Oefenvragen van A History of Modern Psychology - Goodwin - 5e druk


Waarom is de geschiedenis van de psychologie belangrijk en hoe moet deze benaderd worden? - Tentamen 1

Vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ geschiedenis?

  1. Oude geschiedenis laat zich kenmerken door presentisme, internisme en personalisme.

  2. Oude geschiedenis laat zich kenmerken door dualisme, materialisme en naturalisme

  3. Oude geschiedenis laat zich kenmerken door historisme, externisme en naturalisme

  4. Oude geschiedenis laat zich kenmerken door historisme, internisme en empirisme

Vraag 2

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire historische bronnen?

  1. Primaire bronnen zijn belangrijker dan secundaire bronnen

  2. Primaire bronnen gaan over primaten; secundaire over andere diersoorten

  3. Primaire bronnen zijn archieven, dagboeken en presentaties; secundaire bronnen zijn gepubliceerde documenten zoals artikelen en boeken.

  4. Secundaire bronnen zijn archieven, dagboeken en presentaties; primaire bronnen zijn gepubliceerde documenten zoals artikelen en boeken.

Vraag 3

Wat zijn de twee grootste moeilijkheden die historici tegenkomen?

  1. Problemen met data-selectie en publicatie

  2. Problemen met data-verwerving en publicatie

  3. Problemen met publicatie en interpretatie

  4. Problemen met interpretatie en data-selectie

Vraag 4

Wanneer ontstond de psychologie als experimentele wetenschap?

  1. In de Griekse oudheid

  2. In de Middeleeuwen

  3. In de Renaissance

  4. In de 19e eeuw

Vraag 5

Wat is het verschil tussen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’?

  1. Geschiedenis is voorbij, het verleden is wat historici van het verleden maken

  2. Het verleden is voorbij, geschiedenis is wat historici van het verleden maken

  3. Het verleden is lang geleden; geschiedenis is meer recent

  4. Geschiedenis is lang geleden; het verleden is meer recent

  5. Er is geen verschil; het zijn twee woorden voor hetzelfde concept

Vraag 6

Welk argument om geschiedenis van de psychologie te bestuderen is NIET door de schrijver genoemd?

  1. Psychologie is sterk gelinkt aan het verleden omdat het vakgebied nog zo jong is

  2. Hedendaags onderzoek probeert nog steeds dezelfde vragen te beantwoorden als een eeuw geleden

  3. Omdat het wetenschapsveld pas zo jong is, kost het erg weinig tijd om het te bestuderen

  4. Het kan een overzicht bieden van een divers en sterk verbrokkeld wetenschapsveld

Vraag 7

Wie was de bekende psychologisch geschiedkundige die door de auteur is genoemd

  1. Descartes

  2. Goodwin

  3. Freud

  4. Boring

Vraag 8

Wat is personalistische geschiedenis?

  1. Personalistische geschiedenis is deterministisch en creëert eponiemen

  2. Personalistische geschiedenis is juist niet deterministisch en creëert eponiemen

  3. Personalistische geschiedenis is deterministisch en creëert geen eponiemen

  4. Personalistische geschiedenis is juist niet deterministisch en creëert geen eponiemen

Antwoordindicatie

  1. A

  2. C

  3. D

  4. D

  5. B

  6. C

  7. D

  8. B

Heeft de psychologie zich ontwikkeld vanuit filosofische fundamenten? - Tentamen 2

 

Vragen

Vraag 1

Wat waren Descartes’ ideeën over lichaam en geest?

  1. Descartes dacht dat lichaam en geest één zijn
  2. Descartes dacht dat lichaam en geest één zijn maar dat dit niet te bewijzen is

  3. Descartes dacht dat lichaam en geest gescheiden zijn maar wel interacteren

  4. Descartes dacht dat lichaam en geest gescheiden zijn en niet interacteren

Vraag 2

Welk statement past het best bij empirisme?

  1. Alle kennis komt voort uit ervaringen

  2. Alle ervaringen komen voort uit kennis

  3. Kennis komt voort uit analyse

  4. Ervaringen komen voort uit analyse

Vraag 3

Wat is het verschil tussen atomisme en holisme?

  1. Atomisme stelt dat alles uiteindelijk scheikundig verklaarbaar is; holisme stelt dat het geheel meer is dan de som der delen

  2. Atomisme stelt dat het geheel meer is dan de som der delen; holisme stelt dat God en wetenschap niet verenigbaar zijn

  3. Atomisme stelt dat alles opgedeeld is uit kleinere delen; holisme stelt dat God en wetenschap niet verenigbaar zijn

  4. Atomisme stelt dat alles opgedeeld is uit kleinere delen; holisme stelt dat het geheel meer is dan de som der delen

Vraag 4

Wat vond Locke van Descartes’ idee dat sommige ideeën aangeboren zijn?

  1. Hij was het ermee eens maar dacht dat deze ideeën later nog aangepast konden worden

  2. Hij was het volledig met Descartes eens en vulde aan dat het idee van God ook aangeboren is

  3. Hij was het er niet mee eens en dacht dat de mens geboren wordt als onbeschreven blad

  4. Hij was het er niet mee eens en dacht dat de mens geboren wordt als generfd stuk marmer

Vraag 5

Uit welke twee elementen bestaat de geest volgens Hume?

  1. Complexe ideeën en associaties

  2. Fysieke en non-fysieke elementen

  3. Impressies en ideeën

  4. Bouwstenen en atomen

Vraag 6

Wat was Locke’s visie op educatie?

  1. Onderwijs moest vroeg beginnen met strenge straffen en concrete beloningen

  2. Onderwijs moest vroeg beginnen zonder straffen en zonder concrete beloningen

  3. Onderwijs moest juist laat beginnen met strenge straffen en concrete beloningen

  4. Onderwijs moest juist laat beginnen zonder straffen en zonder concrete beloningen

Vraag 7

Waaruit bestonden Mills regels voor inductief redeneren?

  1. Overeenkomst, verschil en gelijktijdige variatie

  2. Overeenkomst, verschil en contrasterende gelijkenis

  3. Verschil, gelijktijdige variatie en contrasterende gelijkenis

  4. Overeenkomst, gelijktijdige variatie en contrasterende gelijkenis

Vraag 8

Volgens Kant’s epistemologie denken mensen altijd in termen van:

  1. Oorzaak en gevolg

  2. Gelijk en ongelijk

  3. Lichaam en geest

  4. Voortplanting en genot

Antwoordindicatie

  1. C

  2. A

  3. D

  4. C

  5. C

  6. B

  7. A

  8. A

Welke wetenschappelijke ontwikkelingen waren van belang voor de ontwikkeling van de psychologie? - Tentamen 3

 

Vragen

Vraag 1

Wat is GEEN onderdeel van verlichtingsdenken?

  1. Wetenschappers zijn helden

  2. Wetenschap is objectief en waardevrij

  3. Wetenschap is tolerant tegenover religie

  4. Wetenschap leidt altijd tot vooruitgang

Vraag 2

Wat is de overeenkomst tussen Whytt en Pavlov?

  1. Ze waren beiden katholiek opgevoed maar keerden zich later tegen de Kerk

  2. Ze dachten beiden dat stimulus-respons connecties door gewoonte gevormd konden worden

  3. Ze dachten beiden dat honden altijd honger kregen van het luiden van een bel

  4. Ze dachten beiden dat de ruggengraat cruciaal was bij conditionering

Vraag 3

Wat is het verschil tussen Bell en Magendie?

  1. Bell deed proeven op katten en Magendie op honden

  2. Bell deed soortgelijke observaties maar Magendie gebruikte betere methodes

  3. Bell had weinig invloed in de politiek en Magendie juist veel

  4. Bell was net iets later met zijn bevindingen over de reflex dan Magendie

Vraag 4

Welke uitspraak over de doctrine van specifieke energieën van zenuwen is juist?

I We zijn ons slechts bewust van ons zenuwstelsel en niet direct van de wereld

II Er zijn specifieke neuronen die verantwoordelijk zijn voor specifieke basale zintuigelijke waarnemingen

  1. Beiden zijn onjuist

  2. I is juist en II is onjuist

  3. I is onjuist en II is juist

  4. Beiden zijn juist

Vraag 5

Wat is NIET waar over frenologie?

  1. Frenologie werd door wetenschappers omarmd maar vond over het algemeen weinig weerklank bij het grote publiek

  2. Frenologie is de doctrine dat de vorm van de schedel correleert met persoonlijkheid

  3. Frenologie was populair in de Verenigde Staten

  4. Frenologie was populair in Europa

Vraag 6

Wat bewijst de casus van Phineas Gage?

  1. Dat de doctrine van frenologie klopt

  2. Dat de doctrine van frenologie niet klopt

  3. Dat de frontale cortex belangrijk is voor taalproductie

  4. Dat de frontale cortex belangrijk is voor persoonlijkheid

Vraag 7

Wat is waar over Golgi, Cajal en Sherrington?

  1. Golgi had de neuron uitgevonden en zijn netwerk-theorie werd bewezen door Sherrington

  2. Golgi had de neuron uitgevonden maar zijn netwerk-theorie werd ontkracht door Sherrington

  3. Cajal had de neuron uitgevonden en zijn netwerk-theorie werd bewezen door Sherrington

  4. Cajal had de neuron uitgevonden maar zijn netwerk-theorie werd ontkracht door Sherrington

Vraag 8

Wat is GEEN bijdrage van Helmholtz voor de psychologie?

  1. Het meten van de snelheid van neurale impulsen

  2. Het ondersteunen van vitalisme

  3. Het ondersteunen van de trichromatische theorie van kleurvisie

  4. Het ondersteunen van materialisme

Antwoordindicatie

  1. C

  2. B

  3. B

  4. D

  5. A

  6. D

  7. B

  8. B (het vitalisme staat veelal haaks op het materialisme)

Hoe hebben Wundt en de Duitse psychologie de psychologie beïnvloed? - Tentamen 4

 

Vragen

Vraag 1

Welk van de onderstaande statements over de Duitse leerschool in de 19e eeuw is waar?

  1. Veel Duitsers gingen naar de Verenigde Staten om te studeren

  2. Het creëerde een omgeving waarin origineel onderzoek kon plaatsvinden

  3. Het benadrukte het belang van een vaststaande en concrete wetenschappelijke agenda

  4. Het was de eerste leerschool met een fMRI-scanner in Europa

Vraag 2

Welke statement over psychofysica is juist?

  1. Psychofysica is ontwikkeld door Weber en onderzoekt de relatie tussen fysieke stimuli en psychologische reacties daarop

  2. Psychofysica is ontwikkeld door Wundt en onderzoekt de relatie tussen fysieke stimuli en psychologische reacties daarop

  3. Psychofysica is ontwikkeld door Weber en onderzoekt de relatie tussen biologische en mentale processen

  4. Psychofysica is ontwikkeld door Wundt en onderzoekt de relatie tussen biologische en mentale processen

Vraag 3

Wat is NIET een van de verdiensten van de wet van Weber voor de psychologie?

  1. De wiskundige benadering van perceptie

  2. De ontdekking dat er geen één op één relatie bestaat tussen fysica en psyche

  3. De ontdekking dat mentale en fysieke gebeurtenissen wiskundig gerelateerd zijn

  4. De perceptuele benadering van wiskunde

Vraag 4

Waarom wordt Wundt gezien als de grondlegger van de experimentele psychologie?

  1. Hij was degene die het eerste psychologische experiment deed

  2. Hij paste als eerste wiskunde toe op psychologisch onderzoek

  3. Hij was het meest effectief in het verkondigen dat er een nieuwe psychologie was ontstaan

  4. Hij was de grondlegger van de psychofysica

Vraag 5

Wat onderzocht Wundt in zijn laboratoria?

  1. Onmiddellijk bewuste ervaringen en hogere mentale processen

  2. Vooral onmiddellijk bewuste ervaringen

  3. Vooral hogere mentale processen

  4. Geen van beiden, hij onderzocht alleen geheugen

Vraag 6

Wat was de bijdrage van F.C. Donders in het lab van Wundt?

  1. Fysieke afleiding onder het motto ‘mens sana in corporo sano’

  2. Het ontwikkelen van de subtractie-techniek

  3. Het ontwikkelen van de sommatie-techniek

  4. Het ontwikkelen van betere klokken voor mentale chronometrie-studies

Vraag 7

Wat was GEEN resultaat van Ebbinghaus’ onderzoek naar geheugen?

  1. De ontdekking van het ‘magische’ getal 7

  2. De ontdekking van de vergeet-curve

  3. De ontdekking van maar liefst 18 nieuwe woorden

  4. De ontdekking van de voordelen van gespreid leren

Vraag 8

Müller was belangrijk voor de ontwikkeling van de psychologie omdat:

  1. Hij toonde retroactieve inhibitie aan en dacht dat geheugen een actief proces is

  2. Hij toonde proactieve inhibitie aan en dacht dat geheugen een actief proces is

  3. Hij toonde retroactieve inhibitie aan en dacht dat geheugen een passief proces is

  4. Hij toonde proactieve inhibitie aan en dacht dat geheugen een passief proces is

Vraag 9

Külpe startte de Würzburg school van psychologie maar vond GEEN bewijs voor het bestaan van:

  1. Mentale sets

  2. Beeldloze gedachten

  3. Bewuste attitudes

  4. Emotionele inhibitie

Antwoordindicatie

  1. B

  2. A

  3. D

  4. C

  5. B

  6. B

  7. C

  8. A

  9. D

Wat is de geschiedenis van het denken over evolutie? - Tentamen 5

 

Vragen

Vraag 1

Het probleem van de soorten gaat NIET over de vraag:

  1. Hoe soorten zijn ontstaan

  2. Waarom er zoveel verschillende soorten zijn

  3. Hoeveel soorten er zijn

  4. Waarom soorten uitsterven

Vraag 2

Wat was de relatie tussen de theorie van Lamarck en die van Charles Darwin?

  1. Lamarck ontwikkelde de theorie maar Darwin wist hem beter te verkopen

  2. Darwin ontwikkelde de theorie en Lamarck probeerde ermee aan de haal te gaan

  3. Darwin en Lamarck werkten samen aan de ontwikkeling van de evolutietheorie

  4. Lamarck had soortgelijke ideeën als Darwin maar Lamarck’s theorieën zijn later verworpen

Vraag 3

Darwin ontwikkelde de evolutietheorie door zijn bevindingen op de Galapagos-eilanden te combineren met:

  1. De theorie van Malthus over de strijd voor overleving en het feit dat dierenfokkers door selectief fokken een grote variatie duiven konden creëren.

  2. De theorie van Lamarck over de erfelijkheid van aangeleerde eigenschappen en het feit dat dierenfokkers door selectief fokken een grote variatie duiven konden creëren.

  3. De theorie van politiek econoom Malthus over de strijd voor overleving en het feit dat intelligentie tussen personen enorm kan verschillen.

  4. De theorie van Lamarck over de erfelijkheid van aangeleerde eigenschappen en het feit dat intelligentie tussen personen enorm kan verschillen.

Vraag 4

Onderdeel van de kern van de evolutietheorie is NIET dat:

  1. Individuele leden van elke soort van elkaar verschillen

  2. Sommige variaties meer voordelen hebben in de strijd voor overleving omdat ze zich beter aanpassen aan de omgeving

  3. Aangeleerde adaptieve eigenschappen doorgegeven worden aan volgende generaties

  4. Door natuurlijke selectie alleen de variaties met de beste aanpassingen overleven

Vraag 5

Darwin deed ook onderzoek naar emotionele expressie bij dieren. Wat is GEEN door hem ontwikkeld principe over emotionele expressie?

  1. Het principe van bruikbare geassocieerde gewoonten

  2. Het principe van antithese

  3. Het principe van eugenetica

  4. Het principe van directe aandacht van het zenuwstelsel

Vraag 6

Morgan’s kanon laat de volgende kentering zien in hoe vergelijkend psychologen dachten over dierlijk gedrag:

  1. Vóór Morgan was de benadering eugenetisch. Ná Morgan was de benadering observationeel

  2. Vóór Morgan was de benadering antropomorisch. Ná Morgan was de benadering eugenetisch

  3. Vóór Morgan was de benadering antropomorfisch. Ná Morgan was de benadering observationeel

  4. Vóór Morgan was de benadering observationeel. Ná Morgan was de benadering antropomorfisch

Vraag 7

Wie ontwikkelde de eerste intelligentietest?

  1. Erasmus Darwin

  2. Francis Galton

  3. Charles Darwin

  4. Alfred Binet

Vraag 8

Welke twee revolutionaire methodes ontwikkelde Francis Galton?

  1. Tweelingstudies en elektrodes die spieractivatie meten

  2. Tweelingstudies en vragenlijsten

  3. Vragenlijsten en elektrodes die spieractivatie meten

  4. Elektrodes die spieractivatie meten en intelligentietests

Antwoordindicatie

  1. C

  2. D

  3. A

  4. C

  5. C

  6. C

  7. D

  8. B

Welke Amerikaanse denkers waren belangrijk voor de ontwikkeling van de Amerikaanse psychologie? - Tentamen 6

 

Vragen

Vraag 1

De Schotse Realisten stelden NIET dat de geest:

  1. Een onafhankelijke plek in de realiteit heeft

  2. De dood kan overleven

  3. Een actieve entiteit is

  4. Bestaat uit verschillende interacterende eigenschappen die ze ‘faculteiten’ noemden.

Vraag 2

Wat was er ‘modern’ aan de eerste moderne Amerikaanse universiteiten?

  1. Ze lieten voor het eerst op grote schaal vrouwen toe aan de universiteit

  2. Ze lieten voor het eerst op grote schaal minderheden toe aan de universiteit

  3. Ze beschikten over moderne neuroimaging apparatuur

  4. Ze gebruikten het Duitse model dat onafhankelijk onderzoek hoog in het vaandel had

Vraag 3

William James wordt gezien als de eerste Amerikaanse psycholoog, wat bijzonder is omdat:

  1. William James helemaal geen Amerikaan is, maar een Schot

  2. William James zichzelf niet zag als psycholoog, maar als filosoof

  3. William James helemaal niet de eerste psycholoog was, maar de 34e

  4. William James’ onderzoek naar ontwikkelingspsychologie inmiddels achterhaald is

Vraag 4

Vul in: William James raakte in een depressie door de theorie van (1) en kwam er weer uit door de theorie van (2)

  1. (1) determinisme; (2) pragmatisme

  2. (1) pragmatisme; (2) determinisme

  3. (1) behaviorisme; (2) positivisme

  4. (1) positivisme; (2) behaviorisme

Vraag 5

William James ontwikkelde met Carl Lange een theorie van emotie waarin de volgorde van emoties als volgt is:

  1. Gebeurtenis -> fysieke reactie -> emotie

  2. Emotie -> fysieke reactie -> gebeurtenis

  3. Gebeurtenis -> emotie -> fysieke reactie

  4. Fysieke reactie -> emotie -> gebeurtenis

Vraag 6

Stanly Hall professionaliseerde de psychologie. Wat richtte hij NIET op in deze context?

  1. Het eerste psychologische laboratorium van de VS

  2. Het eerste psychologische journal van de VS

  3. De eerste psychologische organisatie van de VS

  4. De eerste psychologische universitaire faculteit van de VS

Vraag 7

Welke theorie ontwikkelde Hall als overkoepelend kader voor zijn ideeën over ontwikkelingspsychologie?

  1. De leercurve-theorie

  2. De theorie van katalysatie

  3. De theorie van de storm in een glas water

  4. De theorie van recapitulatie

Vraag 8

Wat waren de verdiensten van Calkins?

  1. Het was de eerste vrouwelijke president van de APA en ontwikkelde de psychologie van het zelf

  2. Het was de eerste vrouwelijke president van de APA en vertaalde Wundt’s ideeën naar het Engels

  3. Het was de eerste zwarte president van de APA en ontwikkelde de psychologie van het zelf

  4. Het was de eerste zwarte president van de APA en vertaalde Wundt’s ideeën naar het Engels

Vraag 9

Door wie werd de 20e eeuwse ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget beïnvloed?

  1. James Mark Baldwin

  2. Carl Lange

  3. Francis Sumner

  4. Margaret Washburn

Antwoordindicatie

  1. B

  2. D

  3. B

  4. A

  5. A

  6. D

  7. D

  8. A

  9. A

Wat houden het structuralisme en functionalisme in? - Tentamen 7

 

Vragen

Vraag 1

Wie wordt gezien als de stichter van het structuralisme?

  1. James Angell

  2. Frank Angell

  3. Harvey Carr

  4. E.B. Titchener

Vraag 2

Wat was GEEN doel van de structuralisten?

  1. Onderzoeken hoe maatschappelijke structuren gedrag beïnvloeden

  2. De geest analyseren

  3. Aantonen hoe elementen van de geest samen complexe fenomenen creëren

  4. Mentale processen uitleggen aan de hand van kennis over de werking van het brein en het zenuwstelsel.

Vraag 3

Wat waren volgens Titchener de belangrijkste elementen van bewustzijn?

  1. Sensaties, gedachten en affecten

  2. Sensaties, beelden en gedachten

  3. Sensaties, beelden en affecten

  4. Beelden, gedachten en affecten

Vraag 4

Welk statement over functionalisme is juist?

I. De meeste Amerikaanse psychologen waren functionalisten

II. Functionalisten waren sterk beïnvloed door pragmatisme en evolutionair denken

  1. Beiden zijn juist

  2. Beiden zijn onjuist

  3. I. is juist en II is onjuist

  4. II is juist en I is onjuist

Vraag 5

Hoe beschreef Angell het verschil tussen functionalisten en structuralisten?

  1. Als het verschil tussen de vraag ‘wat is bewustzijn?’ (i.e. structuralisme) en ‘waar dient bewustzijn voor?’ (i.e. functionalisme)

  2. Als het verschil tussen de vraag ‘wat is bewustzijn?’ (i.e. functionalisme) en ‘waar dient bewustzijn voor?’ (i.e. structuralisme)

  3. Als het verschil tussen de vraag ‘wat is emotie?’ (i.e. structuralisme) en ‘waar dient emotie voor?’ (i.e. functionalisme)

  4. Als het verschil tussen de vraag ‘wat is emotie?’ (i.e. functionalisme) en ‘waar dient emotie voor?’ (i.e. structuralisme)

Vraag 6

Welke methode gebruikte Harvey Carr om onderzoek te te doen naar leren?

  1. Woordparen

  2. Onzin lettergrepen

  3. Completion tests

  4. Doolhoven

Vraag 7

Wat is GEEN toepassing van het functionalisme?

  1. Ontwikkelingspsychologie

  2. IQ-tests

  3. Behaviorisme

  4. Persoonlijkheidstests

Vraag 8

Wie bestudeerde trial-and-error leren en stelde dat leren gebeurt door het creëren van connecties tussen situaties en responses die succesvol waren in die situaties?

  1. Harvey Carr

  2. E.B. Titchener

  3. John B. Watson

  4. Edward L. Thorndike

Antwoordindicatie

  1. D

  2. A

  3. C

  4. A

  5. A

  6. D

  7. C

  8. D

Hoe werd de nieuwe psychologie toegepast? - Tentamen 8

 

Vragen

Vraag 1

Waardoor ontstond de interesse onder psychologen in het ontwikkelen van toepassingen voor psychologisch onderzoek?

  1. Door de sterke positivistische benadering van de Amerikaanse psychologen en door de druk vanuit de universiteiten

  2. Door de sterke pragmatische benadering van de Amerikaanse psychologen en door de druk vanuit de universiteiten

  3. Door de sterke pragmatische benadering van de Amerikaanse psychologen en door de druk vanuit de overheid

  4. Door de sterke positivistische benadering van de Amerikaanse psychologen en door de druk vanuit de overheid

Vraag 2

Wat was het verschil tussen de moderne en de ouderwetse intelligentietest?

  1. De moderne test was veel moeilijker

  2. De moderne test duurde veel korter

  3. De moderne test benadrukte sensorische aspecten

  4. De moderne test benadrukte cognitieve aspecten

Vraag 3

Welke Fransman ontwikkelde een van de eerste intelligentietests?

  1. Napoleon Bonaparte

  2. Alfred Binet

  3. Hermann Ebbinghaus

  4. Jean Piaget

Vraag 4

Wat was GEEN ‘verdienste’ van Henry Goddard?

  1. Hij vertaalde de Binet-test naar het Engels

  2. Hij ontwikkelde de term ‘imbeciel’

  3. Hij paste de tests toe op Ellis Island

  4. Hij ontwikkelde de term ‘IQ’

Vraag 5

Wie ontwikkelde de Stanford-Binet test?

  1. Steven Stanford

  2. Lewis Terman

  3. McKeen Catell

  4. William Stern

Vraag 6

Waar is IQ een ratio van?

  1. De mentale leeftijd en de genomen tijd

  2. De chronologische leeftijd en de genomen tijd

  3. De mentale leeftijd en de chronologische leeftijd

  4. De mentale leeftijd en de geometrische leeftijd

Vraag 7

Yerkes ontwikkelde een intelligentie-test voor het Amerikaanse leger. Welk statement is juist?

  1. Yerkes ontwikkelde deze test in de Eerste Wereldoorlog en deelde soldaten in in geletterden (Army Alpha) en ongeletterden (Army Beta)

  2. Yerkes ontwikkelde deze test in de Eerste Wereldoorlog en deelde soldaten in in ongeletterden (Army Alpha) en geletterden (Army Beta)

  3. Yerkes ontwikkelde deze test in de Tweede Wereldoorlog en deelde soldaten in in geletterden (Army Alpha) en ongeletterden (Army Beta)

  4. Yerkes ontwikkelde deze test in de Tweede Wereldoorlog en deelde soldaten in in ongeletterden (Army Alpha) en geletterden (Army Beta)

Vraag 8

Wie waren Walter Scott en Hugo Münsterberg?

  1. Het waren de eerste psychologen die psychologische principes toepasten op ontwikkelingspsychologie

  2. Het waren de eerste psychologen die psychologische principes toepasten op het bedrijfsleven

  3. Het waren de eerste psychologen die psychologische principes toepasten op het bewustzijn

  4. Het waren de eerste psychologen die psychologische principes toepasten op evolutietheorie

Antwoordindicatie

  1. B

  2. D

  3. B

  4. D

  5. B

  6. C

  7. A

  8. B

Hoe is de Gestalt psychologie ontwikkeld? - Tentamen 9

 

Vragen

Vraag 1

Op de ideeën van welke drie denkers is Gestaltpsychologie gebaseerd?

  1. Kant, Husserl en Planck

  2. Kant, Pavlov en Husserl

  3. Pavlov, Planck en Husserl

  4. Nietsche, Pavlov en Planck

Vraag 2

Een theorie over welk natuurkundig begrip is belangrijk voor Gestaltpsychologie?

  1. Krachtvelden

  2. Relativiteit

  3. Magnetisme

  4. Elektriciteit

Vraag 3

Welke beroemde metaforen gebruikten Mach en von Ehrenfels om Gestaltprincipes te illustreren?

  1. Slager en bakker

  2. Vierkant en melodie

  3. Cirkel en akkoord

  4. Hamer en aanbeeld

Vraag 4

Wat was er zo bijzonder aan Carl Stumpf?

  1. Hij was blind en doof maar ontwikkelde toch een theorie over perceptie

  2. Hij ontwikkelde een nieuwe geometrische vorm om Gestaltpsychologie te illustreren

  3. Hij gaf les aan vrijwel alle grote psychologen in de Gestaltpsychologie

  4. Hij zoog de meest bizarre theorieën uit zijn duim maar iedereen geloofde hem

Vraag 5

Koffka maakte onderscheid tussen:

  1. De wereld zoals die bestaat in de realiteit (i.e. de geografische omgeving) en de wereld zoals hij wordt waargenomen door het individu (de behavioristische omgeving).

  2. De wereld zoals die bestaat in de realiteit (i.e. de behavioristische omgeving) en de wereld zoals hij wordt waargenomen door het individu (de functionele omgeving).

  3. De wereld zoals die bestaat in de realiteit (i.e. de behavioristische omgeving) en de wereld zoals hij wordt waargenomen door dieren (de functionele omgeving).

  4. De wereld zoals die wordt waargenomen door dieren (i.e. de behavioristische omgeving) en de wereld zoals hij wordt waargenomen door het individu (de geografische omgeving).

Vraag 6

Gestaltpsychologie stelt dat mensen betekenis geven aan ambigue objecten door middel van de organisatie op basis van:

  1. Nabijheid, gelijkenis en logica

  2. Logica, nabijheid en gelijkenis

  3. Gelijkenis, nabijheid en goede continuering

  4. Goede continuering, nabijheid en logica

Vraag 7

Gestalttheorieën werden toegepast op onder meer:

  1. Onderwijs, toneel en muziek

  2. Leertheorieën en cognitie

  3. Cognitie en emotie

  4. Leer-theorieën en onderwijs

Vraag 8

Het Zeigarnick effect stelt dat

  1. Onopgeloste problemen slecht onthouden worden

  2. Opgeloste problemen goed onthouden worden

  3. Onopgeloste problemen goed onthouden worden

  4. Opgeloste problemen niet onthouden worden

Vraag 9

Lewin staat bekend als de oprichter van:

  1. Gestaltpsychologie

  2. Sociale psychologie

  3. Cognitieve psychologie

  4. Klinische psychologie

Antwoordindicatie

  1. A

  2. A

  3. B

  4. C

  5. A

  6. C

  7. C

  8. C

  9. B

Wat is de oorsprong van het behaviorisme? - Tentamen 10

 

Vragen

Vraag 1

Behaviorisme is gestoeld op:

  1. Empirisme, associationisme en positivisme

  2. Nativisme, relativisme en positivisme

  3. Darwinisme, feminisme en empirisme

  4. Nativisme, feminisme en associationisme

Vraag 2

Wat is waar over het Behaviorist Manifesto

  1. Hierin trok Watson fel van leer tegen introspectie

  2. Hierin trok Watson fel van leer tegen trial-and-error leren

  3. Hierin trok Pavlov fel van leer tegen introspectie

  4. Hierin trok Pavlov fel van leer tegen trial-and-error leren

Vraag 3

Waarvoor kreeg Pavlov een nobelprijs?

  1. Voor zijn fabriek-achtige wetenschapsbeoefening

  2. Voor zijn theorie over conditionering

  3. Voor zijn nieuwe methode om spijsvertering te observeren

  4. Het was een oeuvre-prijs voor zijn complete carrière.

Vraag 4

Wat is in Pavlov’s experimenten de geconditioneerde stimulus?

  1. Het eten

  2. De hond

  3. Het kwijlen

  4. De bel

Vraag 5

Wat is in Pavlov’s experimenten de ongeconditioneerde stimulus?

  1. Het eten

  2. De hond

  3. Het kwijlen

  4. De bel

Vraag 6

Wat is generalisatie?

  1. Generalisatie treedt op wanneer een respons op een bepaalde OCR ook optreedt als een stimulus die lijkt op CS optreedt

  2. Generalisatie treedt op wanneer een respons op een bepaalde CS ook optreedt als een stimulus die lijkt op CS optreedt.

  3. Generalisatie treedt op wanneer een respons op een bepaalde OCR ook optreedt als een stimulus die lijkt op OCS optreedt

  4. Generalisatie treedt op wanneer een respons op een bepaalde CR ook optreedt als een stimulus die lijkt op CR optreedt

Vraag 7

Watson toonde met het ‘Little Albert Experiment’ aan dat:

  1. Angst geconditioneerd maar niet gegeneraliseerd kan worden

  2. Blijdschap geconditioneerd en gegeneraliseerd kan worden

  3. Angst geconditioneerd en gegeneraliseerd kan worden

  4. Blijdschap gedifferentieerd maar niet gegeneraliseerd kan worden

Vraag 8

Wat toonde Mary Cover Jones later aan in de context van het ‘Little Albert Experiment’?

  1. Dat de conditionering een half jaar na dato nog steeds effect had

  2. Dat Albert heftig getraumatiseerd was

  3. Dat de conditionering binnen een dag was uitgedoofd

  4. Dat de conditionering afgeleerd kon worden

Antwoordindicatie

  1. A

  2. A

  3. C

  4. D

  5. A

  6. B

  7. C

  8. D

Hoe heeft het behaviorisme zich ontwikkeld? - Tentamen 11

 

Vragen

Vraag 1

Door welke twee ontwikkelingen werd het behaviorisme populair?

  1. Door de propaganda van Watson en de vertalingen van Pavlov’s theorieën

  2. Door de propaganda van Watson en de drooglegging in de VS

  3. Door de drooglegging in de VS en de financiële crisis

  4. Door de financiële crisis en de vertalingen van Pavlov’s theorieën

Vraag 2

Welke filosofische stroming en bijbehorend methodieke concept ondersteunde de evolutie van het behaviorisme?

  1. Logisch positivisme en klassieke conditionering

  2. Logisch positivisme en operationalisme

  3. Operationalisme en klassieke conditionering

  4. Logisch positivisme en operante conditionering

Vraag 3

Neobehavioristen waren het met NIET met elkaar eens over:

  1. Menselijk gedrag kan verklaard worden aan de hand van dieronderzoek

  2. Het in kaart brengen van leermechanismen is cruciaal voor begrip van gedrag

  3. Onderzoek moet praktische toepassingen hebben

  4. Introspectie is de meest voor de hand liggende techniek om leermechanismen in kaart te brengen

Vraag 4

Hoe dacht Guthrie over de mechanismen achter vergeten?

  1. Vergeten gebeurt door uitdoving van stimulus-respons connecties over tijd

  2. Vergeten gebeurt door vervanging van S-R connecties door nieuwe S-R connecties

  3. Vergeten gebeurt middels een actieve, bewuste methode die je kan leren

  4. Vergeten gebeurt door een gebrek aan motivatie

Vraag 5

Tolman ontdekte dat ratten pas lieten zien dat ze geleerd hadden wanneer:

  1. Ze daarvoor beloond werden

  2. Tolman even de andere kant op keek

  3. De gordijntjes een andere kleur kregen

  4. De deuren een andere kleur kregen

Vraag 6

Hull dacht dat leren optreedt wanneer er sprake is van nabijheid van stimulus en respons, in combinatie met:

  1. Beloning

  2. Feedback

  3. Straf

  4. Concentratie

Vraag 7

Welke theorie ontwikkelde Skinner met zijn Skinner-doos?

  1. Operationalisme

  2. Klassieke conditionering

  3. Operante conditionering

  4. Behaviorisme

Vraag 8

Skinner dacht dat de kans dat gedrag herhaald werd afhankelijk was van:

  1. De aard van de consequentie

  2. De geaardheid van de proefpersoon

  3. Het geslacht van de proefpersoon

  4. Het opleidingsniveau van de proefpersoon

Antwoordindicatie

  1. A

  2. B

  3. D

  4. B

  5. A

  6. A

  7. C

  8. A

Hoe ontwikkelde de psychologie omtrent mentale ziekten zich? - Tentamen 12

 

Vragen

Vraag 1

In welke historische context werden de eerste hervormingen van behandeling van mentale stoornissen doorgevoerd, waaronder Pinel’s concept van morele behandeling?

  1. De Verlichting

  2. De Tweede Wereldoorlog

  3. De Renaissance

  4. De Eerste Wereldoorlog

Vraag 2

Wie ontwierp de architectuur voor de meerderheid van de inrichtingen die halverwege de 19e eeuw in de VS werden gebouwd.

  1. Franz Anton Mesmer

  2. Philippe Pinel

  3. Thomas Kirkbride

  4. Dorothea Dix

Vraag 3

Kraepelin staat bekend om deze verdiensten:

  1. Classificatie van mentale stoornissen; onderzoek naar hysterie

  2. Onderzoek naar hysterie; onderzoek naar schizofrenie

  3. Onderzoek naar dementia praecox; classificatie van mentale stoornissen

  4. Onderzoek naar dolfijnen; oprichting eerste dierentuin in de VS

Vraag 4

Wat was er bijzonder aan Mesmer’s ontdekking van hypnose?

  1. Hij werd eigenlijk zelf gehypnotiseerd

  2. Het werkte op al zijn patiënten

  3. Hij wist niet dat hij het had uitgevonden

  4. Mesmer was eigenlijk een nar aan het hof van de Duitse koning

Vraag 5

Freud paste zijn psychoanalyse voor het eerst toe op patiënten die leiden aan:

  1. Het Oedipus-complex

  2. Dementia praecox

  3. Hysterie

  4. Schizofrenie

Vraag 6

Welke methode gebruikte Freud NIET om het onbewustzijn te ontrafelen?

  1. Versprekingen

  2. Droom-analyse

  3. Reflectie

  4. Vrije associatie

Vraag 7

Freud’s psychoanalyse draait om het ophalen van verdrongen herinneringen. Wat hoopte hij hiermee teweeg te brengen?

  1. Catharsis

  2. Versprekingen

  3. Orale fixatie

  4. Seksueel genot

Vraag 8

Volgens Freud kon stress ontstaan door drie bronnen. Welke bron hoort daar NIET bij?

  1. Superego

  2. Ego

  3. Id

  4. Beperkingen van de realiteit

Antwoordindicatie

  1. A

  2. C (let op: de vraag gaat over de architectuur, niet de behandel filosofie)

  3. C

  4. C

  5. C

  6. C

  7. A

  8. B

Hoe geschiedde de verdere ontwikkeling van het beoefenen van psychologie? - Tentamen 13

 

Vragen

Vraag 1

Aan het begin van de 20e eeuw waren er een aantal controversiële technieken ontwikkeld om mentale patiënten te genezen, maar NIET:

  1. Koortstherapie

  2. Transcraniale magnetische stimulatie

  3. insuline coma-therapie

  4. lobotomie

Vraag 2

Kort na welke oorlog werd de eerste opleiding tot klinisch psycholoog opgericht?

  1. Amerikaanse burgeroorlog

  2. Eerste Wereldoorlog

  3. Tweede Wereldoorlog

  4. Koude oorlog

Vraag 3

Aan deze opleiding tot klinisch psycholoog leerde men GEEN:

  1. Wetenschappelijke expertise

  2. Behandeling van mentale stoornissen

  3. Diagnostische vaardigheden

  4. Communicatievaardigheden

Vraag 4

Wie deed onderzoek naar de effectiviteit van psychoanalyse en bepleitte vervolgens de ontwikkeling van nieuwe vormen van therapie?

  1. Ulrich Neisser

  2. Joseph Wolpe

  3. Carl Rogers

  4. Hans Eysenck

Vraag 5

Welke patiënten hielp Wolpe met zijn systematische desensitisatie?

  1. Hysterie-patiënten

  2. Schizofrenie-patiënten

  3. Fobie-patiënten

  4. Depressieve patiënten

Vraag 6

Wat is GEEN onderdeel van de piramide van Maslow?

  1. Zelfactualisatie

  2. Fysieke behoeften

  3. Behoefte aan macht

  4. Behoefte aan liefde

Vraag 7

Wat is volgens Carl Rogers doorslaggevend voor de effectiviteit van zijn cliënt-gerichte therapie?

  1. Gezonde therapeutische sfeer

  2. Catharsis

  3. Goed sociaal netwerk

  4. Zelfactualisatie bij de cliënt

Vraag 8

Waar waren de meeste psychologen actief in de jaren 1920 als ze niet bezig waren met onderzoek?

  1. Klinische psychologie

  2. Ze waren vaak werkloos

  3. Bedrijfsleven

  4. Militaire dienst

Antwoordindicatie

  1. B

  2. C

  3. D

  4. D

  5. C

  6. C

  7. A

  8. C

Welke belangrijke onderzoekers ontwikkelden de psychologie verder? - Tentamen 14

 

Vragen

Vraag 1

Welke beweging volgde de cognitieve psychologie in de jaren 1950, ’60 en ’70 geleidelijk op als dominante stroming?

  1. Behaviorisme

  2. Hypnotisme

  3. Operationalisme

  4. Nativisme

Vraag 2

Welke theorie ontwikkelde Piaget?

  1. De theorie van ontwikkelingsstadia

  2. De theorie van zelfactualisatie

  3. De hypothetico-deductieve theorie

  4. De theorie van relatieve aandacht

Vraag 3

Aan de hand van welk probleem toonde Lashley de zwakte van het associationisme aan?

  1. Het probleem van lichaam-geestdualisme

  2. Het probleem van de soorten

  3. Het probleem van seriële volgorde

  4. Het probleem van deductieve bewijsvoering

Vraag 4

Welke ontwikkeling droeg NIET bij aan de opkomst van de cognitieve psychologie?

  1. Linguïstiek

  2. Logisch positivisme

  3. Computerwetenschap

  4. Informatietheorie

Vraag 5

Wie was belangrijk voor de zelfidentificatie van de cognitieve psychologie en hoe?

  1. Hixon; hij schreef een samenvatting van laboratoriumonderzoek in cognitieve psychologie

  2. Neisser; hij schreef een samenvatting van laboratoriumonderzoek in cognitieve psychologie

  3. Hixon; hij toonde aan dat behaviorisme fundamentele tekortkomingen had

  4. Neisser; hij toonde aan dat behaviorisme fundamentele tekortkomingen had

Vraag 6

Wat ontwikkelde Lashley als neuropsycholoog?

  1. Het principe van equipotentialiteit

  2. Het principe van synaptische inhibitie

  3. Het principe van prefrontale inhibitie

  4. Het principe van witte en grijze cellen

Vraag 7

Wat creëert het hebben van inconsistente gedachten of het doen van iets dat niet consistent is met onze overtuigingen? En wie ontwikkelde deze theorie?

  1. Cognitieve dissonantie; ontwikkeld door Lewin

  2. Cell assembly; ontwikkeld door Hebb

  3. Cognitieve dissonantie; ontwikkeld door Festinger

  4. Cell assembly; ontwikkeld door Allport

Vraag 8

Wie ontwikkelde het klassieke experiment naar gehoorzaamheid waarbij participanten een acteur zogenaamd elektrische schokken moesten geven?

  1. Milgram

  2. Stanford

  3. Lewin

  4. Murray

Antwoordindicatie

  1. A

  2. A

  3. C

  4. B

  5. B

  6. A

  7. C

  8. A

Hoe ziet de psychologie in de 21e eeuw eruit? - Tentamen 15

 

Vragen

Vraag 1

Welk instituut werd NIET opgericht door wetenschappers uit onvrede met de APA?

  1. American Association for Applied Psychology

  2. Psychonomic Society

  3. American Psychological Society

  4. Association for Psychological Science

Vraag 2

Wat is een bijeffect van de groei van de populariteit van psychologie?

  1. Meer werklozen

  2. Meer diversiteit

  3. Minder werklozen

  4. Minder diversiteit

Vraag 3

Welke trend wordt NIET door het boek geïdentificeerd als kenmerkend voor de huidige psychologie?

  1. Neuropsychologie

  2. Evolutionaire psychologie

  3. Professionalisatie

  4. Geschiedenis van de psychologie

Vraag 4

Wat is volgens Goodwin een verbindende factor van het verbrokkelde wetenschapsveld van de psychologie?

  1. De geschiedenis

  2. De toekomst

  3. Het heden

  4. De filosofie

Antwoordindicatie

  1. A

  2. B

  3. D

  4. A

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Boeksamenvatting bij A History of Modern Psychology van Goodwin - 5e druk

Boeksamenvatting bij A History of Modern Psychology van Goodwin - 5e druk


Waarom is de geschiedenis van de psychologie belangrijk en hoe moet deze benaderd worden? - Chapter 1

Waarom is deze cursus en de geschiedenis van psychologie van belang?

In de introductie wordt ingegaan op het belang van het bestuderen van geschiedenis in het algemeen. Allereerst wordt gesteld dat het heden moeilijk te begrijpen is zonder de historische context te kennen. Op de hoogte zijn van de geschiedenis biedt perspectief en de mogelijkheid om lessen te trekken die toe te passen zijn op hedendaagse problematiek. Het maakt ons daarnaast bescheiden, omdat de historie ons toont dat het heden in veel opzichten niet zo anders dan vroeger het geval was: iets wat we soms in onze arrogantie kunnen denken. Tot slot is het bestuderen van geschiedenis uiteindelijk niets anders dan het proberen te beantwoorden van de grote vragen des levens en het begrijpen van menselijk gedrag. Daarom zouden psychologen in het bijzonder per definitie geïnteresseerd moeten zijn in geschiedenis. De geschiedenis van de psychologie is daarbij in het bijzonder van belang, omdat psychologie nog in de kinderschoenen staat (ongeveer 130 jaar oud). Nog steeds worden deels dezelfde vraagstukken onderzocht als diegene waar het vakgebied ooit mee begon. Als je op de hoogte bent van hoe de eerste denkers, zoals Freud, over bepaalde zaken dachten, kun je leerzame parallellen trekken met hedendaagse studies. Daarbij komt dat een geschiedenis van de psychologie eenheid kan verschaffen in een bijzonder divers en verbrokkeld wetenschapsveld. Daarbij maakt het op de hoogte zijn van de geschiedenis van de psychologie je tot een kritischer denker, omdat het de soms geclaimde uniciteit van een doorbraak in historisch perspectief kan relativeren. Tot slot is deze cursus naast een geschiedkundige ook een psychologische cursus en probeert het veel kennis over menselijk gedrag samen te vatten.

Welke kernconcepten zijn er in de geschiedenis van de psychologie?

Furumoto maakte onderscheid tussen nieuwe en oude geschiedenis. Oude geschiedenis focust op de grote doorbraken en mijlpalen. Het beschrijft het voortschrijdend inzicht dat is verkregen over de jaren. Het biedt een legitimatie voor het bestaan en de relevantie van hedendaagse psychologie. Een resultaat hiervan is de creatie van ontstaansmythes, waarin een bepaalde geboortedatum van een vakgebied op arbitraire wijze wordt geclaimd. Oude geschiedenis laat zich kenmerken door presentisme, internisme en personalisme. Nieuwe geschiedenis, aan de andere kant, is meer historisch/contextueel, externistisch en naturalistisch. Presentisme is het slechts in termen van het heden interpreteren van het verleden. Dit staat tegenover historicisme, waarin historische context gebruikt wordt bij de interpretatie. Presentisme is gevaarlijk, omdat het er vanuit gaat dat de hoofdrolspelers uit de geschiedenis op dezelfde manier dachten als wij nu denken. Het gaat daarmee voorbij aan de verschillen in historische context. Interne geschiedenis is geschreven in de context van een bepaald vakgebied. Het wordt ook wel ideeëngeschiedenis genoemd. Het beschrijft de evolutie van theorie en onderzoek maar gaat voorbij aan de invloeden van buiten het vakgebied die ook invloed hebben. Externe geschiedenis neemt deze externe invloeden ook mee. Een voorbeeld uit de psychologie is bijvoorbeeld dat de ontwikkeling van computers (een externe gebeurtenis) grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de cognitieve psychologie.

Personalistische geschiedenis beschouwt individuen als de hoofdrolspelers in geschiedenis. Personalistische geschiedenis creëert eponiemen, waarbij de namen van individuen worden gebruikt om een tijdperk aan te duiden. Dit maakt het makkelijk te onthouden maar het impliceert een al te grote invloed van het individu. Naturalistische geschiedenis benadrukt het algemene intellectuele en culturele klimaat van een bepaald tijdperk. In naturalistische geschiedenis wordt de Zeitgeist (tijdgeest) als vele male invloedrijker beschouwd dan het individu. Voor historici is het duidelijk dat de nieuwe geschiedenis de betere methodiek is. Voor de schrijver van dit studieboek, echter, is het meer ambigu. Dit boek houdt het midden tussen een historisch overzicht en een psychologieboek. In dat laatste ligt de nadruk meer op oude geschiedenis. De schrijver probeert daarom een balans te vinden tussen oude geschiedenis en nieuwe geschiedenis.

Edwin G. Boring (1886-1968) publiceerde in 1929 A History of Experimental Psychology, een zeer beroemd werk over de geschiedenis van de psychologie. Hij was een ingenieur student, maar nam een cursus elementaire psychologie onder Titchener (hoofdstuk 7). Onder Titchener verkreeg Boring in 1914 een PhD. Zijn interesses binnen de psychologie waren breed:

  • Het menselijk leren bij doolhoven;

  • Vernieuwing van zenuwen;

  • Het leerproces bij schizofrenen;

  • De accuraatheid van ooggetuigen;

  • Viscerale gevoeligheid.

Wat is historiografie?

Historiografie is het schrijven van geschiedenis, maar impliceert ook de methodiek van historici die gebruikt wordt voor het vergaren van historische kennis. Het is belangrijk om het verschil te begrijpen tussen het verleden en geschiedenis. Het verleden is voorbij; geschiedenis is wat historici van het verleden maken. De geschiedenis is dus een selectie en interpretatie van sporen van het verleden. Er is een verschil tussen primaire en secundaire bronnen. Secundaire bronnen zijn gepubliceerde documenten, zoals artikelen en boeken. Primaire bronnen, vaak gevonden in archieven, zijn dagboeken, presentaties, correspondenties en notulen. Een groot archief is de Archives of the History of American Psychology (AHAP). Er zijn een aantal moeilijkheden die een historicus op het pad vindt van bron naar publicatie. Deze problemen zijn te onderscheiden in problemen met data selectie en problemen met interpretatie. Bij data selectie is een probleem bijvoorbeeld dat er soms beslissende informatie ontbreekt. Daarnaast moet de historicus een oordeel vellen over de kwaliteit van de data, vooral bij ooggetuigen, dagboeken, correspondenties en andere subjectieve bronnen.

Ten tweede zijn er problemen met interpretatie. Schrijvers van geschiedenis proberen normaal gesproken objectief te zijn, maar zowel de individuele kenmerken van de schrijver als de kenmerken van de historische context waarin de historicus de geschiedenis optekent, hebben invloed op wat er uiteindelijk op papier komt te staan. Een bekende misstap die historici kunnen begaan, is denken dat na het analyseren en optekenen van een gebeurtenis de klus geklaard is. Geschiedenis moet voortdurend herzien worden in het licht van nieuwe informatie en nieuwe methodes. Hierbij is een gezonde dosis scepsis een goed middel om alle geschiedenis te lezen, inclusief dit boek. Het is hierbij moeilijk om een gezonde balans te vinden tussen relativisme en arbitraire claims. De historicus is altijd beperkt door zijn of haar eigen subjectiviteit. Het is van groot belang voor een historicus om hiervan op de hoogte te zijn, maar ook voor de lezer van geschiedenis is het belangrijk te weten dat volledige objectiviteit niet bestaat. Net zoals wetenschappelijke theorieën tijdelijke werkhypotheses zijn die toekomstig onderzoek richting geven, kunnen historische waarheden beschouwd worden als handige gidsen voor hedendaagse historici.

Miles paper

De zogenaamde Miles Papers zijn een geweldige informatiebron voor de geschiedenis van de psychologie. Walter Miles (1885-1978) reisde in 1920 rond door Europa. Hij wilde de band verstevigen tussen de Carnegie Lab en vergelijkbare Europese laboratoria; hij bezocht hiervoor 57 laboratoria in 9 verschillende landen. In Londen ontmoette hij Edward Scripture; zijn 'academische grootvader'. Deze ontmoeting was niet erg geslaagd en het gesprek verliep eenzijdig, Scripture leek enigszins beschaamd. Het verhaal is geëvolueerd tot een les in moraliteit; over iemand die van een academisch talent groeide tot een arrogante, uitbundige onderzoeker die zo onbekend raakte, dat zijn dood onopgemerkt voorbij ging.

In de introductie wordt ingegaan op het belang van het bestuderen van geschiedenis in het algemeen. Allereerst wordt gesteld dat het heden moeilijk te begrijpen is zonder de historische context te kennen. Op de hoogte zijn van de geschiedenis biedt perspectief en de mogelijkheid om lessen te trekken die toe te passen zijn op hedendaagse problematiek. Het maakt ons daarnaast bescheiden, omdat de historie ons toont dat het heden in veel opzichten niet zo anders dan vroeger het geval was: iets wat we soms in onze arrogantie kunnen denken. Tot slot is het bestuderen van geschiedenis uiteindelijk niets anders dan het proberen te beantwoorden van de grote vragen des levens en het begrijpen van menselijk gedrag. Daarom zouden psychologen in het bijzonder per definitie geïnteresseerd moeten zijn in geschiedenis. De geschiedenis van de psychologie is daarbij in het bijzonder van belang, omdat psychologie nog in de kinderschoenen staat (ongeveer 130 jaar oud). Nog steeds worden deels dezelfde vraagstukken onderzocht als diegene waar het vakgebied ooit mee begon. Als je op de hoogte bent van hoe de eerste denkers, zoals Freud, over bepaalde zaken dachten, kun je leerzame parallellen trekken met hedendaagse studies. Daarbij komt dat een geschiedenis van de psychologie eenheid kan verschaffen in een bijzonder divers en verbrokkeld wetenschapsveld. Daarbij maakt het op de hoogte zijn van de geschiedenis van de psychologie je tot een kritischer denker, omdat het de soms geclaimde uniciteit van een doorbraak in historisch perspectief kan relativeren. Tot slot is deze cursus naast een geschiedkundige ook een psychologische cursus en probeert het veel kennis over menselijk gedrag samen te vatten.

Heeft de psychologie zich ontwikkeld vanuit filosofische fundamenten? - Chapter 2

Wat is het verschil tussen psychologie en filosofie?

Psychologie heeft diepe wortels in de filosofie. Sinds jaar en dag proberen mensen antwoord te geven op de grote vragen des levens. Sinds halverwege de negentiende eeuw is de psychologie echter een eigen weg op gegaan. Het verschil tussen filosofie en psychologie is namelijk dat psychologie dezelfde vragen probeert te beantwoorden, maar met een experimenteel-wetenschappelijke methode in plaats van door filosofische analyse. Ebbinghaus heeft het daarom over een lang verleden (de filosofische wortels) en een korte geschiedenis (de psychologische methodiek). De filosofische context begint in feite al met de oude Griekse filosofen, maar Goodwin begint later: bij de 17de -eeuwse denker René Descartes.

Wat is het belang van Descartes (1596-1650) geweest voor de psychologie?

De context waarin Descartes zijn ideeën ontwikkelde, was die van de late renaissance. Deze tijd werd gekenmerkt door een nieuwe opleving van de wetenschap en kunst. Een belangrijk thema in de filosofie en wetenschap was het uitdagen van religieuze ideeën die in de middeleeuwen dominant waren. Dit leverde een grote strijd op tussen de kerk en wetenschappelijk denkers. Copernicus suggereerde dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het universum was, dit werd later bewezen door Galilei. Sir Francis Bacon pleitte voor een inductieve benadering van wetenschap, in plaats van de Griekse deductieve methode. Hij vond dat wetenschappers theorieën moesten ontwikkelen door de natuur te observeren zoals deze zich voordeed, in plaats van conclusies te trekken op basis van deductieve analyse. Deze methode is dus een sterk empirische methode. In de psychologie was met name B.F. Skinner erg gecharmeerd van deze methodiek en hij ontwikkelde op basis hiervan het behaviorisme.

Descartes kreeg een gemengde opleiding, waarin zowel jezuïtische educatie als wetenschappelijke beginselen centraal stonden. Descartes was een groot talent en kreeg speciale privileges. Toen hij van school af kwam, liet hij de jezuïtische principes grotendeels varen en focuste zich op de wetenschappelijke methode. Hij was ervan overtuigd dat hij een theorie van alle kennis kon ontwikkelen waarbij wiskunde aan de basis stond. Hij was niet de enige in deze tijd. Bacon, Galilei, Newton, van Leeuwenhoek en Harvey waren tijdgenoten van hem. De afbrokkeling van de kerk en wetenschappelijke doorbraken creëerden een groot optimisme onder denkers zoals Descartes dat alle kennis in de wereld vergaard kon worden.

Descartes was een echte rationalist: hij geloofde dat de waarheid zich kon openbaren aan de hand van logisch nadenken. Hij vond dat de waarheid niks anders was dan dat waarover geen twijfel bestond. Hij gebruikte hierbij een strategie waarbij hij een probleem opdeelde in kleinere deelproblemen. Hij werkte hierbij van de simpelste deelproblemen toe naar de meest complexe en hij herzag zijn conclusies regelmatig om er zeker van te zijn dat hij niets over het hoofd zag. Dit lijkt nu allemaal nogal vanzelfsprekend, maar in zijn tijd was deze methode uniek.

Descartes maakte onderscheid tussen aangeboren ideeën en afgeleide ideeën. Aangeboren ideeën zijn de ideeën waarbij we ons verstand gebruiken om tot conclusies te komen. Hij noemde deze aangeboren, omdat de mogelijkheid om ons verstand te gebruiken aangeboren is. Dit maakt Descartes tot een nativist. Afgeleide ideeën zijn ideeën die rechtstreeks afgeleid zijn uit onze ervaringen en perceptie.

Descartes was ook een bekende dualist, iemand die onderscheid maakt tussen lichaam en geest. Deze zijn volgens hem gescheiden, omdat lichamen ruimte gebruiken en hierin voortbewegen. De geest gebruikt geen fysieke ruimte en beweegt ook niet. De geest geeft de mogelijkheid tot nadenken en het lichaam is meer een voortbewegingsmachine. Het idee dat het lichaam een machine is, maakt Descartes een mechanist. Hieruit vloeide ook zijn theorie van dichotomie voort, het idee dat dieren geen geest hebben en mensen wel. Descartes geloofde wel dat lichaam en geest invloed op elkaar uit konden oefenen. Dat maakt hem een interactionist.

Descartes probeerde ook emoties te analyseren. Hij probeerde de reflex te verklaren als een automatische stimulus-respons reactie. Dit verschafte ook een model voor zijn lichaam-geest dualisme. Spieren werden volgens hem namelijk voortbewogen door een dierlijke kracht. De geest kan deze dierlijke krachten aansturen om spieren te bewegen. Spieren kunnen echter ook automatisch bewegen in het geval van een reflex. Hij had een uitgebreide theorie over de precieze mechanismen die de reflex verklaarden. Volgens Descartes was er daarnaast ook interactie mogelijk tussen lichaam en geest. Het was echter problematisch hoe deze interactie precies verliep. Uiteindelijk kwam Descartes tot de conclusie dat dit gebeurde in een deel van het brein dat de pijnappelklier heet, vanwege de volgens hem strategische ligging. Natuurlijk zat Descartes er wat dit betreft naast. Bovendien had het ook niet verklaard hoe de niet-fysieke geest het fysieke lichaam aan kan sturen. Het belangrijke voor de psychologie is dan ook niet Descartes vorderingen in het lichaam-geestparadigma, maar vooral zijn poging om psychologische concepten aan de hand van een fysiologisch model uit te leggen.

Welke denkers ontwikkelden het Britse empirisme en associationisme?

Ten tijde van het verspreiden van Descartes’ invloed ontstond in Engeland een stroming die zich kenmerkte door rationalisme en empirisme. John Locke (1632-1704) was een belangrijke denker van deze beweging. Hij dacht veel na over epistemologie, de studie naar menselijke kennis en het vergaren van kennis. Hij verwierp het idee van aangeboren ideeën van Descartes en vond dat alle ideeën die mensen hadden, waren verkregen op basis van wat mensen ervaarden. De geest was een blanco vel papier (tabula rasa), waarop door ervaringen geschreven kon worden. Sensatie en reflectie zijn volgens hem de enige twee bronnen voor kennis. Locke onderscheidde daarnaast simpele ideeën van complexe ideeën. Simpele ideeën zijn het resultaat van basale perceptie en simpele reflectie. Complexe ideeën impliceren verscheidene andere ideeën die een combinatie kunnen zijn van simpele en complexe ideeën. Het idee dat complexiteit kan worden begrepen door het op te delen in kleinere delen heet atomisme en is de basis voor veel vroege systemen van psychologie. Locke maakte ook onderscheid tussen primaire en secundaire eigenschappen van een object. De primaire eigenschappen zijn inherent aan het object. Secundaire eigenschappen, daarentegen, zijn afhankelijk van perceptie. Een implicatie van Locke’s theorieën is dat mensen die andere ervaringen hebben gehad, anders denken over de wereld.

Locke had ook ideeën over educatie en opvoeding. Dit zijn de belangrijkste onderdelen:

  1. Locke streefde het puriteinse idee na dat fysieke gezondheid, simpelheid, initiatief en inspanning belangrijke kernwaarden zijn.

  2. Een goede opvoeding begint vroeg volgens Locke. Kinderen moeten al jong bepaalde gewoonten aanleren, wanneer hun geest nog buigzaam is.

  3. Locke verwierp straffen. Een gestraft kind raakte in zijn ogen gedemotiveerd.

  4. Locke verwierp ook concrete beloningen, omdat dit het ontwikkelen van intrinsieke motivatie tegengaat.

George Berkely (1685-1753) paste het concept van empirisme toe op perceptie. De context waarin hij zijn ideeën ontwikkelde, was die waarin het determinisme een dominant denkkader was. Determinisme stelt dat alle gebeurtenissen een logisch gevolg zijn van wat er daarvoor gebeurd is. Het houdt daarmee ook in dat vrije wil niet bestaat en we dus wellicht ook niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor onze daden. Berkeley was geïnteresseerd in visie. Hij zag dat onze pupillen zich vernauwen en verwijden als we objecten ver weg of dichtbij bekijken. Hij bedacht de term subjectief idealisme (of immaterialisme): we kunnen er niet zeker van zijn dat objecten daadwerkelijk bestaan; we kunnen er alleen zeker van zijn dat we ze waarnemen. Hij was daarmee een van de eerste die de abstracte epistemologie (hoeveel kunnen we weten over wat waar is en wat niet?) veranderde en toepaste in een concreet vraagstuk (wat is de rol van perceptie in hoe wij denken over wat waar is en wat niet?). Associationisme is

Read more
On Kuhns case, and Piaget's. History of the Human Sciences - Burman - 2020 - Artikel

On Kuhns case, and Piaget's. History of the Human Sciences - Burman - 2020 - Artikel


Waar gaat dit artikel over?

John Forrester schreef in “On Kuhns case” dat “The Structure of Scientific Revolutions” een belangrijke invloed had gehad op zijn eigen leven. Ook schreef hij over het vinden van “andere waarheden” en “andere persoonlijkheden" (selves) met betrekking tot identiteit. Zo beschreef hij hoe Kuhn een historicus was, maar ook een filosoof die geïnteresseerd was in de psychoanalyse. Kuhn had veel invloed gehad op wetenschappers en de wetenschap. Zo worden wetenschappelijk historische gebeurtenissen tegenwoordig anders geïnterpreteerd vergeleken met vóór Kuhn. Tegenwoordig wordt er bij historische gebeurtenissen vooral geschreven over de invloed van de omgeving en gaat het niet meer om een speciale ‘leider’ met ‘obsessies’. Kuhns ideeën hadden ook invloed op hoe namen worden gebruikt. Zo wordt de naam ‘Pavlov’ niet alleen gebruikt om Ivan Pavlov aan te duiden: er wordt ook gerefereerd naar het Pavlov laboratorium en alle mensen die daar zijn geweest. Ook worden namen gebruikt om bepaalde perioden aan te geven, bijvoorbeeld “vóór Kuhn” en “na Kuhn”. Dit betekent dat biografieën van wetenschappers vaak niet over de wetenschapper zelf gaan, maar meer over de relaties tussen de wetenschapper en zijn omgeving. Dit betekent dat historische verhalen tegenwoordig referentieel zijn. Dit is terug te zien in Forrester’s werk “Language and the Origins of Psychoanalysis”. Volgens Forrester is psychoanalyse niet gebaseerd op biologie of neurologie, maar is het gebaseerd op linguïstiek en filologie.

Een probleem met referentiele geschiedenis is dat er soms een bepaalde invloed is, maar dat er geen referentie is naar de bron van deze invloed. Dit wordt dan ‘hauntology’ (achtervolging) genoemd.

Forrester schreef over Kuhn en beschreef hoe Kuhns problemen leken op die van hem. Hij schreef dat hij achtervolgd (haunted) werd door dit idee. Echter, niet alleen Forrester, ook veel andere hedendaagse wetenschappers worden nog achtervolgd door Kuhn zijn ideeën. Volgens Forrester werd Kuhn beïnvloed door Piaget, Kant, Bruner en Postman. Forrester richtte zich op de invloed van Piaget op Kuhns ideeën. Volgens Forrester was Kuhn beïnvloed door Piaget, maar refereerde Kuhn niet genoeg naar Piaget.

In dit artikel wordt beschreven hoe Forrester werd achtervolgd door Kuhn, en hoe Kuhn werd achtervolgd door Piaget.

Wat valt er te zeggen over Piaget?

Jean Piaget was een bioloog die uiteindelijk een filosoof werd. Hij is een van de grote namen in de hedendaagse psychologie. In 1957, tijdens de Koude Oorlog, ontstond er de behoefte tot het opleiden van wetenschappers, technologen, ingenieurs en wiskundigen. Piaget’s werk over de ontwikkeling van kinderen was hierbij belangrijk, de vraag was namelijk: hoe ontwikkelen kinderen zich intellectueel en hoe kunnen wij dit beïnvloeden? Echter was Piaget hier niet in geïnteresseerd. Ook identificeerde hij zichzelf niet als “ontwikkelingspsycholoog”. In plaats daarvan noemde hij zichzelf “genetisch epistemoloog”. Ook was zijn methode vooral gebaseerd op biologie en filosofie. Zijn latere werk was gebaseerd op de Zweedse variant van de psychoanalyse. Piaget schreef ook autobiografieën. Echter waren deze schrijfsels erg idealistisch en schreef hij niet over zijn interesse in de psychoanalyse. Dit leidt ertoe dat men geen goed beeld kon vormen van de échte Piaget.

Een van de beste boeken over Piaget’s denkwijze is het boek “Piaget before Piaget”. Dit boek beschrijft de vroege levensjaren van Piaget tot zijn afstuderen. Het boek beschrijft Piaget, op basis van archieven, vóórdat hij beroemd werd. Pas na dit boek raakte Piaget geïnteresseerd in de psychoanalyse. Er kwam echter nog een boek, genaamd “Jean Piaget and Neuchâtel”, waarin het verdere verloop van Piaget’s carrière werd beschreven. Zo was Piaget een doctoraat in filosofie begonnen, maar had hij deze nooit afgemaakt. Dit wordt gezien als een belangrijke periode voor Piaget’s otnwikkeling. Echter, er ontbreken details over deze periode, wat het moeilijk maakt om kennis te ontwikkelen hierover.

Wat voor paradox was er?

De archieven die werden gebruikt om boeken te schrijven over Piaget tonen aan dat de situatie rondom Piaget veel genuanceerder is dan werd gedacht. Er blijkt zelfs een paradox te zijn, dat zelfs invloed heeft gehad op Kuhn. Zo schreef Kuhn:

“Ik heb veel gelezen over Piaget. En ik dacht, goh, deze kinderen ontwikkelen ideeën op dezelfde manier als wetenschappers. Echter – en ik denk dat Piaget dit zelf niet goed begreep -, deze kinderen worden gesocialiseerd; het is geen spontaan leren wat ze doen. Ze leren datgeen wat er al bestaat.”

Er bestond ook een paradox, dat te maken had met conflicterende interpretaties van Piaget’s werk. Dit betekent dat er een behoefte is aan herinterpretatie van zijn werk. Dit kan bereikt worden door beter te kijken naar zijn ideeën over ‘part-wholism’.

Wat was Piaget’s part-wholism?

In een autobiografische passage schreef Piaget:

“Ik begreep opeens (toen ik 18 werd), dat alles in de wereld (cellen, organismen, soorten, de maatschappij) alleen maar gedeeltes (parts) zijn van een groter geheel (whole).”

Wanneer men dit leest vanuit het beeld van Piaget vóór de Tweede Wereldoorlog, kan dit betekenen dat kinderen individuele delen zijn van een groter geheel. In het boek “Mouvement et Vitesse” beschreef Piaget hoe kinderen snelheid en beweging waarnemen. Volgens Piaget zien kinderen snelheid als dat één part wordt overgenomen door een andere part. Pas wanneer kinderen zich ontwikkelen zien zij snelheid in relatie tot een geheel. Dit werk toont aan dat, om kinderen te kunnen begrijpen, men zich moet verplaatsen in het kind.

Piaget schreef ook over hoe kinderen redeneren met getallen. Hij schreef: “het kind kan echter een geheel zien of gedeelten, maar niet het geheel én één gedeelte”. Ook schreef Piaget dat een belangrijke ontwikkeling van kinderen is dat zij zich realiseren dat ze onderdeel zijn van een groter geheel. Piaget beschreef ook zijn part-wholism theorie in relatie tot sociale systemen waarin kinderen ontwikkelen.

Piaget’s idee over dit part-wholism was de basis voor zijn latere ideeën. Zo beschreef hij hoe kennis ontstaat: het ontstaat altijd in een ‘sociaal milieu’, dat een bepaalde manier van leren voorschrijft (normen en waarden). Iemand zijn of haar denkwijze is dus gebaseerd op zijn of haar sociale leven.Dit betekent dus ook dat vóórdat iemand iets kan leren, hij of zij toegang moet hebben tot ervaringen en kennissen.

In Piaget’s essay genaamd “genetische logica en sociologie” beschrijft hij dat de ontwikkeling van een kind het resultaat is van aanpassing aan de sociale en fysieke omgeving. Hij beschrijft ook dat “door imitatie en taal, en door druk vanuit volwassenen wordt een kind gesocialiseerd”. Opmerkelijk is dat Piaget zijn theorie baseerde op slakken: hij vergeleek slakken met hele jonge baby’s. Dit betekent dat Piaget eigenlijk een bioloog was: echter was zijn biologische benadering gebaseerd op psychologie en zijn psychologie was gebaseerd op biologie. Deze relatie moet men in de gaten houden wanneer men probeert Piaget’s werk te interpreteren. Ook bepaalde termen, die men vooral vanuit een psychologisch perspectief interpreteert, moeten anders geïnterpreteerd worden. Zo gebruikte Piaget de term ‘accommodatie’ voor veranderingen in mensen, en niet ‘adaptatie’. Wanneer hij refereerde naar ‘adaptatie’, gebruikte hij de term ‘reflexen’. Piaget was dus beïnvloed door drie verschillende benaderingen; een sociale benadering, een biologische benadering, en een logische benadering.

Wat waren Piaget’s ideeën?

Volgens Piaget oefenen volwassenen druk uit op het ontwikkelende kind. Deze druk, samen met coöperatie en reciprociteit zorgen er voor dat kinderen dingen leren en dus de overtuigingen van volwassenen overnemen. Dit betekent niet dat hetgeen wat zij hebben geleerd ‘de waarheid’ is. Wanneer kinderen later in staat zijn tot abstract redeneren, leren zij dingen zelf. Dit is een modern ideaal in Piaget’s werk. Dit is dus een vorm van logica: ontwikkeling verloopt in stappen. Echter beschreef Piaget logica ook op een andere manier. Zo beschreef hij logica als de manier om tot uitkomsten te komen waar iedereen het mee eens is. Volgens Piaget kan logica ontwikkelen.

Wat valt er nog meer te zeggen?

Door dieper te duiken in Piaget’s vroegere werken kan er een beter beeld ontstaan van de theorie die zo gepopulariseerd werd in Amerika. Er zijn een aantal belangrijke opmerkingen: Piaget’s vroege werk gaat niet alleen over cognitieve ontwikkelingen. Kinderen hun mogelijkheid tot leren is vergelijkbaar met aanpassing in een slak. Door veranderingen in de omgeving trekt de slak zich terug in zijn huisje. Mensen en kinderen doen iets soortgelijks: ze houden zich vast aan objecten, maar ook aan mensen en aan ideeën.

Piaget maakte later de overstap van biologie naar de psychoanalyse. Zo beschreef hij mentale ontwikkeling als “de transitie van het onbewuste naar het bewustzijn en het overkomen van conflicten tijdens dit proces”. Deze conflicten konden zowel intellectueel als moreel van aard zijn. De belangrijkste invloed van de psychoanalyse op Piaget’s werk is dat Piaget een voorstander was van het interviewen van kinderen om meer inzicht te krijgen op hun prestaties bij intelligentietests.

Wat valt er te concluderen?

Volgens dit artikel delen post-Kuhniaanse analisten en historici dezelfde waarden als Piagetiaanse ontwikkelingspsychologen. Echter zou het beter zijn als de term “ontwikkeling” zou worden vervangen door “genetische epistemologie”. De overeenkomst is dat beiden ‘in het hoofd’ van anderen willen kijken en de wereld willen bekijken vanuit de individu.