Privaatrecht & Overeenkomsten: opleiding tot studeren in het buitenland

 

Privaatrecht en overeenkomsten in binnen- en buitenland: van studie, stage tot onderzoek doen

 

Burgerlijk Recht - Civiel recht - Contractenrecht - Formeel en burgerlijk procesrecht

Goederenrecht - Rechtshandeling - Verbintenissenrecht - Vermogensrecht

JoHo: crossroads uit bundel

  Themapagina

Inhoud

 

Privaatrecht

  • Privaatrecht is het recht dat gaat heeft over problemen tussen burgers onderling, tussen bedrijven onderling of burgers en bedrijven.
  • Het privaatrecht wordt ook civiel recht of burgerlijk recht  genoemd.

Studiehulp en samenvattingen

  • Samenvattingen en studiehulp voor verbintenissen en vermogensrecht
  • Samenvattingen en studiehulp voor goederenrecht (zakenrecht)
  • Samenvattingen en studiehulp voor burgerlijk procesrecht (formeel procesrecht)

Vragen en antwoorden o.a.

  • Wat is burgerlijk procesrecht?
  • Wat is civiel recht, burgerlijk recht of privaatrecht?
  • Wat is vermogensrecht?
  • Hoe zit het verbintenissenrecht in elkaar?
  • Hoe zit het goederenrecht en het burgerlijk procesrecht in elkaar?
  • Hoe komt een rechtshandeling tot stand?
  • Hoe is de aansprakelijk voor eigen gedragingen geregeld?
  • Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging?
  • Wat zijn algemene voorwaarden?
  • Wat zijn overeenkomsten?
  • Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming?
  • Wat wordt verstaan onder aansprakelijkheid?
  • Hoe wordt de omvang van de schadevergoeding bepaald?
  • Wat is onverschuldigde betaling en ongerechtvaardige verrijking?
  • Wat is bezit, overdracht en derdenwerking?
  • Wat is levering van goederen?

Competenties en vaardigheden

  • Juridische vaardigheden: van arresten bestuderen tot argumenteren

Buitenland

  • Studeren in het buitenland
  • Stage in het buitenland
  • Aansprakelijkheid verzekeren in het buitenland
  • Rechtsbijstand verzekeren in het buitenland
Privaatrecht, vermogensrecht en verbintenissenrecht bestuderen: vragen en antwoorden

Privaatrecht, vermogensrecht en verbintenissenrecht bestuderen: vragen en antwoorden

Wat is burgerlijk procesrecht?

Wat is burgerlijk procesrecht?

Wat is het burgerlijk procesrecht?

  • Het burgerlijk procesrecht valt uiteen in twee verschillende delen:
    • Het vermogensrecht: waar rechten ter vrije beschikking van de rechtssubjecten staan. De tussenkomst van de rechter wordt ingeroepen voor beslechting van een geschil over de inhoud van de rechtsbetrekking en/of ter verkrijging van een afdwingbare vordering.
    • Het personen- en familierecht: waar rechten niet ter vrije beschikking staan. De taak van de rechter is hierbij het behartigen van specifieke belangen.
  • Dit verschil werkt door in de doelstellingen en de regels van de betreffende rechtspleging.

Wat is het vermogensrecht?

  • Op dit terrein heeft het gerlijk procesrecht (bpr) tot taak om het mogelijk maken aanspraken, die voortvloeien uit het privaatrecht, op een efficiënte, effectieve en eerlijke wijze te verwezenlijken. Het bpr heeft een regeling voor (1) de procedure die tot een beslissing omtrent de rechtsverhouding tussen partijen moet leiden en (2) de tenuitvoerlegging van die beslissing: de executie. Deze twee onderdelen zijn met elkaar verbonden door het vonnis.
  • De hoofddoelstelling van het bpr is het mogelijk maken dat de crediteur, die een aanspraak heeft op een geven, doen of nalaten, een veroordeling van de debiteur krijgt die hij, zo nodig met overheidshulp, kan executeren (art. 3:296 BW). Het bpr dient eigenrichting tegen te gaan. Eigenrichting is het afdwingen, zonder overheidshulp met eigen machtsmiddelen, van een burgerrechtelijke aanspraak. Dit probeert het bpr tegen te gaan door middelen tot handhaving van de privaatrechtelijke rechtsorde ter beschikking te stellen. Het bpr moet dus voldoende rechtsbescherming bieden zodat men niet in de verleiding komt ‘het recht in eigen hand te nemen’.
  • Een rechtsvordering is de in rechte ingestelde eis. Uitgangspunt is de materiële aanspraak van de schuldeiser (het subjectieve recht, waaraan een vorderingsrecht is verbonden).De taak van de rechter om bij vermogensrechtelijke geschillen afdwingbare veroordelingen uit te spreken of te beslissen, wordt wel contentieuze ofwel eigenlijke rechtspraak genoemd.

Wat is het personen- en familierecht?

  • Op dit terrein treedt de rechter vaak ordenend op, als orgaan van de uitvoerende macht. Rechtssubjecten moeten eenvoudig toegang hebben tot de rechter en de rechter moet in staat gesteld worden de hem opgedragen staatszorg actief uit te oefenen. Op het terrein van het personen- en familierecht heeft de rechter meer vrijheid. Bij personen en familierecht is meer sprake van vrijwillige rechtspraak. Dit wordt ook wel voluntaire jurisdictie ofwel oneigenlijke rechtspraak genoemd.
Wat is civiel recht, burgerlijk recht of privaatrecht?

Wat is civiel recht, burgerlijk recht of privaatrecht?

Wat is civiel recht, burgerlijk recht of privaatrecht?

  • Het privaatrecht regelt rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Een rechtsverhouding is het geheel van rechten en plichten tussen twee of meer personen. Kenmerkend voor privaatrechtelijke relaties is dat de partijen in beginsel gelijkwaardig zijn en dat partijen hun juridische relatie zelfstandig mogen regelen binnen de grenzen die de wet aangeeft.
  • Privaat recht wordt ook wel civiel recht of burgerlijk recht genoemd

Hoe is het Burgerlijk Wetboek opgedeeld?

  • Het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat het belangrijkste en grootste stelsel van regelingen in het privaatrecht en is onderverdeeld in negen boeken:
    • Boek 1 van het BW gaat over personen- en familierecht.
    • Boek 2 van het BW gaat over rechtspersonen (zoals verenigingen, naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen).
    • Boek 3 omvat het vermogensrecht in het algemeen. Het vermogen is het totaal van rechten en plichten dat iemand op een bepaald moment heeft, voor zover die rechten en plichten op geld waardeerbaar zijn.
    • Boek 4 omvat het erfrecht en geeft regels over de overgang van de nalatenschap (het vermogen dat een overledene nalaat).
    • Boek 5 behandelt de zakelijke rechten (rechten met betrekking tot stoffelijke voorwerpen).
    • Boek 6 bevat het algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht. Verbintenissen zijn juridische relaties tussen een schuldeiser en schuldenaar.
    • Boek 7 en 7a regelen de bijzondere overeenkomsten zoals koop, huur, de arbeidsovereenkomst.
    • Boek 8: hierin staan de onderwerpen verkeersmiddelen en het vervoer.
    • Boek 10 gaat over het internationaal privaatrecht.
  • Privaatrechtelijke regels zijn ook te vinden buiten het BW, bijvoorbeeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deze wet bevat voorschriften over de gerechtelijke procedure in burgerlijke zaken).

Bronnen en meer lezen

Wat is vermogensrecht?

Wat is vermogensrecht?

Wat is vermogensrecht?

  • Vermogensrecht gaat over alle op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand heeft, zoals vermogen, leningen, bevoegdheden en eigendom.
  • Het vermogensrecht bestaat uit verbintenissenrecht en goederenrecht.

Wat is verbintenissenrecht?

  • Verbintenissenrecht gaat over de rechtsverhouding tussen particuliere personen onderling.

Wat is goederenrecht?

  • Goederenrecht gaat over de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed.
Hoe zit het verbintenissenrecht in elkaar, en wat zijn de deelgebieden?

Hoe zit het verbintenissenrecht in elkaar, en wat zijn de deelgebieden?

Wat is een verbintenis?

  • Een verbintenis is een relatief recht, een vermogensrechtelijke rechtsverhouding, tussen twee of meer personen. De ene partij heeft recht op een prestatie van de ander. De ander heeft de plicht de prestatie te leveren.
  • De partij met een plicht is de schuldenaar, deze heeft een schuld. De partij met het recht is de schuldeiser, deze heeft een vorderingsrecht.
  • De betrokken partijen zijn de subjecten van de verbintenis en de prestatie is het object.
  • De prestatie is een in de economische sfeer liggende gedraging.
  • Een overeenkomst is een bron van verbintenissen. Het is een meerzijdige verbintenis waarbij een of meer partijen betrokken zijn.
  • De rechtsvordering is de bevoegdheid de schuldenaar te verplichten tot het nakomen van de prestatie, eventueel met tussenkomst van een rechter.

Hoe komt een rechtshandeling tot stand?

  • Een rechtshandeling bestaat slechts gedurende het moment dat deze wordt verricht. Maar de gevolgen van deze handeling strekken zich over een langere of kortere tijdspanne uit. Wanneer men spreekt van een rechtshandeling heeft men het dan ook vaak niet alleen over het rechtsfeit zelf, maar ook over het samenstel van rechtsgevolgen dat ermee verbonden is.
  • In het algemeen is de totstandkoming van de rechtshandeling geregeld in de artt. 3:33- 38 BW. Daarnaast zijn artt. 6:217-225 BW voor overeenkomsten van toepassing. De rechtshandeling vereist een wil en een verklaring gericht op een rechtsgevolg (art. 3:33).
  • De rechtshandeling veronderstelt keuzevrijheid aan het individu, men is vrij om iemand een aanbod te doen en de inhoud daarvan te bepalen. Dit heeft geleid tot de theorie van de wilsverklaring. De essentie hiervan is weergegeven in art. 3:33, ‘een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’.
  • De rechtsorde kent aan de wilsverklaring van het individuele rechtssubject gezag toe in die zin dat zij er binnen zekere grenzen ook rechtsgevolgen aan verbindt. Hierdoor kunnen belangen van anderen in het geding komen. Er is dan ook bescherming van het vertrouwen van hen die bij de rechtshandeling betrokken zijn. Dit is het tweede leidende beginsel van de regeling van de totstandkoming, die tot uitdrukking komt in art. 3:35 en 3:36.

Wat is nakoming?

  • Nakoming betekent het verrichten van een prestatie die beantwoordt aan de verbintenis. Het synoniem voor nakoming is het begrip voldoening. Nakoming is geregeld in boek 6, afdeling 8 BW. Voor de betaling van een geldsom zijn aanvullende regels te vinden in artikel 6:111 e.v. BW, die van toepassing zijn naast de algemene regels van nakoming. 
  • Als er wordt nagekomen, dan wordt er aan de verbintenis voldaan en houdt deze op te bestaan. De schuldeiser kan dan niets meer vorderen en de schuldenaar is niets meer verschuldigd.
  • Een verbintenis kan dus teniet gaan door nakoming, maar ook door:
    • verrekening (6:127 e.v. BW);
    • afstand (kwijtschelding; 6:160 BW);
    • vermenging (6:161 BW);
    • schuldvernieuwing of novatie – een verbintenis gaat teniet als partijen deze bij overeenkomst vervangen door een andere verbintenis. Dit valt onder de contractsvrijheid van partijen en is niet geregeld in het wetboek.  

Wat houdt niet-nakoming in?

  • Voor juristen misschien meer interessant: wat gebeurt er wanneer niet, niet tijdig of verkeerd wordt nagekomen? De schuldeiser heeft in dat geval verschillende mogelijkheden. 
  • Hij kan (afhankelijk van de omstandigheden): 
  1. Nakoming vorderen (art 3:296), in combinatie met schadevergoeding voor de geleden schade, (art. 6:74 lid 2).
  2. Afzien van de oorspronkelijk overeengekomen prestatie en daarvoor een vervangende schadevergoeding eisen. 
  3. Zijn eigen prestatie opschorten, als hij zelf ook schuldenaar is. 
  4. Het ontbinden van de overeenkomst, met schadevergoeding voor de geleden schade. 

Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging?

  • Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordigde (de principaal) de bevoegdheid door een rechtshandeling, een volmachtverlening, aan de vertegenwoordiger verleent. Volmacht is geregeld in artt. 3:60 e.v. BW. Vertegenwoordiging in het algemeen is niet wettelijk geregeld. Alleen bestaat er een schakelbepaling in art. 3:78 en 79 met betrekking tot vertegenwoordiging en bestaan bijzondere regels voor bijzondere vormen van vertegenwoordiging.
  • Door directe vertegenwoordiging roept degene die voor de ander handelt niet voor zichzelf, maar voor de vertegenwoordigde rechtsgevolgen in het leven. Daar zijn twee eisen voor gesteld in art. 3:60 lid 1. De vertegenwoordiger moet de (1) bevoegdheid hebben om te vertegenwoordigen én (2) hij moet handelen in de hoedanigheid van de vertegenwoordiger of, uit naam van de principaal.
  • Wanneer de vertegenwoordiger handelt uit naam van zijn principaal, wordt dat onmiddellijke of eigenlijke vertegenwoordiging genoemd. Wanneer iemand niet in naam van de ander handelt, maar wel in opdracht en voor rekening van de ander, wordt dat middellijke vertegenwoordiging genoemd.
  • De schakelbepaling art. 3:78 zorgt ervoor dat bepaalde bepalingen uit de titel volmacht ook gelden voor andere vormen van vertegenwoordiging binnen het vermogensrecht.
  • Art. 3:79 zorgt voor de toepassing van deze bepalingen buiten het vermogensrecht, bijvoorbeeld in het familierecht of het procesrecht. Het begrip vertegenwoordiging heeft alleen betrekking op rechtshandelingen.

Wat zijn algemene voorwaarden?

  • De wet omschrijft de algemene voorwaarden als een of meerdere bedingen die opgesteld zijn om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van de bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk zijn geformuleerd (art. 6:231).
  • De bijzonderheid van algemene voorwaarden is dat zij deel uitmaken van een overeenkomst, maar dat de wederpartij zich niet of nauwelijks bewust is van de inhoud. Zouden zij zonder beperking geldig zijn, dan zou dit tot misbruik kunnen leiden. Het verbieden van algemene voorwaarden zou het functioneren van het handelsverkeer echter ernstig beperken. Daarom zijn er in het nieuwe BW bijzondere regels voor algemene voorwaarden opgenomen: artt. 6:231 - 247 BW. Aan deze artikelen liggen drie doelen ten grondslag:
  1. Het versterken van de rechterlijke controle op de algemene voorwaarden ter bescherming van de personen waartegen deze worden gebruikt. Dit komt tot uitdrukking in art. 6:233 sub a, waarin staat dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn indien ze onredelijk bezwarend zijn;
  2. Rechtszekerheid, ten aanzien van de toepasselijkheid en de (on)geoorloofdheid van de inhoud;
  3. Het stimuleren van overleg over de inhoud tussen partijen.
  • Afdeling 6.5.3 is van toepassing op obligatoire overeenkomsten, met uitzondering van arbeidsovereenkomsten en collectieve arbeidsovereenkomsten (art. 6:245). Via de schakelbepaling van art. 6:216 hebben deze artikelen ook werking op meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.
  • De bepalingen in afdeling 6.5.3 zijn van dwingend recht, dit wordt bepaald in art. 6:246. Art. 6:231 lid 1 sub a omschrijft algemene voorwaarden als een of meer schriftelijke bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Wanneer niet aan deze omschrijving is voldaan zijn de bepalingen betreft algemene voorwaarden niet van toepassing. De algemene leerstukken van redelijkheid en billijkheid zijn dan nog wel toepasselijk.

Wat zijn nietige en vernietigbare overeenkomsten?

  • Een nietige overeenkomst mist van het begin af de door partijen beoogde rechtsgevolgen. Het gaat hier om overeenkomsten die de wetgever überhaupt onwenselijk acht, bijvoorbeeld een huurmoord. Deze beoogde rechtsgevolgen zijn in beginsel nooit ingetreden.
  • Een vernietigbare overeenkomst is een minder strenge vorm. Hierbij kan een overeenkomst onverbindend worden verklaard en dit gebeurt vervolgens met terugwerkende kracht, tot aan het sluiten van de overeenkomst terug. Echter, zolang de overeenkomst niet vernietigd is, blijven de door partijen beoogde rechtsgevolgen in stand.
  • Er zijn vier gronden waarop een overeenkomst nietig of vernietigbaar is:
  1. de wijze van totstandkoming;
  2. de persoon die de overeenkomst sluit;
  3. de vorm;
  4. de inhoud van het contract.

Wat zegt de wet over de uitleg en uitvoering van een overeenkomst?

  • In Nederland kennen we het beginsel van contractsvrijheid. Partijen kunnen in beginsel over alles een overeenkomst sluiten. Dit alles dient wel te gebeuren naar redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW).
  • De inhoud van een contract kan niet alleen puur taalkundig worden geanalyseerd. Als er bijvoorbeeld in een huurcontract staat dat de verhuurder ten alle tijden mag controleren of de huurvoorwaarden worden nageleefd, betekent dit redelijkerwijs niet dat hij ook om drie uur ’s nachts mag aankloppen. Ook de vertrouwensleer van art. 3:35 is hier van belang. Wanneer de wederpartij in gerechtvaardigd vertrouwen is afgegaan op de verklaring van de andere partij, mag deze uitgaan van de verklaring, ookal komt deze niet overeen met zijn werkelijke wil.
  • Daarnaast heeft de Hoge Raad (in het Haviltex-arrest)de over en weer-formule geformuleerd: bij de uitleg van contractsbepalingen komt het aan ‘op de bedoeling die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten’. Dit alles geldt ook voor mondelinge overeenkomsten.

Op welke wijzen gaan verbintenissen teniet?

  • Verbintenissen kunnen op twee manieren tenietgaan.
  • De eerste is simpelweg door nakoming van de overeenkomst, oftewel de voldoening van de prestatie. Dit kan bijvoorbeeld het betalen van de koopprijs of het levering van de verkochte zaak zijn.
  • De tweede omvat alle andere manieren (zoals bij verrekening, afstand, vermenging, vernietiging, ontbinding, bevrijdende verjaring en vervaltermijn).

Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming?

  • Wanneer de schuldenaar zijn verplichting uit een rechtshandeling niet nakomt, kan de schuldeiser de rechter vragen deze verplichting af te dwingen (art. 3:296).
  • Hierbij bestaat vaak de mogelijkheid het vonnis reëel te executeren. Men spreekt van reële executie indien de schuldeiser het vonnis ten uitvoer kan brengen buiten de medewerking van de schuldenaar om.
  • Reële executie heeft dezelfde rechtsgevolgen als vrijwillige nakoming door een schuldenaar (art. 3:297). Ook ingeval van niet nakoming, bijvoorbeeld: een stukadoorsbedrijf weigert zijn verplichting tot stukadoren na te komen en daardoor besluit de rechter dat een ander bedrijf de verplichting op zich zal nemen op kosten van het nalatige bedrijf (art. 3:300 lid 1). De schuldeiser kan ook kiezen voor een dwangsom om zo de schuldenaar te dwingen alsnog zelf zijn verplichting na te komen.
  • De vordering van de schuldeiser om de schuldenaar zijn verplichting na te laten komen verjaart, in tegenstelling tot bij de algemene verjaringstermijn (art. 3:306), na vijf jaren (art. 3:307).

Hoe is de aansprakelijk voor eigen gedragingen geregeld (art. 6:162)?

  • Bij aansprakelijkheid voor eigen gedragingen gaat het om gedragingen die onrechtmatig zijn en aan de dader kunnen worden toegerekend. Deze aansprakelijkheid is geregeld in afd. 6.3.1 van het BW, meer specifiek art. 6:162.
  • Het uitgangspunt van art. 6:162 is de toerekenbare onrechtmatige gedraging (of: de fout) van de aangesprokene: alleen als er aan zowel de voorwaarde van toerekenbaarheid als de voorwaarde van onrechtmatigheid van de gedraging is voldaan, is een ander dan het slachtoffer verplicht de schade te vergoeden. Buiten die gevallen blijft het uitgangspunt dat iedereen zijn eigen schade draagt.
  • Bij het bepalen van de onrechtmatigheid van het gedrag is in ieder geval niet van belang of de eindtoestand onrechtmatig is: het gaat er alleen om of er sprake is van zogenaamd ‘plichtverzakend gedrag’ van de dader, wat het geval is als de gedraging volgens het recht verboden is. Wanneer gedrag als onrechtmatig kan worden aangemerkt, blijkt uit art. 6:162 lid 2.

Waar gaat het bij kwalitatieve aansprakelijkheid om (afd. 6.3.2)?

  • Het gaat bij kwalitatieve aansprakelijkheid om aansprakelijkheid gebaseerd op een kwaliteit waarmee iemand in relatie tot een ander of tot een bepaalde zaak staat.
  • De aansprakelijkheid is verbonden aan het bezitten van de kwaliteit en berust niet op onjuist gedrag van de persoon waarbij de aansprakelijkheid ligt.

Het leerstuk productaansprakelijkheid; kan de producent worden aangesproken?

  • Producten kunnen schade veroorzaken. Als het betreffende defect al bestond toen het de fabriek verliet, dan wordt het leerstuk van de productaansprakelijkheid van belang: kan de producent worden aangesproken? In dat geval wordt de consument beschermd, en dat is precies het doel van art. 6:185 e.v. en de Europese richtlijn die aan die artikelen ten grondslag ligt.
  • Er moet onderscheid gemaakt worden tussen begrippen die in deze Europese richtlijn worden gedefinieerd en begrippen waarbij dat niet gebeurt.
  • De eerste soort moeten autonoom of communautair worden uitgelegd (waardoor de nationale rechter er geen uitleg aan mag geven), terwijl bij de tweede soort nationale interpretatie wel is toegestaan (zolang er maar geen inbreuk wordt gemaakt op het ‘nuttig effect’ van de richtlijn). Bovendien heeft het feit dat het om een Europese richtlijn gaat tot gevolg dat niet altijd duidelijk is of Nederlandse leerstukken, zoals het leerstuk van het causaal verband (art. 6:98) wel zonder meer mogen worden toegepast.
  • Biedt de productaansprakelijkheid geen uitkomst, dan kan de benadeelde nog altijd zijn recht zoeken bij art. 6:162. Overigens wordt vanaf nu aangenomen dat er geen contractuele verhouding bestaat tussen de verkoper en degene die schade heeft geleden; in dat geval gelden de aparte regels van het contractenrecht. Tot slot is nog van belang dat art. 6:173 (zoals hierboven al vermeld) in geval van een gebrekkige zaak de aansprakelijkheid bij de producent legt en niet bij de bezitter.

Hoe is de aansprakelijkheid voor motorrijtuigen geregeld (art. 185 WVW)?

  • Eén van de meest fundamentele onderdelen van het aansprakelijkheidsrecht is de aansprakelijkheid in geval van verkeersongelukken. Meestal is dan gewoon art. 6:162 BW van toepassing, maar in het geval waarin een bestuurder van een motorrijtuig een ongeluk veroorzaakt, waarvan een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer het slachtoffer is, geldt art. 185 Wegenverkeerswet (WVW).

Meer lezen:

Wat is het doel van de regeling inzake oneerlijke handelspraktijken?

  • Regels omtrent aansprakelijkheid voor oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en de aansprakelijkheid van internetproviders is geregeld in art. 6:193a-6:193j.
  • Op grond van deze regeling hebben consumenten de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen als zij in aanraking komen met oneerlijke handelspraktijken, zoals misleidende reclames en loterijen. Het doel hiervan is om consumenten tegen misleidende en agressieve handelspraktijken te beschermen.
  • In de regeling wordt duidelijk wat als ‘onrechtmatig’ moet worden beschouwd wanneer het gaat om een oneerlijke handelspraktijk. Volgens art. 6:193b is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk als een handelaar handelt in strijd met de vereisten van professionele toewijding, en als het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt. Hierdoor kan de consument een besluit over een overeenkomst nemen dat hij anders niet had genomen.

Het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad; is de overheid aansprakelijk?

  • De onrechtmatige overheidsdaad (art. 6:162) is niet specifiek in de wet geregeld.
  • Het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad is abstract, en de algemene regels die erbij horen, bieden in de praktijk niet altijd uitkomst.
  • Er is sprake van een botsing tussen aan de ene kant de beleidsvrijheid die de overheid nodig heeft om het algemeen belang te behartigen en anderzijds belangen van individuen die schade lijden door het handelen van de overheid. Rechters honoreren vorderingen tot schadevergoeding door de overheid niet snel, waarschijnlijk omdat deze vergoeding uit de publieke middelen betaald moet worden.
  • Anderzijds gelden voor de overheid (in tegenstelling tot voor normale burgers) de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waardoor de overheid juist eerder onrechtmatig handelt.

Wat wordt verstaan onder werkgeversaansprakelijkheid?

  • Art. 7:658 verwoordt de werkgeversaansprakelijkheid: aansprakelijkheid met betrekking tot arbeidsongevallen en beroepsziekten. Over het algemeen kan worden gezegd dat in de jurisprudentie de aansprakelijkheid van de werkgever is uitgebreid om de werknemer te beschermen. Dit blijkt uit het feit dat er:
    • strenge eisen worden gesteld aan de zorgvuldigheid die werkgevers moeten hanteren;
    • rekening wordt gehouden met het feit dat werknemers niet altijd even zorgvuldig handelen tijdens hun werkzaamheden;
    • alleen in uitzonderingsgevallen wordt aangenomen dat er sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer (in dat geval moet de werknemer zelf opdraaien voor de schade);
    • speciale regels zijn ontwikkeld omtrent de stelplicht en bewijslast;
    • een extra rechtsbescherming wordt gevormd door art. 7:611 (Goed werknemersschap)
  • Wat de werkgever moet doen (materiële norm) en zijn plicht om te bewijzen dat hij voldoende heeft gedaan (stelplicht) lopen tamelijk in elkaar over.

Hoe wordt de omvang van de schadevergoeding bepaald?

  • In beginsel wordt uitgegaan van volledige vergoeding van de geleden schade. Het (ongeschreven) uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht is dat in beginsel de volledige schade die het slachtoffer heeft geleden moet worden vergoed. Dit beginsel van het schadevergoedingsrecht is echter als zodanig niet in de wet terug te vinden. Op dit beginsel bestaan verschillende uitzonderingen, die terugkeren in de leerstukken van afd. 6.1.10 (denk aan art. 6:98, art. 6:100 en art. 6:109).
  • Ondanks het feit dat het begrip ‘schade’ nergens in afd. 6.1.10 gedefinieerd wordt, is het toch duidelijk wat dit begrip inhoudt. Nergens in de wet of parlementaire geschiedenis is een duidelijke definitie van het begrip schade te vinden. Er wordt wel besproken welke soorten schade vergoed kunnen worden. In art. 6:95 wordt bepaald dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen vermogensschade en ander nadeel. Vervolgens wordt in art. 6:96 het begrip vermogensschade nader toegelicht en behandelt art. 6:106 ander nadeel dan vermogensschade.
  • Bij schade gaat het altijd om twee aspecten: (1) vermindering of nadeel in (2) een object. Dat object is iemands vermogen of iets anders (namelijk immateriële zaken, waarvoor men smartengeld kan krijgen als vergoeding). Om te bepalen of er sprake is van vermindering of nadeel wordt de situatie zonder dat er schade is veroorzaakt en de situatie waarin wel schade is veroorzaakt, met elkaar vergeleken. In principe zijn de hierboven beschreven regels en definities voldoende om mee te kunnen werken, maar soms is het moeilijk om aan te geven of er sprake is van schade en zo ja, in hoeverre die schade voor vergoeding in aanmerking komt.

Wat houdt de tijdelijke regeling verhaalsrechten in (art. 6:197)?

  • De tijdelijke regeling verhaalsrechten ziet op de vraag of de verzekeraars en uitkeringsinstanties profijt hebben van de bijzondere aansprakelijkheden die in het nieuwe BW zijn opgenomen.

Wat is zaakwaarneming en hoe werkt dat juridisch?

  • Bij zaakwaarneming gaat het kort gezegd om het op redelijke grond willens en wetens behartigen van andermans belang zonder daartoe bevoegd te zijn. De achtergrond van zaakwaarneming is dat het gewenst is dat mensen in noodsituaties de belangen van anderen behartigen, zonder dat zij bang hoeven zijn dat ze de daarvoor gemaakte kosten niet vergoed krijgen (waardoor misschien niet zouden ingrijpen). Het gaat dan om situaties waarin de belanghebbende (degene wiens belangen worden behartigd) zijn belangen niet (helemaal) zelf kan behartigen. Hiervan is sprake in de volgende gevallen:
    • de belanghebbende is niet bereikbaar (bijvoorbeeld doordat hij op reis is);
    • de belanghebbende is wel bereikbaar, maar de situatie vereist onmiddellijk ingrijpen (bijvoorbeeld als zijn huis in brand staat);
    • de belanghebbende is wel bereikbaar, maar kan zijn belangen niet zelf behartigen, ook niet met de hulp van een tussenpersoon;
    • er is sprake van volmachtsoverschrijding, wat inhoudt dat de gevolmachtigde de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever (de belanghebbende) te buiten gaat, terwijl dit handelen als zaakwaarneming kan worden aangemerkt.
  • In de praktijk komen zaakwaarnemers minder voor dan vroeger. Dit is het gevolg van betere communicatiemiddelen, waardoor men vrijwel permanent bereikbaar is en van de hedendaagse transportmiddelen.

Wat is onverschuldigde betaling en hoe werkt dat juridisch?

  • Bij onverschuldigde betaling gaat het kort gezegd om een betaling zonder rechtsgrond.
  • De achterliggende gedachte bij de rechtsfiguur van de vordering uit onverschuldigde betaling is omstreden. Soms wordt de vordering gefundeerd op de billijkheid, omdat wordt voorkomen dat iemand verrijkt wordt zonder rechtvaardiging daarvoor. De wet en de doctrine nemen echter het standpunt in dat deze vordering niet per se bedoeld is om de verrijking ongedaan te maken, maar wel om terug te draaien wat zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden; de oude toestand wordt dus hersteld.
  • Daarom wordt er ook onderscheid gemaakt tussen de onverschuldigde betaling en de ongerechtvaardigde verrijking, al is er wel regelmatig sprake van samenloop van deze twee vorderingen.

Wat is ongerechtvaardige verrijking en hoe werkt dat juridisch?

  • Bij ongerechtvaardigde verrijking gaat het er kort gezegd om dat iemand die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander ook verplicht is om de schade van de ander onder voorwaarden te vergoeden.
  • Pas met de invoering van het nieuwe BW is de ongerechtvaardigde verrijking opgenomen als algemene actie.
  • De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is gebaseerd op de billijkheid en beoogt ongegronde vermogensverschuivingen te corrigeren. Omdat de regeling vaag en veelomvattend is (want wat is immers ongerechtvaardigd?), zijn in de jurisprudentie en de doctrine criteria ontwikkeld die deze vordering uitwerken en de reikwijdte ervan bepalen.

Welke andere vorderingen zijn er mogelijk op grond van 6:162?

  • De vorderingen die zijn gebaseerd op art. 6:162 zijn meestal vorderingen tot schadevergoeding, al dan niet in de vorm van geld. Behalve schadevergoeding zijn er echter nog meer soorten vorderingen mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
    • een vordering tot verklaring voor recht dat onrechtmatig is gehandeld;
    • een gebod of verbod;
    • of rectificatie.

Bronnen en verder lezen

Hoe zit het goederenrecht en het burgerlijk procesrecht in elkaar, en wat zijn de deelgebieden?

Hoe zit het goederenrecht en het burgerlijk procesrecht in elkaar, en wat zijn de deelgebieden?

Wat wordt verstaan onder vermogen en vermogensrecht?

  • In juridische zin wordt met ‘vermogen’ bedoeld: alle op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand heeft.
  • Men is bijvoorbeeld eigenaar van een aantal zaken, denk aan een huis, een auto of sieraden. Daarnaast kan men vorderingen hebben, bijvoorbeeld op een vriend die geld heeft geleend. Andersom kan men zelf ook een verplichting of schuld hebben. Dit alles tezamen vormt het ‘vermogen’.
  • Het (objectief) vermogensrecht omvat alle regels met betrekking tot de rechten en verplichtingen die men heeft. Het objectieve recht betreft alle op dit moment in Nederland geldende regels. Uit dit objectieve recht vloeien zogenaamde subjectieve rechten voort. Subjectief recht ziet op bevoegdheden die iemand kan hebben. Zo heeft iemand die eigenaar is van een auto de bevoegdheid om deze te gebruiken, te verkopen of uit te lenen. Een subjectief recht, zoals het eigendomsrecht, vloeit voort uit het objectieve vermogensrecht.

Wat is de rol van het vermogensrecht binnen het burgerlijk procesrecht (het formele procesrecht)?

  • Het burgerlijk procesrecht valt uiteen in twee verschillende delen:
    • Het vermogensrecht: waar rechten ter vrije beschikking van de rechtssubjecten staan. De tussenkomst van de rechter wordt ingeroepen voor beslechting van een geschil over de inhoud van de rechtsbetrekking en/of ter verkrijging van een afdwingbare vordering.
    • Het personen- en familierecht: waar rechten niet ter vrije beschikking staan. De taak van de rechter is hierbij het behartigen van specifieke belangen.
  • Dit verschil werkt door in de doelstellingen en de regels van de betreffende rechtspleging.

Hoe kan je goederen verkrijgen of verliezen?

  • Een vermogen is niet statisch en ondergaat vaak wijzigingen door verkrijging en verlies van goederen.
  • De verkrijging van goederen kan gebeuren onder algemene en onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 1).
  • Verkrijging onder algemene titel betekent dat de verkrijger het geheel of een (evenredig) deel van een vermogen verkrijgt van een ander. Dit betekent dat hij zowel alle activa (het totaal van de vermogensrechten) als alle passiva (het totaal van de schulden) verkrijgt, of een evenredig deel daarvan. De verkrijger wordt nu rechthebbende op zowel alle absolute als relatieve rechten. In art. 3:80 lid 2 worden er vier algemene titels genoemd:
    • erfopvolging,
    • boedelmenging (bij het huwelijk),
    • fusie,
    • splitsing.
  • Verkrijging onder bijzonder titel is het verkrijgen van een of meer bepaalde goederen en dus niet het gehele vermogen zoals bij algemene titel.
  • Iedere verkrijging die niet onder algemene titel plaatsvindt, is een verkrijging onder bijzondere titel.
  • Art. 3:80 lid 3 noemt drie vormen van verkrijging onder bijzondere titel:
    • overdracht,
    • verjaring
    • toe-eigening.
  • Maar ook natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel (art. 5:13 jo. 5:14 jo. 5:15 BW).
  • Verkrijging door overdracht is erg gebruikelijk en komt vaak voor. Bij overdracht gaat een bepaald goed uit het vermogen van de ene persoon over in dat van een ander persoon.

Wat zijn absolute rechten op goederen?

  • Een absoluut recht is het recht van één tegenover iedereen, dit betekent dat het recht te handhaven is tegenover wie dan ook. Dit wordt ook wel ‘absolute werking’ genoemd.
  • Het duidelijkste voorbeeld van een absoluut recht is het eigendomsrecht, het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben.
  • Eigendom staat gedefinieerd in Boek 5 in art. 5:1 lid 1 BW en houdt in dat de eigenaar kan bepalen dat anderen niet van zijn eigendom kunnen genieten, ofwel eenieder wordt uitgesloten van dit genot, zie art. 5:1 lid 2. Alleen een eigenaar mag dus gebruik maken van zijn zaken, tenzij hij anderen hiertoe toestemming verleent.
  • Een eigenaar komt niet alleen het vrije gebruik van zijn zaak toe, ook is hij exclusief bevoegd om over zijn zaak te beschikken: deze te vervreemden (verkopen) of er een beperkt recht op te vestigen, bijvoorbeeld een hypotheek of vruchtgebruik.
  • Hij mag dit beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen. Enkel de eigenaar kan aldus een andere persoon eigenaar van de zaak maken

Wat is bezit?

  • Bezit is niet hetzelfde als eigendom. Bezit is de uiterlijke machtsuitoefening door een eigenaar, maar nooit de eigendom zelf. Het is echter wel zo dat de bezitter vaak ook de eigenaar is. Het bezit schept dan ook het (bewijs)vermoeden van eigendom.
  • Om te begrijpen wat ‘bezit’ is, moet eerst gekeken worden naar het begrip ‘houden’. De houder van een goed is degene die macht uitoefent over dat goed.

Wat is overdracht?

  • Overdracht is een wijze van verkrijging onder bijzondere titel. Hierdoor gaat een goed van het vermogen van de verkoper over in dat van de koper. Overdracht is niet hetzelfde als levering.
  • Art. 3:84 lid 1 BW noemt drie vereisten voor de overdracht van goederen:
  1. Levering;
  2. krachtens geldige titel;
  3. verricht door een beschikkingsbevoegde.
  • Voor eigendomsoverdracht kan men niet slechts volstaan met de levering van het goed. Ook aan de andere twee eisen dient te zijn voldaan. Bovendien moet het goed ‘overdraagbaar zijn’. Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, zo volgt uit art. 3:83 lid 1 BW. Een auto, woning of vorderingsrecht kan dus worden overgedragen. Men kan niet afspreken dat een goed niet overgedragen kan worden, dat zou het handelsverkeer belemmeren.

Wat is derdenwerking en publicatie?

  • Een koper kan te maken krijgen met bijvoorbeeld een kwalitatieve verplichting. Een dergelijke verplichting heeft derdenwerking: de koper is geen partij geweest bij de overeenkomst, maar hier wel aan gebonden.
  • Dit geldt ook als er een absoluut recht op het gekochte goed rust, denk aan een hypotheekrecht. De koper van een huis wil niet onverwachts met een hypotheekrecht worden geconfronteerd dat de verkoper daarop had gevestigd.
  • Derdenwerking is daarom enkel gerechtvaardigd wanneer men het absolute recht dat op het goed rust, ten tijde van de verkrijging ‘kende of had kunnen kennen’.
  • In het objectieve recht komen dan ook verschillende publicatievereisten voor. Wanneer op een huis een hypotheekrecht wordt gevestigd, wordt dit gepubliceerd in de openbare registers.

Hoe worden derden beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid?

  • Eén van de eisen van overdracht is de beschikkingsbevoegdheid van de persoon die het goed wil overdragen. Het ontbreken van de beschikkingsbevoegdheid kan gerepareerd worden als voldaan is aan de eisen voor derdenbescherming door art. 3:86 of art. 3:88 BW.
  • Het is niet altijd redelijk dat een derde te goeder trouw die bijvoorbeeld een goed koopt van iemand die hiervan niet de rechthebbende is, het goed niet mag houden. Daarom zijn er derdenbeschermende bepalingen in het BW opgenomen. De eerste mogelijkheid is neergelegd in art. 3:86 BW.
  • Om na te gaan of er een geslaagd beroep op derdenbescherming door de koper die niet op de hoogte was van de beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper kan worden gedaan, moet er aan de volgende vereisten zijn voldaan:
    • Er moet sprake zijn van een levering van een roerende zaak, niet-registergoed, of een recht aan toonder of order;
    • De levering vindt plaats in overeenstemming met art. 3:90, art. 3:91 of art. 3:93 BW;
    • De levering geschiedt anders dan om niet;
    • De verkrijger is op het moment van de levering te goeder trouw. Het recht helpt de verkrijger hier een handje mee doordat de houder wordt geacht bezitter te zijn en de bezitter wordt geacht rechthebbende te zijn (art. 3:109 jo 3:119).

Op welke wijzen kan een goed geleverd worden?

  • Het leveren van goederen kan alleen geschieden op de door de wet genoemde manieren. Het zelf creëren van een nieuwe mogelijkheid tot levering is niet mogelijk.
  • Roerende zaken, niet-registergoederen worden geleverd via bezitsverschaffing (art. 3:90 lid 1 BW). Onroerende zaken, registergoederen worden geleverd via art. 3:89 lid 4.
  • Bezitsverschaffing is overigens niet hetzelfde als eigendomsoverdracht. Bezitsverschaffing is één van de drie voorwaarden vermeld in art. 3:84 voor eigendomsoverdracht, namelijk de levering. Een bezitter kan dus wel het bezit overdragen aan een ander, maar hij kan niet de eigendom overdragen aan een ander. Ook een detentor (houder) kan een goed overdragen, maar dit dan alleen met instemming van de bezitter.

Wat houdt verkrijging door verjaring in?

  • Verjaring is een van de manieren om goederen te verkrijgen onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3 BW).
  • Verjaring kan op twee manieren.
  • Ten eerste bestaat er de verkrijgende verjaring. Het gaat hier om personen die voorheen slechts bezitter waren, maar door tijdsverloop rechthebbende van het goed zijn geworden.
  • Ten tweede is er de bevrijdende verjaring. Dit is het door tijdsverloop teniet gaan van een rechtsvordering (titel 3.11). Verkrijgende verjaring treedt van rechtswege in. Hier hoeft men geen expliciet beroep op te doen. Bevrijdende verklaring vereist dit nu juist wel. Zo verbiedt bijvoorbeeld art. 3:322 BW de rechter om de bevrijdende verjaring ambtshalve toe te passen.

Welke eigendomsverkrijgingen zijn opgenomen in Boek 5 BW?

  • In boek 5 komen de volgende eigendomsverkrijgingen voor:
    • Eigendomsverkrijging door toe-eigening
    • Eigendomsverkrijging van een gevonden zaak
    • Eigendomsverkrijging van een gevonden schat
    • Eigendomsverkrijging door middel van natrekking
    • Eigendomsverkrijging door middel van vermenging
    • Eigendomsverkrijging door middel van zaaksvorming
    • Eigendomsverkrijging door middel van vruchttrekking

Wat zijn beperkte rechten op goederen?

  • Art. 3:8 BW stelt: ‘Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard’. Het meer omvattend recht noemen we het ‘moederrecht’, het beperkte recht het ‘dochterrecht’.
  • Sommige beperkte rechten kunnen slechts gevestigd worden op zaken, deze staan in Boek 5. De beperkte rechten uit Boek 5 zijn erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal.
  • Andere beperkte rechten kunnen op goederen – dus zowel op zaken als op vermogensrechten – worden gevestigd en staan dus in Boek 3. De beperkte rechten in Boek 3 zijn het recht van vruchtgebruik, pand en hypotheek. 
  • De beperkte rechten kennen een gesloten stelsel. Het is dus niet mogelijk om nieuwe beperkte rechten te construeren (art. 3:81 lid 1).
  • Beperkte rechten kunnen verdeeld worden in genots- en zekerheidsrechten.
  • Genotsrechten zijn beperkte rechten die de rechthebbende de bevoegdheid geven een goed dat aan een ander toebehoort te gebruiken en het genot ervan te hebben. Hieronder vallen dus het recht van vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en het appartementsrecht.
  • De zekerheidsrechten verschaffen de schuldeiser een sterkere positie bij verhaal van zijn vordering. Het pandrecht en hypotheekrecht zijn zekerheidsrechten op het gebonden goed.
  • Alle beperkte rechten hebben absolute werking. Als A bijvoorbeeld zijn huis verkoopt, en dit huis is bezwaard met het recht van vruchtgebruik ten behoeve van B, dan kan A dit huis alleen verkopen inclusief het vruchtgebruik. Het recht van vruchtgebruik gaat dus mee in de overdracht.

Wat zijn voorrangsrechten?

  • Art. 3:276 BW bepaalt dat een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen. Men verhaalt zich door het te gelde maken van het goed van de schuldenaar: executie. Uit de executieopbrengst wordt de vordering voldaan.
  • Om zich te mogen verhalen is een executoriale titel nodig, die de schuldeiser bij de rechter kan verkrijgen. Dit is bijvoorbeeld een vonnis waarin X veroordeeld is om Y een geldsom te betalen. Met dit vonnis kan Y beslag leggen op goederen van X, de goederen verkopen en de geldsom voldoen uit de verkoopopbrengst. Echter, in het geval van een faillissement dient hij zich eerst bij de curator te melden, aangezien pand- en hypotheekhouder separatisten zijn en dus voorrang genieten op executoriale titels. Zij kunnen handelen alsof er geen faillissement was (art. 57 Faillissementswet).
  • Pand- en hypotheekhouder hebben geen executoriale titel van de rechter nodig om tot verkoop van het met pand of hypotheek bezwaarde goed over te gaan; zij kunnen het goed paraat executeren (respectievelijk art. 3:248 jo. 3:268).
  • Alle crediteuren hebben onderling een gelijk recht op voldoening uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar. Dit naar evenredigheid van ieders vordering (art. 3:277). Dit wordt ook wel ‘partias creditorum’ genoemd, de gelijkheid van de schuldeisers.
  • Op de hoofdregel van art. 3:227 – gelijkheid van schuldeisers, bestaan uitzonderingen. Sommige schuldeisers hebben namelijk ‘voorrang’. Zij mogen zich het eerst verhalen op de executie-opbrengst. Een schuldeiser met voorrang wordt ook wel een ‘preferente schuldeiser’ genoemd. Een ‘gewone’ schuldeisers wordt een ‘concurrente schuldeiser’ genoemd.
  • Er bestaat een gesloten systeem van voorrangsrechten. Schuldeisers kunnen alleen voorrang hebben op grond van wettelijk erkende redenen, zoals pand, hypotheek en voorrecht art. 3:278 lid 1.

Bronnen en meer lezen

 

Privaatrecht en overeenkomsten: begrippen en definities

Privaatrecht en overeenkomsten: begrippen en definities

Wat is bezit?

Wat is bezit?

 

Wat is bezit?

  • Bezit is niet hetzelfde als eigendom. Bezit is de uiterlijke machtsuitoefening door een eigenaar, maar nooit de eigendom zelf. Het is echter wel zo dat de bezitter vaak ook de eigenaar is. Het bezit schept dan ook het (bewijs)vermoeden van eigendom.
  • Om te begrijpen wat ‘bezit’ is, moet eerst gekeken worden naar het begrip ‘houden’. De houder van een goed is degene die macht uitoefent over dat goed.

 

Wat zijn bezit en detentie?

  • Houden komt in twee verschillende vormen voor:
  1. De eerste vorm is bezit. Een bezitter is iemand die een goed voor zichzelf houdt (art. 3:107 lid 1 BW). De bezitter oefent over de zaak een zodanige macht uit, alsof hij eigenaar van die zaak is. In de meeste gevallen is de bezitter dan ook eigenaar. Bezit is dus niet per definitie eigendom. In titel 3.5 vind je de omschrijving van bezit.

  2. De tweede vorm van houden is detentie. Een detentor is iemand die een goed voor een ander houdt. Als A zijn auto bij B tijdelijk stalt, dan houdt B de auto ‘voor een ander’ – namelijk A. B is in dit geval detentor. Er is sprake van houderschap.

  • Voor bezit en detentie is niet vereist dat de bezitter of de detentor het goed ook daadwerkelijk onder zich heeft. Zo blijkt uit art. 3:117 lid 1 BW dat een bezitter het bezit alleen kan verliezen indien hij het goed kennelijk prijsgeeft of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt. Als iemand een huis bezit in Groningen, maar ondertussen maandenlang aan de andere kant van de wereld verkeert, is hij nog steeds bezitter van het huis. Hij heeft het huis immers niet prijsgegeven (bijv. aan iemand verkocht) en een ander heeft het bezit ook niet verkregen. Zo is een huurder bijvoorbeeld bezitter van het vorderingsrecht dat hem als huurder van het huis toekomt. Van het huis zelf is hij slechts detentor. De verhuurder is namelijk al (middellijk) bezitter van zijn huis. Bij diefstal van een goed van A door B, verliest A echter wel zijn bezit. B heeft namelijk het bezit verkregen (de tweede mogelijkheid genoemd in art. 3:117 BW) en houdt het goed nu voor zichzelf. A is echter wel nog steeds eigenaar van de zaak (over eigendom verderop meer).
  • Bezit is ‘onmiddellijk’, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt (art. 3:107 lid 1 BW). Bezit is ‘middellijk’, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt – oftewel ‘een ander’ is hier een detentor (art. 3:107 lid 2 BW). Het is vervolgens ook niet voor een detentor vereist om een goed ook feitelijk onder zich te hebben. Het houden voor een ander kan namelijk op zijn beurt ook weer onmiddellijk (het zelf houden van een goed voor een ander) of middellijk zijn (wanneer een ander het goed op zijn beurt weer houdt voor een ander, art. 3:107 lid 4 BW)

Hoe wordt bezit vastgesteld?

  • Wanneer A een fiets uitleent aan B, wordt B detentor van die fiets en gaat A over van onmiddellijk naar middellijk bezitter. Als A de fiets vervolgens weer terug wil en B zich op het standpunt stelt dat hij geen detentor maar bezitter is, ontstaat er een probleem. Beiden zullen nu hun gelijk moeten bewijzen; de wet bepaalt wat zij hiervoor moeten bewijzen. Art. 3:109 BW stelt dat wanneer iemand een goed houdt, vermoed wordt dat deze persoon het goed voor zichzelf houdt – daarmee wordt deze persoon vermoed bezitter te zijn (art. 3:119 BW), in dit geval B. Art. 3:110 BW maakt echter uit wanneer de verkrijger detentor dan wel bezitter is. Hierin staat dat wanneer er een rechtsverhouding tussen twee personen bestaat die ertoe strekt dat het goed door de bezitter zal worden gehouden (bijvoorbeeld bij bruikleen, huur, vruchtgebruik, pand, enz.), de ontvanger dan slechts detentor wordt en geen bezitter. A zal in ons voorbeeld dan moeten bewijzen dat de fiets volgens zo’n rechtsverhouding verleend is aan B. B zal juist moeten bewijzen dat hij niet detentor, maar juist bezitter is geworden.
  • Een houder kan zichzelf niet tot bezitter maken. Art. 3:111 BW stelt met zoveel woorden ‘eenmaal detentor, altijd detentor’ (het interversieverbod), tenzij de detentor bezitter is geworden met medewerking van de bezitter of door tegenspraak van het recht van de bezitter. De enkele wilswijziging van de houder (die ineens bezitter wil worden) is onvoldoende. Oftewel B zal hier aannemelijk moeten maken dat A hem de fiets bijvoorbeeld heeft verkocht of geschonken. In dit geval is B namelijk bezitter geworden met medewerking van A.

Hoe kan men bezit verkrijgen en verliezen?

  • Er zijn drie wijzen van bezitsverkrijging (volgens art. 3:112 BW), namelijk:
    • inbezitneming (art. 3:113). Iemand kan een goed in bezit nemen door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen (toe-eigening). Een dief verkrijgt op deze wijze bezit.
    • bezitsoverdracht (art. 3:114 en 3:115). De verkrijger van het bezit wordt door de bezitter in staat gesteld de macht over het goed uit te oefenen.
    • opvolging onder algemene titel (art. 3:116)
  • In art. 3:117 staat bezitsverlies omschreven. Het bezit gaat door zolang het bezit niet door een ander is verkregen of door de bezitter kennelijk wordt prijsgegeven. Diefstal is een vorm van onvrijwillig bezitsverlies.

 

Wat is burgerlijk procesrecht?

Wat is burgerlijk procesrecht?

Wat is het burgerlijk procesrecht?

  • Het burgerlijk procesrecht valt uiteen in twee verschillende delen:
    • Het vermogensrecht: waar rechten ter vrije beschikking van de rechtssubjecten staan. De tussenkomst van de rechter wordt ingeroepen voor beslechting van een geschil over de inhoud van de rechtsbetrekking en/of ter verkrijging van een afdwingbare vordering.
    • Het personen- en familierecht: waar rechten niet ter vrije beschikking staan. De taak van de rechter is hierbij het behartigen van specifieke belangen.
  • Dit verschil werkt door in de doelstellingen en de regels van de betreffende rechtspleging.

Wat is het vermogensrecht?

  • Op dit terrein heeft het gerlijk procesrecht (bpr) tot taak om het mogelijk maken aanspraken, die voortvloeien uit het privaatrecht, op een efficiënte, effectieve en eerlijke wijze te verwezenlijken. Het bpr heeft een regeling voor (1) de procedure die tot een beslissing omtrent de rechtsverhouding tussen partijen moet leiden en (2) de tenuitvoerlegging van die beslissing: de executie. Deze twee onderdelen zijn met elkaar verbonden door het vonnis.
  • De hoofddoelstelling van het bpr is het mogelijk maken dat de crediteur, die een aanspraak heeft op een geven, doen of nalaten, een veroordeling van de debiteur krijgt die hij, zo nodig met overheidshulp, kan executeren (art. 3:296 BW). Het bpr dient eigenrichting tegen te gaan. Eigenrichting is het afdwingen, zonder overheidshulp met eigen machtsmiddelen, van een burgerrechtelijke aanspraak. Dit probeert het bpr tegen te gaan door middelen tot handhaving van de privaatrechtelijke rechtsorde ter beschikking te stellen. Het bpr moet dus voldoende rechtsbescherming bieden zodat men niet in de verleiding komt ‘het recht in eigen hand te nemen’.
  • Een rechtsvordering is de in rechte ingestelde eis. Uitgangspunt is de materiële aanspraak van de schuldeiser (het subjectieve recht, waaraan een vorderingsrecht is verbonden).De taak van de rechter om bij vermogensrechtelijke geschillen afdwingbare veroordelingen uit te spreken of te beslissen, wordt wel contentieuze ofwel eigenlijke rechtspraak genoemd.

Wat is het personen- en familierecht?

  • Op dit terrein treedt de rechter vaak ordenend op, als orgaan van de uitvoerende macht. Rechtssubjecten moeten eenvoudig toegang hebben tot de rechter en de rechter moet in staat gesteld worden de hem opgedragen staatszorg actief uit te oefenen. Op het terrein van het personen- en familierecht heeft de rechter meer vrijheid. Bij personen en familierecht is meer sprake van vrijwillige rechtspraak. Dit wordt ook wel voluntaire jurisdictie ofwel oneigenlijke rechtspraak genoemd.
Wat is overdracht?

Wat is overdracht?

 

Wat is overdracht?

  • Overdracht is een wijze van verkrijging onder bijzondere titel. Hierdoor gaat een goed van het vermogen van de verkoper over in dat van de koper. Overdracht is niet hetzelfde als levering. Art. 3:84 lid 1 BW noemt drie vereisten voor de overdracht van goederen:
  1. Levering;

  2. krachtens geldige titel;

  3. verricht door een beschikkingsbevoegde.

  • Voor eigendomsoverdracht kan men niet slechts volstaan met de levering van het goed. Ook aan de andere twee eisen dient te zijn voldaan. Bovendien moet het goed ‘overdraagbaar zijn’. Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, zo volgt uit art. 3:83 lid 1 BW. Een auto, woning of vorderingsrecht kan dus worden overgedragen. Men kan niet afspreken dat een goed niet overgedragen kan worden, dat zou het handelsverkeer belemmeren.

Wat is beschikkingsbevoegdheid?

  • Beschikken is het vervreemden (verkopen) of bezwaren (vestigen van een beperkt recht, zoals hypotheek) van een goed. Door een goed te vervreemden wordt een ander hiervan rechthebbende gemaakt. In beginsel is alleen de rechthebbende op een goed beschikkingsbevoegd. Alleen de eigenaar van een auto zal deze dus kunnen verkopen en alleen de eigenaar van een stuk grond kan hierop een hypotheekrecht vestigen. Of er wel of geen beperkt recht rust op het goed, is niet relevant voor de beschikkingsbevoegdheid. Wanneer goederen pas in de toekomst van de rechthebbende worden, kan hij deze niet nu al vervreemden, aangezien hij nog geen rechthebbende is en dus (nog) beschikkingsonbevoegd is.
  • In sommige situaties is de rechthebbende niet beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van zijn goederen, bijvoorbeeld wanneer hij onder bewind staat of failliet is verklaard. Ingeval van bewind kan de rechthebbende alleen met toestemming van de bewindvoerder over zijn goederen beschikken. Iemand die geestelijk of lichamelijk niet in staat is zijn belangen goed waar te nemen, bijvoorbeeld een dement persoon, kan onder bewind worden gesteld. Ook wanneer door een ander beslag is gelegd op een goed kan de rechthebbende hierover niet meer beschikken.
  • Beslag kan worden gelegd op een geheel vermogen (algemeen beslag) en op één of meer bepaalde goederen van iemands vermogen (bijzonder beslag). Binnen het bijzonder beslag zijn er twee categorieën te onderscheiden. Ten eerste het conservatoire beslag. Dit betekent het goed voor bepaalde tijd ‘conserveren’, oftewel onder zich houden. Wanneer er een aannemelijke kans bestaat dat B het goed dat hij denkt van A geërfd te hebben aan C zal verkopen, dan kan de werkelijke erfgenaam aan de voorzieningenrechter vragen om een conservatoir beslag. Op deze manier kan de werkelijke erfgenaam het goed tijdelijk onder zich houden. Hij is in dit geval verplicht zo snel mogelijk over te gaan op een rechtszaak om ook executoriaal beslag op het goed te leggen. Wanneer de rechter dezelfde mening als de werkelijke erfgenaam deelt, wordt deze rechthebbende van het goed. Een deurwaarder kan ook een derdenbeslag leggen op het vermogen van de rechthebbende. Zo kan hij bijvoorbeeld het loon van de werkgever van de rechthebbende vorderen en kan hij bij de bank afdwingen dat deze hem geen geld meer verstrekt. Ook kan hij de detentor van goederen van de rechthebbende dwingen deze goederen aan hem over te dragen.
  • De beschikkingsbevoegdheid kan ook krachtens een overeenkomst in het leven worden geroepen. Zo is een verkoper bij Norrod bevoegd computers te verkopen aan anderen, ook al is hijzelf niet rechthebbende van deze goederen. Dit blijft namelijk de rechtspersoon Norrod zelf.
  • Het uitgangspunt is dat iemand die met betrekking tot een goed beschikkingsonbevoegd is, hiervan dus niet de eigenaar is, dit goed niet kan overdragen. In art. 3:86 en 3:88 zijn echter belangrijke uitzonderingen opgenomen. Hierover later meer.
  • De hoofdregel is dat een niet-rechthebbende op een goed beschikkingsonbevoegd is. Beschikkingsbevoegdheid is onlosmakelijk verbonden met de rechthebbende. Door een overeenkomst kan een ander wel tot rechthebbende gemaakt worden; in welk geval de oorspronkelijk rechthebbende ook beschikkingsbevoegd blijft. Zo kan er sprake zijn van levering door een beschikkingsbevoegde, die niet de oorspronkelijk rechthebbende is. Ook kan de wet (bijvoorbeeld art. 3:248 BW) een niet-rechthebbende de bevoegdheid geven om een ander tot rechthebbende te maken.
  • Het uitgangspunt is dat iemand die beschikkingsonbevoegd is, geen overdracht tot stand kan brengen (art 3:84 lid 1 BW). Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld art. 3:86 en 3:88 BW.

Wat wordt bedoeld met ‘geldige titel’?

  • Onder titel wordt verstaan: ‘een rechtsverhouding die de overdracht rechtvaardigt’. Voorbeelden hiervan zijn koop, verbruikleen, ruil en schenking. Door het kopen van een zaak gaat de eigendom dus niet over op de koper, de koopovereenkomst vormt enkel een titel. Een titel moet ‘geldig’ zijn. Een levering die niet gebaseerd is op een geldige titel, bijvoorbeeld een koopovereenkomst, brengt geen eigendomsoverdracht tot stand. Dit wordt ook wel het ‘causale stelsel’ genoemd.
  • Soms is een titel (achteraf) niet geldig. Als bijvoorbeeld een onder curatele gestelde een koopovereenkomst sluit, is deze vernietigbaar op grond van art. 3:32 lid 2 BW. Het goed is in dit geval wel geleverd krachtens 3:90 BW, dus de koper is bezitter van deze goederen geworden. Na vernietiging is hij echter geen eigenaar geworden; de goederen zijn nooit van eigenaar veranderd (door de terugwerkende kracht van vernietiging, art. 3:53 BW). Dit betekent dat de eigenaar het recht heeft deze goederen te revindiceren (art. 5:2 BW). Ook nietige overeenkomsten zijn ongeldige titels, bijvoorbeeld een overeenkomst die onder bedrog tot stand is gekomen (art. 3:40 BW).
  • Als de verkoper van een goed het goed overdraagt zonder geldige titel en de verkrijger gaat vervolgens failliet, dan komt de verkoper een sterke positie toe. De verkrijger is namelijk nooit rechthebbende geworden en de verkoper kan daarom het goed terugvorderen van de verkrijger.
  • In art. 3:84 lid 2 is geregeld dat het over te dragen goed voldoende bepaald dient te zijn bij de titel. Uit de koopovereenkomst moet dus duidelijk blijken om welk goed het gaat, denk aan merk, uitvoering, hoeveelheid etc.

Wat houdt ‘levering’ in?

  • Voor de overdracht is levering vereist. De wijze van levering is dwingend recht en verschilt per goed:
    • Onroerende zaken en andere registergoederen worden geleverd door middel van een notariële akte, gevolgd door inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers (art. 3:89 lid 1 en 4 BW);
    • Roerende zaken, niet-registergoederen die in de macht van de vervreemder (verkoper) zijn, worden geleverd door bezitsverschaffing (art. 3:90 lid 1 BW);
    • Rechten aan toonder of order worden geleverd door levering van het papier waarin de vordering is ‘belichaamd’. Voor de levering van een ordervordering is tevens endossement vereist (art. 3:93 BW);
    • Rechten op naam worden geleverd door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger (art. 3:94 lid 1 BW).
    • Beperkte rechten op goederen – die zelf ook goederen zijn, namelijk vermogensrechten – worden op dezelfde manier geleverd als bepaald is voor de levering van het goed waarop het beperkte recht rust (art. 3:98 BW).
    • Alle andere goederen worden geleverd door middel van een akte (art. 3:95 BW).
  • Toekomstige goederen kunnen ‘bij voorbaat’ worden geleverd, art. 3:97. De overdracht komt echter pas tot stand op het moment dat de goederen daadwerkelijk bestaan.
  • Soms wordt in de literatuur een vierde vereiste voor overdracht gesteld, de 'goederenrechtelijke overeenkomst'. De koper en verkoper zouden ook nog een overeenkomst moeten sluiten die gericht op het bewerkstelligen van de overdracht. De wet noemt dit vereiste niet, waardoor het gekoppeld wordt aan het leveringsvereiste. Niet alleen de leveringswijze, maar ook een goederenrechtelijke overeenkomst zou vereist zijn. Over het bestaan en de inhoud van deze eis bestaat discussie. Daarnaast is het vereiste van een goederenrechtelijke overeenkomst praktisch zonder belang. Het voordeel, het voorkomen van ongerechtvaardigde vermogensverschuivingen, wordt al bereikt door het vereiste van een geldige titel.
Wat is een overeenkomst?

Wat is een overeenkomst?

 

Wat is een overeenkomst?

  • Het begrip ‘overeenkomst’ wordt, anders dan het begrip ‘rechtshandeling’, wel omschreven in de wet. Een overeenkomst is in de zin van titel 6.5 een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (art. 6:213 lid 1). Dus iedere overeenkomst is een rechtshandeling, maar omgekeerd is niet iedere rechtshandeling een overeenkomst.
  • De overeenkomst wordt gekenmerkt door haar verbintenisscheppende – obligatoire – karakter. Binnen het juridisch spraakgebruik wordt deze overeenkomst dikwijls een contract genoemd, daarnaast wordt overeenkomstenrecht vaak als contractrecht betiteld. Onder de overeenkomst of het contract verstaat men niet alleen de verbintenisscheppende handeling zelf, maar ook de door de handeling in het leven geroepen rechtsverhouding. Ook wijzigingsovereenkomsten vallen onder art. 6:213, aangezien partijen andere, nieuwe verbintenissen aangaan. De liberatoire of bevrijdende overeenkomst is echter niet onder dit artikel te brengen.
  • In tegenstelling tot het oude wetboek, waarin de rechtshandeling ongeregeld was, is er nu sprake van een gelaagde structuur in ons wetboek. In het Algemeen Deel (Boek 3 titel 2) is een voor alle rechtshandelingen geldend regelsysteem neergelegd. Dit systeem wordt vervolgens in Boek 6 Titel 5 voor het deelgebied van de obligatoire overeenkomst met een tweede laag bepalingen aangevuld. Door deze gelaagde structuur wordt de obligatoire overeenkomst door meer dan een complex van wetsbepalingen beheerst.

Overeenkomsten en partijen

  • In de meeste gevallen wordt de overeenkomst gesloten door en tussen twee partijen. Maar er zijn ook overeenkomsten tussen méér dan twee partijen, de zogenaamde meerpartijenovereenkomsten, denk aan de driehoeksruil en het aanvaarde derdenbeding.
  • Een driehoeksruil doet zich bijvoorbeeld voor wanneer A, B en C gezamenlijk een overeenkomst sluiten waarbij A toezegt zijn huis te leveren aan B in ruil voor het huis van C, B zegt toe zijn huis aan C te leveren in ruil voor het huis van A en C zegt ten slotte toe zijn huis aan A te leveren in ruil voor het huis van B. Bij een derdenbeding bestaat aanvankelijk een overeenkomst tussen twee partijen, waarin een beding ten behoeve van een derde (een niet-partij) is opgenomen. Nadat deze derde het beding heeft aanvaard, geldt hij als partij bij de overeenkomst (art. 6:254 lid 1).
  • In art. 6:213 lid 2 staat dat de bedoelde bepalingen van de titel betreffende overeenkomsten niet toepasselijk is op de meerpartijenovereenkomst, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de overeenkomst zich daartegen verzet. Het is dus zo dat de regels van het overeenkomstenrecht in principe ook gelden voor de meerpartijenovereenkomst (lid 1), maar dit uitgangspunt kent uitzonderingen (lid 2).

Bijzondere overeenkomsten

  • Sommige overeenkomsten zijn in Boek 7 of Boek 7A van een nadere uitwerking voorzien. Dit zijn de bijzondere overeenkomsten of bijzondere contracten (of ‘benoemde contracten’). In de praktijk zijn hier de koop, de huur en de arbeidsovereenkomst van groot belang.
  • Ten aanzien van de bijzondere overeenkomst is de gelaagde structuur van het wetboek goed zichtbaar. Zij zijn ten eerste rechtshandelingen in de zin van titel 3.2, ten tweede overeenkomsten in de zin van titel 6.5 en ten derde bijzondere overeenkomsten in de zin van Boek 7 en 7A. Er moet zelfs op vier plaatsen in de wet gezocht worden, aangezien het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht ook van belang is.
  • De obligatoire overeenkomsten kunnen op verschillende wijzen worden ingedeeld.
  1. De tweepartijen- tegenover meerpartijenovereenkomsten;

  2. Bijzondere (en gemengde) overeenkomsten tegenover de niet-bijzondere overeenkomsten;

  3. De wederkerige overeenkomsten tegenover de eenzijdige overeenkomsten. Een overeenkomst is wederkerig, wanneer beide partijen een verbintenis op zich nemen ter verkrijging van de daar tegenover staande prestatie (art. 6:261 lid 1). De (obligatoire) overeenkomsten die niet voldoen aan deze omschrijving zijn eenzijdig. Het belang van de vraag of een overeenkomst wederkerig of eenzijdig is, ligt met name in de al dan niet toepasselijkheid van de laatste afdeling van titel 6.5 (opschorting en ontbinding). Een schenking kan bijvoorbeeld in geval van niet-nakoming niet ex art. 6:265 worden ontbonden;

  4. De overeenkomsten onder bezwarende titel tegenover de overeenkomsten om niet. Van een overeenkomst onder bezwarende titel is sprake, indien de toegezegde prestatie in verband staat met een bepaalde prestatie van de wederpartij. De overeenkomsten die niet onder deze omschrijving vallen, noemt men overeenkomsten om niet; in de wet zijn de overeenkomsten onder bezwarende titel eenvoudig ‘anders dan om niet’.

  • Dit onderscheid valt grotendeels samen met dat tussen de wederkerige en de eenzijdige overeenkomsten, maar niet helemaal. Bij een wederkerige overeenkomst moeten de prestatie en tegenprestatie in ditzelfde contract tegenover elkaar zijn gesteld, dit is voor een overeenkomst onder bezwarende titel niet noodzakelijk. De rubriek van de overeenkomsten onder bezwarende titel is dus wat ruimer dan die van de wederkerige overeenkomsten;
  1. De consensuele overeenkomsten tegenover de formele (en reële) overeenkomsten. Zoals later zal blijken, gelden voor de totstandkoming van een overeenkomst in beginsel geen vormvereisten (art. 3:37 lid 1). Onder deze hoofdregel vallende overeenkomsten noemt men consensueel. Soms geldt echter toch een vormvereiste; dit zijn de zogenaamde formele overeenkomsten. Naast de formele kent het recht ook nog de reële contracten, die volgens de wet pas als zodanig kunnen ontstaan, zodra de zaak waarop zij betrekking hebben door de ene partij aan de andere overhandigd wordt;

  2. De kortstondige overeenkomsten tegenover de duurovereenkomsten. Verschillende overeenkomsten, zoals de koop, hebben een kortstondige relatie: nadat de verkoper de zaak heeft geleverd en de koper betaald heeft, is hun contractuele relatie in principe beëindigd. Andere overeenkomsten zijn er juist op gericht een rechtsverhouding te laten ontstaan die zich over een bepaalde of onbepaalde tijd uitstrekt. Deze staan bekend als duurovereenkomsten.

  • Het bovenstaande overzicht van onderscheidingen is niet uitputtend. Er zijn nog andere mogelijkheden, denk aan het onderscheid tussen vergeldende overeenkomsten en kansovereenkomsten, tussen hoofdovereenkomsten en hulpovereenkomsten en tussen volledige overeenkomsten en rompovereenkomsten.

Grondbeginselen betreffende obligatoire overeenkomst (het contractenrecht)

  • Het recht betreffende de obligatoire overeenkomst (het contractenrecht) wordt beheerst door drie grondbeginselen: de contractsvrijheid, vormvrijheid (het consensualisme) en de verbindende kracht van de overeenkomst (‘pacta sunt servanda’).
  • Het grondbeginsel van contractvrijheid houdt in dat het partijen vrijstaat een overeenkomst te sluiten met wie zij willen, met de inhoud die ze willen en op het moment dat ze het willen. Dit beginsel is niet uitdrukkelijk in de wet neergelegd, maar komt wel naar voren in de algemene erkenning en regeling van de overeenkomst. Vaak wordt aan dit grondbeginsel de status van ongeschreven grondrecht toegekend. De contractsvrijheid is echter niet zonder uitzonderingen, zij vindt haar grens waar de uitoefening ervan in een concrete situatie in conflict komt met een belang van hogere orde, bijvoorbeeld art. 3:40.
  • Overigens bevat het contractenrecht, in tegenstelling tot het goederenrecht, relatief weinig dwingende wetgeving; als directe consequentie van het beginsel van de contractsvrijheid zijn de wettelijke regels in principe van regelend recht. Dwingend recht komt met name voor wanneer de wetgever één van de partijen bijzondere bescherming wil bieden.
  • Het grondbeginsel van vormvrijheid is neergelegd in art. 3:37 lid 1. Omdat voldoende is dat op enigerlei wijze consensus (wilsovereenstemming) tot uitdrukking komt, wordt dit beginsel als dat van consensualisme aangeduid. Er zijn echter ook uitzonderingen, zo eist de wet een schriftelijke overeenkomst voor de koop van woningen.
  • Het derde verbindende beginsel, namelijk de verbindende kracht, wordt vaak weergegeven als ‘pacta sunt servanda’. Het is neergelegd in de wet in art. 6:248 lid 1. Ook dit principe kent uitzonderingen. Zo verbindt een overeenkomst niet wanneer zij nietig is of vernietigd kan worden. Een hedendaagse en spectaculaire uitzondering is de bedenktijd die op enkele terreinen aan de consument is toegekend.
  • De wet geeft één regeling die van toepassing is op alle soorten contractspartijen, namelijk die regelingen die gelden zonder aanziens des persoons. Een belangrijke uitzondering ligt echter in afdeling 6.5.3 Algemene Voorwaarden. Daarin wordt aan de consument extra bescherming verleend in de vorm van een zwarte en grijze lijst, terwijl bepaalde ‘grote’ contractanten juist van het algemene beschermingsstelsel uitgesloten worden.
Wat zijn registergoederen?

Wat zijn registergoederen?

Wat zijn registergoederen?

  • Registergoederen dienen te worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (art. 3:10 BW). Dit artikel geeft drie vereisten waaraan moet zijn voldaan om te kunnen spreken van een registergoed:
  1. Het bestaan van een openbaar register voor deze soorten goederen;

  2. het register moet bestemd zijn om daarin (mede) de vestiging en de overdracht van deze goederen te publiceren;

  3. de vestiging of de overdracht van deze goederen moet alleen door de inschrijving in deze openbare registers tot stand kunnen komen.

  • Zo zijn auto’s geen registergoederen. Er is bijvoorbeeld wel een Kentekenreglement waarin staat dat bij overdracht van een motorrijtuig het kentekenbewijs wordt overgeschreven op de naam van de verkrijger, maar de overdracht voltrekt zich niet daardoor. Aan eis drie is dus niet voldaan en dus is een motorrijtuig geen registergoed.
  • Er is sprake van een registergoed wanneer de wet aangeeft dat voor de vestiging of overdracht hiervan inschrijving in de openbare registers nodig is. Telkens wanneer de wet aangeeft dat vestiging of overdracht dient plaats te vinden door inschrijving in de openbare registers, is er sprake van een registergoed. Hieruit volgt dat alle onroerende zaken registergoederen zijn (art. 3:10 jo. Art. 3:89). Art. 3:3 lid 1 meldt dat onder onroerende zaken vallen: de grond en de daarmee verenigde beplantingen, de daarmee duurzaam verenigde gebouwen en werken alsook de nog niet gewonnen delfstoffen. Een woning en een boomgaard zijn aldus onroerende zaken. Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend (lid 2). Daarnaast zijn ook teboekstaande schepen en luchtvaartuigen registergoederen (art. 8:199 jo. art. 8:790 jo. art. 8:1306 BW). De openbare registers voor onroerende registergoederen (dus niet schepen en luchtvaartuigen) zijn te raadplegen bij het Kadaster.
  • Ook beperkte rechten op registergoederen zijn registergoederen. Dit volgt uit de schakelbepaling art. 3:98 BW jo. 3:89. Persoonlijke rechten op registergoederen zijn dus geen registergoederen. Dit volgt overigens ook uit art. 3:17 lid 2 BW.
  • Zo is bijvoorbeeld het recht van erfpacht een beperkt recht op een onroerende zaak. Vestiging en overdracht van een recht van erfpacht geschieden op grond van art. 3:98 BW op dezelfde wijze als is bepaald in art. 3:89 BW. Een recht van erfpacht is dus ook een registergoed. Het is echter geen onroerende zaak, want een vermogensrecht is geen zaak. Alleen zaken kunnen roerend dan wel onroerend zijn (art. 3:3 BW).
  • Tot slot zijn appartementsrechten registergoederen

In welke landen en met welke werkzaamheden kan je via JoHo in het buitenland werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen in de juridische sector en advocatuur?

In welke landen en met welke werkzaamheden kan je via JoHo in het buitenland werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen in de juridische sector en advocatuur?

      Hier vind je een selectie uit de JoHo Vacatureservice voor werk in de juridische sector of advocatuur in het buitenland. Klik op het land en ga naar het vacaturegedeelte op de landenpagina om de vacature en de bijbehorende organisatie te bekijken.

       

      Australië

      • Ben jij een juridische professional? Er zijn meerdere mogelijkheden om te gaan werken in de juridische sector of administratie 'down under'. (b)
      • Doe werkervaring op in de juridische branche in het buitenland. (s)

      China

      • Gebruik jouw juridische kennis en ga aan de slag bij een advocatenkantoor in Shanghai of Chengdu. Je gaat onder andere helpen bij het voorbereiden, corrigeren of controleren van juridische documenten. (v)

      Curaçao

      • Help als sociaal-juridisch dienstverlener mee aan de verbetering van leefomstandigheden van inwoners van Curaçao. Je draait volledig mee binnen de organisatie en zal ook bijdragen aan het opzetten van een juridisch loket. (s)
      • Ben jij een punctuele rechtenstudent? Doe ervaring op bij een advocatenkantoor en speel een rol bij het screenen en updaten van leveringsvoorwaarden, klantcontracten en inkoopcontracten. (s)
      • De financiële dienst van Curaçao heeft een adviserende en signalerende taak voor de regering. Als stagiair help je bij het opzetten van uitvoeringsbesluiten en rapportageformulieren en stem je deze af met de directie Wetgeving en juridische zaken. (s)
      • Studeer jij rechten? Ondersteun een advocatenkantoor in Curaçao met verschillende voorbereidende taken. (s)

      Frankrijk

      • Ga met je juridische ervaring aan de slag in Frankrijk. Er zijn meerdere professionele banen in de juridische sector. (b)

      Ghana

      • Begeleid de lokale bevolking met het opzetten van zelfstandige ondernemingen. Help met het opstellen van een businessplan, geef trainingen en help met toezicht houden op verstrekte leningen. (s)
      • Leer veel over de advocatuur door mee te lopen op een advocatenkantoor in Accra. (s)
      • Doe juridisch onderzoek naar de rechten van kinderen in vluchtelingenkampen. (s)

      Marokko

      • Studeer je rechten of ben je hierin afgestudeerd? Verschillende projecten omtrent mensenrechten, vluchtelingen of kinderrechten hebben jouw kennis nodig. (v)

      Mexico

      • Draag bij aan de bescherming van mensenrechten in Mexico door als mensenrechtenwaarnemer aan de slag te gaan. (b)

      Indonesie

      • Draag bij aan de ontwikkeling en uitbouw van kleinschalige startende ondernemingen. (s)

      Spanje

      • Wil jij juridische ervaring opdoen onder de Spaanse zon? Er zijn verschillende mogelijkheden om aan de slag te gaan in de juridische sector. (s)

      Suriname

      • Doe ervaring op in het buitenland in de commerciële of juridische dienstverlening. (s)

      Verenigde Staten van Amerika

      • Ga aan de slag in het zonnige Miami. Er zijn meerdere mogelijkheden om op het gebied van juridische zaken te gaan werken. (s)
      • Ga werken bij de juridische afdeling van een internationale IT-organisatie. (b)

      Zuid-Afrika

      • Heb jij kennis over internationaal recht? Doe werkervaring op bij een lokale start up. (s)
      • Draag bij aan sociale verandering door mee te helpen met het beschermen en promoten van mensenrechten bij diverse NGO’s en overheidsorganisaties. (s)
      • Help jonge ondernemers bij hun ondernemersplan. Je kan onder andere workshops organiseren, trainingen geven en persoonlijke coaching bieden op het gebied van microkredieten. (v)

      Legenda

      b = betaald werk

      v = vrijwilligerswerk

      s = stage

       

      Meer landen & regio's 

      Recht en bestuur: vragen en antwoorden over juridische vaardigheden en rechten studeren

      Recht en bestuur: vragen en antwoorden over juridische vaardigheden en rechten studeren

      Hoe vind je wetsartikelen?

      Hoe vind je wetsartikelen?

      Bij iedere juridische opleiding heeft de student te maken met een wettenbundel. Een wettenbundel is een bundel waarin een verzameling van regelingen is opgenomen. Deze regelingen zijn meestal wetten. Een wet bevat verschillende regels die ervoor moeten zorgen dat de samenleving functioneert. Wetten komen tot stand door besluiten van overheidsorganen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen formele wetten en materiële wetten. Een wettenbundel bevat meestal formele wetten; wetten of regelingen die door samenwerking tussen de Regering en de Staten-Generaal tot stand zijn gekomen. Een formele wet vermeldt altijd in te titel het woord ‘wet’ of ‘wetboek’. Een belangrijk punt met betrekking tot de wettenbundels is het feit dat deze dikke bundels niet uit het hoofd hoeven te worden geleerd. Het is vooral noodzakelijk dat de student goed en snel de wettenbundel kan doorzoeken.

      Juridische uitgeverijen zorgen ervoor dat wettenbundels worden uitgegeven. De volgorde van de regelingen in de wettenbundel wordt bepaald door uitgever. Een wettenbundel wordt meestal gesplitst in verschillende delen (Publiekrecht/Privaatrecht). omdat er veel verschillende regelingen zijn. Bij het zoeken in de wettenbundel is het handig om de meegeleverde tabs van de uitgever in de wettenbundel te plakken.

      Lees meer op Worldsupporter (Loonstra - Hoogewerf), bv:

      • Waar vind je de relevante wetsartikelen?
      • Wat zijn de onderzoeksmethoden?
      • Hoe raadpleeg je overheid.nl?
      • Hoe raadpleeg je rechtspraak.nl?
      • Hoe raadpleeg je RaadvanState.nl?
      • Hoe raadpleeg je EUR-Lex?
      • Hoe raadpleeg je Sdu OpMaat?
      • Hoe raadpleeg je Kluwer?
      • Hoe raadpleeg je Legal Intelligence?
      • Hoe raadpleeg je Rechtsorde Lokaal?
      Hoe begrijp en analyseer je wetsteksten?

      Hoe begrijp en analyseer je wetsteksten?

      Het is belangrijk om wetgevingsstukken te kunnen vinden en te kunnen begrijpen. Hiervoor is er enig inzicht in de totstandkoming van een wet vereist. Als men inzicht heeft in het wetgevingsproces, is het makkelijker te begrijpen hoe en waarom een wet tot stand is gekomen. De boodschap van de wetgever is immers niet altijd duidelijk. Bij de wetsinterpretatie kan de wetsgeschiedenis een handig hulpmiddel zijn. Onder de wetsgeschiedenis vallen alle stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van een wet, zoals het voorstel van wet, de memorie van toelichting (MvT) en het eindverslag van de commissie. In dit hoofdstuk worden de wetgevingsstukken besproken die betrekking hebben op de totstandkoming van een wet in formele zin.

      Het wetgevingsproces van een wet kent vijf fasen. Iedere fase heeft hierbij weer eigen stukken. De volgende fasen kunnen worden onderscheiden:

      1. Departementale voorbereiding

      2. Parlementaire behandeling

      3. Bekrachtiging

      4. Bekendmaking

      5. Inwerkingtreding

      Hoe bestudeer je civielrechtelijke uitspraken?

      Hoe bestudeer je civielrechtelijke uitspraken?

      In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.

      De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.

      Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.

      Meer lezen:

      Hoe bestudeer je strafrechtelijke uitspraken?

      Hoe bestudeer je strafrechtelijke uitspraken?

      In de strafrechtelijke procedure staan als partijen tegenover elkaar enerzijds een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM) en anderzijds de verdachte (meestal vertegenwoordigd door een raadsman). Het OM heeft een parket bij iedere rechterlijke instantie. Op het niveau van de Rechtbank gaat het om een officier van justitie (OvJ), bij het Hof om Advocaten-Generaal onder leiding van de Procureur-Generaal, bij de HR eveneens om Advocaten-Generaal onder leiding van de Procureur-Generaal bij de HR. Let op: het parket bij de HR heeft deels andere taken dan dat bij Hof en Rechtbank. Dit heeft gevolgen voor de rechtspositie van de leden van het parket bij de HR.

      De strafrechtelijke procedure vangt aan met de dagvaarding uitgebracht door de OvJ. Deze dagvaarding bevat de de verdachte tenlastegelegde feiten. Tijdens de rechtszitting beantwoordt de rechter de formele vragen van art. 348 Sv en de materiële vragen van art. 350 Sv. De formele vragen betreffen de geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechter, ontvankelijkheid van de OvJ en mogelijke redenen voor schorsing van de vervolging. De materiële vragen hebben betrekking op het bewijs van de feiten (niet bewezen, dan vrijspraak), de strafbaarheid van de feiten (indien niet, dan ontslag van rechtsvervolging), strafbaarheid van de verdachte (indien niet omdat er schulduitsluitingsgronden van toepassing zijn, dan volgt eveneens ontslag van rechtsvervolging) en tenslotte op de straf of maatregel. Daarnaast behandelt de rechter andere relevante strafrechtelijke wetsartikelen.

      Hoe bestudeer je bestuursrechtelijke uitspraken?

      Hoe bestudeer je bestuursrechtelijke uitspraken?

      Het bestuursrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger (natuurlijke of rechtspersoon) en tussen overheidsorganen onderling. Het bestuursrecht bepaalt met name de voorwaarden waaraan besluiten (overheidsbeslissingen van algemene strekking) en beschikkingen (besluiten gericht tegen één persoon) moeten voldoen. Het algemeen deel van het bestuursrecht is te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestuursrecht is vertakt over vele deelgebieden: sociaal zekerheidsrecht, belastingrecht, ruimtelijke ordeningsrecht, ambtenarenrecht, vreemdelingenrecht etc. Deze deelgebieden staan in afzonderlijke wetten.

      De bestuursrechtprocedure vinden plaats bij de bestuursrechter (een gespecialiseerde rechter bij de rechtbank) en in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak bij de Raad van State (ABRvS), de Centrale Raad van Beroep (CRvB, ambtenarenrecht of sociaal verzekeringsrecht) of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb, inzake handelingen en besluiten van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties). Maar aan deze eigenlijke beroepsprocedure gaat vooraf de bezwaarschriftprocedure. In deze voorfase kan iemand (eiser of andere belanghebbende(n)) die het niet eens is/ zijn met een beslissing van een bestuursorgaan bezwaar indienen bij dit orgaan. Is een partij het vervolgens niet eens met de beslissing op bezwaar, dan stelt hij beroep in bij de bestuursrechter. Als de bestuursrechter (of hogere instantie) het beroep gegrond verklaart, verwijst hij in beginsel de zaak terug naar het orgaan. Na een nieuw besluit, kan opnieuw bezwaar worden ingesteld, enzovoort. Anders dan de (lijdelijke) civiele rechter stelt de bestuursrechter zich actief op bij het onderzoek naar de feiten en bij de te hanteren rechtsgronden.

      Let op het begrip ‘belanghebbende’ in het bestuursrecht: dit omvat niet alleen de direct door een overheidsbesluit getroffen partij, maar ook anderen die door dit besluit in hun belangen zijn getroffen. Voor een rechtspersoon vallen onder deze belangen ook de belangen die deze persoon collectief behartigt (bijv. bij een stichting).

      Hoe citeer of haal je regelingen aan?

      Hoe citeer of haal je regelingen aan?

      Het aanhalen of citeren van wetsartikelen moet op een bepaalde manier gebeuren. Men moet bijvoorbeeld niet de titel, de afdeling of de paragraaf noemen. De pagina waarop het artikel staat moet ook niet genoemd worden. Wat moet dan wel genoemd worden?

      • Ten eerste moeten het artikel, het lid en de naam van de wet genoemd worden. Bijvoorbeeld artikel 17 lid 1 Grondwet, artikel 17 lid 1 GW of art. 17 lid 1 GW.
      • Bovendien moet bij het citeren ook een sub worden vermeld als het artikel een sub bevat. Bijvoorbeeld artikel 38 lid 1 sub a Grondwet.
      • Als er binnen een artikel of lid een opsomming wordt gegeven, moet er duidelijk worden aangegeven welke wordt bedoeld. Bijvoorbeeld artikel 8 lid 1 sub 2 Wet op de economische delicten.

      Het nummer van het artikel kan rechtstreeks uit de wet worden overgenomen. Bij het citeren van artikelen uit het Burgerlijk Wetboek moet men zelf het nummer van het Boek ervoor plaatsen. Dus niet artikel 142 BW, maar artikel 6:142 BW.

      Meer informatie:

      Hoe los je een juridische casus op?

      Hoe los je een juridische casus op?


      Stap 1: Het selecteren van de feiten

      • Wat zijn de belangrijke feiten?

      • Wat zijn de onbelangrijke feiten

      Stap 2: Het selecteren van de rechtsregel(s)

      • Welk rechtsgebied is van toepassing?

      • Welke wet is van toepassing?

      • Welke rechtsregel(s) zijn van toepassing?

      Stap 3: De rechtsregel(s) ontleden in voorwaarden en rechtsgevolg

      • Hoe moet deze rechtsregel ontleed worden in voorwaarden en rechtsgevolg?

      Stap 4: Het interpreteren van de voorwaarden

      • Wat wordt bedoeld met de voorwaarden?

      Stap 5: De oplossing: het toepassen van rechtsregel(s) op de feiten

      • Antwoord geven op de casusvraag door het toepassen van de rechtsregel(s) op de feiten

       

      Hoe houd je een juridisch betoog?

      Hoe houd je een juridisch betoog?

      Wanneer je een standpunt rechtvaardigt door middel van onderbouwing met argumenten, spreek je van argumentatie. Het doel is om de ander te overtuigen van een standpunt en om je standpunt te verdedigen tegen mogelijke kritiek. De standpunten en argumenten samen wordt een betoog genoemd.

      Overtuigend presenteren (vorm) en goede argumentatie (inhoud) zijn noodzakelijk.

      Zij vormen samen in de retorica de kunst van het overtuigen. De Ars Retorica van Aristoteles – een tekst uit de vierde eeuw voor Christus – vormt de basis voor de overtuigingsleer. Je kunt een betoog op verschillende manier vormgeven. De keuze hierin is afhankelijk van de soort argumenten die je gebruikt. Je kunt ook gebruik maken van schijnargumenten (drogredenen). Argumentatie is, naast het overtuigen, ook belangrijk om de argumenten van de tegenpartij te beoordelen op hun juistheid.

      Meer lezen:

      Hoe kan je jouw juridische vaardigheden met betrekking tot spelling, grammatica en leesvaardigheid toetsen?
      Studievaardigheden opdoen en studieresultaten halen: startpagina's

      Studievaardigheden opdoen en studieresultaten halen: startpagina's

      Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

      Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

           

      Partnerselectie: Stage in het buitenland I

      Partnerselectie: Stage in het buitenland I

      Partnerselectie: Vrijwilligerswerk in het buitenland I

      Partnerselectie: Vrijwilligerswerk in het buitenland I

      Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen juridische en bestuursinstellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

      Werk, vrijwilligerswerk en stage binnen juridische en bestuursinstellingen in binnen- en buitenland: startpagina's

      Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

      JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

      Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

      JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

      Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

      Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

      Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

      Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
       

      Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

      The world of JoHo footer met landenkaart

      JoHo: crossroads uit de bundels
      JoHo: crossroads uit selectie
      JoHo: paginawijzer

      Thema's

      Wat vind je op een JoHo Themapagina?

      • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
      • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

      Crossroad: volgen

      • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

      Crossroad: kiezen

      • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

      Footprints: bewaren

      • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
      • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

      Abonnement: nemen

      • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

      Hoe is de pagina op gebouwd

      • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
      • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
      • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
      • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
      • De statussen:
      1. Start
      2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
      3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
      4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
      5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
      6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
      7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
      8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
      9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
      10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
        JoHo: footprints achterlaten
        JoHo: pagina delen