Ne bis in idem, art. 4:6 Awb (ABRvS 23-11-2016)

Casus

Een mevrouw is ingeschreven in het GBA van de gemeente Vaals, op basis van een door haar onder ede afgelegde verklaring. 10 jaren later verzocht zij voor het eerst om deze gegevens te wijzigen, hetgeen het college van B&W weigerde. Herhaalde verzoeken werden eveneens afgewezen, omdat er volgens het college van B&W geen sprake was van nieuwe feiten of veranderende omstandigheden.

ABRvS

Tot deze uitspraak hanteerde de ABRvS het ne bis in idem-beoordelingskader bij besluiten op herhaalde aanvraag, art. 4:6 lid 2 Awb. In deze uitspraak stapt de ABRvS hier nadrukkelijk vanaf. Voortaan wordt er getoetst in het licht van de tegen het besluit aangevoerde beroepsgronden.

Als het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst, toetst de bestuursrechter het besluit op die aanvraag aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden: het besluit wordt beoordeeld als ware dit het eerste besluit over de aanvraag.

Als het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag afwijst op de grond dat er geen sprake is van nova, art. 4:6 lid 2 Awb, toetst de bestuursrechter, ook aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en het beleid van het bestuursorgaan, of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig en gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderende omstandigheden.

Voortaan zal het besluit van het bestuursorgaan op een herhaalde aanvraag als uitgangspunt worden genomen door de bestuursrechter. De rechter beoordeelt niet langer zelf of er sprake is van nieuwe feiten of veranderende omstandigheden. Pas als het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag afwijst op inhoudelijke gronden, wordt het besluit door de bestuursrechter getoetst al ware dit het eerste besluit over de aanvraag.