Ondernemingsrecht & Rechtspersonen: opleiding tot studeren in het buitenland

 

Ondernemingsrecht en rechtspersonen in binnen- en buitenland: van studie, stage tot onderzoek doen

 

Bedrijfsrecht - Faillissements- en insolventierecht - Handelsrecht - Rechtspersonen - Vennootschapsrecht

JoHo: crossroads uit bundel

  Themapagina

Inhoud

Ondernemingsrecht

  • Wat is handelsrecht?
  • Wat is ondernemingsrecht en waarom bestaat rechtspersonenrecht?
  • Wat is faillissementsrecht en waarom bestaat insolventierecht?

Studiehulp en samenvattingen

  • Samenvattingen en studiehulp voor ondernemingsrecht
  • Samenvattingen en studiehulp voor handelsrechy

Vragen en antwoorden: o.a.

  • Wat wordt verstaan onder de BV, NV, vof en maatschap en welke voordelen en verplichtingen hebben deze rechtspersonen?
  • Wat zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen en hoe werken ze?
  • Hoe is aandeelhouderschap en lidmaatschap bij wet geregeld?
  • Wat is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtspersonen?
  • Wat is de regelgeving omtrent samenwerken tussen vennoten?
  • Op welke manieren mogen rechtspersonen vermogen bezitten?

Competenties en vaardigheden

  • Juridische vaardigheden: van arresten bestuderen tot argumenteren

Buitenland

  • Studeren in het buitenland
  • Stage in het buitenland
  • Aansprakelijkheid verzekeren in het buitenland
  • Rechtsbijstand verzekeren in het buitenland
Ondernemingsrecht, rechtspersonen en handelsrecht bestuderen: vragen en antwoorden

Ondernemingsrecht, rechtspersonen en handelsrecht bestuderen: vragen en antwoorden

Wat is ondernemingsrecht en waarom bestaat rechtspersonenrecht?

Wat is ondernemingsrecht en waarom bestaat rechtspersonenrecht?

Wat zijn de kernvragen van ondernemingsrecht?

  • In het ondernemingsrecht bevinden zich de rechtsvormen waarmee ondernemingen gedreven kunnen worden.
  • Het regelt drie onderwerpen: Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld? Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te verrichten? Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?

Waarom is ondernemingsrecht relevant?

  • De rechtsvorm is in feite een gereedschap om de onderneming goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het ondernemingsrecht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk beïnvloed worden door het functioneren van een onderneming. Een voorbeeld hiervan is de efficiency van een onderneming.
  • Ondernemingsrecht is dan ook noodzakelijke kost voor mensen die zich bezig houden met het opzetten van een bedrijf of andere rechtspersoon; actief en betrokken deelnemen in een rechtspersoon; of juristen, bedrijfskundigen, mediators, bestuurskundigen of anderen die conflicten binnen en tussen rechtspersonen proberen op te lossen.

Meer informatie

Wat is handelsrecht?

Wat is handelsrecht?

Wat is het handelsrecht?

  • Het juridische aspect van de handel zit hem vooral in het afsluiten van internationale commerciële contracten. Handelskoop is de grondslag; vervoer, betaling en verzekering zijn daarbij onmisbaar. De commerciële contracten in deze deelgebieden kunnen gezien worden als de schakels die samen de keten van de goederenstroom vormen. Bij handelsverkeer is er meestal sprake van een koopcontract, die vervolgens zorgt voor een goederen-, geld- en documentenstroom.
  • In de handel is zekerheid vereist. Er worden pas goederen overhandigd wanneer de betaling van die goederen verzekerd is. Aan de andere kant wil de koper ook waar voor zijn geld (value of money). Om deze reden zijn er documenten in het leven geroepen, waarbij geabstraheerd wordt van onderliggende rechtsbetrekkingen (wissel en cheque, documentair krediet, cognossement etc.).
  • Het handelsrecht bevat dan ook regelingen over - onder andere - het voeren van een bedrijf (boekhouding), vervoer (vervoersrecht), verzekeringen (verzekeringsrecht), faillissement (faillissementsrecht).

Wat is internationaal handelsrecht?

  • Het internationale handelsrecht beoogt in hoofdzaak door liberalisering van de handel in goederen en diensten bij te dragen aan de groei en ontwikkeling van de economie. Het bepaalt in hoofdzaak bevoegdheden, rechten en plichten van staten en internationale organisaties op het gebied van internationale handel. Het handelsrecht wordt beheerst door zowel mondiale als regionale organisaties.

Wat zijn de vijf kenmerken van het handelsverkeerrecht?

  1. Het beginsel van rechtszekerheid. De risico’s van handelsovereenkomsten worden verwerkt en berekend op grond van het toepasselijke recht. Internatonale verdragen, die toepasselijk zijn op zakelijke contracten, zijn vaak de bronnen van het handelsrecht. Nationaal recht is over het algemeen niet afgestemd op internationale rechtsverhoudingen, waardoor internationale regelingen een beter perspectief bieden op rechtszekerheid.
  2. Het beginsel van vertrouwensbescherming. Vertrouwensbescherming van derden is in de handel cruciaal. Houders van toonder- en orderpapieren kunnen niet worden bestookt met verweren uit de onderliggende rechtsverhouding in het kader waarvan het papier is uitgebracht.
  3. Vlot handelsverkeer. Het is van groot belang dat de goederenstroom spoedig en zonder juridische barrières plaatsvindt. Daarom zijn er een aantal hulpmiddelen tot stand gekomen die dit proces bevorderen, zoals de toonder- en orderpapieren die zorgen voor een eenvoudigere overdraagbaarheid van vorderingen aan derden. Derden mogen zich baseren op de schijn van recht die het papier laat zien; hetgeen niet kenbaar is aan derden, kan niet aan hen worden tegengeworpen.
  4. Drie en meer partijenverhoudingen. Derden zijn veelal nauw betrokken bij handelstransacties in het handelsverkeer. En het is daarom belangrijk dat deze derden beschermd worden.
  5. Internationale dimensie. Bij handelsrecht is er behoefte aan internationale overeenstemming, voor het nationale recht is er slechts een bescheiden rol weggelegd. Verdragen zijn daarom van groot belang.

Bronnen

Hoe zit het ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht in elkaar?

Hoe zit het ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht in elkaar?


Waar gaat ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht over?

  • Het ondernemings- en rechtspersonenrecht draait met name om de rechtsvormen en structuur van een organisatie, de bevoegdheid om als vertegenwoordigers van een organisatie rechtshandelingen te verrichten, en de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van de bestuurders
  • Het ondernemings- en rechtspersonenrecht is een onderdeel van het privaatrecht.
  • De rechtsvorm is in feite een gereedschap om de organisatie goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het dit recht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk beïnvloed worden door het functioneren van een organisatie. Een voorbeeld hiervan is de efficiency van een organisatie.

Wat zijn de kernvragen binnen het ondernemingsrecht

  1. Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld?
  2. Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te verrichten?
  3. Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?

    Welke rechtspersonen kent  Nederland?

    • Besloten Vennootschap
    • Naamloze Vennootschap
    • Vennootschap onder firma
    • Maatschap
    • Commanditaire vennootschap (tussenvorm)
    • Coöperatie (tussenvorm)
    • Verenigingen,
    • Onderlinge waarborgmaatschappijen
    • Stichtingen

    Wat zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen?

    • Een vereniging mag geen coöperatief doel hebben of een verzekeringsbedrijf uitoefenen waarin zij verzekeringsovereenkomsten sluit met haar leden (art 2:26 lid 1). Daarnaast mag ze geen winst verdelen onder haar leden (2:26 lid 3). De vereniging moet goed onderscheiden worden van de maatschap (7A:1655). Van een maatschap is sprake wanneer alle deelnemers iets inbrengen ten einde daarmee winst te behalen onder de leden. Wanneer hier geen sprake van is, is er sprake van een vereniging nu winstverdeling onder de leden daar niet is toegestaan.
    • Het is een vereniging overigens vrij een commercieel doel na te streven. De winst die behaald wordt mag slechts niet aan de leden worden uitgekeerd, maar wel aan derden. Uitkeringen met een ideële of sociale strekking mogen wel aan leden worden gedaan.
    • Opvallend is dat de wet geen precieze doelomschrijving geeft, maar slechts de beperkingen.
    • Art 2:285 lid 3 bepaalt: ‘het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben’. Er geldt dus een uitkeringsverbod voor de stichting. Slechts uitkeringen beperkt tot het ideële of sociale terrein zijn toegestaan aan anderen. Het is ook mogelijk om uitkeringen te doen aan oprichters etc. van de stichting voor zover zij onder de algemene regels vallen die de stichting heeft gesteld om tot uitkering over te gaan. Dit geldt echter niet wanneer oprichters etc. de enigen zijn die onder de algemene regels vallen.
    • Wanneer een stichting of vereniging uitkeringen doet die niet zijn toegestaan, kunnen zij deze op grond van onverschuldigde betaling terugvorderen. Een uitzondering op het uitkeringsverbod geldt voor onkostenvergoeding aan oprichters bestuurders etc. mits deze reëel zijn.
    • Hieruit valt op te maken dat dat de stichting en de vereniging vrijwel dezelfde doelen na kunnen streven. Er is nauwelijks een grenslijn te trekken tussen deze twee rechtspersonen. De beperkingen zijn meer gericht op het onderscheid tussen stichting en vereniging aan de ene kant, en vennootschap en coöperatie anderzijds.

    Hoe is aandeelhouderschap van een rechtspersoon bij wet geregeld?

    • Bij de NV/BV heeft het aandeel een aantal functies:
    1. Zeggenschap. Iedere aandeelhouder heeft een stemrecht; 1 stem per aandeel (art. 2:118/228 lid 1 BW; art. 2:38 BW).
      1. Aantrekken van geld. De aandeelhouder brengt een vermogen in de BV/NV in ter grootte van een bepaald nominaal bedrag. De hoogte van dit bedrag staat in de statuten vermeld.
      2. Verdelen van de winst. In beginsel krijgt iedere aandeelhouder een gedeelte van de winst. Dit wordt ook wel dividend genoemd. Hoe meer aandelen, des te meer dividend (art. 2:105/216 BW).
    2. Voor de aandeelhouder is het aandeel ook nog een vermogensobject: hij kan de aandelen verkopen.
    • Bij een personenvennootschap is het lidmaatschap persoonlijk en dit betekent dat het lidmaatschap dus niet overdraagbaar is. Dit betekent dat een lidmaatschap geen afzonderlijk goed is in de zin van art. 3:1 BW. Dit komt omdat de vennoot in een maatschap, vof of cv niet vrijelijk kan beschikken over zijn deel van het vermogen in de vennootschap. De vennootschap kan ook niet zonder toestemming worden overgedragen aan anderen, omdat het persoonlijke karakter van de personenvennootschap zich hier tegen verzet.

    Wat is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtspersonen?

    • De vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een BV/NV berust bij (één van) de bestuurders. Er zijn drie bijzonderheden te onderscheiden in art. 2:130/240 lid 3 BW.
      • De bevoegdheid alle mogelijke rechtshandelingen te verrichten namens de rechtspersoon noemt men ook wel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het bestuur heeft in beginsel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid.
      • Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid mag alleen beperkt worden, indien hiervoor een grondslag in de wet te vinden is.
      • Alleen de vennootschap kan tegenover derden een beroep doen op zo'n wettelijke uitzondering.
    • In het arrest Sluis (HR 09-07-1990, NJ 1191/51) ging de Hoge Raad in op de reikwijdte van niet uit de wet voortvloeiende beperkingen en voorwaarden. In dit arrest was de rechtsvraag of een bestuurder in een juridische procedure een verweerschrift mocht indienen namens de vennootschap, terwijl de medebestuurder dit niet wilde doen en er een afspraak bestond dat hieraan een bestuursbesluit ten grondslag moest liggen. De Hoge Raad gaf aan dat het handelen van de bestuurder die een verweerschrift wilde indienen gewoon een geldige rechtshandeling is, ook al is deze in strijd met de statuten.
    • In het arrest Bibolini (HR 17-12-1982, NJ 1983/480) overwoog de Hoge Raad dat het in beginsel niet relevant is of diegene op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking. Het is wel volgens de Hoge Raad mogelijk dat dit strijd met de goede trouw kan opleveren als degene toch handelt met de wederpartij, terwijl men wel op de hoogte was van de bevoegdheidsbeperking. Het is mogelijk dat als een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid is opgenomen in de statuten en de bestuurder niet handelt overeenkomstig deze beperking, de bevoegdheidsbeperking niet kan worden tegengeworpen aan de derde. De bestuurder kan wel aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 2:9 BW wegens het overtreden van interne afspraken binnen de vennootschap.

    Wat is de regelgeving omtrent samenwerken tussen vennoten?

    • De volgende elementen zijn bepalend voor de onderlinge rechtsverhouding tussen de vennoten: de overeenkomst, de samenwerking, de inbreng, de gemeenschap, het voordeel en de wijze van de verdeling daarvan.
    • Vennoten brengen een samenwerkingsverband tot stand, daardoor is toepassing van het overeenkomstenrecht niet altijd mogelijk. Een enkele partijafspraak is voldoende voor het aangaan van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.
    • De samenwerking staat centraal, de rechtsverhouding heeft een hoogst persoonlijk karakter en dient zijn rechtsgrondslag te hebben in de affectio societatis.
    • Partijen dienen samen te werken op voet van gelijkheid, zonder hiërarchische verhoudingen.
    • Samenwerking kan zowel duurzaam als incidenteel van aard zijn.
    • Het staat de individuele vennoot niet vrij om zijn positie aan derde over te dragen. De persoonlijke verbondenheid brengt mee dat het wegvallen van een der vennoten tot verstrekkende gevolgen leidt voor de rechtsbetrekking.
    • Indien een van de vennoten door dood, faillissement, curatele, overmacht of wanprestatie uitvalt zal dit in beginsel het einde van de vennootschap betekenen. Andere vennoten kunnen wel op nieuw beginnen of de draad weer oppakken.
    • Uitgangspunt van de wettelijk regeling is dat voor de bestuursbesluiten unanimiteit vereist is, bij het vetorecht moet wel rekening worden gehouden met de redelijkheid en billijkheid.
    • Deze unanimiteit kan de slagvaardigheid in de weg staan. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘beheren’ en ‘beschikken’.

    Op welke manieren mogen rechtspersonen vermogen bezitten?

    • Ondernemingen kunnen op verschillende manieren aan het vermogen komen waarmee zij hun activiteiten financieren. Dit kan door middel van eigen vermogen en vreemd vermogen (geleende middelen).
    • Een vereniging kan verbintenissen aan het lidmaatschap verbinden, bijvoorbeeld het betalen van contributie (art. 2:34a BW). Er moet wel een grondslag voor zijn in de statuten en bovendien moet er in de statuten vermeld zijn welke soort verbintenissen zijn toegestaan. Art. 2:36 lid 3 BW bepaalt dat leden hun lidmaatschap kunnen beëindigen, per direct, als van hen een zwaardere verplichting wordt gevraagd. Art. 2:46 BW is een bijzondere bepaling: krachtens dit artikel kan een vereniging, voor zover dit in de statuten uitdrukkelijk is bepaald, verplichtingen aangaan ten laste van haar leden. Ook hier moet de aard van de verplichting vermeld worden in de statuten. Om aan de verplichtingen gebonden te zijn hoeven de leden van de vereniging de verplichtingen dus niet te aanvaarden.
    • De coöperatie haalt haar “vermogen” uit transacties met haar leden, met derden en uit het drijven van haar onderneming (art. 2:53 BW). In de statuten moet staan of de gemaakte winst wordt uitgekeerd of ingehouden wordt en wie hierover beslist (art. 2:40 jo 53a BW).
    • Art. 2:285 BW geeft aan dat stichtingen beogen een bepaald doel te verwezenlijken door middel van een daartoe bestemd vermogen. Het maakt niet uit of dit vermogen al aanwezig is. Uitzicht op toekomstig vermogen is voldoende (bijv. donaties). Als deze vooruitzichten uitblijven kan de rechter de stichting ontbinden (art. 2:301 BW).
    • Krachtens art. 7A:1655 BW zijn de vennoten verplicht om iets in te brengen in de gemeenschap. De wetgever de vennoten heeft een hoop vrijheid gelaten wat betreft deze inbreng. Voor de maatschap, vof en cv zijn er geen wettelijke regels voor het tijdstip waarop de vennoten deze inbreng moeten inbrengen. De vennoten kunnen overeenkomen dat waardeveranderingen van zaken waarvan het genot is ingebracht, voor rekening komen van de gezamenlijke vennoten: inbreng van de economische eigendom van een zaak. De betreffende vennoot houdt dan de juridische eigendom van de ingebrachte zaak, maar de vennooschap mag de zaak gebruiken en draagt de lasten.
    • Partijen mogen afspreken dat op een bepaald moment de vennoot de oorspronkelijke waarde van het goed (wat in economische eigendom is ingebracht) vergoed krijgt van de voormalige maatschap/vof (Rouma/Levelt, HR 24-01-1947, NJ 1947/71). Ook in het huidige recht blijft dit arrest van belang. In hetzelfde arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de vennoot bij vereffening van de maatschap/vof recht heeft op terugbetaling van de oorspronkelijke vermogenswaarde van het ingebrachte, tenzij deze door verliezen is verloren gegaan.
    • Als de medevennoten hiermee instemmen, kan een vennoot zijn inbreng (deels) terugnemen of verhogen.
    • Een maatschap, vof en cv hebben geen rechtspersoonlijkheid, waardoor het lastig is om te bepalen of zij de inbreng kan vorderen. Aanvaard is in elk geval dat de openbare maatschap, vof en cv zelfstandig bevoegd zijn om zelf in rechte op te treden om de inbreng te vorderen van de nalatige vennoot.
    • De goederen die in de maatschap, vof en cv zijn ingebracht en die zij verwerven, vormen een gemeenschap in de zin van Boek 3, titel 7 BW. Daardoor zijn art. 3:166-188 BW van toepassing. Volgens de auteurs is deze gemeenschap een bijzondere gemeenschap (art. 3:189 BW). Het gemeenschappelijk vermogen heeft hierdoor een afgescheiden karakter: tot deze gemeenschap behorende schulden kunnen op de goederen van de gemeenschap worden verhaald (art. 3:192 BW). Deze schulden worden ook wel zaaksschulden genoemd. De essentie van deze gedachte, is dat schuldeisers bij uitsluiting verhaal ehbben op het gemeenschappelijk vermogen: ze hebben een exclusief verhaalsrecht.
    • In beginsel kan de vennoot niet beschikken over zijn aandeel in de gemeenschap (art. 3:191 BW); de aard van de maatschap, vof of cv als samenwerkingsverband brengt dit met zich mee. Dit verschijnsel wordt beschikkingsgebondenheid genoemd. In Van den Broeke/Van der Linden (HR 17-12-1992, NJ 1994/301) oordeelde de Hoge Raad dat de in een vof ingebrachte goederen een gebonden gemeenschap vormen, waardoor de privéschuldeiser van een vennoot zich niet op zo'n aandeel kan verhalen. Deze privéschuldeiser kan het faillissement van de vennoot aanvragen om zo een verhaalsmogelijkheid te creëren.
    • Een CV is een vennootschap tussen een of meer behorende vennoten die geheel aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap (art. 18 K) en een of meer commanditaire vennoten die niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, doch wel (beperkt) delen in de verliezen van de vennootschap. De commanditaire inbreng strekt ter verhoging van de kredietwaardigheid van de CV.

    Bronnen en meer lezen?

    Wat is faillissementsrecht of insolventierecht?

    Wat is faillissementsrecht of insolventierecht?

    Wat is faillissementsrecht of insolventierecht?

    • Het faillissementsrecht, ook wel insolventierecht, genoemd biedt regels rond de betalingsonmacht van personen, de surseance van betaling, het faillissement en de schuldsaneringsregelingen
    • Een schuldenaar is in principe met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor zijn schulden, zo stelt het beginsel van het verhaalsrecht ex art. 3:276 BW. Wat er gebeurt als de schuldenaar niet meer kan betalen of hierin problemen voorziet komt  bij het faillissementsrecht aanbod

    Waarom is faillissementsrecht relevant?

    • Faillissementsrecht biedt veelal oplossingen voor lastige en soms pijnlijke burgerrechtelijke situaties.
    • Voor een belangrijk deel komt faillissementsrecht neer op een verdiepte studie van het vermogensrecht; het faillissementsrecht wordt dan ook wel de lakmoesproef van het vermogensrecht genoemd.
    • Voor juristen, fiscalisten, bedrijfskundigen, externe adviseurs en mensen die zelf actief zijn in een eigen onderneming of andere rechtspersoon biedt faillissementsrecht zeer belangrijke spelregels om conflicten te voorkomen bij betalingsonmacht

    Verder lezen

    Hoe zit het faillissementsrecht in elkaar, en welke onderdelen kan je bestuderen?

    Hoe zit het faillissementsrecht in elkaar, en welke onderdelen kan je bestuderen?


    Wat zijn schuldeisers en schuldenaren?

    • Het recht gaat er onder andere van uit dat:
      • schuldeisers zich kunnen verhalen op alle goederen van hun schuldenaar (art. 3:276);
      • schuldeisers bij verhaal onderling een gelijke rang hebben (art. 3:277);
      • behalve voor zover de wet een recht van voorrang erkent (art. 3:277);
      • die bijvoorbeeld voortvloeit uit pand, hypotheek, voorrechten en dergelijke (art. 3:278).
    • Schuldeisers zijn vrij om vorderingen te incasseren. Schuldenaren zij vrij om zelf te bepalen in welke volgorde zij schulden voldoen. Dit systeem werkt goed, zolang schuldenaren kunnen voldoen aan al hun verplichtingen. Zodra schuldenaren niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen ontstaan er problemen. Er ontstaat een feitelijk en juridische chaotische situatie.

    Wat is een insolventieprocedure?

    • Om deze chaotische situaties te voorkomen zijn er insolventieprocedures opgesteld. Bij insolventieprocedures gaat het om een gezamenlijk optreden ten behoeve van alle schuldeisers, ook wel concursus creditorum genoemd. Hierbij staat de gelijkheid van alle schuldeisers centraal, ook wel paritas creditorum genoemd. Dat betekent dat alle schuldeisers met gelijke rang ook gelijk worden behandeld.
    • In de Faillissementswet (Fw) zijn drie insolventieprocedures geregeld:
      • Bij faillissement wordt de schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van één of meer zijner schuldeisers bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard (art. 1 lid 1, artikelen zonder nadere aanduiding verwijzen naar de Fw). De rechtbank stelt een curator aan die is belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de gefailleerde schuldenaar. Een rechter-commissaris houdt toezicht op de curator. Faillissement is gericht op vereffening van het vermogen ten behoeve van alle schuldeisers.
      • Bij surseance van betaling vraagt de schuldenaar die voorziet dat hij zijn opeisbare schulden niet kan betalen uitstel van betaling aan (art. 214). De rechtbank benoemt een bewindvoerder, die samen met de schuldenaar het beheer over zijn vermogen voert. Een rechter-commissaris houdt toezicht op de bewindvoerder. Indien de surseance illusoir blijkt, wordt de surseance vaak alsnog omgezet in faillissement (art. 242).
      • De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is als Titel III aan de wet toegevoegd. De rechtbank benoemt een bewindvoerder, die wordt belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de schuldenaar, wederom onder toezicht van een rechter-commissaris.
    • Indien het schuldsaneringstraject succesvol wordt doorlopen, verkrijgt de schuldenaar aan het einde daarvan een ‘schone lei’: de restantvorderingen van de schuldeisers (die niet uit het vermogen van de schuldenaar konden worden voldaan) zijn niet langer afdwingbaar. Deze schulden zijn natuurlijke verbintenissen geworden; bij faillissement geldt dat niet.

    Wat is faillietverklaring?

    • Iedere schuldenaar die verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen kan bij rechterlijk vonnis failliet worden verklaard. De faillietverklaring wordt uitgesproken op verzoek van de schuldenaar, één of meer schuldeisers of op vordering van het Openbaar Ministerie om redenen van het openbaar belang.
    • Voor de faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Bij een eigen verzoek moet daarnaast summierlijk blijk zijn van vorderingsrecht.

    Wat zijn de gevolgen van faillietverklaring?

    • De meeste gevolgen van de faillietverklaring zijn geregeld in de tweede afdeling van de Fw. Het BW kent echter vele bepalingen over de gevolgen van de faillietverklaring.
    • Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft (art. 20). Bij het gehele vermogen gaat het om alle zaken en vermogensrechten die te gelde kunnen worden gemaakt, dus alle activa van de gefailleerde. Bij hetgeen de schuldenaar gedurende het faillissement verwerft gaat het om vermogensgroei door schenkingen, erfenissen, loterijen en werkzaamheden van de gefailleerde. Binnen art. 20 moet het vermogen in de meest ruime zin worden opgevat.
    • Het faillissement omvat ook alle goederen die in de gemeenschap vallen. Hierbij gaat het om de gemeenschap van echtgenoten of geregistreerde partners (art. 22).
    • Zaken die de gefailleerde onder zich heeft, maar waar hij geen eigenaar van is vallen buiten het faillissement. Die zaken behoren immers niet tot het vermogen van de gefailleerde. De familierechten van de gefailleerde blijven buiten het faillissement.
    • Op het uitgangspunt dat het faillissement het gehele vermogen en wat de gefailleerde verwerft omvat bestaan een aantal uitzonderingen (art. 21 en 22a). Bij die uitzonderingen gaat het bijvoorbeeld om:
      • goederen waarop geen beslag kan worden gelegd;
      • loon;
      • gelden die aan de gefailleerde worden verstrekt ter voldoening aan een wettelijke; onderhoudsplicht
      • opbrengsten uit vruchtgenot;
      • goederen onder bewind;
      • Lijfrentespaarrekening;
      • Gereserveerde uitdelingen;
      • Recht van gebruik en woning;
      • Hoogstpersoonlijke rechten.
    • Voor levensverzekeringen geldt een speciale regeling. Bij die verzekeringen vallen buiten de boedel:
      • het recht op het doen afkopen van de verzekering voor zover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
      • het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;
      • Het recht om de verzekering te belenen (art. 22a).
      • De curator kan de verzekering alleen overdragen met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer. Daarnaast heeft hij toestemming nodig van de rechter-commissaris voor het afkopen of wijzigen van de begunstiging. De wijziging van de begunstiging door de curator is tijdelijk. Art. 22a lid 4 bepaalt vervolgens hoe er moet worden gehandeld wanneer de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt.

    Wat is vereffening van de boedel?

    • Bij vereffenen gaat het erom dat de curator de baten te gelde maakt en de opbrengst daarvan verdeelt onder de schuldeisers. Als de verwachte opbrengst van de baten groter is dan het totaal van de vorderingen, dan zal de curator volstaan met het te gelde maken van een gedeelte van de baten, zodat alle schuldeisers volledig kunnen worden voldaan.

    Bronnen en meer lezen?

    Organisaties en rechtspersonen: begrippen en definities

    Organisaties en rechtspersonen: begrippen en definities

    Wat is een besloten vennootschap of BV?

    Wat is een besloten vennootschap of BV?

    Besloten vennootschappen in Nederland

    • In Nederland wordt veel gebruik gemaakt van de besloten vennootschap (BV).
    • Op dit moment zijn er ongeveer 900.000 BV’s. BV’s worden onder meer gebruikt voor het runnen van een onderneming, zoals het drijven van een snackbar met vijf personeelsleden of zeer grote ondernemingen met duizenden medewerkers.
    • Er worden echter ruim 200.000 BV’s niet gebruikt voor het runnen van een onderneming, maar wel voor bijvoorbeeld het fiscaal voordelig opbouwen van een pensioen.

    Definitie

    • In art. 2:175 lid 1 BW staat de definitie van de BV.
    • Een kenmerk van een BV is, dat de BV een rechtspersoon is die een in één of meerdere overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal heeft (art 2:175 lid 1 BW).
    • Het is alleen mogelijk om deel te nemen in de BV wanneer men een of meerdere aandelen bezit, daarom wordt de BV ook geschaard onder de kapitaalvennootschappen (ook wel kapitaalassociaties genoemd).

    Aandelen

    • Een vereiste dat in acht genomen moet worden is dat er minimaal één aandeel dient te worden uitgegeven. Het nominale bedrag van de aandelen en het te storten bedrag hoeft niet hoog te liggen, omdat er bij de BV geen vereist minimumkapitaal (meer) geldt. Bij een BV mogen de aandelen in handen zijn van een enkele aandeelhouder in het Nederlandse recht.
    • Het aandeel vervult verschillende functies:
      • Het is een middel om vermogen aan te trekken
      • Winstverdeling (art. 2:216 BW). De winstuitkering op een aandeel wordt ook wel dividend genoemd.
      • Stemrecht (art. 2:228 BW)
      • Voor de aandeelhouder is het aandeel een vermogensobject, omdat het vatbaar is voor overdracht
    • Een BV is in beginsel besloten. Dit betekent dat de uitgegeven aandelen niet zomaar kunnen worden overgedragen. Op grond van art. 2:195 lid 1 BW dient een aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen deze eerst aan te bieden aan de overige aandeelhouders. De statuten kunnen echter bepalen dat de overdracht van aandelen kan plaatsvinden zonder aanbieding van de aandelen aan de overige aandeelhouders. De in art. 2:195 lid 1 BW neergelegde regeling wordt ook wel een blokkeringsregeling genoemd. Er moet nog bij worden vermeld dat de overdracht van aandelen alleen bij notariële akte kan plaatsvinden. Volgens art. 2:194 BW moeten alle houders van aandelen in de BV worden opgenomen in een door het bestuur bijgehouden register, zodat de BV weet wie haar aandeelhouders zijn. De BV is in Nederland populair, omdat de aandeelhouders en bestuurders in beginsel niet aansprakelijk zijn voor handelingen die zijn verricht door de BV. Voor de aandeelhouder is dit uitgedrukt in art. 2:175 BW.

    Bevordering ondernemerschap

    • Per 1 oktober 2012 is het BV-recht flink herzien. De gedachte achter deze flinke herziening, is het bevorderen van het ondernemerschap. De wetgever wilde door deze herziening de BV aantrekkelijker maken voor startende ondernemers. Hiervoor zochten diverse Nederlandse ondernemers hun toevlucht in buitenlandse rechtsvormen, zoals de Engelse limited company.
    • Een van de opvallendste veranderingen is de schrapping van het verplichte minimumkapitaal van €18.000. Verder zijn alle blokkeringsregelingen niet langer meer verplicht.
    Wat is een naamloze vennootschap (NV)?

    Wat is een naamloze vennootschap (NV)?

    Wat is een naamloze vennootschap (NV)?

    • In Nederland bestaan naar verluidt ongeveer 4000 naamloze vennootschappen (NV). Dit komt, omdat de NV vooral wordt gebruikt door grote ondernemingen. Een aantal NV’s is genoteerd op een effectenbeurs, zoals Euronext Amsterdam.
    • Volgens art. 2:67 lid 2 BW bedraagt het minimumkapitaal van de NV € 45.000. De NV is daardoor minder aantrekkelijk dan de BV. Net als de BV kent de NV volgens art. 2:64 BW een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. De NV is evenals de BV een kapitaalassociatie en het aandeel vervult dezelfde functies.
    • Bij een NV hoeven de aandelen niet op naam te luiden. Dit betekent dat een NV aandelen aan toonder kan uitgeven die tevens vrij overdraagbaar zijn.

    Structuur- en eenpersoons-NV

    • Wanneer een NV of BV aan bepaalde criteria voor de omvang voldoet (art. 2:153/263 BW), worden zij een structuur-nv/bv genoemd en geldt een structuurregime. Zij zijn verplicht om een raad van commissarissen in te stellen.
    • Sommige NV’s en BV’s worden vrijgesteld van het structuurregime, hiervan is sprake wanneer zij een afhankelijke maatschappij zijn van een structuurvennootschap (art. 152/262 jo 2:153/263 lid 2 onder a BW). Ook zijn er vennootschappen die slechts gedeeltelijk onder het structuurregime vallen (art. 2:155/265 BW en art. 2:155a/265a BW).
    • Een NV of BV waarbij één persoon alle aandelen houdt wordt een eenpersoons-nv of bv genoemd. Hiervoor gelden enkele aparte regels. Een voorbeeld is art. 2:137/247 BW, dat eist dat transacties tussen de nv of de bv en de enige aandeelhouder schriftelijk worden vastgelegd, op straffe van vernietigbaarheid. Er wordt verlangd dat de naam van de aandeelhouder (of de namen van de deelgenoten in een huwelijksgemeenschap waartoe de aandelen in de bv of nv toebehoren) in het handelsregister wordt opgenomen. Ook moet de woonplaats worden vermeld.
    • Er waren de nodige bezwaren tegen deze verplichting, maar dit kan in de praktijk worden opgelost door een aandeel van de vennootschap over te dragen aan een betrouwbare derde.
    Hoe worden de BV en de NV opgericht?

    Hoe worden de BV en de NV opgericht?

    Hoe worden de BV en de NV opgericht?

    • De BV en de NV worden bij notariële akte opgericht.
    • Zowel de BV en de NV kunnen door een of meerdere personen worden opgericht (art. 2:64/175 lid 2 BW). De notaris speelt daarbij een cruciale rol.
    • Tot 1 juli 2011 was voor oprichting van een BV en NV ook een verklaring van geen bezwaar vereist. Een verklaring van geen bezwaar werd alleen door het ministerie van justitie afgegeven als het beleid van de vennootschap niet werd gebruikt om ongeoorloofde activiteiten te verrichten of de antecedenten van de personen die de BV of NV wilden oprichten geen aanleiding gaven tot bezwaren. Het preventieve toezicht was echter niet zo succesvol, want dit toezicht was makkelijk te omzeilen door het gebruiken van zogeheten katvangers of stromannen of door het kopen van aandelen van een al reeds opgerichte BV of NV. Vanaf 1 juli 2011 is er een systeem van doorlopend toezicht op alle rechtspersonen en op de functionarissen die daarbinnen een rol spelen, het is echter de vraag of dit een effectievere vorm van toezicht is.

    Rol van notaris

    • In de door de notaris te verlijden akte van oprichting moeten de eerste statuten van de te oprichten BV of NV worden vastgelegd. Volgens art. 2:66/177 BW moeten deze statuten onder meer de naam en de zetel (gemeente in Nederland) bevatten. Voor een aantal van deze geregelde zaken is directe binding mogelijk, zie art. 2:93/203 lid 4 BW. Dit houdt in dat in de akte van oprichting al verplichtingen voor de BV/NV opgenomen zijn. Per 1 oktober 2012 is direct binding bij de BV ook mogelijk voor kosten die met de oprichting verband houden (zoals de notariskosten). Dit kan nog niet voor de NV, maar de verwachting is dat een wijziging van art. 2:93 lid 4 dit in de nabije toekomst wel mogelijk maakt.
    • Als een BV of NV wordt opgericht, moet de notaris een aantal aandachtspunten in acht nemen. De notaris moet er bijvoorbeeld op letten dat de statuten niet in strijd zijn met de wet. Verder geldt er voor de NV een aanvullende eis. Bij de NV moet worden voldaan aan de minimumkapitaaleis van art. 2:67 lid 2 en lid 3 BW. Daarnaast moet de notaris erop toezien dat de bankverklaring aan hem wordt afgegeven bij oprichting van de NV (art. 2:93a BW). De notaris moet de bankverklaring aan de akte van oprichting nieten. Het niet naleven van dit voorschrift levert een oprichtingsgebrek op. Dit houdt in dat de rechtbank de NV op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie de NV ontbindt (art. 2:21 lid 1 onder a BW). Indien aan de NV of BV een oprichtingsgebrek kleeft, bestaat zij rechtens nog wel in de systematiek van Boek 2 BW; zij is nietig noch vernietigbaar, maar voor ontbinding vatbaar (hetgeen geen terugwerkende kracht heeft). Hierdoor heeft niet elke fout die bij een oprichting wordt gemaakt fatale gevolgen voor derden.

    Minimumkapitaalvereiste BV

    • Voor de BV is er sinds 1 oktober geen minimumkapitaalvereiste meer. Dit houdt in dat de oprichters van de BV in principe vrij zijn om het beginkapitaal van de BV in de oprichtingsakte zelf te bepalen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een bedrag van €1,-.
    • Door schrapping van het minimumkapitaalvereiste ging de wetgever ervan uit dat de BV aantrekkelijker werd voor startende ondernemers. De wetgever wilde ervoor zorgen dat minder startende ondernemers naar goedkope buitenlandse rechtsvormen, zoals de Engelse limited company, zouden uitwijken.
    • De BV moet wel nog steeds de verplichte bijstand van de notaris moeten inroepen; een bedrag dat aardig kan oplopen.

    Preconstitutief handelen

    • Tijdens deze fase, dus nog vóór de BV/NV rechtens bestaat, kan men al handelen namens de nog op te richten BV/NV (preconstitutief handelen); art. 2:93/203 BW. Dit wordt beschouwd als een vertegenwoordiging van de nog niet-bestaande vennootschap.
    • Om de BV/NV tegen deze handelingen te beschermen is de BV/NV die wordt opgericht alleen gebonden aan de rechtshandelingen als deze bekrachtigd worden na de oprichting. Daarnaast dient er een document opgesteld te worden waarin de te bekrachtigen rechtshandelingen worden beschreven of deze dienen op te worden genomen in de akte van oprichting.
    • Voordat de rechtshandelingen zijn bekrachtigd, is de wederpartij al wel gebonden; hetgeen voor deze partij een onzekere situatie oplevert. Ter bescherming van deze wederpartij bepalen art. 2:93 lid 2 en art. 203 lid 2 BW dat hij degenen die namens de op te richten BV/NV handelden kan aanspreken. Zij zijn (in beginsel) hoofdelijk aansprakelijk totdat de rechtshandeling bekrachtigd is. Na de bekrachtiging vervalt in beginsel deze gebondenheid van degene die hebben gehandeld. Tegen het vervallen van deze gebondenheid biedt lid 3 van art. 2:93/203 BW de wederpartij eventueel bescherming.
    • De bestuurders zijn na de oprichting ieder voor zich gehouden de vennootschap te doen inschrijven in het handelsregister; dit is echter geen voorwaarde voor het ontstaan van de nv of de bv. De wet verbindt echter wel een strenge aansprakelijkheidssanctie aan schending van deze plicht (art. 2:69/190 lid 2 BW maakt de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor elke rechtshandeling in het tijdsframe voordat de deponering en inschrijving hebben plaatsgevonden). Dit is noodzakelijk, omdat de inschrijving zeer belangrijk is voor een geordend rechtsverkeer en het toezicht op vennootschappen.
    Wat zijn de Vennootschap onder firma (vof) & Maatschap?

    Wat zijn de Vennootschap onder firma (vof) & Maatschap?

    • Een maatschap is een samenwerkingsovereenkomst tussen twee of meerdere personen van obligatoire aard. In beginsel is het sluiten van een maatschapsovereenkomst vormvrij. Het doel van de maatschap is door middel van samenwerking het behalen van vermogensrechtelijk voordeel dat ten goede komt aan de vennoten. Er kan dus geconcludeerd worden dat de maatschap, net als de NV en BV, streeft naar winst. Bij de maatschap is er sprake van samenwerking voor gemeenschappelijke rekening ten behoeve van een gemeenschappelijk doel. De winsten die de maatschap behaalt, worden volgens een afgesproken verdeelsleutel verdeeld over de vennoten in de maatschap. Voordat er überhaupt een maatschap kan worden gestart, moeten de vennoten iets inbrengen in de maatschap. Deze inbreng kan bijvoorbeeld bestaan uit kapitaalgoederen of arbeid. De maatschap is geregeld in Boek 7A BW, artikelen 1655-1688.
    • Wanneer een maatschap onder gemeenschappelijke naam (firmanaam) een onderneming drijft of voert, dan gelden naast de bepalingen van Boek 7A: 1655-1688 BW, ook art. 16-34 K. Deze maatschap wordt dan de vennootschap onder firma (vof) genoemd. Het verschil tussen de vof en de gewone maatschap is onder meer dat bij een vof de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn op basis van art. 18 K, terwijl bij de maatschap de vennoten voor gelijke delen aansprakelijk zijn op grond van art. 7A:1680 BW.
    • Wat betreft de samenwerking bij een maatschap en de vof valt het volgende te zeggen: de vennoten dienen op basis van gelijkheid samen te werken. Dit houdt in dat er geen sprake mag zijn van een positie van ondergeschiktheid, want dit zou kunnen wijzen op een arbeidsovereenkomst. De vennoten dienen gezamenlijk het beleid te bepalen van de maatschap of vof. Er wordt ook gezegd dat een maatschap of vof intuitu personae wordt genoemd. Dit betekent dat de samenwerking hoogstpersoonlijk wordt aangegaan. De maatschap en de vof worden ook wel personenassociaties of personenvennootschappen genoemd.
    • Een maatschap kan onder meer worden gebruikt voor het gezamenlijk uitoefenen van het beroep van advocaat of plastisch chirurg. Diverse advocaten en chirurgen oefenen hun professie uit voor gemeenschappelijke rekening. Dit houdt in, dat zij onderling hun winsten en verliezen verrekenen. De inbreng bestaat meestal uit arbeid. De beroeps- of bedrijfsuitoefening kan bij een maatschap stil plaatsvinden. Dit houdt in dat er naar buiten niets blijkt van een gezamenlijk beroeps- of bedrijfsuitoefening. Stille maatschappen komen onder meer voor in de agrarische sector. De zoon van de boerenfamilie oefent voor de buitenwereld het boerenbedrijf uit, maar intern heeft de zoon overleg met zijn vader over de stukken land. Een openbare maatschap is het type maatschap dat op duidelijke wijze naar buiten toe onder een gemeenschappelijke naam optreedt, dit gebeurt veelal in de advocatuur.
    • Het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsuitvoering kan zeer gemakkelijk worden gemaakt. Bij beroepsuitoefening is er sprake van persoonlijke dienstverlening. Dit houdt in, dat de persoonlijke kwaliteiten van de dienstverlener voorop staan. Een beroepsuitoefenaar dient de belangen van zijn cliënt te behartigen. Voorbeelden van beroepsuitoefenaars zijn advocaten, artsen en notarissen. Het beroepsgeheim geldt voor beroepsuitoefenaars en is neergelegd in de beroepsregels. Bij bedrijfsuitoefening staat het uitoefenen van het bedrijf centraal. Dit houdt in, dat persoonlijke dienstverlening en vertrouwelijkheid minder prioriteit hebben. De bakker, slager en de snackbarhouder zijn voorbeelden van beroepen die een bedrijf uitoefenen. Het verschil tussen bedrijf en beroep is echter in rap tempo aan het vervagen. Dit komt onder meer doordat beroepsuitoefenaars in toenemende mate gebruik maken van een BV-vorm. Vele grote Nederlandse advocatenkantoren maken zelfs gebruik een NV-vorm. De NV was oorspronkelijk opgezet voor bedrijfsuitoefening. Het verschil tussen beroep en bedrijf vervaagt steeds meer, omdat beroepsbeoefenaren steeds meer gebruik maken van rechtsvormen die bestemd zijn voor bedrijfsuitoefening,
    • Er zijn twee verschillen te noemen tussen de vof en de maatschap.
      • Het eerste verschil is te vinden in de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Bij een vof heeft op grond van art. 17 lid 1 K elke vennoot vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit houdt in dat elke vennoot namens de vof mag handelen. Er is wel een optie mogelijk dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt beperkt door middel van een vennootschapsovereenkomst. Bij een maatschap mag op basis van art. 7A:1679 BW een vennoot alleen vertegenwoordigen als de overige vennoten hem daarvoor een volmacht hebben verleend. De maatschap is meer intern gericht dan de vof; dit verklaart waarom de overige vennoten bij een maatschap een volmacht moeten verlenen voordat een vennoot mag vertegenwoordigen. Er worden ook bij een maatschap minder profijtelijke transacties afgesloten.
      • Het tweede verschil heeft te maken met de aansprakelijkheid. Bij een vof zijn alle vennoten volgens art. 18 K hoofdelijk aansprakelijk. Voor de maatschap is de aansprakelijkheidsregeling wat soepeler, omdat art. 7A:1679 en 1680 BW aangeven dat de vennoten bij een maatschap slechts voor gelijke delen aan te spreken zijn voor vennootschapsschulden.
    • Ook op de maatschap en de vof is de Wet op de ondernemingsraden van toepassing (als er een ondernemingsraad moet worden ingesteld). Verder is de Handelsregisterwet 2007 van toepassing op de maatschap en de vof. In het bijzonder wijzen wij op art. 29 K. Dit strenge artikel is van toepassing wanneer de inschrijving van de vof in het handelsregister niet heeft plaatsgevonden. Het gevolg hiervan is dat de vof bij het achterwege laten van inschrijving in het handelsregister geacht wordt alle handelingen te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Een ander gevolg is dat dan de vertegenwoordigingsbevoegdheid onbeperkt is. Dit betekent dat diegene die handelt namens de vof zijn medevennoten ook kan binden aan de transacties. Dit is zeer risicovol. Er kan een nuancering worden aangebracht, want de vof en haar vennoten zijn niet gebonden wanneer de wederpartij van de vof op de hoogte was van een beperking of uitsluiting van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
    Wat is een eenmanszaak?

    Wat is een eenmanszaak?

    • Een eenmanszaak is een onderneming waarbij de ondernemer zelf hoofdelijk aansprakelijk is voor schulden die namens of door hem zijn aangegaan met zijn privé vermogen.
    • Er kunnen wel werknemers in dienst zijn bij de eenmanszaak.
    • Een eenmanszaak moet in het handelsregister worden ingeschreven (art. 5, onder b Handelsregisterwet).
    • Een eenmanszaak kan in zijn geheel verkocht worden, maar niet als een geheel geleverd worden, omdat een eenmanszaak geen goed is in de zin van art. 3:1 BW. Dit houdt concreet in dat elk deel van de zaak op zijn eigen wijze geleverd zal moeten worden.
    Wat is een stichting?

    Wat is een stichting?

    Doel van de stichting

    • Art 2:285 lid 3 bepaalt: ‘het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben’. Er geldt dus een uitkeringsverbod voor de stichting.
    • Slechts uitkeringen beperkt tot het ideële of sociale terrein zijn toegestaan aan anderen. Het is ook mogelijk om uitkeringen te doen aan oprichters etc. van de stichting voor zover zij onder de algemene regels vallen die de stichting heeft gesteld om tot uitkering over te gaan. Dit geldt echter niet wanneer oprichters etc. de enigen zijn die onder de algemene regels vallen. Wanneer een stichting of vereniging uitkeringen doet die niet zijn toegestaan, kunnen zij deze op grond van onverschuldigde betaling terugvorderen. Een uitzondering op het uitkeringsverbod geldt voor onkostenvergoeding aan oprichters bestuurders etc. mits deze reëel zijn.

    Organisatie van de stiching

    • Bij de stichting geldt er een ledenverbod (2:285). Wel heeft zij een bestuur (2:291). Wanneer in statuten over leden wordt gesproken, betekent dit niet dat het ledenverbod is overschreden, mits aan hen geen zeggenschapsrechten zijn toegekend.

    Oprichting van de stichting

    • Oprichting geschiedt bij notariële akte 2:286 of door middel van een testament gemaakt bij notariële akte 2:286 lid 2. Indien er sprake is van een onderhands testament en niet van een bij notariële akte gemaakt testament, dan bepaalt 4:135 lid 2 dat de erfgenamen de last hebben om de stichting op te richten. 
    • De notariële akte (a) moet worden verleden in de Nederlandse of Friese taal en (b) statuten bevatten die aan de eisen van art 2:286 lid 4 moeten voldoen. Wanneer er niet is voldaan aan de eisen van art 2:286 is er sprake van een oprichtingsgebrek die tot persoonlijke aansprakelijkheid van de notaris kan leiden lid 5.
    • Een stichting/vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte moeten worden ingeschreven in het Handelsregister (art 6 Hrgw). De inschrijving is geen oprichtingsvereiste. Wanneer inschrijving achterwege blijft, is wel iedere bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de stichting verbindt, naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk (2:29/289 lid 2). De artikelen 9-14 en 17 Hrgw bepalen welke gegevens moeten worden ingeschreven. De artikelen 2:6 BW en 25 Hrgw bieden bescherming aan derden. Zo mogen derden alles wat in de registers is ingeschreven als juist aannemen en kan er tegenover derden geen beroep worden gedaan op feiten die niet zijn ingeschreven en waarvan zij onkundig waren.
    Wat is een vereniging?

    Wat is een vereniging?

    Organisatie van de vereniging

    • Bij een vereniging moet er volgens art 2:26 sprake zijn (1) van leden, (2) van regels volgens welke zij willen samenwerken, (3) er moet een bestuur zijn (2:44) en ook (4) een algemene vergadering (2:40). Voor het ontstaan van een vereniging geldt er geen vormvereiste. Het probleem is echter dat het lastig is om een grens te trekken tussen de (in)formele vereniging en de niet rechtspersoonlijkheid bezittende groep. Wanneer een organisatie aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet en niet al een andere rechtsvorm is, dan is er sprake van een vereniging en dus van een rechtspersoon. Dit volgt uit art. 2:26 jo. 2:30.
    • Van een informele vereniging is sprake wanneer een vereniging niet bij notariële akte is opgericht. Ook deze informele vereniging heeft rechtspersoonlijkheid, maar wel in beperkte mate. Art.2:30 bepaald namelijk (1) dat ze geen registergoederen kan verkrijgen. Wel kan zij een koopovereenkomst sluiten, maar nu de vereniging geen notarieel vastgelegde statuten heeft kan er geen uitvoering aan de overeenkomst worden gegeven. (2) Daarnaast kan een informele vereniging geen erfgenaam zijn. (3) Verder zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat degene die bestuurder is op het moment van het opeisbaar worden van een schuld van de vereniging naast de vereniging hoofdelijk verbonden is. Wanneer er geen bestuurder is op het moment van het opeisbaar worden, dan zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk tijdens wier bestuur de rechtshandeling werd verricht. De beperkte rechtspersoonlijkheid wordt opgeheven wanneer de informele vereniging alsnog haar statuten in een notariële akte laat opnemen. Dan wordt zij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid.
    • De vereniging van eigenaars is geen boek 2 vereniging. Dit is een rechtspersoon die ontstaat bij het verlijden van de notariële akte van splitsing. De appartementseigenaren zijn van rechtswege lid van de vereniging (5:125 lid 2). Het is mogelijk dat aan het lidmaatschap van de ‘vereniging van eigenaars’ een ander lidmaatschap van een andere vereniging is verbonden. Dit wordt ook wel een gekoppelde vereniging genoemd, waarvoor wel de bepalingen uit boek 2 gelden (5:112 lid 3). De bepalingen van boek 2 zijn slechts van toepassing op de vereniging van eigenaars indien er in boek 5, titel 9, afdeling 2 naar wordt verwezen. Voorbeelden hiervan zijn (1) art 5:125 die art 2:40 lid 2 van toepassing verklaard en er dus sprake moet zijn van een vergadering van eigenaars, (2) van een bestuur (3) en van een voorzitter van de vergadering van eigenaars (5:133).

    Doelstelling van de vereniging

    • Een vereniging mag geen coöperatief doel hebben of een verzekeringsbedrijf uitoefenen waarin zij verzekeringsovereenkomsten sluit met haar leden (art 2:26 lid 1). Daarnaast mag ze geen winst verdelen onder haar leden (2:26 lid 3). De vereniging moet goed onderscheiden worden van de maatschap (7A:1655). Van een maatschap is sprake wanneer alle deelnemers iets inbrengen ten einde daarmee winst te behalen onder de leden. Wanneer hier geen sprake van is, is er sprake van een vereniging nu winstverdeling onder de leden daar niet is toegestaan.
    • Het is een vereniging overigens vrij een commercieel doel na te streven. De winst die behaald wordt mag slechts niet aan de leden worden uitgekeerd, maar wel aan derden. Uitkeringen met een ideële of sociale strekking mogen wel aan leden worden gedaan.
    • Opvallend is dat de wet geen precieze doelomschrijving geeft, maar slechts de beperkingen.

    Oprichting van de vereniging

    • Om een vereniging op te kunnen richten is een (1) notariële akte vereist 2:27. De notariële akte moet (a) worden verleden in de Nederlandse of Friese taal en (b) statuten bevatten lid 3. Wanneer niet aan een eis van art 2:27 is voldaan is er sprake van een oprichtingsgebrek waarvoor een notaris persoonlijk aansprakelijk kan zijn lid 5.
    • Wanneer een vereniging niet bij notariële akte wordt opgericht spreken we van een informele vereniging. (1) Voor de oprichting van een informele vereniging is een meerzijdige rechtshandeling vereist, welke vaak moeilijk vast te stellen is. Het ontbreken van een expliciete oprichtingshandeling staat er niet aan in de weg dat het bestaan hiervan kan worden aangenomen. De voor de rechtshandeling vereiste wilsverklaring kan immers vormvrij geschieden en dus besloten liggen in 1 of meer gedragingen, verklaringen of mededelingen (3:33 jo 3:37 jo 3:59). Voor het aannemen van de oprichting is allereerst vereist (a) dat de vereniging in het maatschappelijke verkeer optreedt als een zelfstandige eenheid en (b) er sprake is van een interne, de essentialia van de vereniging weerspiegelende organisatie.
    • Wanneer een organisatie bijv. een coöperatie wil oprichten, en dit is niet gelukt, dan kan er geen informele vereniging zijn ontstaan omdat de daarop gerichte rechtshandeling ontbreekt. Ze had immers de bedoeling een andersoortige rechtspersoon op te richten. Wanneer de organisatie echter een vereniging op wilde richten en dit is niet gelukt, ontstaat er wel een informele vereniging.
    • Een stichting/vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte moeten worden ingeschreven in het Handelsregister (art 6 Hrgw). De inschrijving is geen oprichtingsvereiste. Wanneer inschrijving achterwege blijft, is wel iedere bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt, naast de vereniging hoofdelijk aansprakelijk (2:29/289 lid 2). De artikelen 9-14 en 17 Hrgw bepalen welke gegevens moeten worden ingeschreven. De artikelen 2:6 BW en 25 Hrgw bieden bescherming aan derden. Zo mogen derden alles wat in de registers is ingeschreven als juist aannemen en kan er tegenover derden geen beroep worden gedaan op feiten die niet zijn ingeschreven en waarvan zij onkundig waren.
    Wat is een concern?

    Wat is een concern?

    Concerns in Nederland

    • De meeste ondernemingen in Nederland vormen een concern of groep. Art. 2:24b BW zegt dat een groep een economische eenheid is waarin rechtspersonen en personenvennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Hierbij worden verschillende rechtsvormen gecombineerd in één onderneming. Deze groep (dochtervennootschappen ex art. 2:24a BW) staat onder centrale leiding van een moedervennootschap. Een concern kan bestaan uit alle rechtspersonen en vennootschappen die in de voorgaande paragrafen behandeld zijn.
    • Technisch gezien zijn een dochtermaatschappij en een groepsmaatschappij niet gelijk. Voor een groepsmaatschappij geldt een feitelijk criterium (daadwerkelijk economische eenheid, centrale leiding of organisatorische verbondenheid) en voor een dochtermaatschappij geldt een juridisch criterium (hoeveel potentiële zeggenschap er is). Het kan dus zijn dat niet aan het feitelijk criterium wordt voldaan, er wel sprake is van een dochtermaatschappij, maar niet van een groep en andersom.

    Waarom worden concerns gevormd?

    • Er zijn een legio redenen waarom bedrijven een concern willen vormen. Deze hangen allemaal samen met de spreiding van economische en aansprakelijkheidsrisico’s.
      • Elke vennootschap is in beginsel aansprakelijk voor eigen schulden.
      • Het levert schaalvoordelen op
      • Overzichtelijkheid en flexibiliteit
      • Afgebakende onderneming kan vervreemd worden.
      • Fiscale voordelen.

    Hoe werkt concernvorming?

    • Een concern kan op verschillende wijzen worden gevormd. Een manier is bijvoorbeeld dat de ene onderneming een andere onderneming opricht, maar het gebeurt meestal door middel van een fusie van aandelen. Dit wordt ook wel een overname genoemd. Een NV neemt bijvoorbeeld de aandelen van een BV over. Om aandelen te kunnen krijgen, moet er eerst een bod uitgebracht worden op de aandelen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen een openbaar bod en een bod met een onderhands karakter. Als de bieder de houders van aandelen kent, kan hij zijn bod aan hen uitbrengen, men spreekt dan van een onderhands bod. Maar als de bieder deze aandeelhouders niet kent, omdat het gaat om beursgenoteerde aandelen, moet hij een bod doen gericht tot het publiek. Dit wordt wel een openbaar bod genoemd. Op dit openbare bod zijn de art. 5:70-83 van de Wet financieel toezicht 2007 met bijbehorende uitvoeringsbesluiten van toepassing. Dit was aan de orde bij AMN AMRO holding NV.
    • Naast het onderscheid tussen een openbaar en een onderhands bod bestaat er een onderscheid tussen een vriendelijk en een vijandelijk bod. Soms is het bestuur van de vennootschap waar het bod zich op richt het eens (vriendelijk bod) en soms is het bestuur niet eens met de inhoud van het bod (dit bod wordt dan een vijandelijk bod genoemd). Het bestuur kan de bieder dwarsliggen door middel van de zgn. beschermingsconstructies. Art. 2:359b BW is sinds september 2007 van toepassing op beursvennootschappen en schept extra regels en uitzonderingen omtrent de beschermingsconstructies bij een vijandige overname.
    • Hoofdstuk 2 van de SER fusiegedragsregels 2000 geeft voorschriften voor het vriendelijke én het vijandelijke bod. Deze voorschriften beschermen de werknemers bij een fusie, dat wil zeggen als men (in)directe zeggenschap over een deel van een onderneming verwerft. Bijvoorbeeld door middel van een activa-passiva-transactie of door het doen van een bod. Vakbonden en ondernemingsraden moeten ingelicht en geraadpleegd worden als men van plan is te fuseren. Dit is niet vereist als beide ondernemingen minder dan 50 werknemers hebben.
    • Een concernrelatie kan ook ontstaan door afsplitsing art. 2:334a BW. In art. 2:334a BW staat dat het mogelijk voor een BV of een NV door middel van afsplitsing van een NV of BV twee NV’s of BV’s te maken. Dit wordt dan een moedervennootschap en een dochtervennootschap. De moedermaatschappij moet een geconsolideerde jaarrekening opnemen in de toelichting van haar jaarrekening volgens art. 2:406 BW. Volgens art. 2:405 BW worden de financiële gegevens van de moedermaatschappij en van alle dochtermaatschappijen tezamen vermeld.
    Wat zijn de Commanditaire vennootschap (CV) en Coöperatie?

    Wat zijn de Commanditaire vennootschap (CV) en Coöperatie?

    De commanditaire vennootschap

    • De commanditaire vennootschap (CV) en de coöperatie zijn rechtsvormen die tussen de BV/NV en de stille en openbare vennootschap instaan.
    • De commanditaire vennootschap is net als de stille en openbare vennootschap een samenwerkingsovereenkomst. Eén of meer hoofdelijk verbonden vennoten (de besturende vennoten) sluiten een overeenkomst met één of meer geldschieters die beperkt aansprakelijk zijn (commanditaire vennoten).
    • Er zijn slechts drie bepalingen die specifiek gericht zijn op de commanditaire vennootschap: art. 19, 20 en 21 K. Deze artikelen gaan met name over handelingen die een commanditaire vennoot naar buiten toe verricht.
    • Alleen de besturende vennoten mogen externe handelingen verrichten. Wanneer een commanditaire vennoot zich hier niet aan houdt en wel externe handelingen verricht is, wordt hij jegens derden als besturende vennoot beschouwd en is hij daardoor, net zoals een besturende vennoot, hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen die tijdens of na zijn verboden handeling zijn ontstaan. De Hoge Raad heeft dit verzwakt in een arrest van 29 mei 2015 (NJ 2015/380), door te beslissen dat de aansprakelijkheid moet worden verlicht, als deze in een onevenredige verhouding staat tot de aard en de ernst van de overtreding van het beheersverbod.
    • De commanditaire vennoot mag wel naar binnen toe bepaalde gedragingen verrichten, zoals samen met de besturende vennoten het interne beleid bepalen. Verder is een commanditaire vennoot niet tot meer gehouden dan het bedrag van zijn inbreng. In het handelsregister wordt het bedrag opgenomen van de commanditaire inbreng, maar daarbij wordt niet vermeld van wie deze inbreng afkomstig is, omdat zij in beginsel niet door de schuldeisers van de CV aangesproken kunnen worden.

    De coöperatie

    • Op de coöperatie zijn de bepalingen art. 2:53 – 63j BW van toepassing.
    • De coöperatie moet bepaalde overeenkomsten sluiten met haar leden (art. 2:53 lid 1 BW), omdat zij haar werkzaamheden ten dienste van haar leden moet verrichten (Boek 2 BW). Een coöperatie mag winst uitkeren aan haar leden (art. 2:53a BW) en mag onder bepaalde omstandigheden ook overeenkomsten sluiten met derden (art. 2:53 lid 3 BW). Met derden mogen alleen overeenkomsten worden gesloten, als de overeenkomsten met de leden hierdoor niet van ondergeschikte betekenis geraken (bijvoorbeeld meer derden dan leden).
    • De coöperatie moet als het ware de economische belangen van haar leden behartigen. De coöperatie heeft als doel te voorzien in stoffelijke behoeften van haar leden. Het regime van de aansprakelijkheid van de coöperatie is niet zo streng, aangezien de aansprakelijkheid lijkt op die van de NV en BV. De uitsluiting van de aansprakelijkheid moet de coöperatie echter wel in de naam duidelijk maken (U.A. of B.A). Veel bepalingen die van toepassing zijn op een vereniging zijn ook van toepassing op een coöperatie, omdat de coöperatie door is opgezet als vereniging. Het is echter geen bijzondere soort van vereniging, maar een aparte rechtsvorm. Een belangrijke uitzondering vormt het artikel over het uitkeren van winst. Dit mag een vereniging niet, in tegenstelling tot een coöperatie (art. 2:26 lid 3 BW).
    Wat is een onderlinge waarborgmaatschappij?

    Wat is een onderlinge waarborgmaatschappij?

    Wat is een onderlinge waarborgmaatschappij?

    • De onderlinge waarborgmaatschappij is een vereniging van ondernemers die zich met verzekeren bezig houden.
    • Van een onderlinge waarborgmaatschappij is sprake wanneer:
      • (1) een bij notariële akte als onderlinge waarborgmaatschappij opgerichte vereniging,
      • (2) zich statutair ten doel stelt met haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluiten.
    • Wanneer je als verzekeringnemer een verzekering afsluit bij de onderlinge waarborgmaatschappij, wordt je van rechtswege lid, tenzij in de statuten anders is bepaald (2:62). Ook kan de onderlinge waarborgmaatschappij met derden overeenkomsten sluiten, mits iedere verplichting van leden of oud-leden om bij te dragen in de tekorten is uitgesloten (2:53).

    Oprichting van een onderlinge waarborgmaatschappij

    • Een rechtspersoon is een coöperatie/onderlinge waarborgmaatschappij indien deze (1) ‘bij notariële akte als coöperatie/onderlinge waarborgmaatschappij’ is opgericht 2:53 lid 1/2 jo 2:54 lid 1.
    • Verder is vereist (2) dat de naam van de coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij het woord ‘coöperatief’ of ‘onderling’ of ‘wederkerig’ omvat en aan het slot de letters WA, BA of UA.
    • Tot slot (3) bepaald art 2:53a dat er bij de oprichting ook aan de eisen van art 2:27 moet zijn voldaan.
    Wat is het handelsregister?

    Wat is het handelsregister?

    • Het handelsregister is een volledig geautomatiseerde databank voor ondernemingen.
    • Art. 2 Hrgb 2008 geeft een definitie van onderneming: 'Van een onderneming is sprake indien een voldoende zelfstandig optredende organisatorisch eenheid van één of meer personen bestaat waarin door voldoende inbreng van arbeid of middelen, ten behoeve van derden diensten of goederen worden geleverd of werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te behalen.' In essentie: het moet gaan om een bedrijf waarmee winst wordt beoogd. Deze definitie is gebaseerd op rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. Coöperatieve Flatexploitatievereniging 'Mariahoeve, HR 13-01-1996 en Hirschmann, HR 12-12-1989). In twee beleidsregels is uitgewerkt hoe de Kamer van Koophandel (KvK) deze definitie moet toepassen, waarbij het uitgangspunt is dat er vrij snel sprake is van een onderneming.
    • Art. 25 Hrgw 2007 bevat twee belangrijke regels:
      • Een derde mag afgaan op hetgeen in het handelsregister is opgenomen.
      • Als een feit er niet in het handelsregister staat, maar er wel in had moeten staan, mag degene aan wie de onderneming toebehoort zich niet op dat feit beroepen jegens iemand die dat feit dan ook niet kende (Damen/Geho, HR 09-02-1984).
    • Op het arrest Damen/Geho is wel een uitzondering mogelijk. In HR 18 juni 1952, NJ 1953/530 heeft de Hoge Raad overwogen dat iemand geen beroep kan op art. 25 Hrgw 2007 wanneer diegene een vordering heeft op iemand uit hoofde van bijvoorbeeld onrechtmatige daad. De reden hiervan is dat art. 25 Hrgw 2007 alleen dient om derden te beschermen die transacties afsluiten. Het slachtoffer van de onrechtmatige daad kan de oud-ondernemer simpelweg niet aanspreken omdat de oud-ondernemer niet diegene kan zijn die de onrechtmatige daad heeft gepleegd. Het is immers niet mogelijk om het handelsregister te raadplegen voordat de onrechtmatige daad wordt begaan.
    • Om als onderneming ingeschreven te staan in het handelsregister dient de ingeschrevene jaarlijks een bedrag te betalen aan de Kamer van Koophandel.
    Wat is handelsrecht?

    Wat is handelsrecht?

    Wat is het handelsrecht?

    • Het juridische aspect van de handel zit hem vooral in het afsluiten van internationale commerciële contracten. Handelskoop is de grondslag; vervoer, betaling en verzekering zijn daarbij onmisbaar. De commerciële contracten in deze deelgebieden kunnen gezien worden als de schakels die samen de keten van de goederenstroom vormen. Bij handelsverkeer is er meestal sprake van een koopcontract, die vervolgens zorgt voor een goederen-, geld- en documentenstroom.
    • In de handel is zekerheid vereist. Er worden pas goederen overhandigd wanneer de betaling van die goederen verzekerd is. Aan de andere kant wil de koper ook waar voor zijn geld (value of money). Om deze reden zijn er documenten in het leven geroepen, waarbij geabstraheerd wordt van onderliggende rechtsbetrekkingen (wissel en cheque, documentair krediet, cognossement etc.).
    • Het handelsrecht bevat dan ook regelingen over - onder andere - het voeren van een bedrijf (boekhouding), vervoer (vervoersrecht), verzekeringen (verzekeringsrecht), faillissement (faillissementsrecht).

    Wat is internationaal handelsrecht?

    • Het internationale handelsrecht beoogt in hoofdzaak door liberalisering van de handel in goederen en diensten bij te dragen aan de groei en ontwikkeling van de economie. Het bepaalt in hoofdzaak bevoegdheden, rechten en plichten van staten en internationale organisaties op het gebied van internationale handel. Het handelsrecht wordt beheerst door zowel mondiale als regionale organisaties.

    Wat zijn de vijf kenmerken van het handelsverkeerrecht?

    1. Het beginsel van rechtszekerheid. De risico’s van handelsovereenkomsten worden verwerkt en berekend op grond van het toepasselijke recht. Internatonale verdragen, die toepasselijk zijn op zakelijke contracten, zijn vaak de bronnen van het handelsrecht. Nationaal recht is over het algemeen niet afgestemd op internationale rechtsverhoudingen, waardoor internationale regelingen een beter perspectief bieden op rechtszekerheid.
    2. Het beginsel van vertrouwensbescherming. Vertrouwensbescherming van derden is in de handel cruciaal. Houders van toonder- en orderpapieren kunnen niet worden bestookt met verweren uit de onderliggende rechtsverhouding in het kader waarvan het papier is uitgebracht.
    3. Vlot handelsverkeer. Het is van groot belang dat de goederenstroom spoedig en zonder juridische barrières plaatsvindt. Daarom zijn er een aantal hulpmiddelen tot stand gekomen die dit proces bevorderen, zoals de toonder- en orderpapieren die zorgen voor een eenvoudigere overdraagbaarheid van vorderingen aan derden. Derden mogen zich baseren op de schijn van recht die het papier laat zien; hetgeen niet kenbaar is aan derden, kan niet aan hen worden tegengeworpen.
    4. Drie en meer partijenverhoudingen. Derden zijn veelal nauw betrokken bij handelstransacties in het handelsverkeer. En het is daarom belangrijk dat deze derden beschermd worden.
    5. Internationale dimensie. Bij handelsrecht is er behoefte aan internationale overeenstemming, voor het nationale recht is er slechts een bescheiden rol weggelegd. Verdragen zijn daarom van groot belang.

    Bronnen

    Wat is ondernemingsrecht en waarom bestaat rechtspersonenrecht?

    Wat is ondernemingsrecht en waarom bestaat rechtspersonenrecht?

    Wat zijn de kernvragen van ondernemingsrecht?

    • In het ondernemingsrecht bevinden zich de rechtsvormen waarmee ondernemingen gedreven kunnen worden.
    • Het regelt drie onderwerpen: Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld? Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te verrichten? Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?

    Waarom is ondernemingsrecht relevant?

    • De rechtsvorm is in feite een gereedschap om de onderneming goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het ondernemingsrecht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk beïnvloed worden door het functioneren van een onderneming. Een voorbeeld hiervan is de efficiency van een onderneming.
    • Ondernemingsrecht is dan ook noodzakelijke kost voor mensen die zich bezig houden met het opzetten van een bedrijf of andere rechtspersoon; actief en betrokken deelnemen in een rechtspersoon; of juristen, bedrijfskundigen, mediators, bestuurskundigen of anderen die conflicten binnen en tussen rechtspersonen proberen op te lossen.

    Meer informatie

    Bedrijfsorganisatie en economie: begrippen en definities

    Bedrijfsorganisatie en economie: begrippen en definities

    Wat is economie?

    Wat is economie?

    Wat betekent economie?

    • Economie betekent alle productie en ruilhandelactiviteiten die plaatsvinden: al het kopen en verkopen. Omdat middelen schaars zijn, wordt bestudeerd hoe mensen beslissingen maken, hoe mensen met elkaar omgaan en welke krachten en trends de economie beïnvloeden. 

    Wat is macro-economie?

    • Macro-economie betreft de economie van een gehele maatschappij, in het bijzonder fenomenen zoals inflatie, werkeloosheid en economische groei.

    Wat is micro-economie?

    • Micro-economie betreft hoe een gezin of bedrijf beslissingen maakt en zich gedraagt in specifieke markten.

    Wat is fiscale economie?

    • Fiscale economie betreft economie die samenhangt met belastingen.

    Wat is Internationale economie?

    • Internationale economie betreft de interacties tussen economische machten in de wereldeconomie

    Wat is bedrijfseconomie?

    • Bedrijfseconomie betreft het economisch handelen van productieorganisaties, waarbij arbeid en kapitaal worden ingezet om ondernemingsdoelen na te streven.

     

    Wat is het verschil tussen accountancy en boekhouden?

    Wat is het verschil tussen accountancy en boekhouden?

     

    Wat is het verschil tussen boekhouden en accounting?

    • Een boekhouder legt veranderingen vast in het eigen vermogen, de bezittingen en de schulden van een bedrijf.
    • Bij bedrijven van meer dan 50 werknemers, een omzet van meer dan 8,8 miljoen of ingewikkelde financiële transacties wordt meestal een accountant ingeschakeld.
    • Handelingen die door een accountant worden gedaan, zijn bijvoorbeeld de boekhouding controleren, periodieke uitgaven en inkomsten verwerken, jaarrekeningen opstellen, budgetten met resultaten vergelijken en belastingvoordelen in kaart brengen.

    Welke financiële overzichten kun je opstellen?

    • De boekhouding in het algemeen geeft veranderingen weer in het eigen vermogen, de bezittingen en de schulden.
    • In financiële dagboeken worden dagelijks alle financiële gebeurtenissen geregistreerd, bijvoorbeeld in een kasboek, verkoopboek etc.
    • Het grootboek houdt voor elke balanspost afzonderlijk een overzicht (grootboekrekening) bij van de financiële feiten. Debet (schulden) en credit (bezittingen) moeten in het grootboek gelijke bedragen zijn.
    • De jaarrekening bestaat uit een balans, resultatenrekening en een toelichting en geeft externe verslaglegging onder andere voor de fiscus over het vermogen en het resultaat alsmede omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van het bedrijf. De jaarrekening is het financiële gedeelte van het jaarverslag en valt meestal onder de verantwoordelijkheid van een accountant.
    • De balans geeft de financiële situatie van een bedrijf weer, met aan de linkerkant de activa (bezittingen) en aan de rechterkant de passiva (bronnen waarmee een bedrijf is opgebouwd). De passiva bestaan uit vreemd vermogen (schulden) en eigen vermogen (activa min de schulden).
    • De winst- en verliesrekening of resultatenrekening geeft de opbrengsten en kosten van een bepaalde periode weer, meestal een jaar.
    • Het kasstroomoverzicht is niet wettelijk verplicht maar wordt door de grote ondernemingen meestal wel opgenomen als extra vorm van verslaglegging. Het geeft objectief de mutaties binnen de liquide middelen (direct te gebruiken financiële middelen) over een jaar weer.

    Meer lezen:

    Wat is het verschil tussen enkel en dubbel boekhouden?

    • Bij enkel boekhouden worden financiële dagboeken bijgehouden en wordt direct hieruit de jaarrekening afgeleid.
    • Bij dubbel boekhouden wordt naast financiële dagboeken een grootboek bijgehouden, waaruit de jaarrekening wordt afgeleid.
    • Het is wettelijk verplicht dat de interne boekhouding binnen bedrijven, die wordt gebruikt door aandeelhouders en werknemers, overeenkomt met externe verslaglegging voor de fiscus en overige belanghebbende organisaties.
    Wat is het verschil tussen micro-economie en macro-economie, en waarom bestaat micro-economie?

    Wat is het verschil tussen micro-economie en macro-economie, en waarom bestaat micro-economie?


    Wat is het verschil tussen micro- en macro-economie?

    • Definitie: Micro-economie bestudeert het economisch gedrag van individuele economische eenheden zoals producenten en consumenten en de markten die deze eenheden omvatten.
    • Definitie: Macro-economie bestudeert het economisch gedrag van samengestelde economische eenheden (meestal landen of nog grotere eenheden) en werkt met samengestelde economische variabelen zoals economische groei, interest en werkloosheid.
    • Uit deze definities blijkt dat micro en macro economie elkaar aanvullen: de grotere eenheden zijn opgebouwd uit de kleinere en het gedrag van de kleinere eenheden wordt mede bepaald door grotere eenheden. Denk hierbij aan de invloed die vakbonden, werkgeversorganisaties, consumentenbonden en nationale staten hebben op individuele consumenten of fabrikanten.
    • Micro-economie probeert het (i.c. economische) gedrag van mensen te verklaren en te voorspellen. Daarnaast gaat het over de verdeling van schaarse goederen. De vraag die hierbij vaak gesteld wordt is hoe kan iemand, met de schaarse middelen die er zijn, zo goed mogelijk in zijn behoefte voorzien. Om te komen tot meer dan een beschrijving van unieke gebeurtenissen, worden daarbij vooral theorieën gebruikt. Een theorie is een systeem van regels en veronderstellingen om gebeurtenissen in de praktijk te verklaren. Aangezien zich steeds nieuwe situaties voordoen, zal men de theorieën blijven verbeteren. Micro-economische theorieën nemen vaak de vorm aan van modellen.
    • Definitie: Een model is een mathematische weergave van een element uit de praktijk, met behulp van een theorie geconstrueerd, zodat relevante aspecten gekwantificeerd kunnen worden.
    • Let wel, een model geeft enkel bepaalde aspecten van de praktijk weer, het is dus een abstractie. Een model kan alleen iets voorspellen indien de voorwaarde wordt aangenomen, dat alle niet in het model weergegeven aspecten geen invloed of altijd dezelfde invloed hebben op de uitkomst (de zgn. ceteris paribus-clausule).
    • Daarnaast wordt er in de micro economie gekeken naar een wisselwerking tussen theorie en praktijk. Hier komen de begrippen positieve en normatieve aspecten aan de orde
    • Definitie: Positieve aspecten van wetenschap beschrijven hoe elementen in de praktijk samenhangen.
    • Definitie: Normatieve aspecten van wetenschap beschrijven welke samenhangen van elementen in de praktijk wenselijk zijn.
    • Over de wenselijkheid van bepaalde situaties in de werkelijkheid (geen inflatie, 100% werkgelegenheid, de dictatuur van het proletariaat, optimalisatie van de winst van mijn bedrijf, een zo hoog mogelijk rendement op mijn investering) kan de micro-economie geen uitspraken doen. Wel kan, door het verduidelijken van bepaalde samenhangen, het maken van keuzes worden vereenvoudigd.

    Welke groepen zijn te onderscheiden in de micro-economische theorie en praktijk?

    • De individuele economische factoren die de micro-economie bestudeerd vallen in twee groepen uiteen: aanbieders en afnemers. In de praktijk vervult iedereen in de loop der tijd beide rollen, maar voor de theorie wordt enkel het moment van aanbieden en het moment van afnemen beschouwd.
    • Definitie: Een markt is een samentrekking van aanbieders en afnemers, die door hun interacties en mogelijke interacties de prijs van een product bepaalt.
    • Definitie: Een industrie omvat alle aanbieders van eenzelfde product.
    • Definitie: Een markt met volkomen concurrentie is er een met vele aanbieders en afnemers van gelijkwaardige producten. Hierbij hebben individuele aanbieders of afnemers geen enkele invloed op de prijs.
    • Definitie: Arbitrage is het kopen van een product tegen een lage prijs en dit goed doorverkopen voor een hogere prijs op een andere locatie.
    • De prijs die in een markt met volkomen concurrentie ontstaat, noemen we de marktprijs. De marktprijs fluctueert hevig, doordat bedrijven met elkaar concurreren. Op markten met minder concurrentie kunnen gelijkwaardige producten tegen verschillende prijzen worden aangeboden. De marktprijs van een product is dan de gemiddelde prijs. Wanneer bepaalde goederen op de ene locatie duurder zijn dan op de andere locatie kan er arbitrage optreden. Deze arbitrage zal doorgaan, tot het moment dat er geen significant verschil in prijs meer is tussen de twee locaties.
    • Definitie: Een markt zonder concurrentie is een markt waarin één aanbieder de prijs bepaald. Er is hier sprake van een monopolistische markt. (Bijvoorbeeld de diamantenmarkt).
    • Definitie: Een kartel is een groep aanbieders van gelijkwaardige producten die een onderlinge prijs- of leveringsafspraak hebben gemaakt. (Bijvoorbeeld de OPEC, een kartel van olieproducerende landen).
    • De marktgrootte geeft aan welke aanbieders en afnemers tot een bepaalde markt gerekend worden, zowel geografisch als ook per productcategorie.
    • De markt voor onroerend goed is bijvoorbeeld sterk geografisch bepaald: Een vierkante meter kantoorruimte in het WTC in Amsterdam wordt op een andere markt verhandeld dan een vierkante meter kantoorruimte in Zwolle of Roermond.
    • Andere producten zoals aardolie kennen een wereldmarkt: hun prijs is overal op de wereld ongeveer gelijk (omdat het anders winstgevend zou worden het product van de ene naar de andere markt te brengen).
    • Het bepalen van de marktgrootte is vaak erg belangrijk om precieze concurrentieverhoudingen te begrijpen en om beslissingen te nemen met betrekking tot het beleid van een bedrijf.

    Wat zijn reële en nominale prijzen?

    • Bij het vergelijken van de prijs van een bepaald goed op verschillende tijdstippen, moeten prijzen gemeten worden aan het algemene prijsniveau op die tijdstippen om zo reële in plaats van nominale prijzen te krijgen.
    • Definitie: Reële prijzen zijn prijzen aangepast aan inflatie
    • Definitie: Nominale prijzen zijn absolute prijzen, niet aangepast aan inflatie
    • Om de inflatie te bepalen gebruiken we prijsindexcijfers:
    • Definitie: De consumenten prijs index (CPI) meet het gezamenlijk prijsniveau van consumentengoederen
    • Definitie: De producenten prijs index (PPI) meet het gezamenlijk prijsniveau van grondstoffen, halffabricaten en productiefactoren

    Bronnen

     

    Wat is human resource management (HRM)?

    Wat is human resource management (HRM)?

    • De meest gehanteerde definitie van HRM in de literatuur is van Storey (2000): “HRM is een specifieke benadering van personeelsbeleid, die ernaar streeft competitief voordeel te halen en te behouden door het op een strategische wijze inzetten van sterk betrokken en bekwame medewerkers, en hierbij gebruikmaakt van een scala aan personeelstechnieken”.
    • Recentelijk is ook de term talentmanagement belangrijk. Hierbij gaat het om “het strategisch management van de stroom van talent door de organisatie, met als doel verzekeren dat het nodige talent wordt aangetrokken, behouden, ontwikkeld en gemotiveerd om te werken richting de strategische doelstellingen van de organisatie” (Effron & Ort, 2010; McCauley & Wakefield, 2006).

    Bronnen en meer lezen

    Wat is micro- en macro-economie, internationale economie. fiscale economie en econometrie?

    Wat is micro- en macro-economie, internationale economie. fiscale economie en econometrie?

    Wat is micro-economie?

    •  Micro-economie bestudeert het economisch gedrag van individuele economische eenheden zoals producenten en consumenten en de markten die deze eenheden omvatten. Micro-economie probeert het (i.c. economische) gedrag van mensen te verklaren en te voorspellen. Daarnaast gaat het over de verdeling van schaarse goederen. De vraag die hierbij vaak gesteld wordt is hoe kan iemand, met de schaarse middelen die er zijn, zo goed mogelijk in zijn behoefte voorzien.

    Wat is macro-economie?

    • Economische principes worden ontwikkeld op twee niveaus: micro- en macro-niveau. Micro-economie houdt zich bezig met keuzes die individuele consumenten, gezinnen en bedrijven maken. Macro-economie houdt zich bezig met het grote plaatje van de economie: de overheid, de huishoudens en de bedrijvensector. 
    • Macro-economie bestudeert de werking van de economie als geheel, en nationale economie in het bijzonder, teneinde economische gebeurtenissen te verklaren en economische politiek te verbeteren. Zo worden binnen de macro-economie bijvoorbeeld verbanden bestudeerd tussen de totale consumptie, de totale productie, de totale werkloosheid en het nationaal inkomen.
    • Bron en verder verdiepen: Macroeconomics (Mankiw).

    Wat is internationale economie?

    • De internationale financiële markten spelen een steeds grotere rol in de wereld. Monetaire en macro-economische verhoudingen tussen landen bepalen voor een belangrijk deel de internationale financiële ontwikkelingen.
    • Bron en verder verdiepen: International Finance (Eun, Resnick & Sabherwal)

    Wat is econometrie?

    • Econometrie is de toepassing van statistische methoden op economische data.

    Wat is fiscale economie?

    • De fiscale economie is de tak van economie die zich bezighoudt met belastingen en alles wat daarmee samenhangt.
    • Het begrip fiscale economie kan vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd. Vanuit de ondernemer bekeken is de fiscus een kostenpost die een sterke invloed heeft op de beslissingen van de ondernemer. 
    Wat is omzetbelasting (BTW)?

    Wat is omzetbelasting (BTW)?

     

    • De wet op de omzetbelasting 1968 heeft het karakter van een algemene verbruiksbelasting. Omdat deze belasting niet rechtstreeks bij de verbruiker, maar van de ondernemer wordt geheven, wordt de omzetbelasting een algemene indirecte verbruiksbelasting genoemd.
    • De wetgever gaat ervan uit dat de ondernemer de belasting in zijn prijzen doorberekent. Op deze wijze wordt dan indirect toch het verbruik belast. De algemene verbruiksbelasting of bijzondere verbruiksbelasting zou ook van de verbruiker zelf rechtstreeks kunnen worden geheven. In dat geval is er sprake van een directe verbruiksbelasting. In Nederland komt deze heffingsvariant niet voor.
    • Wel wordt bij invoer van buiten de Europese Unie de belasting van de verbruiker geheven in gevallen waarin hij de goederen zelf invoert, maar dat is niet voldoende om de hele heffing om die reden te kunnen typeren als een directe verbruiksbelasting.

    Systemen van omzetbelasting

    • In het kader van de harmonisatie van belastingen in de EU hebben de lidstaten zich verplicht de omzetbelasting te heffen volgens het systeem van de belasting over de toegevoegde waarde en wel volgens de methode van aftrek van voorbelasting volgens het kasstelvariant.
    • Het belangrijkste motief voor deze keuze was dat deze methode technisch het beste resultaat heeft als men een verbruiksbelasting op de consumptieve bestedingen wil heffen. Een bijkomend voordeel hierbij is dat de lidstaten een zekere mate van vrijheid behouden op het gebied van tarieven en van enkele vrijstellingen. In Nederland is dit systeem van omzetbelasting op 1 januari 1969 in werking getreden door het van kracht worden van de Wet op de omzetbelasting 1968.
    • Er zijn nog meer voordelen op te noemen. De interne neutraliteit is in dit systeem gewaarborgd, doordat de belasting steeds evenredig is aan de prijs. Ook extern is neutraliteit mogelijk. Doordat in elke schakel de belasting die op een goed rust nauwkeurig bekend is, kan door middel van restitutie van deze belasting worden bereikt dat het product geheel belastingvrij is (en ook zonder fiscale subsidie) het land verlaat. Het is ook mogelijk dat over ingevoerde goederen precies evenveel belasting wordt geheven als bij vervaardiging in het binnenland geheven wordt. Verdere voordelen zijn het ontbreken van een uit fiscaal motief ingegeven integratie-impuls in de productieketen (het aantal transacties is niet van invloed op de uiteindelijke belastingdruk) en een verminderde kans op fraude door betere controlemogelijkheden die geboden worden door het systeem van de gefractioneerde heffing (er wordt op verschillende punten in de keten gecontroleerd).
    • De belangrijkste nadelen zijn het grote aantal belastingplichten (alle ondernemers) en de eventuele administratieve problemen voor (voornamelijk) kleine ondernemers.

    Het belastbare feit

    • Het is de bedoeling dat de omzetbelasting drukt op de binnenlandse consumptie. Dit is het bestemmingslandbeginsel. Het maakt daarbij niet uit of de geconsumeerde goederen in het land zelf zijn voortgebracht of uit een ander land afkomstig zijn. Voor beide typen consumptiegoederen moet de belastingdruk even hoog zijn.
    • Tot 31 december 1992 was het bereiken van een dergelijke gelijke belastingdruk een behoorlijke uitdaging vanwege het bestaan van interne grenzen binnen de Europese Unie.
    • Door middel van de leuze ‘Europa 1992’ werd ernaar gestreefd alle fysieke binnengrensbelemmeringen per 31 december 1192 op te heffen. Dit hield in dat ook het bestaande systeem van heffing van omzetbelasting bij in- en uitvoer moest worden aangepast.
    • Bij de aankoop van goederen (nieuwe vervoersmiddelen uitgezonderd) die door particulieren en daarmee gelijkgestelden personen (onder andere vrijgestelde ondernemers) uit een andere lidstaat worden meegenomen naar hun eigen land, geldt vanaf 1 januari 1993 het oorsprongslandbeginsel.
    • De gekochte goederen kunnen door de koper worden meegenomen naar zijn eigen land zonder dat er omzetbelasting over de invoer wordt geheven. De omzetbelasting van het land van aankoop blijft dus op deze goederen rusten en de opbrengst komt ook dit land ten goede. Buurlanden hebben er daarom belang bij ter voorkoming van concurrentieverstoring hun tarieven onderling op elkaar af te stemmen. Deze vrije invoerregeling geldt echter uitdrukkelijk niet voor ondernemers.
    • Voor ondernemers blijft het bestemmingsbeginsel gelden. Wanneer zij goederen importeren uit een andere lidstaat, dan is er sprake van een ‘intracommunautaire verwerving’. Voor de leverancier is er sprake van een ‘intracommunautaire levering’. De intracommunautaire levering geschiedt tegen het 0%-tarief. De goederen verlaten het land dus geheel geschoond van omzetbelasting. De afnemer dient de intracommunautaire verwerving als belastbaar feit aan te merken is daarover omzetbelasting verschuldigd. De aldus door hem verschuldigde omzetbelasting is tegelijkertijd aan te merken als voordruk. Als de voordruk geheel aftrekbaar is, dan hoeft er per saldo dus geen belasting te worden voldaan. Wanneer de goederen zijn betrokken van of geleverd aan een ander land dat geen EU-lidstaat is, dan is er geen sprake van een communautaire verwerving of communautaire levering, maar van invoer of uitvoer. Ook bij uitvoer geldt het 0%-tarief. Bij invoer geldt het ‘binnenlandse’ tarief.

    Tarieven

    • Bij de omzetbelasting kent men drie tarieven.
    • Er is een algemeen tarief van 21%, een verlaagd tarief van 9% en een zogenoemd nultarief.
    • Daarnaast kent de wet de reeds meermalen genoemde mogelijkheid van vrijstelling. Het verlaagde tarief van 9% bevat met name alle voedingsmiddelen (eet- en drinkwaren) voor menselijke consumptie, met uitzondering van alcoholhoudende dranken. Verder vallen geneesmiddelen, boeken, het openbaar vervoer en diverse andere zaken onder het verlaagde 9% tarief. Het nultarief is onder meer van toepassing op de levering van zeeschepen en luchtvaartuigen en op het internationale vervoer van personen met deze vervoermiddelen. In een aantal gevallen is de levering van goederen en het verrichten van diensten vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. Zie art. 11 Wet OB. In dat geval behoeft de ondernemer geen omzetbelasting te voldoen, maar hij kan ook – behalve in de genoemde gevallen in art. 15 lid 2 Wet OB – de aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet aftrekken. Er ontstaat dan in principe cumulatie van omzetbelasting.
    • De belangrijkste vrijstellingen zijn onder meer bepaalde leveringen van onroerende zaken en vele gevallen van verhuur van onroerende zaken en de meeste diensten in de sector van de geneeskundige verzorging
    Wat is vennootschapsbelasting?

    Wat is vennootschapsbelasting?

    • Anders dan de naam doet vermoeden, is de vennootschapsbelasting niet slechts een belastingheffing over de winsten van de vennootschappen.
    • Sommige vennootschappen, zoals een vennootschap onder firma, worden niet zelfstandig in de belastingheffing betrokken. Deze vennootschap is fiscaal transparant. Dit betekent dat de winst toegerekend aan de achterliggende participanten. Als de achterliggende participanten van dat samenwerkingsverband natuurlijke personen zijn, dan worden die natuurlijke personen direct in de inkomstenbelasting belast. Indien dat samenwerkingsverband een onderneming drijft, zijn deze natuurlijke personen meestal IB-ondernemer. De winst van het samenwerkingsverband wordt direct toegerekend aan die natuurlijke personen en zij worden daarvoor in de inkomstenbelasting belast.
    • Aan de andere kant zijn sommige rechtsvormen die geen vennootschap zijn, toch onderworpen aan de vennootschapsbelasting.Voorbeelden zijn onder meer een coöperatie of een stichting die een onderneming drijft. Een gemeenschappelijk kenmerk van belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting is dat de winst van het lichaam niet direct toevloeit aan de achterliggende (natuurlijke) personen, omdat zij op een zekere afstand staan van het lichaam. Het gevolg is dat het lichaam, zoals een besloten vennootschap (bv), zelfstandig in de vennootschapsbelasting wordt betrokken voor de behaalde winst en niet de aandeelhouders.
    • De vennootschapsbelasting in Nederland wordt gekenmerkt door het klassieke stelsel.

    Wat houdt het klassieke stelsel in?

    • Het klassieke stelsel gaat uit van een zelfstandige belastingplicht van de rechtspersoon. De winst van de rechtspersoon moet worden bepaald ongeacht de uitdelingen aan de aandeelhouders.
    • In artikel 10 Wet VPB staat een omschrijving van het klassieke stelsel. Bij de bepaling van de winst komen de middellijke en onmiddellijke die vallen onder artikel 9 Wet VPB niet in aanmerking. Omdat de uitdelingen van winst bij de aandeelhouders opnieuw worden belast, ontstaat over de uitgekeerde winst economisch gezien dubbele heffing.
    • Een voordeel van het klassieke stelsel is de eenvoud van de uitvoering. Het stelsel houdt in dat het lichaam zelfstandig over zijn winst belasting moet betalen, ongeacht de vraag of de winst al dan niet aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd.
    • Dit is in concernverband echter een probleem. Vaak is de aandeelhouder zelf ook een NV of BV. Om dubbele belastingheffing te voorkomen in concernverband, is de deelnemingsvrijstelling in het leven geroepen. Op grond hiervan blijven de deelnemingsresultaten bij de moedervennootschap onbelast. Een nadeel van het klassieke stelsel is bijvoorbeeld de relatief zware belastingdruk op dividenden door de economische dubbele heffing op de uitgedeelde winsten.

    Wat houdt het stelsel van volledige integratie in?

    • Bij toepassing van het stelsel van volledige integratie wordt de verlengstukwinstgedachte doorgevoerd. De winsten van de vennootschap worden toegerekend aan de aandeelhouders. Het maakt niet uit of deze winsten echt uitgedeeld zijn. De aandeelhouder betaalt over de hem toegerekende winst belasting. De vennootschap wordt daarvoor niet belast. De toepassing van de verlengstukwinstgedachte beperkt zich meestal tot de daadwerkelijke uitgekeerde winsten.
    • Volledige integratie kan ertoe leiden dat de aandeelhouder belasting moet gaan betalen over vennootschapswinsten die nog niet aan hem zijn uitgekeerd. Toepassing van de verlengstukgedachte op de daadwerkelijke uitgedeelde winst houdt in dat de vennootschap deze uitgedeelde winst als aftrekpost in haar fiscale resultaat mag verwerken.
    • De verlengstukgedachte is in de geldende vennootschapsbelasting op bepaalde terreinen terug te vinden. Een voorbeeld betreft de coöperatieregeling (art. 9, lid 1 onderdeel g, Wet VPB).

    Wat houdt het verrekeningsstelsel in?

    • Bij toepassing van het verrekeningsstelsel heeft de rechtspersoon geen eigen zelfstandige belastingplicht. De vennootschap is slechts een verlengstuk van de aandeelhouders.
    • Bij toepassing van het stelsel van volledige integratie dient de heffing van vennootschapsbelasting bij de vennootschap zelf achterwege te blijven en alleen bij de aandeelhouder plaats te vinden (winstaftrekmethode).
    • In het verrekeningsstelsel wordt bij de vennootschap wel vennootschapsbelasting geheven, maar deze belasting fungeert de facto als een verrekenbare voorheffing die verrekend kan worden met de inkomstenbelasting die de aandeelhouder over het brutodividend moet betalen. De verrekenbare vennootschapsbelasting is een synoniem voor tax credit (belastingverrekeningsmethode).

    Wat valt op bij de cijfermatige vergelijking van de diverse stelsels?

    • In een voorbeeld ter vergelijking van de diverse genoemde stelsels zal worden uitgegaan van een vennootschapswinst van €1000. De hele winst zal hier worden uitgedeeld. Het primaire dividend wordt gesteld op €200, het VPB-tarief op 25% en het IB-tarief op 50%. Het is duidelijk dat door de verlaging van de inkomstenbelasting op dividend, de verschillen in de uitkomsten van de verschillende stelsels naar elkaar toe kruipen.

    Wat is de rechtsgrond van de vennootschapsbelasting?

    • Voor velen ontleent de vennootschapsbelasting haar rechtsgrond simpelweg aan het gegeven dat ze bestaat.
    • Tijdens het Besluit 1942 werd de vennootschapsbelasting gezien als een belasting die de lichamen op dezelfde manier moest belasten als de inkomstenbelasting de natuurlijke personen belastte. Als vanzelfsprekend werd aan rechtspersonen een zelfstandig draagkracht, en dus tevens een zelfstandige belastingplicht, toegekend.
    • In de wet VPB wordt meer ruimte gegeven aan de gedachte dat een lichaam functioneert als verlengstuk van natuurlijke personen. Het besef groeide dat uitsluitend mensen van vlees en bloed draagkracht hebben. Het is namelijk onmogelijk de belastingdruk af te wentelen op een rechtspersoon, omdat in de een of andere vorm deze belasting toch via het prijsmechanisme door natuurlijke personen gedragen zal worden.
    • De huidige vennootschapsbelasting steunt vooral op het neutraliteitsprincipe. Dit beginsel houdt in dat economische activiteiten moeten worden belast, ongeacht de rechtsvorm waarin zij worden uitgeoefend.
    • Ondernemersactiviteiten zouden idealiter, ongeacht hun rechtsvorm, door een ondernemingsbelasting moeten worden belast. Omdat bij invoering van de wet een dergelijke rechtsvormneutrale ondernemingsbelasting niet bestond (of kon worden ontwikkeld), dan wel niet zinvol werd geacht, moest anderszins evenwicht worden gecreëerd tussen ondernemers die wel en niet onder de inkomstenbelasting vallen. Hierdoor was invoering van een vennootschapsbelasting vereist. Deze moest voorkomen dat er voor aandelenvennootschappen een belastingvrij veld zou ontstaan dat natuurlijke personen de mogelijkheid zou bieden om hun ondernemingsactiviteiten in een (belastingvrije) rechtspersoon te stoppen. Het gevolg hiervan zou dan zijn dat aandelenvennootschappen de inkomstenbelasting konden ontlopen.
    • De omschrijving van de heffingsgrondslag en de hoogte van het tarief zouden op basis van het neutraliteitsprincipe zodanig moeten zijn, dat tussen de gecombineerde VPB/IB-belastingdruk van de VPB-ondernemers een globaal evenwicht zou ontstaan.
    • De grote vlucht in de BV-vorm maakt duidelijk dat een dergelijk globaal evenwicht in de praktijk niet is bereikt. Het verlagen van het toptarief van de inkomstenbelasting in de IB 2001 was mede gericht op een herstel van het globaal evenwicht. Door de nadien doorgevoerde stelselmatige tariefverlaging van de vennootschapsbelasting heeft de oude problematiek weer de kop opgestoken.
    • Door middel van invoering van de MKB-winstvrijstelling in de inkomstenbelasting sinds 2007 is geprobeerd om het globale evenwicht weer te herstellen.
    • De vennootschaptsbelasting vervult een steunfunctie, in die zin dat ook stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven op basis van hun bedrijvigheid onder de venootschapsbelasting zijn gebracht.

    Wat is het belastingsubject?

    • Als subjectief belastingplichtige lichamen kent de Wet VPB zowel binnenlandse als buitenlandse belastingplichtigen.
    • Beide begrippen hebben een eigen omschrijving voor het belastingobject. Het verschil tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen is afhankelijk van de vestigingsplaats van het belastingplichtige lichaam. De binnenlandse belastingplichtigen hebben in beginsel een belastingplicht op basis van het wereldinkomen. De buitenlandse belastingplichtigen zijn slechts belastingplichtig op grond van het binnenlands inkomen.
    • In art. 4 AWR staat dat de feitelijke omstandigheden bepalen waar de vestigingsplaats is. Heeft de oprichting van het lichaam echter plaatsgevonden naar Nederlands recht, dan wordt – behoudens specifieke uitzonderingen – het lichaam geacht in Nederland gevestigd te zijn. Dit blijkt uit art. 2 lid 4 Wet VPB.

    In welke categorieën kunnen binnenlandse belastingplichtigen worden verdeeld?

    • De binnenlandse belastingplichtigen moeten worden verdeeld in twee categorieën. Er zijn onbeperkt (binnenlands) belastingplichtige lichamen en er zijn beperkt (binnenlands) belastingplichtige lichamen.
    • Als onbeperkt belastingplichtigen worden aangemerkt:
      • Naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, open commanditaire vennootschappen en andere vennootschappen, waarvan het kapitaal geheel of voor een gedeelte in aandelen is verdeeld (kapitaalvennootschappen);
      • Coöperaties;
      • Onderlinge waarborgmaatschappijen;
      • Woningbouwlichamen.
    • Voor de kring van onbeperkt belastingplichtigen geldt krachtens wetfictie dat zij een onderneming drijven met behulp van hun gehele vermogen. Zie hier art. 2 lid 5 Wet VPB. Hun vermogen kan dus uitsluitend ondernemingsvermogen zijn.
    • Als beperkt belastingplichtigen worden in de Wet VPB genoemd:
      • Privaatrechtelijke rechtspersonen, die hierboven niet genoemd zijn;
      • Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid;
      • Ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen of lichamen gecontroleerd door publiekrechtelijke rechtspersonen.
    • Voor de categorie beperkt belastingplichtigen lichamen geldt dat zij slecht subjectief belastingplichtig zijn, indien en voor zover zij een onderneming drijven. Voor de vraag wat hieronder moet worden verstaan, is het (materiële) ondernemingsbegrip van de inkomstenbelasting bepalend.
    • De belastingplicht van stichting en verenigingen vervalt niet door de omstandigheid dat bij de stichting of vereniging het winstoogmerk ontbreekt. Zij zijn ook belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Onder het drijven van een onderneming wordt mede verstaan een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid. Hiervan is sprake als in concurrentie wordt getreden met ondernemingen waarvan de winsten onderworpen zijn aan de belastingheffing. Zie art. 4 Wet VPB.
    • Een aparte, in de Wet VPB opgenomen, categorie binnenlandse belastingplichtige lichamen betreft de binnen Nederland gevestigde fondsen voor gemene rekening. Ook de open commanditaire vennootschap (art. 3, lid 3 onderdeel c, AWR) is aan de vennootschapsbelasting onderworpen. In art. 5 Wet VPB is een aantal subjectieve vrijstellingen opgenomen voor natuurschoonlichamen en lichamen met een sociale functie.

    Wie kwalificeren als buitenlandse belastingplichtigen?

    • In het buitenland gevestigde verenigingen (en andere rechtspersonen), open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal zijn als buitenlandse belastingplichtigen aangemerkt volgens artikel 3 Wet VPB, als ze Nederlands inkomen genieten. Voor de invulling van het begrip Nederlands inkomen verwijst de vennootschapsbelasting naar de begripsinvulling voor de inkomstenbelasting. Zie hiervoor artikel 17, 17a en 18 Wet VPB.

    Wat is het belastingobject?

    • Ook de vennootschapsbelasting maakt onderscheid tussen het belastingobject van binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen.

    Wat is de heffingsgrondslag voor de binnenlandse belastingplichtigen?

    • De binnenlandse lichamen zijn belastingplichtig naar het belastbare bedrag. Eerst moet er winst vastgesteld zijn. Van de winst worden de aftrekbare giften afgetrokken. Dan is er nog de belastbare winst. Van de belastbare winst gaan de te verrekenen verliezen af zodat er onder de streep een belastbaar bedrag overblijft.
    • Het fiscale winstbegrip van de vennootschapsbelasting komt overeen met dat van de inkomstenbelasting (zie art. 8 Wet VPB). Voor de vennootschapsbelasting geldt dat voor de belastingplichtige het boekjaar niet behoeft samen te vallen met het kalenderjaar (art. 7, lid 4, en art. 17, lid 2, Wet VPB. Ter berekening van de belastbare winst wordt de winst verminderd met de aftrekbare giften (zie art. 16 Wet VPB).

    Wat is de heffingsgrondslag voor buitenlandse belastingplichtigen?

    • Artikel 17 Wet VPB geeft aan dat de buitenlandse belastingplichtige wordt belast naar het belastbare Nederlandse bedrag. Het gaat hier om het Nederlands inkomen verminderd met de verliezen uit Nederlands inkomen. Het binnenlands inkomen bestaat uit de Nederlandse bronnen van inkomen. Het gaat om de belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming of vaste inrichting. Ook kan het gaan om het belastbaar inkomen uit een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap. Tot een in Nederland gedreven onderneming wordt ook de exploitatie van Nederlandse onroerende zaken gerekend.

    Wat houdt de verliescompensatie in?

    • De verliescompensatie is geregeld in artikel 20 Wet VPB. Ze verloopt in hoofdzaak hetzelfde als voor de inkomstenbelasting. Ook voor de VPB geldt dat verliezen uit onderneming de negen volgende jaren compensabel zijn (voorwaartse verliesverrekening). Anders dan voor de verliesverrekening in box 1 van de inkomstenbelasting het geval is, kent de vennootschapsbelasting een achterwaartse verliesverrekening van maar één jaar. In de inkomstenbelasting is dit een termijn van drie jaar. Voorwaarde is dat het verlies bij beschikking door de inspecteur is vastgesteld. Tot 2007 golden ruimere verliesverrekeningstermijnen.
    • De wetgever heeft de handel in verlies-BV's aan banden gelegd door middel van art. 20a Wet VPB. Dit betreft een antimisbruikbepaling en wordt ook wel het regime voor de verliesverrekeningsbeperking genoemd. Deze beperking geldt niet in bonafide gevallen. Op de toepassing van de regel gelden twee belangrijke uitzonderingen:
      • bepaalde wijzigingen in de kring van aandeelhouders doen de verliesverrekeningsblokkade niet in werking treden (de aandeelhouderstoets);
      • de verliesverrekeningsblokkade treedt niet in werking bij een gewone voortzetting van de ondernemersactiviteiten (de activiteitentoets).

    Welke rol speelt het kwalitatief winstbegrip en de totale winst in de vennootschapsbelasting?

    • Uitgangspunt voor de winstbepaling vormt het winstbegrip van de inkomstenbelasting. Artikel 8 Wet VPB vermeldt na een verwijzing naar de relevante artikelen uit de inkomstenbelasting het voorbehoud in artikel 3.65 IB 2001. Daarbij is expliciet vermeld dat de bepalingen betreffende de oudedagsreserve niet van toepassing zijn. Eigenlijk is die vermelding overbodig, omdat dit al voortvloeit uit het karakter van de vennootschapsbelasting die als zodanig geen betrekking heeft op natuurlijke personen.
    • Ook voor de vennootschapsbelasting geldt voor de gemengde kosten een aftrekbeperking (73,5%). Bovendien zijn deze niet als winstuitdeling aan te merken. In art. 8, lid 5, Wet VP is ten aanzien van deze kosten een keuzemogelijkheid neergelegd.
    • In art. 9 en 10 Wet VPB is bepaald wat bedoeld wordt met winstgerelateerde kosten en uitdelingen. Dit onderscheid is van groot belang voor het vaststellen van de heffingsgrondslag. Dividenden zijn niet aftrekbaar. Dit geldt ook voor statutaire winstuitkeringen die niet in art. 9 zijn vermeld. In dit artikel staat expliciet welke uitkeringen uit de winst aftrekbaar zijn.
    • Rentekosten behoren tot de kosten van de onderneming en zijn in beginsel aftrekbaar. Er gelden echter belangrijke uitzonderingen, de renteaftrekbeperkingen. Rente op eigen vermogen is niet aftrekbaar, maar rente dat op vreemd vermogen moet worden betaald kan wel in aftrek worden gebracht. Het bedrijfsleven probeert daarom zoveel mogelijk gebruik te maken van vermogen dat in economische zin lijkt op eigen vermogen, maar in juridische zin als vreemd vermogen geldt. Deze leningen worden 'hybride leningen' genoemd. De rechter heeft als hoofdregel vastgesteld dat de juridische vorm van de geldverstrekking bepalend is voor de fiscale gevolgen. Hierop zijn drie uitzonderingen van toepassing (zie HR 27 januari 1988, BNB 1988/217). Als er sprake is van de volgende leningen, volgt de fiscaliteit de juridische kwalificatie van een geldlening niet:
      • de schijnlening;
      • de bodemloze-putlening;
      • de deelnemerschapslening.
    • Wanneer fiscaalrechtelijk en civielrechtelijk is vastgesteld dat er sprake is van een lening, moet vervolgens worden beoordeeld of de betaalde rente zakelijk is.
    • Naast de aftrekbeperkingen die door de rechter zijn aangebracht, kennen we vier wettelijke aftrekbeperkingen met een specifieker karakter:
      • de antiwinstdrainageregeling (art. 10a Wet VPB);
      • afbetrekbeperkingen voor renteloze en laagrentende leningen met lange looptijd (art. 10b Wet VPB);
      • de deelnemingsrente (art. 13l Wet VPB);
      • de renteaftrekbeperking voor overnameschulden (art. 15ad Wet VPB).

    Wat is het tarief?

    • Op 1 januari 2007 werd in de vennootschapsbelasting een drastische tariefverlaging tot 25,5% doorgevoerd. Sinds 2011 is het 25,5% verlaagd tot 25%. Daarnaast wordt er verlaagd tarief gehanteerd (veelal aangeduid als de MKB-schijf). Sinds 2009 loopt de MKB-schijf tot een winst van €200.000 en bedraagt het tarief 20%.

    Wat houdt de leer van het globale evenwicht in?

    • Er mogen geen belastingvrije velden bestaan. Dit komt niet ten goede aan een evenwichtige belastingheffing. De ervaring leert dat ter voorkoming van een vlucht uit de eenmanszaak of vennootschap onder de firma naar de bv, de inkomstenbelasting van natuurlijke personen samengaan met een belasting naar de winst van de bv. Dit is vooral het geval in landen waar de eerstgenoemde belasting relatief zwaar drukt. De belasting naar de winst van de bv moet op haar beurt samengaan met een belasting naar de winst van de onderlinge verzekeringsmaatschappij en coöperatie. Tevens moeten concurrerende stichtingen en verenigingen in het heffingsmechanisme worden betrokken. Bovendien is inmiddels het wetsvoorstel Modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen aangenomen. Dit betekent dat overheidsonderneming in de vennootschapsbelasting die economische activiteiten ontplooien op een markt waarin ook private ondernemingen opereren, vanaf 1 januari 2016 in de vennootschapsbelastingheffing worden betrokken.
    • De wetgever moet een neutrale houding ten opzichte van de juridische vormgeving van de onderneming innemen: er moet sprake zijn van een globaal evenwicht. Ter beoordeling hiervan moet gelet worden op de volgende aandachtspunten:
      • juiste onderlinge afstemming van de belastingtarieven;
      • juiste afgrenzing van het object van belastingheffing;
      • juiste bepaling van het moment van winstneming.
    • Bij de invoering van de IB 2001 werd een globaal evenwicht gecreërd tussen de inkomstenbelasting- en de vennootschapbelastingsfeer.

    Hoe verhouden de commerciële en fiscale winst zich tot elkaar?

    • De wijzen waarop de winst van de vennootschap (de commerciële winst) verdeeld zal worden, wordt beheerst door het vennootschapsrecht. De vennootschapsbelasting is hierop slechts van invloed voor zover deze de voor uitdeling beschikbare winst verkleint.
    • Voor de commerciële winst is de vennootschapsbelasting een kostenpost. Voor de fiscale winst is de vennootschapsbelasting een onttrekking die niet aftrekbaar is.
    • Dit verschil in kwalificatie komt ook tot uitdrukking in de verwerking van de winstuitdelingen aan anderen dan de aandeelhouders. Winstgerelateerde beloningen zijn commercieel gezien bedrijfskosten.
    • Fiscaal worden de winstuitkeringen die voor de bepaling van de winst in aftrek kunnen worden gebracht expliciet vermeld in artikel 9 Wet VPB.
    • De winstuitkeringen aan de oprichters en aandeelhouders (dividend) zijn evenwel per definitie niet aftrekbaar op grond van het klassieke stelsel. Overigens pleegt men deze commercieel ook niet tot de kosten te rekenen.
    • Vergelijkbaar met winstuitkeringen aan oprichters en aandeelhouders (dividend) zijn de kosten van de hybride lening fiscaal niet aftrekbaar gesteld. Dit is ook niet mogelijk voor rente in antiwinstdrainageconstructies.
    Wat zijn de proefbalans en saldibalans?

    Wat zijn de proefbalans en saldibalans?

    • Met de proefbalans checken we of het grootboek wel echt in balans is, zoals zou moeten. De totalen van de debet en de creditzijde moeten overeenkomen. Een proefbalans wordt meestal periodiek opgesteld. Dit kan aan het einde van de maand zijn of van een kwartaal.
    • Op de proefbalans worden de rekeningen in de volgorde van rekeningnummers opgesteld. Achter de namen van de rekeningen zijn twee kolommen vrij. Dit zijn de debetzijde en de creditzijde. In de debetkolom zetten we het totaal van alle gedebiteerde bedragen bij de goede rekening. In de creditkolom doen we hetzelfde.
    • Op de proefbalans moeten ook de debet en creditzijde gelijk zijn. Dit hoeft nog niet perse te betekenen dat de proefbalans helemaal geen fouten bevat. Het kan altijd nog zo zijn dat er per ongeluk een bedrag op de verkeerde rekeningen is gedebiteerd of gecrediteerd.
    • De saldibalans is een balans waarop we van elke grootboekrekening het saldo vermelden. Als een saldo debet staat in het grootboek, komt hij ook debet op de saldibalans. Dit geldt ook voor een saldo die credit staat in het grootboek, deze komt op zijn beurt weer credit op de saldibalans. Ook de totalen van de credit en debetzijde van de saldibalans moeten overeenkomen met elkaar.
    • De resultatenrekening en de eindbalans kunnen we opstellen aan de hand van de saldibalans. Alle overzichten bij elkaar vormen samen de kolommenbalans.

     

    Studiehulp en hulpmiddelen voor accountancy, balansbepaling en boekhouden 

    De proefbalans en de saldibalans

     

    Recht en bestuur: vragen en antwoorden over juridische vaardigheden en rechten studeren

    Recht en bestuur: vragen en antwoorden over juridische vaardigheden en rechten studeren

    Hoe vind je wetsartikelen?

    Hoe vind je wetsartikelen?

    Bij iedere juridische opleiding heeft de student te maken met een wettenbundel. Een wettenbundel is een bundel waarin een verzameling van regelingen is opgenomen. Deze regelingen zijn meestal wetten. Een wet bevat verschillende regels die ervoor moeten zorgen dat de samenleving functioneert. Wetten komen tot stand door besluiten van overheidsorganen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen formele wetten en materiële wetten. Een wettenbundel bevat meestal formele wetten; wetten of regelingen die door samenwerking tussen de Regering en de Staten-Generaal tot stand zijn gekomen. Een formele wet vermeldt altijd in te titel het woord ‘wet’ of ‘wetboek’. Een belangrijk punt met betrekking tot de wettenbundels is het feit dat deze dikke bundels niet uit het hoofd hoeven te worden geleerd. Het is vooral noodzakelijk dat de student goed en snel de wettenbundel kan doorzoeken.

    Juridische uitgeverijen zorgen ervoor dat wettenbundels worden uitgegeven. De volgorde van de regelingen in de wettenbundel wordt bepaald door uitgever. Een wettenbundel wordt meestal gesplitst in verschillende delen (Publiekrecht/Privaatrecht). omdat er veel verschillende regelingen zijn. Bij het zoeken in de wettenbundel is het handig om de meegeleverde tabs van de uitgever in de wettenbundel te plakken.

    Lees meer op Worldsupporter (Loonstra - Hoogewerf), bv:

    • Waar vind je de relevante wetsartikelen?
    • Wat zijn de onderzoeksmethoden?
    • Hoe raadpleeg je overheid.nl?
    • Hoe raadpleeg je rechtspraak.nl?
    • Hoe raadpleeg je RaadvanState.nl?
    • Hoe raadpleeg je EUR-Lex?
    • Hoe raadpleeg je Sdu OpMaat?
    • Hoe raadpleeg je Kluwer?
    • Hoe raadpleeg je Legal Intelligence?
    • Hoe raadpleeg je Rechtsorde Lokaal?
    Hoe begrijp en analyseer je wetsteksten?

    Hoe begrijp en analyseer je wetsteksten?

    Het is belangrijk om wetgevingsstukken te kunnen vinden en te kunnen begrijpen. Hiervoor is er enig inzicht in de totstandkoming van een wet vereist. Als men inzicht heeft in het wetgevingsproces, is het makkelijker te begrijpen hoe en waarom een wet tot stand is gekomen. De boodschap van de wetgever is immers niet altijd duidelijk. Bij de wetsinterpretatie kan de wetsgeschiedenis een handig hulpmiddel zijn. Onder de wetsgeschiedenis vallen alle stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van een wet, zoals het voorstel van wet, de memorie van toelichting (MvT) en het eindverslag van de commissie. In dit hoofdstuk worden de wetgevingsstukken besproken die betrekking hebben op de totstandkoming van een wet in formele zin.

    Het wetgevingsproces van een wet kent vijf fasen. Iedere fase heeft hierbij weer eigen stukken. De volgende fasen kunnen worden onderscheiden:

    1. Departementale voorbereiding

    2. Parlementaire behandeling

    3. Bekrachtiging

    4. Bekendmaking

    5. Inwerkingtreding

    Hoe bestudeer je civielrechtelijke uitspraken?

    Hoe bestudeer je civielrechtelijke uitspraken?

    In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.

    De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.

    Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.

    Meer lezen:

    Hoe bestudeer je strafrechtelijke uitspraken?

    Hoe bestudeer je strafrechtelijke uitspraken?

    In de strafrechtelijke procedure staan als partijen tegenover elkaar enerzijds een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM) en anderzijds de verdachte (meestal vertegenwoordigd door een raadsman). Het OM heeft een parket bij iedere rechterlijke instantie. Op het niveau van de Rechtbank gaat het om een officier van justitie (OvJ), bij het Hof om Advocaten-Generaal onder leiding van de Procureur-Generaal, bij de HR eveneens om Advocaten-Generaal onder leiding van de Procureur-Generaal bij de HR. Let op: het parket bij de HR heeft deels andere taken dan dat bij Hof en Rechtbank. Dit heeft gevolgen voor de rechtspositie van de leden van het parket bij de HR.

    De strafrechtelijke procedure vangt aan met de dagvaarding uitgebracht door de OvJ. Deze dagvaarding bevat de de verdachte tenlastegelegde feiten. Tijdens de rechtszitting beantwoordt de rechter de formele vragen van art. 348 Sv en de materiële vragen van art. 350 Sv. De formele vragen betreffen de geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechter, ontvankelijkheid van de OvJ en mogelijke redenen voor schorsing van de vervolging. De materiële vragen hebben betrekking op het bewijs van de feiten (niet bewezen, dan vrijspraak), de strafbaarheid van de feiten (indien niet, dan ontslag van rechtsvervolging), strafbaarheid van de verdachte (indien niet omdat er schulduitsluitingsgronden van toepassing zijn, dan volgt eveneens ontslag van rechtsvervolging) en tenslotte op de straf of maatregel. Daarnaast behandelt de rechter andere relevante strafrechtelijke wetsartikelen.

    Hoe bestudeer je bestuursrechtelijke uitspraken?

    Hoe bestudeer je bestuursrechtelijke uitspraken?

    Het bestuursrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger (natuurlijke of rechtspersoon) en tussen overheidsorganen onderling. Het bestuursrecht bepaalt met name de voorwaarden waaraan besluiten (overheidsbeslissingen van algemene strekking) en beschikkingen (besluiten gericht tegen één persoon) moeten voldoen. Het algemeen deel van het bestuursrecht is te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestuursrecht is vertakt over vele deelgebieden: sociaal zekerheidsrecht, belastingrecht, ruimtelijke ordeningsrecht, ambtenarenrecht, vreemdelingenrecht etc. Deze deelgebieden staan in afzonderlijke wetten.

    De bestuursrechtprocedure vinden plaats bij de bestuursrechter (een gespecialiseerde rechter bij de rechtbank) en in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak bij de Raad van State (ABRvS), de Centrale Raad van Beroep (CRvB, ambtenarenrecht of sociaal verzekeringsrecht) of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb, inzake handelingen en besluiten van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties). Maar aan deze eigenlijke beroepsprocedure gaat vooraf de bezwaarschriftprocedure. In deze voorfase kan iemand (eiser of andere belanghebbende(n)) die het niet eens is/ zijn met een beslissing van een bestuursorgaan bezwaar indienen bij dit orgaan. Is een partij het vervolgens niet eens met de beslissing op bezwaar, dan stelt hij beroep in bij de bestuursrechter. Als de bestuursrechter (of hogere instantie) het beroep gegrond verklaart, verwijst hij in beginsel de zaak terug naar het orgaan. Na een nieuw besluit, kan opnieuw bezwaar worden ingesteld, enzovoort. Anders dan de (lijdelijke) civiele rechter stelt de bestuursrechter zich actief op bij het onderzoek naar de feiten en bij de te hanteren rechtsgronden.

    Let op het begrip ‘belanghebbende’ in het bestuursrecht: dit omvat niet alleen de direct door een overheidsbesluit getroffen partij, maar ook anderen die door dit besluit in hun belangen zijn getroffen. Voor een rechtspersoon vallen onder deze belangen ook de belangen die deze persoon collectief behartigt (bijv. bij een stichting).

    Hoe citeer of haal je regelingen aan?

    Hoe citeer of haal je regelingen aan?

    Het aanhalen of citeren van wetsartikelen moet op een bepaalde manier gebeuren. Men moet bijvoorbeeld niet de titel, de afdeling of de paragraaf noemen. De pagina waarop het artikel staat moet ook niet genoemd worden. Wat moet dan wel genoemd worden?

    • Ten eerste moeten het artikel, het lid en de naam van de wet genoemd worden. Bijvoorbeeld artikel 17 lid 1 Grondwet, artikel 17 lid 1 GW of art. 17 lid 1 GW.
    • Bovendien moet bij het citeren ook een sub worden vermeld als het artikel een sub bevat. Bijvoorbeeld artikel 38 lid 1 sub a Grondwet.
    • Als er binnen een artikel of lid een opsomming wordt gegeven, moet er duidelijk worden aangegeven welke wordt bedoeld. Bijvoorbeeld artikel 8 lid 1 sub 2 Wet op de economische delicten.

    Het nummer van het artikel kan rechtstreeks uit de wet worden overgenomen. Bij het citeren van artikelen uit het Burgerlijk Wetboek moet men zelf het nummer van het Boek ervoor plaatsen. Dus niet artikel 142 BW, maar artikel 6:142 BW.

    Meer informatie:

    Hoe los je een juridische casus op?

    Hoe los je een juridische casus op?


    Stap 1: Het selecteren van de feiten

    • Wat zijn de belangrijke feiten?

    • Wat zijn de onbelangrijke feiten

    Stap 2: Het selecteren van de rechtsregel(s)

    • Welk rechtsgebied is van toepassing?

    • Welke wet is van toepassing?

    • Welke rechtsregel(s) zijn van toepassing?

    Stap 3: De rechtsregel(s) ontleden in voorwaarden en rechtsgevolg

    • Hoe moet deze rechtsregel ontleed worden in voorwaarden en rechtsgevolg?

    Stap 4: Het interpreteren van de voorwaarden

    • Wat wordt bedoeld met de voorwaarden?

    Stap 5: De oplossing: het toepassen van rechtsregel(s) op de feiten

    • Antwoord geven op de casusvraag door het toepassen van de rechtsregel(s) op de feiten

     

    Hoe houd je een juridisch betoog?

    Hoe houd je een juridisch betoog?

    Wanneer je een standpunt rechtvaardigt door middel van onderbouwing met argumenten, spreek je van argumentatie. Het doel is om de ander te overtuigen van een standpunt en om je standpunt te verdedigen tegen mogelijke kritiek. De standpunten en argumenten samen wordt een betoog genoemd.

    Overtuigend presenteren (vorm) en goede argumentatie (inhoud) zijn noodzakelijk.

    Zij vormen samen in de retorica de kunst van het overtuigen. De Ars Retorica van Aristoteles – een tekst uit de vierde eeuw voor Christus – vormt de basis voor de overtuigingsleer. Je kunt een betoog op verschillende manier vormgeven. De keuze hierin is afhankelijk van de soort argumenten die je gebruikt. Je kunt ook gebruik maken van schijnargumenten (drogredenen). Argumentatie is, naast het overtuigen, ook belangrijk om de argumenten van de tegenpartij te beoordelen op hun juistheid.

    Meer lezen:

    Hoe kan je jouw juridische vaardigheden met betrekking tot spelling, grammatica en leesvaardigheid toetsen?

    Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

    Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

         

    Partnerselectie: Stage in het buitenland I

    Partnerselectie: Stage in het buitenland I

    Partnerselectie: Stage in het buitenland II

    Partnerselectie: Stage in het buitenland II

    Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen juridische en bestuursinstellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

    Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen juridische en bestuursinstellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

    Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen bedrijven en economische instellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

    Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen bedrijven en economische instellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

    Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

    JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

    Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

    JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

    Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

    Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

    Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

    Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
     

    Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

    The world of JoHo footer met landenkaart

    JoHo: crossroads uit de bundels
    JoHo: paginawijzer

    Thema's

    Wat vind je op een JoHo Themapagina?

    • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
    • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

    Crossroad: volgen

    • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

    Crossroad: kiezen

    • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

    Footprints: bewaren

    • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
    • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

    Abonnement: nemen

    • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

    Hoe is de pagina op gebouwd

    • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
    • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
    • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
    • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
    • De statussen:
    1. Start
    2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
    3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
    4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
    5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
    6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
    7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
    8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
    9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
    10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
      JoHo: footprints achterlaten
      JoHo: pagina delen