Melk en water - Arrest

Melk en Water (HR 14-02-1916, NJ 1916, 681)

Relevant artikel

Art. 47 Sr.

Casus

Een veehouder heeft zijn melk aangelengd met water. Hij laat een werknemer de aangelengde melk afleveren onder de benaming volle melk. De veehouder wordt verdacht van het in strijd met art. 303 APV doen afleveren van melk onder de benaming volle melk, terwijl daaraan water is toegevoegd. Het doen plegen van een strafbaar feit is in strijd met artikel 47 lid 1 Sr.

De verdachte veehouder verweert zich door te stellen dat ten onrechte niet is onderzocht of de feitelijke dader, zijn werknemer die de melk afleverde, niet aansprakelijk is. De veehouder stelt zich op het standpunt dat de feitelijke dader, zijn werknemer, aansprakelijk kan worden gesteld voor dit strafbare feit, omdat de strafbepaling in art. 303 APV geen schuld vereist. Het feit dat de werknemer niet bekend was met de samenstelling van de af te leveren melk doet volgens de verdachte niet af aan zijn aansprakelijk, want immers is er geen schuld vereist.

De Hoge Raad denkt hier anders over. Van de feitelijke dader in kwestie kan niet verlangd worden de melk te onderzoeken op zijn samenstelling. Dan rest bij de Hoge Raad de vraag of het gerechtvaardigd is dat iemand waarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden onderzoek te verrichten naar het te verkopen product wel aansprakelijk gesteld kan worden voor de misleidende benaming waaronder het product wordt verkocht.

Rechtsvraag

Is art. 47 lid 1 sub 1, 'doen plegen', ten onrechte toegepast?

Rechtbank

De rechtbank besliste dat de knecht als ondergeschikte van de veehouder niet geacht kon worden gerechtigd te zijn geweest te onderzoeken of aan de melk die hij van zijn baas moest afleveren water was toegevoegd, zodat de knecht straffeloos bleek en de veehouder dus strafbaar was.

Hoge Raad

De Hoge Raad sloot zich bij de opvatting van de rechtbank aan, overwegende ‘dat toch niets, zeker niet de geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, dwingt ertoe om aan te nemen, dat bij het niet vermelden van schuld als element in de omschrijving van een strafbaar feit de wetgever het beginsel hanteert dat bij afwezigheid van alle schuld toch strafbaarheid moet worden aangenomen, tenzij er een grond tot uitsluiting daarvan in de wet mocht zijn aangewezen; dat om deze tegen het rechtsgevoel en het beginsel ‘geen straf zonder schuld’ indruisende leer te aanvaarden, de noodzakelijkheid daarvan uitdrukkelijk uit de omschrijving van het strafbare feit zou moeten volgen, hetgeen ten deze niet het geval is’. De Hoge Raad introduceerde zo de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond, te weten: afwezigheid van alle schuld (avas) voor het geval de schuld niet in de delictsomschrijving voorkomt en er geen beroep op een wettelijke schulduitsluiting mogelijk is.

Men kan zeggen dat bij dit arrest de leer van het materiële feit werd verlaten.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.