Voorbeeld Hoofdstuk (Je toegangsniveau is niet voldoende voor het gebruiken van de volledige samenvatting)
Hoofdstuk 1 De ontwikkeling van de Nederlandse maatschappij van 1975 tot nu
1.1 De republiek der Verenigde Nederlanden
Van 1579 tot 1795 was Nederland een statenbond: de Republiek der Verenigde Nederlanden. De staten van de statenbond waren binnen hun eigen grenzen zelfstandig; ze bezaten een eigen bestuur en rechtspraak. De statenbond bestond uit de staten van de 13 gewesten: Holland, Zeeland, Friesland, Groningen, Utrecht, Overijssel, Gelderland, Drenthe, Staats-Vlaanderen, Staats-Brabant, Staats-Opper-Gelre, landschap Westerwolde en het Land van Overmaze.. De eerste 7 gewesten bezaten de soevereiniteit. De Staten-Generaal was hun gemeenschappelijke orgaan, waarin de Provinciale Staten werden vertegenwoordigd. Drenthe was een aparte soevereine staat, die geen stem bezat in de Staten-Generaal. De laatste 5 staten heetten de Generaliteitslanden; zij waren in 1579 veroverd doordat ze een verbond sloten in de strijd tegen Spanje. De Staten-Generaal bestuurde het merendeel van de staten, maar bezat een beperkte macht. Dit heeft twee redenen: de vertegenwoordigers waren stromannen van hun lastgevers en voor belangrijke besluiten was eenstemmigheid nodig.
De Staten zelf bestonden meestal uit de adel en het stedelijk patriciaat, die een oligarchie vormden. De stadhouder was de hoogste bestuursambtenaar in de Nederlanden. Hij werd door de Staten van ieder gewest benoemd. Doordat de stadhouder steeds meer een zelfstandige politieke factor van betekenis werd, ontstonden spanningen tussen de stadhouder en de regenten. In de jaren 1780 – 1787 ontstond een burgeroorlog tussen de prinsgezinden (partijgangers van de stadhouder) en de patriotten (een coalitie van verschillende burgerlijke groeperingen). Deze burgeroorlog eindigde in 1787, dankzij Pruisische hulp, ten gunste van de prinsgezinden. De patriotten vluchtten vooral naar Frankrijk, waar in 1789 de Franse Revolutie uitbrak. De Franse Revolutie wierp het bestaande regime van Frankrijk omver en leidde in 1793 tot de onthoofding van de Franse koning Lodewijk XVI.
1.2 De Bataafse Republiek
In 1795 veroverde Frankrijk de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden werden bij Frankrijk ingelijfd, de Noordelijke Nederlanden werden de Bataafse Republiek. De stadhouder vluchtte naar Engeland en de patriotten kwamen met de Franse troepen terug. Frankrijk beloonde de inzet van de patriotten door de Bataafse Republiek als bondgenoot te erkennen. In overheidsfuncties werden de prinsgezinden vervangen door patriotten.
Bij het kiezen van de staatsvorm van de Bataafse Republiek bestond er een meerderheid voor de oude staatsvorm, de federatie, geïnspireerd op de Amerikaanse constitutie. Er bestond een minderheid voor een gecentraliseerde eenheidsstaat, naar Frans model, waar de onderdelen een beperkte zelfstandigheid bezaten en ze een van de centrale overheid afgeleid gezag uitoefenden.. Dankzij de Franse troepen kon deze minderheid haar zin krijgen. Het beginsel werd in de eerste Grondwet neergelegd, de Staatsregeling van 1798: 'De Bataafsche Republiek is Eén en Ondeelbaar'. De Bataafse Republiek volgde de ontwikkelingen in Frankrijk.
In Frankrijk volgden op de Assemblée nationale constituante (1789 – 1791) de Assemblée législative (1791 – 1792), de Convention nationale (1792 – 1795), het Directoire (1795 – 1799), het Consulaat (1799 – 1804) en het Keizerrijk (1804 – 1813). De Bataafse Republiek had op haar beurt de Nationale Vergadering (1796 – 1798), het Vertegenwoordigend Lichaam en het Uitvoerend Bewind met vijf Directeuren (1798 – 1801) en het Staatsbewind (1801 – 1805). Zowel in Frankrijk als de Bataafse Republiek verburgerlijkte de revolutie. In beide landen kwam het gezag in handen van een steeds kleinere groep, tot ten slotte één man het gezag in handen had: Napoleon Bonaparte in Frankrijk en raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck in de Bataafse Republiek. Schimmelpenninck was een gematigd patriot, die in 1805 in opdracht van Napoleon een nieuwe staatsinrichting voor de Bataafse Republiek ontwierp. Schimmelpenninck werd als Raadpensionaris het staatshoofd van 1805 tot 1806.
1.3 Het Koninkrijk Holland
In 1806 werd de republikeinse traditie verlaten: het werd een koninkrijk met Lodewijk Napoleon, de jongere broer van Napoleon Bonaparte, als koning. In 1810 werd het Koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk ingelijfd. Dit betekende dat het Franse bestuursmodel, de rechterlijke organisatie en de wetgeving werden ingevoerd. In de periode van 1795 tot 1810 was de basis gelegd voor de vernieuwing van de maatschappij: er werd definitief gekozen voor een gecentraliseerde eenheidsstaat, er werd energie gestoken in modernisering van staatsinstellingen en de invoering van een nieuw belastingstelsel. Het onderwijs werd door het rijk gecontroleerd. In 1809 werden een Burgerlijk Wetboek en een Wetboek van Strafrecht ingevoerd, die na de inlijving bij Frankrijk in 1811 door de Franse wetgeving werden vervangen.
1.4 Hervormingen in en vereniging van de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden
Voordat de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk werden ingelijfd, stonden ze onder het gezag van de Oostenrijkse Habsburgers. De Habsburgers waren al begonnen met het hervormen van bestuurlijke en rechterlijke instellingen; toen Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden inlijfde, trof ze een al centraal aangestuurd bestuursmodel aan. De inlijving bij Frankrijk opende voor de Zuidelijke Nederlanden de grote Franse markt, waardoor verschillende takken van nijverheid tot bloei kwamen, zoals textielnijverheid, mijnbouw en metaalindustrie.
In de Noordelijke Nederlanden was door de binnenlandse onrust weinig terechtgekomen van hervormingen. Bovendien werd het Franse beleid, gericht tegen Engeland, overgenomen. Op de lange duur werden de internationale zeehandel en de overzeese bezittingen door Engeland overgenomen. Bovendien bleef de Franse binnenlandse handel voor de Noordelijke Nederlanden gesloten, waardoor er geen vernieuwing kwam in de nijverheid. Alleen de landbouw profiteerde van het wegvallen van goedkope buitenlandse invoer, maar dit was niet voldoende om te voorkomen dat de Noordelijke Nederlanden verarmden.
In 1813 viel de Franse keizer. De Noordelijke Nederlanden riepen het Driemanschap uit, onder leiding van G.K. Van Hogendorp. Willem Frederik, zoon van de laatste stadhouder, komt met hulp van Engeland terug naar de Noordelijke Nederlanden. Bij het uitroepen van het Driemanschap aanvaardt Willem de hem aangeboden soevereiniteit, maar alleen onder de waarborg van een wijze constitutie. Deze wijze constitutie werd de Grondwet van 1814.
De tegenstellingen tussen patriotten en prinsgezinden waren verminderd en bovendien was Willem een gematigd man die met beide partijen omging. Een belangrijk doel van de Vorst en het Algemeen Bestuur was handhaving van rust en orde. De meeste Fransen waren al vertrokken, maar er moest nog een aantal steden ontzet worden. Om het land goed te kunnen besturen,waren ambtenaren nodig. Het Algemeen Bestuur gebood daarom dat alle Hollandse ambtenaren op hun post moesten blijven. Ook de meeste hervormingen op het gebied van rechtspraak en bestuur werden, in Nederlandse verpakking, behouden. Dit behoud was niet vanzelfsprekend. De inlijving bij Frankrijk had maar drie jaar geduurd en er bestond nationale trots, maar er was geen alternatief.
De Zuidelijke Nederlanden werden na de val van de Franse keizer bezet door geallieerde troepen: Engelsen, Pruisen, Oostenrijkers en Russen. Onder Engelse druk werden Noord en Zuid verenigd tot een sterke staat ten noorden van Frankrijk. In 1814 nam Soeverein Vorst Willem I als gouverneur-generaal het bestuur van de Engelsen over; in 1815 nam hij de titel van Koning der Nederlanden aan. In 1815 ontstond ook de Grondwet van het nieuwe koninkrijk.
Het samengaan van Noord en Zuid was geen hereniging, maar een vereniging, omdat het samengaan van de gewesten in de 15ᵉ en 16ᵉ eeuw nauwelijks blijvende sporen had achtergelaten. Sinds de Unie van Utrecht (1579) waren Noord en Zuid zowel op religieus als op economisch gebied van elkaar vervreemd. Het Zuiden was door de inlijving bij Frankrijk rijk geworden, terwijl het Noorden was verarmd. Ook op juridisch gebied was in het Zuiden meer gedaan dan in het Noorden.
Bovendien gaf het samengaan problemen op het gebied van wetgeving. Willem I wilde een nationale wetgeving invoeren. Het Noorden wilde een wetgeving die leek op het recht dat voor 1811 gold; het Zuiden keek meer naar de geldende Franse wetgeving. Willem I deed veel om zowel de economische groei als een nationale wetgeving te bevorderen, maar de weerstanden waren te groot. Onder de Habsburgers en Fransen was een belangrijke onafhankelijkheidsbeweging ontstaan. Die traditie werd voortgezet.. In 1830 kwamen de Belgen in opstand; in 1831 was het pleit beslecht. Het gescheiden verder gaan van Nederland en België werd pas in 1839 in een verdrag bekrachtigd.
1.5 België
Na de scheiding ontwikkelde België zich tot een parlementaire democratie; de Grondwet van 1831 laat een progressieve liberale gezindheid zien. Ook economisch ging het goed: de industrie bloeide, onder andere door de aanleg van een spoornet. Er waren ook problemen: door onvoldoende vernieuwing verging het de textielindustrie slecht. Ook
ontstond er verzet van de Vlaamse beweging tegen de overheersing van de Franse taal.
In 1815 had Nederland bij het Congres van Wenen de provincie Limburg toebedeeld gekregen. In 1830 koos Limburg de zijde van België. Limburg werd door Brussel bestuurd, alleen de vesting Maastricht bleef in handen van Nederland. Bij een scheidingsverdrag in 1839 werd beslist dat Limburg verdeeld zou worden, waarbij de Maas de natuurlijke grens werd. In 1842 werd de Nederlandse wetgeving in Limburg ingevoerd.
1.6 Nederland
Tijdens de vereniging met België was de economische situatie in de Noordelijke Nederlanden verbeterd. Deze positieve ontwikkeling werd na de scheiding tenietgedaan.. Dit had twee oorzaken. Ten eerste hield Nederland na de onafhankelijkheidsstrijd van België nog bijna tien jaar lang een kostbaar leger op oorlogssterkte op de been, wat op de lange duur onbetaalbaar werd. Ten tweede werd er na 1813 in Nederland te veel gestreefd naar een herstel van de situatie van voor 1795, toen Nederland een belangrijke plaats innam in het internationale handelsverkeer. Terwijl België gretig de nieuwe kansen greep die de industrie bood, zocht Nederland te weinig naar nieuwe wegen. Uit de literatuur van deze periode blijkt dat Nederland blij was met de afscheiding van de zuiderburen; men kon nu zijn eigen gang gaan. Het economisch herstel kwam pas in het midden van de jaren ’40 van de 19e eeuw.
Staatsrechtelijk gezien is het jaar 1848 van belang in Nederland. Nederland kreeg toen, onder druk van internationale revolutionaire gebeurtenissen, een ingrijpend herziene Grondwet. Deze Grondwet was binnen Europa vooruitstrevend, maar minder progressief dan de Belgische Grondwet van 1831. De Nederlandse Grondwet maakte de koning onschendbaar en verplichtte de ministers tot politieke verantwoording aan de volksvertegenwoordiging. De Tweede Kamer kreeg meer invloed op de uitvoerende macht met behulp van het recht van amendement, interpellatie en enquête. De Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de Gemeenteraden werden rechtstreeks gekozen, al bleef het aantal kiezers nog beperkt. In de komende twintig jaar verschoof het politieke zwaartepunt van de conservatieven naar de liberalen, die tot in het begin van de 20ͤ eeuw grote invloed hadden. J.R. Thorbecke was in de jaren ’50 en ’60 van de 19ͤe eeuw de grote liberale leider. Thorbecke was eerst hoogleraar aan de faculteit der letteren in Gent. Na de afscheiding van België werd hij hoogleraar aan de faculteit der rechtsgeleerdheid in Leiden. Thorbecke heeft een leidende rol gespeeld bij de grondwetsherziening van 1848.
Economisch gezien ging het in het midden van de 19e eeuw beter, toen de staatsfinanciën waren gesaneerd. De industrialisatie kwam op gang. De periode van 1850 tot 1870 was een overgang van het vroeg kapitalisme naar een modern kapitalisme. Deze overgang ging gepaard met een industriële revolutie die in alle sectoren van de economie zichtbaar werd, vooral in de nijverheid. Rond 1870 kwam er protest tegen de ongebreidelde ondernemersvrijheid. De arbeidersbeweging kwam tot leven, het coalitieverbod uit de Code Penál dat iedere samenspanning of vereniging verbood werd in 1872 opgeheven en kinderarbeid werd door het Kinderwetje van Van Houten aan banden gelegd. De periode van 1870 tot de Eerste Wereldoorlog was een periode van verdere economische expansie. Tegelijkertijd bleef de armoede van arbeiders in de industrie en landbouw groot, waardoor de sociale onrust steeg. Deze onrust vond een hoogtepunt in de grote spoorwegstaking in 1903, die leidde tot de opname van nieuwe bepalingen in het Wetboek van Strafrecht; een verbod tot werkweigering door ambtenaren en spoorwegpersoneel en een verbod tot het hinderlijk volgen en opdringen op de openbare weg. Door de ontwikkeling van de stoomscheepvaart en de opening van het Suezkanaal in 1869 kreeg Nederland de kans om een belangrijke plaats in te nemen in de internationale handel. In de periode van 1870 tot 1914 kwamen bedrijven als Philips, Shell en Unilever op, die later een sterk internationaal karakter kregen. Door de uitvinding van de fiets en de auto nam ook het verkeer op de weg toe. Dit leidde tot een ontwikkeling van wegenverkeerswetgeving.
Het liberale overwicht in de politiek duurde tot na 1900, maar was rond 1880 al niet meer onaangetast. Zo zorgde de Grondwetsherziening van 1887 ervoor dat het aantal kiesgerechtigden steeg van 130.000 naar 350.000, waardoor er nieuwe groepen van de bevolking inspraak kregen. De confessionele partijen, vooral de protestanten, werden sterker. Dit leidde tot een bijstelling van de normen en waarden van de overheid. Zo benadrukte het kabinet-Kuyper (1901 – 1905) dat het zedelijke karakter van het openbare volksleven beschermd moest worden. Ook het socialisme begon zich in deze periode te roeren. Punten van discussie waren het algemeen actief en passief kiesrecht; dit kwam voor mannen in 1917, evenals het passief kiesrecht voor vrouwen In 1919 werd het actief kiesrecht voor vrouwen bereikt. In 1917 vond er een financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder lager onderwijs plaats.
De overheid probeerde ook om de sociaal zwakke werknemer te beschermen. Het verbod op kinderarbeid leidde tot een complete arbeidswetgeving. In 1895 ontstond de Veiligheidswet, die zorgde voor veilige arbeidsomstandigheden van de arbeider in een bedrijf. De handhaving werd afgedwongen door, vaak lage, strafsancties. Rond 1900 werd bovendien de grondslag gelegd voor de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving, die begon met de Ongevallenwet in 1901. De Leerplichtwet van 1900 werd een mijlpaal in de onderwijsgeschiedenis.
1.7 Wereldoorlogen en herstel
Nederland bleef buiten de Eerste Wereldoorlog, maar ondervond wel de gevolgen. De voedselvoorziening was afhankelijk van invoer, die grotendeels wegviel. Dit leidde aan het einde van de oorlog tot hongeroproeren. De overheid probeerde door middel van een uitgebreid stelsel van regelingen de economie te sturen. Eind 1918 was er een poging tot een staatsgreep door de socialistische voorman P.J. Troelstra. Deze staatsgreep misluke, maar het leidde wel tot angst.. In 1920 vond daarom een uitbreiding van het Wetboek van Strafrecht plaats met onder andere artikel 80bis Sr., om door middel van de wet revolutionaire oproer te bestrijden.
Bij de crisis van de jaren ’30 bleek hoe afhankelijk Nederland was van de wereldeconomie. Het economische herstel kwam zeer langzaam op gang. Toen Duitsland Nederland in 1940 binnenviel, was Nederland net op weg naar een verbetering. De bezetting door Duitsland leidde ertoe dat Nederland in 1945 was leeggeroofd. Van september 1944 tot mei 1945 lag Nederland bovendien grotendeels in de frontlijn. In Nederlands Oost Indië was het nationalisme aangewakkerd door Japan. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde, verklaarde Indonesië zich op 17 augustus onafhankelijk. Dit leidde tot oorlog, waarbij Nederland een groot leger in Indonesië moest onderhouden. In 1949 werd de onafhankelijkheid van Indonesië erkend. Indië leverde tot de Tweede Wereldoorlog een belangrijke economische bijdrage.
De Amerikaanse Marshallhulp van 1948 tot 1954 is beslissend geweest voor het economisch herstel. Dit leidde tot de bloei in de jaren ’50 en ’60 en een krachtige industrialisatie. In 1959 werd aardgas ontdekt in Groningen. De economische groei zorgde voor een bewustwording van de gevolgen van industrialisatie voor het milieu; er kwam milieuwetgeving tot stand. Na de oliecrisis in 1973 veranderde de economische groei in consolidatie. Een crisis in de jaren ’80 zorgde voor een sterke groei in de jaren ’90, die in het eerste decennium van de 21ᵉ eeuw abrupt tot een einde kwam.
Het belangrijkste politieke doel na de Tweede Wereldoorlog was in eerste instantie herstel. De confessionele partijen gaven in afwisselende coalitie met sociaal-democraten en/of VVD de doorslag. Pas in de jaren ’60 volgde een vernieuwingsstreven. De confessionele partijen verloren invloed ten gunste van PvdA en VVD, maar tot in de jaren ’90 bepaalden de confessionelen en de VVD het overheidsbeleid. Daarna volgde een coalitie van PvdA, VVD en D66. In 2002 hadden CDA en de Lijst Pim Fortuyn de voorkeur; ze regeerden korte tijd met de VVD. Daarna volgden wisselende coalities geleid door het CDA. In 2010 kwam de huidige coalitie van VVD en CDA met gedoogpartner PVV tot stand. .
1.8 Europa
In de voorafgaande besproken periode zijn we een aantal keer dicht bij een verenigd Europa geweest. Rond 1810 was er een Verenigd Continentaal Europa, zonder Rusland, onder leiding van Frankrijk. Na de val van Napoleon eindigde dit verenigde Europa, maar de invloed van Frankrijk bleef sterk. In 1940 dreigde een verenigd Europa onder leiding van Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog nam Amerika een invloedrijke positie in Europa in.
In de 19e eeuw was er weliswaar geen totale vrijhandel, maar wel werd het internationaal verkeer van goederen en personen makkelijker door betere verbindingen en tol- en douane-unies. Ook was er een valutaire stabiliteit; door hun gehalte edelmetaal hadden ook de munten van verschillende staten een vaste onderlinge verhouding. Van dit alles was na twee wereldoorlogen weinig over. Een nieuwe start was moeilijk, omdat veel staten wantrouwen koesterden. Midden- en Oost-Europa waren van het Westen afgekeerd en West-Europa was door de oorlogen verarmd en had haar wereldhegemonie verloren aan Amerika.
Pogingen om in 1947 tot een Europese Unie met raadgevende vergadering te komen mislukten; Groot-Brittannië wilde geen inkrimping van haar soevereiniteit. In 1949 werd de Raad van Europa opgericht. Deze Raad moest de Europese integratie van de aangesloten staten door middel van samenwerking bevorderen. Hiermee was de kans om tot een politieke eenheid te komen verkeken. In 1952 werd de Europese Defensie Gemeenschap opgericht, die door Franse oppositie evenmin van de grond kwam. Ook de West-Europese Unie, die hiervoor in de plaats kwam, heeft nooit veel betekenis gehad. De in 1949 opgerichte Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), onder leiding van Amerika, maakte de weg vrij voor verdere Europese ontplooiing. Europa maakte een verbrokkelde indruk, maar over één zaak waren ze het eens: de rechten van de mens. In 1950 werd door 15 Europese staten het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gesloten (EVRM; Verdrag van Rome). Omdat het verdrag politieke vrijheidsrechten omvatte die rechtstreeks werkten, was een omzetting in nationale wetgeving niet nodig. Het verdrag heeft voorrang boven het nationale recht en is afdwingbaar, waarvoor het Europees Hof voor de rechten van de mens en de Europese Commissie zijn ingesteld.
Waar politieke integratie mislukte, richtte men zich op economische integratie. De Benelux, een samenwerkingsverband van België, Nederland en Luxemburg, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog was opgericht, leidde tot de in 1958 gesloten Benelux Economische Unie. In 1974 begon het Benelux Gerechtshof in Brussel met zijn werkzaamheden. Het geeft uitleg over gemeenschappelijke rechtsregels, het geeft advies over gemeenschapsrecht en het heeft een administratiefrechtelijke functie bij de toepassing van het statuut van het personeel van de Benelux Economische Unie.
In 1951 richtten België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op en daarna de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM). Deze gemeenschappen bezaten een onafhankelijke rechter: het Hof van Justitie. Ieder lidstaat leverde een deel van zijn eigen soevereiniteit in. De Gemeenschappen beschikken alleen over bevoegdheden die zijn opgedragen, maar het gemeenschapsrecht is wel bindend voor de lidstaten. Het doel van de Europese Gemeenschap is vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal en de realisatie van een gemeenschappelijk concurrentieregime. Hiervoor heeft de Gemeenschap regelgevende bevoegdheden. De lidstaten moeten het gemeenschapsrecht naleven en de daarvoor nodige regelgeving maken en uitvoeren.
De invloed van de Europese Gemeenschappen is sterk gegroeid. De EU beheerst het economische leven in de lidstaten sterk, bijvoorbeeld door de invoering van de euro. De lidstaten zijn vaak nalatig in het uitvoeren van de gemeenschappelijke regelgeving en het melden van eigen wetgeving aan de Europese Commissie, waardoor ze schadeplichtig zijn en de werking van de eigen wetgeving frustreren.
Voor Nederland heeft de Europese integratie twee gevolgen. Ten eerste is het belang van de Benelux, waarbinnen Nederland een grote rol speelde, verminderd. Nederland is een van de oprichters van de Europese Gemeenschappen. Het is daarnaast binnen de EU een van de kleine lidstaten. Ten tweede wordt het gebrek aan democratische controle steeds meer merkbaar. Het Europees Parlement wordt sinds 1979 rechtstreeks gekozen, maar had lange tijd alleen adviserende en controlerende bevoegdheden. De Grondwet van de Europese Unie moet de armslag op het gebied van het materiële, formele en internationale strafrecht gaan verruimen.
Om zo’n Grondwet in te kunnen voeren, is een ratificatie door alle lidstaten noodzakelijk. In 2005 heeft onder andere Nederland de Grondwet echter verworpen. In 2007 is besloten geen Grondwet in te voeren uit angst voor een soevereine en dominerende Europese Unie. Het Verdrag van Lissabon is op 13 december 2007 door de lidstaten ondertekend. De nadruk ligt op een doelmatigere en snellere besluitvorming binnen de Unie. Het verdrag is op 1 december 2009 in werking getreden.
Voor toegang tot deze pagina kan je inloggen
Aansluiten en inloggen
Sluit je aan en word JoHo donateur (vanaf 5 euro per jaar)
Aansluiten en online toegang tot alle webpagina's
Sluit je aan word JoHo abonnee
Als donateur een JoHo abonnement toevoegen
Upgraden met JoHo abonnement (+ 10 euro per jaar)
Inloggen
Inloggen als donateur of abonnee
Hoe werkt het
Om online toegang te krijgen kun je JoHo donateur worden en een abonnement afsluiten
Vervolgens ontvang je de link naar je online account en heb je online toegang
Lees hieronder meer over JoHo donateur en abonnee worden
Ben je al JoHo donateur? maar heb je geen toegang? Check hier
Korte advieswijzer voor de mogelijkheden om je aan te sluiten bij JoHo
JoHo donateur
- €5,- voor wie JoHo WorldSupporter en Smokey Tours wil steunen - voor wie korting op zijn JoHo abonnement wil - voor wie van de basiskortingen in de JoHo support centers gebruik wil maken of wie op zoek is naar de organisatie achter een vacature - voor wie toegang wil tot de op JoHo WorldSupporter gedeelde samenvattingen en studiehulp
JoHo abonnees
- €20,- Voor wie online volledig gebruik wil maken van alle JoHo's en boeksamenvattingen voor alle fases van een studie, met toegang tot alle online HBO & WO boeksamenvattingen en andere studiehulp - Voor wie gebruik wil maken van de vacatureservice en bijbehorende keuzehulp & advieswijzers - Voor wie gebruik wil maken van keuzehulp en advies bij werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland - Voor wie gebruik wil maken van de emigratie- en expatservice
JoHo donateur met doorlopende reisverzekering
-
Sluit je via JoHo een jaarlijks doorlopende verzekering af dan kan je gedurende de looptijd van je verzekering gebruik maken van de voordelen van het JoHo abonnement: hoge kortingen + volledig online toegang + alle extra services. Lees meer
Abonnementen-advieswijzers voor JoHo services:
Abonnementen-advieswijzers voor JoHo services
- Check hier de advieswijzers voor samenvattingen en stages - vacatures en sollicitaties - reizen en backpacken - vrijwilligerswerk en duurzaamheid - emigratie en lang verblijf in het buitenland - samenwerken met JoHo
Steun JoHo en steun jezelf
Sluit je ook aan bij JoHo!
Steun JoHo door donateur te worden
en steun jezelf door ook een abonnement af te sluiten
Te gebruiken bij
Nieuws
- Vacatures: JoHo center coaches en summary supporters gezocht voor JoHo Utrecht, Amsterdam, Leiden, Groningen & Den Haag.
- Nieuw & Nieuws over: Leren & Studeren Werken & Werk Zoeken - Reizen & Backpacken - Helpen & Inspireren - Emigreren & Immigreren
Required level
- Donateur met JoHo abonnement
Naar Mijn Bundel
Zoek recente materialen
Selecteer een willekeurig filter en klik op 'Toepassen' om het resultaat te zien
Wereldstage Curaçao
Stagelopen,vrijwilligerswerk of tussen'jaar' op Curaçao?
Leer meer van juridische, bedrijfskundige of bijvoorbeeld medische werkzaamheden