op redelijkheid. Door duidelijk te maken dat er goede redenen zijn om een standpunt te aanvaarden, wordt geprobeerd de twijfelaar over te halen. Op deze manier wordt ook overtuigingskracht ingezet tijdens de discussie. Een argumentatieve zet bevat dus een combinatie van effectiviteit en redelijkheid. Omdat het tegelijkertijd nastreven van deze beide doelen een zekere spanning oplevert, moet er gezocht worden naar een evenwicht tussen beide doelen. Daarom wordt er in elke argumentatieve zet strategisch gemanoeuvreerd om het streven naar effectiviteit en het handhaven van redelijkheid met elkaar te verenigen.

Wat is de conventionalisering van communicatieve activiteitstypen? - Chapter 10

Wat zijn communicatieve activiteitstypen?

Strategisch manoeuvreren vindt plaats in verschillende soorten communicatieve praktijken. Bij het analyseren en evalueren moet ten eerste rekening gehouden worden met het communicatieve domein (bijvoorbeeld het politieke, juridische of academische domein) waarin de argumentatie plaatsvindt. Ten tweede moet er rekening gehouden worden met het communicatieve activiteitstype (bijvoorbeeld een parlementair debat, rechterlijke uitspraak of academische speech) waarin dit gebeurt. Communicatieve activiteitstypen zijn communicatieve praktijken waarin de gang van zaken is afgestemd op de institutionele vereisten van het communicatieve domein.

Communicatieve activiteitstypen (ook wel hybriden genoemd) zijn sociaal en cultureel in de samenleving geïntegreerde communicatieve praktijken die een zekere hoogte van formaliteit hebben, afhankelijk van de institutionele vereisten. Deze vereisten worden bepaald door de bestaansreden van het activiteitstype. Bij een rechterlijke uitspraak is dat bijvoorbeeld de noodzaak om recht te spreken. Om recht te doen aan de institutionele bestaansredenen wordt in de praktijk een specifiek genre van communicatieve activiteit ingevoerd. Elk genre vertegenwoordigt een sociaal aanvaarde manier om door een specifieke vorm van verbale communicatie een bepaald type sociale activiteit te verrichten. Hiertoe behoren bijvoorbeeld:

  • beschikken (in het juridische domein),

  • beraadslagen (in het politieke domein),

  • disputeren (in het academische domein) en

  • contact onderhouden (in het domein van de interpersoonlijke communicatie).

Een voorbeeld van de relaties tussen dit alles: Bij academische communicatie (communicatief domein) is disputeren een aanvaarde manier van communicatie (genre van communicatieve activiteit), waaronder bijvoorbeeld een boekbespreking of een wetenschappelijk artikel valt (communicatieve activiteitstypen). Prof. Krabbe’s boekbespreking is hierbij een communicatieve gebeurtenis.

Wat houdt argumentatieve karakterisering van communicatieve activiteitstypen in?

Een communicatief activiteitstype kan preciezer worden gedefinieerd door het omschrijven van de specifieke doelen ervan en door het beschrijven van de onderscheidende institutionele omgangvorm en andere relevante kenmerken.

In communicatieve gebeurtenissen zal al snel argumentatie worden gebruikt. Daarom moeten relevante kenmerken van de communicatieve gebeurtenissen en communicatieve activiteitstypen worden betrokken in de analyse en beoordeling van argumentatie. Als argumentatie in een activiteitstype een belangrijke rol speelt is het nuttig om dit type een argumentatieve karakterisering te geven.

Door de verschillende bestaansredenen en de verschillende institutionele vereisten, wordt de argumentatieve dimensie in de verschillende typen op verschillende manieren vormgegeven. Er zijn vier punten waarop de argumentatieve karakterisering van de verschillende typen betrekking moeten hebben:

  1. de beginsituatie (in de confrontatiefase),

  2. de uitgangspunten (in de openingsfase),

  3. de argumentatieve middelen en kritiek (in de argumentatiefase) en

  4. de uitkomsten (in de afsluitingsfase).

Wat zijn de institutionele voorwaarden voor strategisch manoeuvreren?

Bij het analyseren en beoordelen van argumentaties moet er gelet worden op de institutionele voorwaarden die hierbij horen. De argumentatieve karakterisering kan gebruikt worden bij het vaststellen van de institutionele voorwaarden voor strategisch manoeuvreren. Een voorbeeld: het gebruik van analogie-argumentatie is in de meeste communicatieve activiteitstypen waarin recht spreken centraal staat bijzonder passend, terwijl het in het Nederlandse strafrecht niet is toegestaan.

Er is een verschil tussen activiteitstypen in de ruimte voor strategisch manoeuvreren die de deelnemers hebben door de institutionele voorwaarden. Dit verschil bestaat bij de volgende stadia:

  • Het vaststellen van de beginsituatie

  • De selectie van procedurele en materiële uitgangspunten

  • De keuze van argumentatieve middelen en kritiek

  • Het vaststellen van de uitkomsten die in de argumentatieve gedachtewisseling worden bereikt

In elk stadium van de uitwisseling kunnen alle drie de aspecten van het strategisch manoeuvreren beïnvloed worden door de institutionele voorwaarden. Er kunnen reguleringen zijn voor de topische keuzes die er gemaakt kunnen worden (in een academisch debat zijn persoonlijke aanvallen uitgesloten), de aanpassing aan de verlangens van het auditorium die is toegestaan (bij het parlement moet je via de voorzitter spreken) en het gebruik van presentatiemiddelen (tijdens een juridisch proces mag er niet getutoyeerd worden).

Naast de officiële primaire institutionele voorwaarden, bestaan er ook secundaire institutionele voorwaarden. Deze zijn onofficieel, meestal informeel en vaak materieel.

Waarom het gebruik van specifieke kritische vragen?

Om te voldoen aan de institutionele voorwaarden moeten de algemene kritische vragen die bij een bepaald soort strategisch manoeuvreren horen in sommige activiteitstypen preciezer worden gemaakt. Dit zorgt voor verschillende specifieke vragen voor verschillende communicatieve activiteitstypen. Specifieke kritische vragen zijn namelijk afhankelijk van de bijzondere vereisten van een specifiek communicatief activiteitstype.

Dit betekent dat de beoordeling van de drogredelijkheid van argumentatieve zetten uiteindelijk afhankelijk is van contextgebonden overwegingen. Dat het gebruik van een bepaald soort strategische manoeuvre deugdelijk kan zijn in het ene communicatieve activiteitstype en in het andere drogredelijk is, verklaart weer extra waarom drogredenen gemakkelijk over het hoofd worden gezien.

Stampvragen

  1. Wat zijn activiteitstypen?

  2. Wat houdt een argumentatieve karakterisering in?

  3. Hoe kan het strategisch manoeuvreren worden beïnvloed door de institutionele voorwaarden?

  4. Wat zijn specifieke kritische vragen?

Tentamentickets

  • Zorg dat je de volgende begrippen kent en weet wat ze inhouden: communicatieve praktijken, communicatieve domeinen, communicatieve activiteitstypen, institutionele bestaansredenen.

  • Je moet weten wat verschillende genres van communicatieve activiteit zijn en wat voor sociale activiteit hier bij hoort. Bijvoorbeeld: academisch domein, disputeren, boekbespreking, enzovoort.

  • Je moet weten wat een argumentatieve karakterisering inhoudt en welk verband dit heeft met activiteitstypen.

  • Zorg dat je weet in welke stadia er een verschil tussen activiteitstypen kan zijn in de ruimte voor strategisch manoeuvreren door de institutionele voorwaarden.

Wat zijn communicatieve activiteitstypen?

Strategisch manoeuvreren vindt plaats in verschillende soorten communicatieve praktijken. Bij het analyseren en evalueren moet ten eerste rekening gehouden worden met het communicatieve domein (bijvoorbeeld het politieke, juridische of academische domein) waarin de argumentatie plaatsvindt. Ten tweede moet er rekening gehouden worden met het communicatieve activiteitstype (bijvoorbeeld een parlementair debat, rechterlijke uitspraak of academische speech) waarin dit gebeurt. Communicatieve activiteitstypen zijn communicatieve praktijken waarin de gang van zaken is afgestemd op de institutionele vereisten van het communicatieve domein.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.