Samenvatting Argumentatie: inleiding in het analyseren, beoordelen en houden van betogen van Snoeck, van Eemeren - 4e druk


Standpunten en verschillende meningen (1)

Meningsverschillen

Mensen hebben nogal eens meningsverschillen. Er is sprake van een meningsverschil als er een standpunt is dat niet gedeeld wordt door verschillende mensen. Ook is er sprake van een meningsverschil wanneer een partij twijfelt aan het standpunt van de andere partij. Er komt dan vaak een discussie tot er overeenstemming is bereikt tussen de partijen. Voor een discussie zijn altijd minimaal twee partijen nodig. In een discussie verkondigt een partij een standpunt, waarbij de andere partij dit standpunt in twijfel trekt of verwerpt. Wanneer iemand expliciet zijn mening verkondigt doet hij dit door kritiek op het standpunt duidelijk onder woorden te brengen. Soms wordt een mening impliciet gegeven. Dit is het geval wanneer slechts één partij aan het woord komt, in bijvoorbeeld een brief.

Standpunten

De kwestie waarover een discussie gaat is de inzet van het verschil van mening. Deze kwestie wordt weergegeven als propositie. Proposities kunnen feiten, gebeurtenissen, voorspellingen, oordelen of aanbevelingen weergeven. Tegenover de propositie kun je positief, negatief of neutraal staan. Wanneer iemand positief tegenover de propositie staat dan rechtvaardigt hij deze. De spreker heeft een verdedigingsplicht binnen de discussie. Wanneer iemand negatief tegenover de propositie staat dan moet hij deze ontkrachten. De spreker heft dan een ontkrachtplicht. Wanneer iemand neutraal tegenover de propositie staat, dan neemt deze persoon geen standpunt in, hij twijfelt. Deze persoon heeft dan ook geen verplichting tot argumenteren.

Proposities waarover standpunten kunnen worden ingenomen variëren wat betreft onderwerp, kracht en reikwijdte. De kracht is de mate van zekerheid die de spreker gebruikt. De spreker kan heel zeker zijn, maar ook iets voorzichtig veronderstellen. Met reikwijdte wordt bedoeld dat een propositie over specifieke dingen kan gaan, maar ook over algemenere dingen. Een standpunt kan betrekking hebben op meer dan één propositie wanneer de onderwerpen dicht bij elkaar liggen. Dit kan worden gedaan door een verbinding te maken met woorden als “en”, “of” en “maar”. Standpunten kunnen positief of negatief geformuleerd worden. Bij een positieve formulering is het standpunt vaak moeilijk te onderscheiden van de propositie. Bij een negatieve formulering is het niet altijd duidelijk waar de grens ligt tussen een negatief standpunt en twijfel.

Meningen

Er zijn verschillende type meningen. Er zijn twee dimensies: over hoeveel proposities verschilt men van mening en hoeveel standpunten worden er ingenomen? Wanneer men van mening verschilt over één propositie, spreek je van een enkelvoudig meningsverschil. Wanneer men over meer dan één propositie van mening verschilt, is er sprake van een meervoudig meningsverschil. Wanneer men slechts één standpunt inneemt of twijfelt, is er sprake van een niet-gemengd standpunt. Van een gemengde discussie is sprake wanneer tegengestelde standpunten worden ingenomen ten opzichte van dezelfde propositie.

Ter verduidelijking hiervan de onderstaande voorbeelden:

Niet-gemengd enkelvoudig

A: Studenten zijn vervelend

B: Dat weet ik niet

Gemengd enkelvoudig

A: Studenten zijn vervelend

B: Niet mee eens

Niet gemengd meervoudig

A: Studenten zijn vervelend en dom

B: Dat weet ik niet

Gemengd meervoudig

A: Studenten zijn vervelend en dom

B: Niet mee eens

Er kunnen nieuwe geschilpunten ontstaan tijdens een discussie. Dit komt doordat de argumentatie die ter verdediging van een standpunt wordt gegeven, kan leiden tot nieuwe twijfel of tegenspraak. We spreken dan van hoofdverschillen en subverschillen van mening. Bij het identificeren van een meningsverschil is het belangrijk het hoofdverschil en de subverschillen van elkaar te onderscheiden.

In discussies wordt niet altijd even duidelijk verwezen naar standpunten. Voorbeelden van duidelijke en minder duidelijke verwijzingen zijn:

  • Duidelijk: mijn standpunt is, ik vind, mijns inziens, wij zijn van mening dat, dus, enzovoorts.

  • Minder duidelijk: kortom, het zit zo, het is onzin dat, zoals ik het zie, enzovoorts.

  • Onduidelijk: men zou moeten, het feit dat, je mag, alles overwegend, enzovoorts.

Twijfel uitdrukken gaat vaak impliciet. Enkele voorbeelden van twijfel zijn: ik weet niet of, het zou zo kunnen zijn dat, ik moet er nog eens over nadenken of ik vind dat, enzovoorts.

Stampvragen

  • Wanneer is er sprake van een meningsverschil?

  • Wat zijn proposities?

  • Wat zijn de twee dimensies van meningen?

  • Wat is het verschil tussen een enkelvoudig meningsverschil en een meervoudig meningsverschil?

  • Wat is het verschil tussen een gemend en een niet-gemengd meningsverschil?

  • Wat is een subverschil?

Argumenteren en discussiëren (2)

 

Discussies

Een discussie kan op meerder manieren eindigen. Een discussie kan worden opgelost of beslecht. Wanneer een discussie wordt opgelost, herziet één partij zijn mening. Dit komt doordat hij overtuigd is geraakt van de argumenten van de ander. Deze geeft toe en verandert van positie ten opzichte van de propositie. Wanneer wordt beslecht, wordt het discussiepunt op de een of andere manier uit de wereld geholpen. Dit kan op een beschaafde manier, door bijvoorbeeld een derde partij erbij te halen. Ook kan het op een onbeschaafde manier, door bijvoorbeeld te gaan slaan. Voor het oplossen van het verschil in mening is een argumentatieve discussie nodig: door middel van argumentatie vaststellen in hoeverre een standpunt verdedigbaar is. Er komt een oplossing als beide partijen door rationele afwegingen tot dezelfde mening komen. Een informatieve discussie is gericht op het op de hoogte stellen van zaken tussen partijen. Vaak lopen informatieve en argumentatieve discussies door elkaar heen. In een discussie is de protagonist de persoon die het standpunt verdedigt. De antagonist valt aan.

Het ideaalmodel van een discussie

Wanneer in een discussie met behulp van argumentatie geprobeerd wordt vast te stellen in hoeverre een standpunt verdedigbaar is, spreken we van een argumentatieve discussie. We kennen ook een informatieve discussie. Bij een informatieve discussie is het eerste doel om de ander ergens van op de hoogte te brengen. In de praktijk lopen argumentatieve discussies en informatieve discussies vaak door elkaar.

In een discussie zijn vier fasen. De eerste fase is de confrontatiefase. Daarin wordt geconstateerd dat er een verschil is van mening en wat dit verschil is. De tweede fase is de openingsfase. Hierin wordt besloten dat de partijen het meningsverschil willen oplossen. Tevens maken ze afspraken over hoe de discussie zal gaan verlopen en wat de rolverdeling zal zijn. In de derde fase, de argumentatiefase, houdt de protagonist zijn betoog om zijn standpunt te verdedigen. De antagonist geeft hier kritiek op. De laatste fase is de afsluitingsfase. De partijen stellen hier vast in hoeverre het verschil van mening is opgelost en in het voordeel van wie. Dit model is het ideaalmodel. In de praktijk is de opening meestal kort, en de afsluiting expliciet. Dit ideaalmodel wordt lang niet altijd aangehouden.

Toch is het ideaalmodel meer dan een hulpmiddel om te beoordelen of een argumentatieve discussie correct verloopt. Het ideaalmodel is een instrument dat gebruikt kan worden om discussies op een constructieve manier te analyseren. Met behulp van het model kunnen impliciete elementen van de discussie helder worden gekregen. Ook kunnen aan verschillende discussieonderdelen een interpretatie worden toegekend. Dit kan er voor zorgen dat in het oplossingsproces hun rol duidelijker tot uitdrukking komt.

Het betoog

De argumentatiefase wordt vaak gezien als de “eigenlijke” discussie. Het betoog in deze fase bestaat uit het geheel van alle argumentaties die ter verdediging van het standpunt worden aangedragen. Bij niet gemengde verschillen van mening wordt één betoog gehouden. De antagonist twijfelt, maar neemt zelf geen standpunt in. Bij een gemend verschil van mening nemen de beide partijen een standpunt in.

Wanneer in een discussie maar één van beide partijen aan het woord komt, spreken we van een impliciete discussie. Soms heeft het betoog de vorm van een monoloog en is het discussiekarakter minder duidelijk. Deze monoloog is dan in feite een eenzijdige dialoog.

Stamvragen

  • Op welke manieren kan een discussie worden beëindigd?

  • Wat is een argumentatieve discussie?

  • Wat is een informatieve discussie?

  • Welke vier discussiefasen onderscheiden we?

  • Wat is een protagonist?

  • Wat is een antagonist?

  • Wat houdt het ideaalmodel in?

  • Wat is een impliciete discussie?

De presentatie van argumentatie (3)

 

Indicatie van standpunt en argumentatie

In een discussie wordt de propositie (stelling waar de discussie over gaat) gerechtvaardigd of ontkracht door de spreker/schrijver. Alle uitspraken die de argumentatie vormen, hebben altijd een bepaald verband met het standpunt. Het standpunt is bijna nooit een uitspraak die bij voorbaat al vast staat. Het is niet altijd even makkelijk om het standpunt direct te vinden. Voorbeelden van indicatoren voor standpunten zijn: “volgens ons”, “ik vind”, maar ook “ik hoop je te overtuigen van”. Bij de indicatie van argumentatie ligt het iets anders. Hier wordt van te voren of achteraf soms aangegeven dat het ging om argumentatie. Voorbeelden van indicatoren voor argumentatie zijn: “daarom”, “aangezien”, “dus”, “vandaar”. Indicatoren van argumentatie worden ook vaak gebruikt om een standpunt aan te geven. Er zijn twee vormen van het presenteren van standpunt en argumentatie:

  • Terugwijzende presentatie: standpunt, voegwoord, argumentatie.

  • Vooruitwijzende presentatie: argumentatie, voegwoord, standpunt.

Indicatieproblemen

Een indicator van argumentatie ontbreekt vaak of is onduidelijk. Normaal gesproken worden standpunten en argumentaties impliciet, door de context waarin ze worden gebracht. Problemen met interpretatie ontstaan in een onbepaalde context, waarin verheldering niet aanwezig is. De situatie of de culturele context waarin dingen worden gezegd of gedaan kunnen ook veel verklaren. Specifieke achtergrondkennis is dan vaak ook handig.

Interpretatie

Bij de interpretatie van een betoog moet goed worden opgelet. Vooral bij zinnen met “omdat”. Er zijn zinnen die een argumentatie of standpunt aanduiden, terwijl het eigenlijk een verklaring, uitleg of toelichting is op iets. Een belangrijk verschil tussen argumentatie en een verklaring, uitleg of toelichting, is dat argumentatie betrekking heeft op een standpunt dat nog aanvaard moet worden. Dit is in tegenstelling tot een verklaring, uitleg of toelicht. Wat verklaard, uitgelegd of toegelicht wordt, is in principe als aanvaard. Wanneer bewust geprobeerd wordt de ander te misleiden zal een argument veelal worden aangediend als een verklaring, uitleg of toelichting. Bij twijfel is het beste om de uitspraak op te vatten als een argumentatie. Dit heet de maximaal argumentatieve interpretatie. Ook moet deze strategie van de maximaal argumentatieve interpretatie gevolgd worden wanneer er geen zinnige interpretatie mogelijk is. Een vraag die als mededeling gesteld wordt, is in een maximaal argumentatieve interpretatie een argument voor het door de spreker verkondigde standpunt.

Stamvragen

  • Wat zijn de twee vormen van het presenteren van standpunt en argumentatie?

  • Wanneer ontstaan er problemen met interpretatie?

  • Wat zijn de indicatoren van argumentatie?

  • Wat is het verschil tussen argumentatie en een verklaring, uitleg of toelichting?

  • Wanneer spreken we van een maximaal argumentatieve interpretatie?

Verzwegen argumenten en standpunten (4)

 

Verzwegen elementen in een betoog

Het komt vaak voor dat in een betoog onderdelen worden weggelaten. Impliciet aanwezig zijn verzwegen standpunten en argumenten. Dingen die vanzelfsprekend lijken worden vaak verzwegen. Verzwegen argumenten en standpunten behoren tot indirect taalgebruik: via een omweg zeggen wat je bedoelt. Verzwegen elementen kunnen leiden tot onduidelijkheden. Ze kunnen bepalend zijn voor het vervolg van de discussie en dus ook voor de afloop.

Spelregels en correctheidsvoorwaarden

Om onduidelijkheid te voorkomen moet iedereen zich houden aan het communicatiebeginsel. Hierbij moeten de deelnemers tijdens communicatie hun bijdrage zo goed mogelijk afstemmen op het doel. Men moet duidelijk, eerlijk, efficiënt en ter zake zijn. Deze regels zijn altijd geldend wanneer taalhandelingen worden uitgevoerd. Voor elke soort taalhandeling zijn preciezere regels met betrekking tot het communicatiebeginsel. Dat gebeurt door specifieke correctheidsvoorwaarden. Hierin staat geformuleerd waaraan de uitvoering van de betreffende taalhandeling moet voldoen. Er is een onderscheid tussen voorbereidende voorwaarden en oprechtheidvoorwaarden.

Oprechtheidsvoorwaarden

De voorbereidende voorwaarden geven aan waar de spreker of schrijver van moet uitgaan om zich te houden aan efficiëntie. Hij moet een zinvolle, niet overbodige overtuigingspoging doen. Hij moet het verdedigende standpunt niet bij voorbaat aanvaarden, uitspraken die in de argumentatie gedaan zijn aanvaarden en de argumentatie als aanvaardbare ontkrachting of rechtvaardiging beschouwen als propositie waarop het standpunt betrekking heeft. De oprechtheidvoorwaarden: eerlijk zijn, zonder misleiding een overtuigingspoging doen. Daarnaast ook het aanvaardbaar beschouwen van het eigen standpunt en de eigen uitspraken van argumentatie. Ten slotte moet de argumentatie voor of tegen de propositie aanvaardbaar ontkrachten/rechtvaardigen.

Overtreden van het communicatiebeginsel

Problemen ontstaan als men het communicatiebeginsel overtreedt. Het is in de praktijk lastig om evidente overtredingen aan te wijzen, zonder een poging te doen deze overtreding te rechtvaardigen. Bij het indirect meedelen van iets overtreedt men de regel van duidelijkheid.

Met iets indirect zeggen heeft iemand altijd een bedoeling. Alle spelregels van communicatie kunnen gebruikt worden om indirect iets te zeggen. De spelregel van duidelijkheid zegt dat de spreker duidelijk zijn bedoeling moet laten zien aan de luisteraar of spreker.

Het expliciteren van verzwegen elementen

In een betoog geeft een spreker niet altijd even duidelijk aan wat zijn standpunt is. Via argumenten of indirecte taalhandelingen is dit echter wel te achterhalen door luisteraars. Hierbij gebruikt men logica als hulpmiddel. Men moet dan eerst vaststellen wat een logische conclusie is of zou zijn. Vervolgens moet men het standpunt kiezen dat in de buurt ligt bij wat bekend is voor de luisteraar.

In een betoog worden ook wel eens argumenten verzwegen. Aan de hand van logica en het communicatiebeginsel zijn deze argumenten ook te achterhalen. Argumenten worden vaak niet expliciet verwoord, maar wel indirect aangeduid. Argumentaties waarin een argument wordt verzwegen zijn vaak ongeldig. Bij verzwegen elementen in een betoog moet worden uitgegaan van een onbepaalde context.

De context waarbinnen de argumentatie plaatsvindt, hoeft niet altijd onbepaald te zijn en kan een speciale invloed hebben op de invulling van het verzwegen argument. Om een vooringenomen specifieke invulling van het verzwegen argument te vermijden, geldt als regel dat er in de eerste plaats vanuit moet worden gegaan dat de argumentatie plaatsvindt in een onbepaalde context. Tenzij dit duidelijk een onterecht uitgangspunt is.

Stamvragen

  • Wat zijn verzwegen argumenten en standpunten?

  • Wat houdt het communicatiebeginsel in?

  • Wat staat er in de specifieke correctheidsvoorwaarden?

  • Hoe is een vooringenomen specifieke invulling van een verzwegen argument te vermijden?

De argumentatiestructuur van het betoog (5)

 

Argumentatiestructuren

Voordat vastgesteld kan worden wat de argumentatiestructuur is van een betoog, moet duidelijk zijn op welke manier de complexe argumentatie kan worden ontleed. Er zijn vier soorten argumentatiestructuren: enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend samengesteld en onderschikkend samengesteld. De laatste drie zijn complexe argumentaties.

Enkelvoudige argumentatie is volledig expliciet en bestaat altijd uit twee uitspraken. In de praktijk blijkt vaak één uitspraak expliciet en één uitspraak impliciet te zijn. Een voorbeeld: “Kees zeurt, want Kees is een man.” (verzwegen: alle mannen zeuren).

Meervoudige argumentatie is complex. Een standpunt heeft meerdere onafhankelijke argumenten. Er zijn meerdere alternatieve verdedigingen voor een zelfde standpunt. Voorbeeld: “Marieke zegt dat ze mijn moeder vorige week in de dierentuin heeft gezien in Den Haag.” Verdedigingen: “Den Haag heeft geen dierentuin. Mijn moeder was vorige week niet in Den Haag. Mijn moeder is vier jaar geleden overleden.” Indicatoren voor meervoudige argumentatie zijn: overigens, trouwens, nog afgezien van, in de eerste plaats en niet te vergeten dat.

Een nevenschikkend samengestelde argumentatie is ook complex. Er is sprake van een samenhangend betoog van argumentaties die onderling samenhangen en voldoende zijn als verdediging van het standpunt. De argumenten zijn onderling afhankelijk. Voorbeeld: “We moesten uit eten, want we hadden niets meer in huis en de winkels waren al dicht.”. Indicatoren voor nevenschikkende argumentatie zijn: daarbij komt dat, daarnaast, een reden om, sterker nog, zelfs, alsmede.

Als laatste vorm is er onderschikkend samengestelde argumentatie. Deze is complex. Bij deze vorm geeft men steeds een argumentatie voor een argumentatie. Het is trapsgewijs. Het vorige argument wordt ondersteund met een nieuw argument tot het niet meer nodig lijkt. Je hebt standpunt en argument, dan substandpunt en subargument, dan subsubstandpunt en subsubargument en ga zo maar door. Een voorbeeld: “Ik kan je niet helpen, want ik heb geen tijd, omdat ik voor een tentamen moet leren, want..daardoor..omdat..(ga zo maar door). Indicatoren onderschikkend samengesteld: want, omdat, want, immers, want gezien het feit dat, immers omdat.

Complexiteit

Een argumentatie kan meer of minder complex zijn. Dit is afhankelijk van de onderlinge relaties van argumenten binnen een betoog en het aantal enkelvoudige argumentaties.

De argumentatiestructuur binnen een betoog is afhankelijk van het verschil in mening (enkelvoudig, meervoudig, gemengd of niet gemengd) en van reacties waarin het betoog op wordt gereageerd/geanticipeerd (door argumentatie op argumentatie ontstaat er onderschikkend samengestelde argumentatie). Bij meervoudige argumentatie is vaak een te grote hoeveelheid aan argumenten. Dit om te voorkomen dat de argumentatiepoging mislukt. Ook speelt hier de mate van aanvaardbaarheid een rol, omdat niet alle argumenten even relevant of aanvaardbaar zijn. Bij onderschikkend samengestelde argumentatie kan ook sprake zijn van hoe relevant de argumenten zijn. De spreker gebruikt deze vorm wanneer hij twijfelt aan de sterkte van zijn betoog en met extra argumenten overtuigender wil overkomen. De argumentatiestructuur van een betoog blijkt uit hoe de ingebrachte enkelvoudige argumentaties zich tot elkaar en tot het standpunt van de schrijver verhouden.

Analyse van argumentaties

Meervoudige en nevenschikkende argumentaties zijn soms moeilijk uit elkaar te halen. Bij meervoudige argumentatie zijn de argumenten echt los van elkaar, ze hebben niets met elkaar te maken. Bij nevenschikkend is één argument niet voldoende, maar alle argumenten samen moeten als voldoende kunnen gelden. Bij meervoudige argumentatie zijn er meerdere argumentatielijnen die apart van elkaar voldoende kunnen zijn. Bij nevenschikkend is dat niet het geval, wanneer er één argument wegvalt, valt de hele argumentatie uit elkaar. Wanneer het echt onduidelijk is welke vorm er gebruikt wordt, moet men uitgaan van de meervoudige argumentatie, deze is het meest algemeen. Dit heet maximaal argumentatieve analyse.

Schematische weergave van enkelvoudige argumentatie:

1 standpunt

1.1 argumentatie

1.1 verzwegen argument dat geëxpliciteerd wordt

1 De Wit heeft het loon verdiend

1.1 De Wit heeft er hard voor gewerkt

1.1’Je hebt recht op loon naar werken

Schematische weergave van meervoudige argumentatie:

1 standpunt

1.1 argumentatie

1.2 argumentatie

1 Het is onmogelijk dat u mijn moeder vorige week in Bakel bij de Hema heeft ontmoet

1.1 Mijn moeder is twee jaar geleden overleden

1.2 In Bakel is geen Hema

Schematische weergave van nevenschikkende argumentatie:

1 standpunt

1.1a argumentatie verbonden met andere 1.1

1.1b argumentatie verbonden met andere 1.1

1 We moesten wel uit eten gaan

1.1a Er was in huis niks te eten

1.1b De winkels waren al dicht

Schematische weergave van onderschikkende argumentatie:

1 standpunt

1.1 argument

1.1.1 subargument

1.1.1.1 subsubargument

1.1.1.1.1 subsubargument, enzovoorts.

1 Ik hoef jou volgende week niet met schilderen te helpen

1.1 Ik heb volgende week geen tijd

1.1.1 Ik moet dan een tentamen leren

1.1.1.1 Anders raak ik mijn studiefinanciering kwijt

1.1.1.1.1 Ik doe veel te lang over mijn studie

1.1.1.1.1.1 Ik ben nu al meer dan 5 jaar bezig

Om een betoog goed te kunnen beoordelen is het van belang dat er zo goed mogelijk wordt nagegaan hoe de argumentatie is gestructureerd. Het gebeurt maar zelden dat de schrijver van een betoog expliciet aangeeft om zijn argumentatie enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend, onderschikkend of mogelijk ingewikkelder is gestructureerd.

Een analytisch overzicht opstellen

In een analytisch overzicht wordt een samenvatting gegeven van de volgende punten:

  • De kritische discussiefasen (confrontatiefase, openingsfase, argumentatiefase, afsluitingsfase).

  • De belangrijkste meningsverschillen (standpunten, partijen, posities van de partijen, typering van het meningsverschil).

  • De betoogvormende argumenten (expliciet, impliciet, verzwegen).

  • De argumentatiestructuur (enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend, onderschikkend en de verbindingen tussen dezen).

  • De getrokken conclusies (eindpositie protagonist en antagonist van elk standpunt, consequenties).

Stamvragen

  • Welke vier soorten argumentatiestructuren onderscheiden we?

  • Wat is een nevenschikkende samengestelde argumentatie?

  • Waarvan zijn woorden als ‘overigens, trouwens, nog afgezien van’ in een betoog indicatoren?

  • Wat zijn indicatoren voor nevenschikkende argumentatie?

  • Bij welke argumentatievorm worden argumenten trapsgewijs weergegeven?

  • Waarvan is de complexiteit van een argumentatie afhankelijk?

  • Hoe ziet een schematische weergave van onderschikkende argumentatie er uit?

  • Waaruit blijkt de argumentatiestructuur van een betoog?

  • Wat wordt weergegeven in een analytisch overzicht?

  • Op welke drie manieren kunnen betoogvormende argumenten worden weergegeven?

De deugdelijkheid van argumentatie (6)

 

Het beoordelen van betogen

Aan een betoog kan van alles mis zijn: bijvoorbeeld tegenstrijdigheden, onjuistheden in argumenten en andere tekortkomingen. Gebreken moeten altijd worden opgespoord, om vast te stellen of een argument goed genoeg is verdedigd. Je moet argumentaties ontleden.

Er zijn twee mogelijke inconsistenties: logische inconsistentie en pragmatische inconsistentie. Logische inconsistentie houdt in dat argumenten met elkaar in strijd zijn, waardoor ze niet allemaal tegelijk waar kunnen zijn. Pragmatische inconsistentie wil zeggen dat logisch gesproken de argumenten niet met elkaar in strijd zijn, maar in de praktijk hebben ze strijdige consequenties.

Elk argument moet beoordeeld worden in hoeverre hij het standpunt rechtvaardigt of ontkracht. Om deugdelijk te zijn moeten uitspraken aanvaardbaar zijn: feitelijk, zodat je ze makkelijk kunt aanvaarden of nazoeken. Morele oordelen of principes zijn lastiger. Deze worden pas van kracht wanneer er argumenten worden toegepast. De deugdelijkheid van argumentaties is ook afhankelijk van hoe argumentaties toegepast worden in argumentatieschema’s. Ze worden namelijk op een specifieke manier met elkaar in verband gebracht. Zie de drie argumentatietypen in het kopje “argumentatietypen” hieronder. Als een redenering ongeldig is, is de argumentatie niet aanvaardbaar.

Een enkelvoudige argumentatie is deugdelijk, wanneer de redenering in de argumentatie geldig is of geldig kan worden gemaakt. De argumentatie moet bestaan uit aanvaardbare uitspraken en het argumentatieschema moet terecht en correct zijn toegepast. Wanneer er in de argumentatie expliciet een ongeldige redenering naar voren wordt gebracht, kan de enkelvoudige argumentatie niet tot een geldige redenering worden herleid.

Modus ponens:

Als P, dan Q.

P

dus Q

Modus tollens:

Als P, dan Q

niet Q

dus niet P

Argumentatietypen

Argumentatie gebaseerd op kentekenrelatie

Het standpunt wordt verdedigd door een bepaald kenmerk, symptoom of kenteken te noemen van dat/diegene wat in het standpunt wordt beweerd. Het ene houdt ongeveer het andere in.

Voor X geldt Y. Voor X geldt Z. Z is kenmerkend voor Y.

Herman (X) is een echte jongen (Y)

Herman (X) is stoer (Z)

1.1’ Stoerheid (Z) is een kenmerk voor echte jongens (Y)
Te herkennen aan: kenmerken voor, karakteristiek, is eigen, typerend, zijn, enzovoorts.

Argumentatie gebaseerd op vergelijkingsrelatie

Het standpunt wordt verdedigd door duidelijk te maken dat wat in standpunt gezegd wordt, overeenkomt met iets wat in argumentatie genoemd wordt. Het een komt ongeveer op het ander neer. Een analogie is een figuurlijke vergelijking.
Voor X geldt Y. Voor Z geldt Y. Z is vergelijkbaar met X.

Loting (X) voor toelating op de universiteit is absurd (Y)

Er wordt ook niet bij de loting bepaald (X) wie naar de Olympische Spelen gaat (Z)

2.1’ Op de universiteit (Y) gelden dezelfde maatstaven als in sport (Z)
Te herkennen aan: vergelijkend, komt overeen met, correspondeert aan, is verwant aan, doet denken aan, hetzelfde, ook, evenmin, ook niet, net zo, enzovoorts.

Argumentatie gebaseerd op causale relatie

Het standpunt wordt verdedigd door een oorzakelijk verband (causale relatie) te leggen tussen het standpunt en het argument. Het een leidt tot het ander.
Voor X geldt Y. Want voor X geldt Z en Z leidt tot Y.

Mariekes (X) hoofdpijn (Y) zal nu wel verdwijnen

Zij (X) heeft net twee aspirines genomen (Z)

3.1’ Aspirines (Z) helpen tegen hoofdpijn (Y)

Pragmatische argumentatie

Dit is de omgekeerde variant van een causale relatie. Het is een subtype van argumentatie waarbij in het argument naar een gevolg wordt verwezen van wat er in het standpunt is genoemd. Bijvoorbeeld gunstige of negatieve effecten/consequenties van iets. Te herkennen aan: heeft tot gevolg dat, leidt tot, eindigt, wordt, dan, anders, daardoor enzovoorts.

Stamvragen

  • Welke twee mogelijke inconsistenties in een betoog onderscheiden we?

  • Wanneer spreken we van een deugdelijke enkelvoudige argumentatie?

  • Wat is het verschil tussen ‘modus ponens’ en ‘modus tollens’?

  • Welke drie argumentatietypen zijn er?

  • Van welke argumentatietype spreken we wanneer voor X, Y geldt, want voor X geldt Z en Z leidt tot Y?

  • Wat is pragmatische argumentatie?

Drogredenen in discussies (7)

 

Discussieregels en drogredenen

De oplossing van een meningsverschil kan door de verschillende partijen worden bemoeilijkt of verhinderd. Dit hoeft niet altijd met kwade bedoelingen te zijn. Door het gebruiken van drogredenen bemoeilijkt men de discussie al. Men overtreedt dan de discussieregels. Drogredenen zijn niet altijd even duidelijk of goed te herkennen.

Er zijn tien regels voor argumentatieve discussies. Vijf worden besproken in dit hoofdstuk en vijf worden besproken in het volgende hoofdstuk. Deze tien regels zijn voorwaarden voor het oplossen van meningsverschillen, maar geen garantie.

De vrijheidsregel

De partijen mogen niet elkaar beletten om twijfel of standpunten naar voren te brengen in een discussie. Dit gebeurt in de confrontatiefase van de discussie. Beide partijen (protagonist en antagonist) kunnen zich hier schuldig aan maken.

Drogredenen die beperkingen stellen aan een standpunt of aan twijfel zijn:

  • Een standpunt taboe verklaren.

  • Een standpunt heilig verklaren.

  • Aantasten van de vrijheid van handelen van de tegenpartij. Hieronder vallen de argumentum ad baculum (dreigen), argumentum ad misericordiam (een beroep doen op het medelijden van de tegenpartij of luisteraars) en argumentum ad hominem (een persoonlijke aanval naar de tegenpartij): een directe aanval (abusive) door iemand zwart te maken, een indirecte aanval (circumstantial) door iemands motieven zwart te maken of tu quoque (tegenstrijdigheden tussen daad en woord van degene die iets zegt).

De verdedigingsplichtregel

Een partij is verplicht zijn standpunt te verdedigen. Dit gebeurt in de openingsfase van de discussie door de protagonist. Hiertoe behoren:

  • Verschuiven van bewijslast: in een niet-gemengde discussie moet de antagonist aantonen dat het standpunt van de protagonist onjuist is. In een gemengde discussie moet alleen de tegenpartij zijn standpunt verdedigen.

  • Ontduiken van bewijslast: een standpunt als vanzelfsprekend presenteren, het persoonlijk instaan voor de waarheid/juistheid van het standpunt en het standpunt immuniseren voor kritiek.

In een discussie moet de verdediging beginnen met het standpunt dat het makkelijkst te verdedigen is (billijkheidbeginsel). Het presumptiebeginsel houdt in dat alle partijen moeten deelnemen, niet slechts één partij.

De standpuntsregel

In een discussie moet de aanval van de tegenpartij betrekking hebben op het standpunt dat door de verdedigende partij naar voren is gebracht. Onder de standpuntsregel valt de drogreden van de stroman, deze is opgedeeld in twee categorieën.

  • Drogreden van de stroman: iemand een fictief standpunt in de schoenen schuiven. Onder dit gedeelte van deze drogreden vallen: het met nadruk je tegengestelde standpunt naar voren brengen, het maken van een fictieve tegenstander of het verwijzen naar opvattingen van de groep waarbij iemand hoort.

  • Drogreden van de stroman: het standpunt van iemand vertekenen. Hierbij worden standpunten uit hun context gehaald, zaken gesimplificeerd en zaken worden overdreven.

De relevantieregel

In een discussie mag je slechts je standpunt verdedigen door argumentatie naar voren te brengen die enkel betrekking heeft op je standpunt. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hiertoe behoren de volgende drogredeneringen:

  • Ignoratio elenchi / irrelevante argumentatie: de argumentatie slaat niet op het standpunt dat ter discussie slaat.

  • Non-argumentatie: het standpunt wordt niet door middel van argumentatie verdedigd maar door onder andere retorische vragen. Hieronder vallen de pathetische (op het gevoel van het publiek inspelen) en de ethische drogredenen/argumentum ad verecundium (met bezit de deskundigheid over een onderwerp niet, of de geclaimde deskundigheid is helemaal niet relevant voor de kwestie waar het in de discussie over gaat)

De verzwegen-argumentregel

In een discussie mag men zich niet zich aan de verantwoordelijkheden onttrekken die men heeft wat betreft de eigen verzwegen argumenten. Ook mag men niet de tegenpartij ten onrechte verzwegen argumenten toeschrijven. Dit gebeurt door beiden in de argumentatie fase. De volgende drogredenen horen hierbij:

  • Drogreden van het opblazen van wat verzwegen is: dit gebeurt door de antagonist. Hierbij wordt een argument ingevuld dat verder gaat dan waar de protagonist aan gehouden kan worden.

  • Drogredenen van het loochenen van een verzwegen argument: dit gebeurt door de protagonist. Dit is het ontkennen dat je gebruik hebt gemaakt van een verzwegen argument.

Stamvragen

  • Wat is een drogreden?

  • Wat houdt de vrijheidsregel in?

  • Wat zijn de tien regels voor argumentatieve discussies?

  • Tot welke regel behoort de drogreden ‘een standpunt heilig verklaren’?

  • Bij welke regel is een partij verplicht zijn standpunt te verdedigen?

  • Als alle partijen verplicht zijn om deel te nemen aan de discussie, welk beginsel wordt dan toegepast?

  • Van welke drogreden is sprake wanneer er een beroep wordt gedaan op het medelijden van de tegenpartij?

  • Wat is de drogreden van de stroman?

  • Welke drogredeneringen behoren tot de relevantieregel?

  • Wat houdt ‘ignoratio elenchi’ in?

  • Wat houdt de verzwegen-argumentregel in?

Regels van het argumenteren (8)

 

Afdoende verdediging

Er kan alleen sprake zijn van afdoende verdediging wanneer de argumenten van de tegenstander direct aanvaardbaar zijn, door het feit dat ze deel uit maken van gemeenschappelijke uitgangspunten, of als de argumenten op grond van redeneringen geldig zijn en duidelijk aanvaardbaar.

De uitgangspuntregel

Niemand mag ten onrechte iets als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ontkennen dat dit een gemeenschappelijk uitgangspunt is. Dit gebeurt in de argumentatiefase, door beide partijen. Ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is wordt door de antagonist gedaan.

Iets ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren wordt vaak door de protagonist gedaan. Onder deze drogredenering horen de volgende punten: het misbruik maken van presupposities (iets waar je van uit gaat) bij een bewering, een meervoudige vraag stellen (‘Met wie heb je ruzie gemaakt vandaag?’ 2 vragen: ‘Heb je ruzie gemaakt?’ en ‘Met wie?’) of een cirkelredenering/petitio principii/begging the question (standpunt en argument komen op het zelfde neer, in alle drie de gevallen).

De geldigheidsregel

Redeneringen die in argumentatie naar voren komen moeten geldig zijn, of één of meer van de verzwegen argumenten moeten door explicitering geldig gemaakt kunnen worden. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hieronder vallen:

  • In een redenering noodzakelijke en voldoende voorwaarden door elkaar halen: het ontkennen van de antecedent (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie heeft geen bedorven vis gegeten (ontkenning antecedent)’ dus: ‘Annie is niet misselijk’) of het bevestigen van de consequens (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie is misselijk (bevestigen consequens)’ dus: ‘Annie heeft bedorven vis gegeten’). De ongeldigheid bij beide is dus dat Annie ook van andere oorzaken misselijk kan zijn.

  • In een redenering eigenschappen van delen en gehelen door elkaar halen: de divisiedrogreden (van algemeen naar bijzonder), de compositiedrogreden (van bijzonder naar algemeen).

De argumentatieschemaregel

Een standpunt mag niet als voldoende verdedigd worden gezien als de verdediging niet plaats vindt door middel van een geschikt argumentatieschema. Dit wordt door de protagonist gedaan in de argumentatiefase. Hiertoe behoren:

  • Een ongeschikt argumentatieschema gebruiken. Hieronder vallen de argumentum ad populum: een kenteken relatie, populistische argumentatie (iedereen zegt dat..) en de argumentum ad consequentiam: causale relatie waarbij er wenselijke en onwenselijke gevolgen zijn, maar de nadruk ligt hier vaak op onwenselijke gevolgen.

  • Een argumentatieschema verkeerd toepassen. Hieronder vallen: het misbruik maken van een autoriteit (kentekenrelatie), de drogreden van de verkeerde analogie (vergelijkingsrelatie), het hellend vlak/slippery slope (causale relatie) waarbij iets van kwaad tot erger gaat.

Bij de post hoc ergo propter hoc trek je een verkeerde conclusie/maak je een verkeerde causale relatie (bijvoorbeeld: sinds ik hier werk gaat alles beter, dat kan geen toeval zijn). Tot slot de secundum quid, wat een overhaaste generalisatie (kentekenrelatie) is.

De afsluitingsregel

Wanneer de verdediging van een standpunt mislukt, zal dit ertoe leiden dat de protagonist zijn standpunt intrekt. Wanneer er sprake is van een afdoende verdediging van het standpunt zal de antagonist zijn twijfel intrekken. Dit wordt door beiden gedaan in de afsluitingsfase.

  • De protagonist handhaaft een standpunt dat niet afdoende verdedigd is en concludeert dat zijn standpunt waar is, omdat het met succes verdedigd is.

  • De antagonist handhaaft twijfel aan een standpunt dat afdoende is verdedigd.

  • Argumentum ad ignoriam: concluderen dat een standpunt waar is, omdat het tegengestelde niet met succes is verdedigd.

De taalgebruiksregel

De partijen moeten formuleringen gebruiken die duidelijk zijn en niet dubbelzinnig. Ze moeten formuleringen van de tegenpartij zo juist mogelijk interpreteren. Dit wordt door beiden gedaan in alle discussiefasen.

  • Misbruik maken van onduidelijkheid (onduidelijkheiddrogreden). Op tekstueel niveau kan sprake zijn van structurele onduidelijkheden. Op zinsniveau kan onduidelijk zijn wat de communicatieve strekking is: de inhoud kan onbepaald, onbekend of vaag zijn.

  • Misbruik maken van dubbelzinnigheid (ambiguïteit): hierbij is sprake van semantische ambiguïteit (dubbele woordbetekenis) en syntactische ambiguïteit (dubbele grammaticabetekenis).

Stamvragen

  • Wanneer spreken we van ‘afdoende verdediging’?

  • Wat is een cirkelredenering?

  • Welke drogredeneringen behoren tot de geldigheidsregel?

  • Wanneer een argumentatieschema verkeerd wordt toegepast, welke regel wordt dan overtreden?

  • Waaraan maak je jezelf schuldig in het geval van ‘post hoc ergo propter hoc’?

  • Wat is sequndum quid?

  • Welke drie mogelijke uitkomsten zijn er van een betoog?

  • Tot welke regel behoren onduidelijkheiddrogredenen en ambiguïteit?

Schriftelijk argumenteren (9)

 

Het betoog

De redelijkheid van een betoog staat voorop, anders kan het betoog niet tot een oplossing in het meningsverschil leiden. Een redelijk betoog is een poging om iemand op een eerlijke en duidelijke manier van gedachten te laten veranderen. Ook in schriftelijke betogen moet men zich houden aan de spelregels van communicatie: je moet terzake zijn, je moet zo helder mogelijk zijn, je moet alle informatie geven die nodig is en je mag niet onnodig uitweiden naar dingen die niet met het betoog te maken hebben. Een aantrekkelijk betoog wisselt explicietheid en implicietheid op een evenwichtige manier af. Bij een goede schriftelijke weergave breng je zowel het standpunt, als de argumenten duidelijk onder woorden.

Hulp van een analytisch overzicht

Een analytisch overzicht van de uitkomsten van de analyse vormt normaal gesproken het resultaat van een systematische reconstructie van een voltooid betoog. Dit overzicht is ook een nuttig hulpmiddel bij het herschrijven van een betoog. In een analytisch overzicht staat de informatie die nodig is voor het beoordelen van een betoog. Hierdoor kan worden nagegaan of het betoog bestand is tegen kritiek. Indien nodig kan het betoog veranderd worden.

Ook kan een betoog worden geschreven aan de hand van een analytisch overzicht met aan te voeren argumenten. Waarom iemand een betoog schrijft verschilt. Soms is het een reactie op een eerder betoog van iemand anders: er is een duidelijke discussiesituatie. Soms weet een schrijver nog niet wat anderen van zijn argumenten vinden en schrijft hij een betoog omdat hij het van belang vindt zijn standpunten naar voren te brengen. Hoe op standpunten en argumenten wordt gereageerd, kan op twee manieren. Als eerste kan er een tegenstandpunt worden gesteld tegenover een bepaald standpunt. Hierdoor ontstaat een meningsverschil. Als tweede kan geprobeerd worden om alleen de discutabele elementen in de argumentatie van de ander aan de orde te brengen. Hierbij blijft een tegengesteld standpunt achterwege.

In een analytisch overzicht staat aangegeven welke standpunt er verdedigd of aangevallen wordt. Van belang is dat het standpunt van de ander zo correct en volledig mogelijk wordt weergegeven. Wanneer dit helder is, worden de argumenten van het eigen standpunt weergegeven. Dit gebeurt in een schematische weergave van de beoogde argumentatiestructuur van het betoog. Indien het betoog een reactie is op een betoog van iemand anders, heeft het de voorkeur om ook van deze argumenten een schematische weergave te maken. In sommige gevallen kan het behulpzaam zijn om ook de verzwegen argumenten te verwerken in het schematisch overzicht.

De kwaliteit van het betoog

Een analytisch overzicht is het resultaat van een analyse van een betoog dat al af is. Een analytisch overzicht is ook handig bij het (her)schrijven van een betoog. In het analytisch overzicht staat wat het verschil van mening is, en hoe de argumentatiestructuur eruit ziet.

Het betoog moet ook kloppen. Het analytisch overzicht helpt daarbij om dat te controleren. Je kunt kijken of er bijvoorbeeld geen drogredenen en inconsequenties in staan. Bij het herschrijven van een betoog ga je fouten, onduidelijkheden en dergelijke verbeteren.

Stamvragen

  • Waarom is de redelijkheid van een betoog zo belangrijk?

  • Wat zijn de kenmerken van een aantrekkelijk betoog?

  • Hoe kan worden nagegaan of een betoog bestand is tegen kritiek?

  • Wat zijn de spelregels van de communicatie?

  • Op welke twee manieren kan er op standpunten en argumenten worden gereageerd?

  • Welke twee soorten aanleidingen zijn er voor een betoog?

  • Wat is een analytisch overzicht?

  • Waarom is het in sommige gevallen behulpzaam om ook de verzwegen argumenten te verwerken in het schematisch overzicht?

  • Waarom is het van belang om een betoog te herschrijven?

Mondeling argumenteren (10)

 

Argumentatieve discussies

Mondelinge argumentatie komt veel vaker voor dan schriftelijke. Het verschil tussen een gewoon gesprek en een argumentatieve discussie is soms lastig te vinden. Een argumentatieve discussie is er voor het oplossen van een meningsverschil. Een informatie of meningvormende discussie is er om elkaar op de hoogte te stellen of informatie door te geven.

Bij de voorbereiding op een discussie kijk je naar zowel de eigen punten, als naar de mogelijke punten van de tegenstander. Tijdens de discussie is het van belang dat taalgebruik zo duidelijk mogelijk is, alles moet zo goed mogelijk worden uitgelegd, zodat er ook geen interpretatiefouten kunnen komen. Soms is het handig om samen eerst een afspraak te maken van wat de definities zijn van bepaalde woorden om verwarring te voorkomen. Precisering is dus om onduidelijkheden te voorkomen. De discussie kan pas beginnen als duidelijk is dat er een verschil van mening is, wat de punten zijn en welke posities de deelnemers innemen. Om een discussie goed te laten verlopen, moet je aansluiten bij wat er op dat moment aan de orde is. Je moet je niet met teveel zaken tegelijk bezig houden. Er moet duidelijk worden wat de functie is van bepaalde discussiebijdragen. Je moet niet onnodig dingen gaan herhalen en je moet het op een duidelijke manier afsluiten.

Het betoog

Je moet je standpunt duidelijk maken: waar gaat het over en over wie gaat het? Een betoog heeft een inleiding (waarbij je ook je standpunt vermeld), achtergrondinformatie, argumentatie en een samenvatting (slot van het betoog). Je moet bij discussies niet te formeel zijn. En je moet schrijftaal vermijden wanneer je gaat voorlezen. Dit kun je doen door de volgende maatregelen toe te passen:

  • gebruik korte zinnen;

  • formuleer helder;

  • vermijd moeilijk woorden;

  • varieer in de zinsbouw

  • geef tijdens je betoog weer waar je bent en herhaal belangrijke punten;

  • geef aan wanneer je citeert;

  • maak af en toe contact met het publiek door ze aan te spreken (‘U kunt wel raden dat…’);

  • vermijd zoveel mogelijk de lijdende vorm;

  • maak gebruik van indicatoren van argumentatie en standpunten;

  • ondersteun je tekst met concrete voorbeelden.

Om te voorkomen dat een goed betoog zijn doel mist door onhandigheden, is het van belang om het betoog een keer te oefenen. Hierdoor vermijd je dat het onverwachts te kort of te lang is. Daarnaast is een correcte afstemming van je betoog op je publiek van doorslaggevend belang voor het succes van het betoog.

Stamvragen

  • Wat is een meningvormende discussie?

  • Uit welke onderdelen bestaat een betoog?

  • Waar in het betoog staan de argumenten van de schrijver?

  • Waar in het betoog staat eventuele achtergrondinformatie?

  • Hoe sluit je een betoog af?

  • Wat is precisering?

  • Welke maatregelen kun je nemen om te zorgen dat het betoog zijn doel niet mist?

Argumentatie - Snoeck & Van Eemeren - 4e druk - BulletPoints

 

Hoofdstuk 1: Standpunten en verschillende meningen

  • Er is sprake van een meningsverschil als er een standpunt is dat niet gedeeld wordt door verschillende mensen of wanneer een partij twijfelt aan het standpunt van de andere partij.

  • Proposities kunnen feiten, gebeurtenissen, voorspellingen, oordelen of aanbevelingen weergeven waar tegenover je positief, negatief of neutraal kunt staan.

  • Proposities waarover standpunten kunnen worden ingenomen variëren wat betreft onderwerp, kracht en reikwijdte.

  • Meningen hebben twee dimensies: het aantal proposities waarover men van mening verschild en het aantal standpunten dat wordt ingenomen.

  • Bij een enkelvoudig meningsverschil, verschilt men over één propositie en bij een meervoudig meningsverschil over meer dan één propositie.

Hoofdstuk 2: Argumenteren en discussiëren

  • Een discussie kan worden beëindigd door deze is opgelost of beslecht.

  • Een argumentatieve discussie is een discussie waarin met behulp van argumentatie geprobeerd wordt vast te stellen in hoeverre een standpunt verdedigbaar is.

  • Bij een informatieve discussie is het eerste doel om de ander ergens van op de hoogte te brengen.

  • De vier discussiefasen in het ideaalmodel zijn: confrontatiefase, openingsfase, argumentatiefase en afsluitingsfase.

  • Een impliciete discussie is een discussie waarin maar één van beide partijen aan het woord komt.

Hoofdstuk 3: De presentatie van argumentatie

  • De twee vormen van het presenteren van standpunt en argumentatie zijn de terugwijzende presentatie en de vooruitwijzende presentatie.

  • Problemen met interpretatie ontstaan in een onbepaalde context, waarin verheldering ontbreekt.

  • Een belangrijk verschil tussen argumentatie en een verklaring, uitleg of toelichting, is dat argumentatie betrekking heeft op een standpunt dat nog aanvaard moet worden.

  • Wanneer bij twijfel de uitspraak wordt opgevat als een argumentatie, spreken we van een maximaal argumentatieve interpretatie.

Hoofdstuk 4: Verzwegen argumenten en standpunten

  • Verzwegen argumenten en standpunten behoren tot indirect taalgebruik, kunnen leiden tot onduidelijkheden en kunnen bepalend zijn voor het vervolg van de discussie en dus ook voor de afloop.

  • Deelnemers moeten tijdens communicatie hun bijdrage zo goed mogelijk afstemmen op het doel door duidelijk, eerlijk, efficiënt en ter zake zijn (het communicatiebeginsel).

  • In de specifieke correctheidsvoorwaarden staat geformuleerd waaraan de uitvoering van de betreffende taalhandeling moet voldoen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen voorbereidende voorwaarden en oprechtheidvoorwaarden.

  • Om een vooringenomen specifieke invulling van het verzwegen argument te vermijden, geldt als regel dat er in de eerste plaats vanuit moet worden gegaan dat de argumentatie plaatsvindt in een onbepaalde context.

Hoofdstuk 5: De argumentatiestructuur van het betoog

  • Er zijn vier soorten argumentatiestructuren: enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend samengesteld en onderschikkend samengesteld.

  • De complexiteit van een argumentatie is afhankelijk van de onderlinge relaties van argumenten binnen een betoog en het aantal enkelvoudige argumentaties.

  • De argumentatiestructuur van een betoog blijkt uit hoe de ingebrachte enkelvoudige argumentaties zich tot elkaar en tot het standpunt van de schrijver verhouden.

  • In een analytisch overzicht wordt een samenvatting gegeven van de kritische discussiefasen, de belangrijkste meningsverschillen, de betoogvormende argumenten, de argumentatiestructuur en de getrokken conclusies.

Hoofdstuk 6: De deugdelijkheid van argumentatie

  • Er zijn twee mogelijke inconsistenties in een betoog: logische inconsistentie en pragmatische inconsistentie.

  • Een enkelvoudige argumentatie is deugdelijk, wanneer de redenering in de argumentatie geldig is of geldig kan worden gemaakt.

  • Geldige redeneringen hebben de vorm van ‘modus ponens’ of ‘modus tollens’.

  • De drie argumentatietypen zijn: argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie, argumentatie gebaseerd op een causale relatie en argumentatie gebaseerd op een vergelijkingsrelatie.

  • Het omgekeerde van argumentatie gebaseerd op een causale relatie is pragmatische argumentatie.

Hoofdstuk 7: Drogredenen (1)

  • De eerste vijf regels voor argumentatieve discussies zijn: de vrijheidsregel, de verdedigingsplichtregel, de standpuntregel, de relevantieregel en de verzwegen-argumentregel.

  • Drogredenen die beperkingen stellen aan een standpunt of aan twijfel zijn: een standpunt taboe verklaren, een standpunt heilig verklaren en aantasten van de vrijheid van handelen van de tegenpartij.

  • Bij de verdedigingsplichtregel is een partij is verplicht zijn standpunt te verdedigen door bijvoorbeeld het verschuiven van de bewijslast of het ontduiken van de bewijslast.

  • Onder de standpuntregel valt de drogreden van de stroman, welke is opgedeeld in twee categorieën: iemand een fictief standpunt in de schoenen schuiven of het standpunt van iemand vertekenen.

  • Tot de relevantieregel behoren de drogredeneringen ignoratio elenchi/irrelevante argumentatie en non-argumentatie.

  • Tot de verzwegen-argumentregel behoren de drogredeneringen van het opblazen van wat verzwegen is en van het loochenen van een verzwegen argument.

Hoofdstuk 8: Drogredenen (2)

  • De overige vijf regels voor argumentatieve discussies zijn: de uitgangspuntregel, de geldigheidsregel, de argumentatieschemaregel, de afsluitingsregel en de taalgebruikregel.

  • Iets ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren wordt vaak door de protagonist gedaan door middel van het misbruik maken van presupposities bij een bewering, een meervoudige vraag stellen, twee vragen tegelijk stellen of door een cirkelredenering/petitio principii/begging the question.

  • Drogredenen bij de geldigheidsregel zijn: in een redenering noodzakelijke en voldoende voorwaarden door elkaar halen en in een redenering eigenschappen van delen en gehelen door elkaar halen.

  • Drogredenen bij de argumentatieschemaregel zijn: een ongeschikt argumentatieschema gebruiken en een argumentatieschema verkeerd toepassen.

  • In de afsluitingsregel kan de protagonist zijn standpunt handhaven, de antagonist zijn twijfel handhaven of er kan sprake zijn van ‘argumentum ad ignoriam’ (concluderen dat een standpunt waar is, omdat het tegengestelde niet met succes is verdedigd).

  • Drogredenen bij de taalgebruikregel zijn: onduidelijkheiddrogredenen en ambiguïteit.

Hoofdstuk 9: Schriftelijk argumenteren

  • Een redelijk betoog is een poging om iemand op een eerlijke en duidelijke manier van gedachten te laten veranderen waarbij men zich houdt aan de spelregels van communicatie: terzake, helder, concreet en met volledigheid van informatie.

  • Aanleiding voor een betoog kunnen zijn een discussiesituatie of het aan de kaak stellen van een onderwerp.

  • In een analytisch overzicht staat aangegeven welke standpunt er verdedigd of aangevallen wordt.

  • Een analytisch overzicht is het resultaat van een analyse van een betoog dat al af is.

Hoofdstuk 10: Mondeling argumenteren

  • Een argumentatieve discussie is er voor het oplossen van een meningsverschil.

  • Een informatie of meningvormende discussie is er om elkaar op de hoogte te stellen of informatie door te geven.

  • Een betoog heeft een inleiding, achtergrondinformatie, argumentatie en een samenvatting.

 

Hoofdstuk 1: Standpunten en verschillende meningen

 

  • Er is sprake van een meningsverschil als er een standpunt is dat niet gedeeld wordt door verschillende mensen of wanneer een partij twijfelt aan het standpunt van de andere partij.

  • Proposities kunnen feiten, gebeurtenissen, voorspellingen, oordelen of aanbevelingen weergeven waar tegenover je positief, negatief of neutraal kunt staan.

  • Proposities waarover standpunten kunnen worden ingenomen variëren wat betreft onderwerp, kracht en reikwijdte.

  • Meningen hebben twee dimensies: het aantal proposities waarover men van mening verschild en het aantal standpunten dat wordt ingenomen.

  • Bij een enkelvoudig meningsverschil, verschilt men over één propositie en bij een meervoudig meningsverschil over meer dan één propositie.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Samenvatting bij Understanding arguments van Fogelin - 9e druk

Samenvatting bij Understanding arguments van Fogelin - 9e druk


Wat zijn argumenten? - Chapter 1

Argumenten zijn overal om ons heen: in reclames, de politiek, morele en religieuze debatten, op school en in je persoonlijke leven als je beslissingen maakt over je carrière, financiën en relaties. Deze aspecten van ons leven kunnen we niet begrijpen zonder dat we argumenten begrijpen. We zien argumenten als een middel en om dat middel te begrijpen moeten we weten waar het voor wordt gebruikt, waar het uit bestaat en welke vormen ze aan kunnen nemen. We moeten de doelen, materialen en vormen van argumenten begrijpen.

In dit eerste hoofdstuk wordt een definitie gegeven aan wat argumenten zijn. Daarnaast worden twee belangrijke doelen waarvoor argumenten worden gebruikt uitgelegd: rechtvaardiging en uitleg. Bij zowel rechtvaardiging als uitleg worden redenen gebruikt maar voor verschillende doelen. Bij rechtvaardiging gebruik je redenen zodat anderen denken dat je conclusie waar is en bij uitleg gebruik je ze om te laten zien waarom een conclusie waar.

Wat zijn argumenten?

In het Engels is een ‘argument’ ook wel een woordenwisseling of ruzie, maar dat is niet wat hier bedoeld wordt. Waar het in dit boek om gaat is het type argument dat wordt gedefinieerd in de sketch ‘Argument Clinic’ van Monty Python, waarin een cliënt een kliniek binnen komt en betaalt voor een argument. Als hij eindelijk de juiste kamer heeft gevonden om een argument te krijgen, ontkent de persoon in de kamer die hem een argument moet geven gewoon alles wat er gezegd wordt. De cliënt klaagt dat ontkenning iets anders is dan een argument. Hij zegt: een argument is een aaneengekoppelde serie van standpunten om tot een conclusie te komen. De definitie van een argument die in dit boek wordt aangehouden is: een argument is een aaneengekoppelde serie van zinnen, standpunten en proposities (ook wel premissen) die bedoeld zijn om reden te geven aan een andere zin, standpunt of propositie (oftewel de conclusie. Een argument hoeft echter niet altijd een conclusie te bewijzen. Uit deze definitie blijkt waar argumenten uit bestaan en wat het doel van argumenteren is.

Er zijn veel verschillende soorten redenen: om iets uit te leggen, om iets te rectificeren of om reden te geven aan waarom iemand iets doet. Ze worden dus ook gebruikt in een verscheidenheid aan dagelijkse situaties: om erachter te komen waarom je computer is gecrasht, waarom je vriendin boos is, op welke politieke partij je moet stemmen, welke studie je moet doen, etc. Argumenten hebben dus niet maar één doel. Rechtvaardiging en uitleg zijn voorbeelden van verschillend gebruik van argumenten.

Wat is rechtvaardiging?

Argumenten kunnen helpen om iemand anders in jouw uitspraak te doen geloven. Soms gaat het om feiten, soms om meningen. Vaak wil je mensen een goede reden geven waarom ze hun gedachten moeten veranderen. Dan wil je niet alleen dat de ander in je conclusie gelooft, maar ook dat hij deze conclusie gerechtvaardigd vindt. Wanneer het gaat om onpersoonlijke normatieve rechtvaardiging gaat het erom dat je een goede reden vindt (normatief) en dat iedereen deze reden zou accepteren (onpersoonlijk). Het doel is om te laten zien dat er een reden is om de conclusie te geloven, ongeacht om wie het gaat.

Andere argumenten zijn gericht naar specifieke personen. Het doel is dan om te laten zien dat deze specifieke personen reden hebben om de conclusie te geloven. Dit wordt persoonlijke rechtvaardiging genoemd.

Verschillende mensen hebben verschillende redenen om dezelfde actie te ondernemen of om dezelfde conclusie te geloven. Als verschillende mensen met verschillende overtuigingen zijn betrokken bij het argument, moet je je afvragen wie de reden in het argument moet geloven. De spreker kan je vertellen wat zijn redenen zijn waarom hij iets gelooft, maar degene die het aanhoort hoeft die redenen niet te accepteren. De spreker kan een argument gebruiken om te laten zien dat hij redenen heeft iets te geloven en wat die redenen zijn, losstaand van de vraag of het goede redenen zijn. Dit kan natuurlijk ook andersom: de spreker kan redenen aandragen die hij zelf niet goed vindt, maar die voor de luisteraar wel overtuigend zijn. Om een argument goed te kunnen beoordelen, moeten we niet alleen kijken of het argument wordt gebruikt om een standpunt te rechtvaardigen, maar ook naar om wat voor soort rechtvaardiging wordt gezocht en naar wie het publiek is.

Wat is uitleg?

Een uitleg beantwoordt vragen die gaan over hoe of waarom iets gebeurde. Het is een andere vorm van argumenten want het gaat om de uitleg van feiten. Het gaat niet om het bewijzen dat iets is gebeurd, maar uitleg over hoe of waarom iets is gebeurd. Als je hond bijvoorbeeld is ontsnapt uit de tuin, kun je wijzen naar het gat dat hij onder het hek door heeft gegraven.

Er zijn verschillende soorten uitleg. Een daarvan is een narratief. Je geeft dan een verklaring aan een ongebruikelijke gebeurtenis door het in een context te plaatsen. Je creëert als het ware een verhaal. Als je ergens leest dat een peuter een bankoverval heeft voorkomen dan ga je op zoek naar verklaringen en kom je misschien wel tot de conclusie dat de bankovervaller over de peuter heen is gestruikeld. Door de context is de gebeurtenis beter te begrijpen.

We gebruiken ook vaak argumenten om uitleg te geven. Een gebeurtenis wordt dan verklaard met behulp van principes en geaccepteerde feiten. We proberen dan iets af te leiden. Zo’n argument ziet er als volgt uit:

(1) Algemene beginselen van de wet

(2) Een verklaring van oorspronkelijke voorwaarden

\(3) Een verklaring om het fenomeen te verklaren

Het symbool ‘\’ betekent ‘dus’ en kondigt een conclusie aan. De premissen boven de lijn geven redenen om de conclusie te accepteren.

Een uitleg is bevredigend als er uitleg wordt gegeven over hoe of waarom iets gebeurt op een manier die relevant is voor de context. Ze kunnen bruikbaar zijn ook al zijn ze niet helemaal compleet en ook al worden ze niet gebruikt om een claim te rechtvaardigen.

Waarom wordt rechtvaardiging met uitleg gecombineerd?

Rechtvaardiging en uitleg zijn twee verschillende manieren waarop argumenten gebruikt worden, maar vaak willen we zowel weten wat er is gebeurd als waarom het is gebeurd. Dan moeten rechtvaardiging en uitleg samen worden gebruikt. Dit kom je bijvoorbeeld tegen in een rechtszaak. Er is bewijs nodig om te laten zien dat er een misdaad is gepleegd, wat die misdaad is en dat degene die is aangeklaagd de dader is, maar ook de motieven zijn belangrijk.

Stampvragen

1. Uit welke onderdelen bestaan argumenten?

2. Noem twee manieren waarop argumenten gebruikt kunnen worden.

3. Waar of onwaar: Een argument moet de conclusie bewijzen.

4. Waar of onwaar: Een argument is altijd een overtuiging die de spreker zelf ondersteunt.

5. Waar of onwaar: Een argument kan ook alleen bedoeld zijn voor een select groepje mensen.

6. Wat betekent het ‘normatief’ van een onpersoonlijke normatieve rechtvaardiging?

7. Waarom is het belangrijk dat je weet wie je publiek is?

8. Welke 3 dingen zijn nodig om een argument goed te beoordelen?

9. Wat is een narratief?

10. Wat is het verschil tussen uitleg en rechtvaardiging?

Wat is de plaats van argumenten in het taalweb? - Chapter 2

 

Argumenten bestaan uit taal, dus we moeten eerst taal begrijpen voordat we argumenten kunnen begrijpen. In dit hoofdstuk wordt het web van taal besproken aan de hand van drie algemene ideeën. Als eerste is taal conventioneel. Worden krijgen betekenis in een groot systeem van afspraken en regels. Ten tweede is het gebruik van tal divers. We gebruiken taal om informatie over te brengen, maar ook om vragen te stellen, bestellingen te plaatsen, gedichten te schrijven, de score bij te houden etc. Als derde is taal vaak indirect. We moeten vaak voorbij gaan aan wat er letterlijk wordt gezegd om te begrijpen wat er bedoeld wordt.

Wat is taal?

Argumenteren is iets wat we alleen met taal kunnen doen. Daarom kun je geen discussie aangaan met niet-menselijke dieren. Taal is conventioneel, gebaseerd op afspraken. Een hond heet een hond omdat we dit zo hebben afgesproken. Semantische conventies zijn afspraken over de betekenis van woorden en syntactische conventies zijn afspraken over de grammatica. De betekenis van woorden en zinnen is dus afhankelijk van afspraken en om te communiceren moet je je aan die afspraken houden.

Wat in de werkelijkheid gebeurd is kan anders zijn dat wat er gezegd wordt. Je kunt het tegenovergestelde zeggen van wat er gebeurd, maar het verandert de gebeurtenis of de werkelijkheid niet. Bijvoorbeeld: iemand valt van een rots af en is op slag dood. Je kunt zeggen: iemand valt van een rots af en is opslag geboren (geboren is hier wat dood zou moeten zijn). Wat je doet is de woorden veranderen, maar de werkelijkheid verandert er niet door. De persoon is nog steeds van die rots gevallen en leeft niet meer.

Mensen zijn in staat te communiceren met elkaar omdat ze linguïstische conventies (afspraken) delen. Omdat deze afspraken ook heel anders hadden kunnen zijn, kun je zeggen dat ze willekeurig zijn, maar dit houdt niet in dat de werkelijkheid van wat ze zeggen altijd een zaak is van afspraken. De waarheid hangt niet alleen af van de definities van woorden, maar ook van de werkelijke kijk op gegevens.

Welke niveaus heeft taal?

Taal bevat veel verschillende soorten conventies. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende handelingen.

1. De linguïstische handeling (linguistic act)

Een linguïstische handeling is het zeggen van iets betekenisvols. In taal zijn heel veel verschillende afspraken. Elk woord heeft zijn eigen betekenis (semantisch). Elke zin (grammatica) heeft een eigen betekenis (syntactisch). Met drie woorden kunnen je heel veel verschillende zinnen maken: Jan slaat Piet. Piet slaat Jan. Sla Piet, Jan. Slaat Piet Jan? Piet, sla Jan. Grammaticale regels zijn hierom belangrijk. Met losse woorden kun je niet zoveel (zoals hierboven ook te zien is. Met drie woorden kun je al alle kanten op). Een linguïstische handeling noemen we iets wat wordt gezegd en betekenis heeft, volgens semantische en syntactische regels.

2. De taalhandelingen (speech act)

Een taalhandeling is iets doen door het te zeggen. Als we naar ons alledaags taalgebruik kijken zien we dat taal voor verschillende doeleinden gebruikt kan worden:

  • Indicatief: stellend of beschrijvend. Geeft een feit aan.

  • Interrogatief: vragend

  • Imperatief: gebiedend

  • Expressief: emotie uitdrukkend

Een performatief is een taalhandeling. In plaats van alleen maar iets te zeggen of te beschrijven, heeft hetgeen wat je zegt ook een gevolg. Dat gebeurt bijvoorbeeld als mensen trouwen. Man en vrouw zeggen ‘Ik wil’ en de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaart hen daarna tot man en vrouw. Deze verklaring van de ambtenaar heeft gevolgen: man en vrouw mogen voortaan samen belastingaangifte doen en ze mogen niet trouwen met iemand anders zonder eerst te scheiden. Ook zinnen als ‘Jullie zijn allemaal uitgenodigd op mijn verjaardag’ en ‘De aangeklaagde is schuldig’ worden gezien als taalactie. Voorbeelden van werkwoorden die performatief zijn, zijn verklaren, beloven, weigeren, vaststellen en besluiten. Het is niet altijd vereist dat er wordt gesproken. Als er stilte volgt op de vraag of er bezwaren tegen een huwelijk zijn, dan is de stilte een taalactie.

Soms moet iemand een bepaalde functie hebben, omdat de woorden anders niets te weeg brengen. Bijvoorbeeld een scheidsrechter of rechter.

Je hebt ook expliciete performatieven. Deze zijn altijd in de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd. Om te kijken of een (werk)woord expliciet is, kun je de thereby-test gebruiken. Het moet waar zijn in de juiste context. Als je zegt ‘Ik feliciteer je’ dan is er niemand die dat kan ontkennen. Als ik zeg ‘Sorry dat ik te laat ben’ dan weet je niet zeker of het me echt spijt. Het feliciteren is dus een expliciet performatief, maar de uitspraak ‘sorry dat ik te laat ben’ niet. Vragen, uitspraken in de gebiedende wijs en expressies/uitroepen zijn geen expliciete performatieven, omdat ze niet voldoen aan de thereby test. Let op: hoewel vragen geen expliciete performatieven zijn, is ‘je iets afvragen’ wel een expliciet performatief.

Er moet een ander bij zijn om deze taalhandeling te voltrekken. Je kunt de performatieven ook niet tegenspreken. Als iemand honderd euro biedt, doet die persoon dat. Je kunt niet zeggen “nee dat doe je niet”. Verder heb je ook nog de argumentatieve performatieven. Dit zijn expliciete performatieven die gebruikt worden om argumenten te construeren.

Elke taalhandeling is een linguïstische handeling. Andersom niet. Eenzelfde linguïstische handeling kan anders zijn in verschillende situaties. Door ‘ja’ te zeggen kun bijvoorbeeld iets beloven, iets weigeren, antwoorden op een vraag of iets concluderen.

3. De conversatie handeling (conversational act)

Taal is ook praktisch: je probeert iets bij de ander teweeg te brengen. We willen mensen informeren, dingen laten doen, amuseren, kalmeren, overtuigen, bewustmaken, etc. Dit doen we door middel van conversatiehandelingen.

Conversatiehandelingen kunnen taalhandelingen zijn, maar dat hoeft niet altijd. Het verschil tussen een conversatiehandeling en een taalhandeling is niet makkelijk uit te leggen, dus proberen we het aan de hand van een voorbeeld. Amy zegt tegen Bobby: ‘Iemand volgt ons’. Dit is een linguïstische handeling, want de zin heeft betekenis. Het is ook een taalhandeling: Amy heeft vermeld dat ze worden gevolgd. De bedoeling van deze taalhandeling is Bobby laten geloven dat ze worden gevolgd. Dit is de conversatie handeling. Het kan zijn dat die slaagt, maar dat hoeft niet. Bobby kan bijvoorbeeld denken dat Amy paranoïde is of een grapje met hem uithaalt. Als Bobby Amy niet gelooft, is de conversatie handeling niet gelukt. De linguïstische handeling en de taalhandeling zijn echter wel gelukt.

Je kunt iemand waarschuwen voor iets (taalhandeling), maar daarom hoeft hij zich nog geen zorgen te gaan maken (conversatie handeling). Je kunt je verontschuldigingen aanbieden (taalhandeling) maar daarom hoeft hij zich niet beter over jou of de situatie te voelen (conversatie handeling). Vaak is er dus wel een taalhandeling, maar wordt de conversatie handeling niet bereikt.

Paul Grice heeft regels bedacht voor conversatiehandelingen. Hij kwam tot het coöperatiebeginsel. Dit is de samenwerking tussen mensen om het doel van een gesprek te bereiken. Als basisregels had hij:

  • Kwantiteit: wees zo informatief mogelijk, zeg niet teveel, zeg niet te weinig.

  • Kwaliteit: het moet waarheidsgetrouw zijn, voldoende evidentie hebben en niet tegenstrijdig zijn.

  • Relevantie: het moet ter zake zijn.

    De manier waarop moet begrijpelijk, eenduidig, kort, niet dubbelzinnig, zakelijk en geordend zijn.

Welke implicaties heeft een conversatie?

In een normale setting waarin mensen samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken, worden weinig regels overtreden. Dit is ook nodig om gesprekken te voeren zoals we dat doen. Als we zouden denken dat de meeste mensen heel vaak zouden liegen over kleine dingen, zou de conversatie worden aangetast. Mensen volgen de conversatieregels niet altijd. Ze houden informatie achter, ze denken niet goed na voor ze iets zeggen, ze dwalen af van het onderwerp of ze praten vaag. Door de taalconventies, zijn we ondanks dat toch in staat om gesprekken te voren. Ze volgen de conventies, realiseren ons impliciet dat we ze volgen en verwachten van anderen dat ze ze ook volgen. Als iemand in paniek vraagt waar een brandblusser is, en jij zegt dat er een in de gang is, dan gebeurt er heel veel impliciet. Door een combinatie van de regels kwaliteit, kwantiteit, relevantie en manier toe te passen, zorg je ervoor dat je nagaat waar de dichtstbijzijnde brandblusser is en dat die ook bruikbaar is voor de persoon die er om vraagt.

In bijna alle conversaties zijn die implicaties van belang. De meeste gesprekken zouden zelfs uit elkaar vallen als mensen alleen maar bij de letterlijke betekenissen bleven. Op de vraag ‘Weet je hoe laat het is?’ verwacht je niet het antwoord ‘ja’ maar een antwoord waaruit blijkt hoe laat het is.

Er zijn verschillende voorbeelden van het aanvallen van de conversatieregels:

Bijvoorbeeld: Als A vraagt aan B waar C woont, en B antwoord met ‘ergens in Frankrijk’ overtreedt B de regel kwantiteit, omdat hij hier te weinig zegt. Maar wanneer B niet meer weet dan ‘ergens in Frankrijk’, dan houdt hij zich aan de kwaliteitsregel. Wanneer hij meer zou zeggen (terwijl hij niets weet)

Read more
Samenvatting Met kracht van argumenteren