Vraag 1
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 2
Op grond van art. 9 lid 2 Gw kan de regering in een algemene maatregel van bestuur beperkingen stellen aan het recht tot vergadering en betoging ter bescherming van gezondheid, mits de formele wetgever de bevoegdheid om beperkingen te stellen heeft gedelegeerd aan de regering.
- Correct
- Niet correct
Vraag 3
Om zijn 'positieve verplichtingen' na te komen, dient de staat zich te onthouden van inmenging in de vrijheden van de burgers.
- Correct
- Niet correct
Vraag 4
Welke stelling is juist als het gaat om de rol van de overheid in de klassiek-liberale rechtsstaat (ook wel nachtwakersstaat genoemd)?
- In een nachtwakersstaat beschermt de overheid gelijke kansen voor burgers door hen een bestaansminimum te garanderen.
- In een nachtwakersstaat waarborgt de overheid dat de burgers sociale voorzieningen, zoals onderwijs en huisvesting, kunnen gebruiken.
- In een nachtwakersstaat is de taak van de overheid beperkt tot het nemen van maatregelen ter bescherming van arme burgers.
- In een nachtwakersstaat beschermt de overheid burgers door zich zoveel mogelijk te onthouden van inmenging in hun vrijheidsrechten.
Vraag 5
Als de rechter beoordeelt of een beperking van een in artikel 8 EVRM neergelegd recht gerechtvaardigd is, gaat hij na of deze beperking 'in een democratische samenleving noodzakelijk' is. Dat wil zeggen dat de rechter bekijkt of de beperking:
- Bij wet is voorzien
- Proportioneel is
- Een ieder verbindend is
- Directe werking heeft.
Vraag 6
In artikel 6 lid 2 Gw staat:
- Een procedurevoorschrift en een doelcriterium.
- Een procedurevoorschrift en een proportionaliteitseis.
- Een competentievoorschrift en een proportionaliteitseis.
- Een competentievoorschrift en een doelcriterium.
Vraag 7
Welke stelling over het Europese hof voor de Rechten van de Mens is niet correct?
- De uitspraak van het EHRM in een zaak is bindend voor de staat die partij is bij die zaak.
- Het EHRM doet uitspraak op basis van individuele klachten.
- Een klacht bij het EHRM is slechts ontvankelijk indien de nationale rechtsmiddelen reeds zijn uitgeput.
- In geval van onduidelijkheden over de uitlegging van het EVRM dient de hoogste nationale rechter prejudiciële vragen te stellen aan het EVRM.
Vraag 8
Artikel 6 lid 1 Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst door de formele wetgever mag worden beperkt en dat deze beperkingsbevoegdheid mag worden gedelegeerd aan lagere organen.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 9
Het discriminatieverbod in artikel 1 Grondwet verbiedt iedere ongelijke behandeling op grond van bijvoorbeeld godsdienst, levensovertuiging of geslacht.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 10
Uit het stelsel van de Grondwet volgt dat als een verdragsbepaling niet een ieder verbindend is, deze bepaling pas interne werking heeft in de nationale rechtsorde wanneer deze bepaling is omgezet in een nationale wet.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 11
Het EVRM is een belangrijk mensenrechtenverdrag. Het verdrag:
- Omvat met name sociale fundamentele rechten;
- Kan door de Nederlandse rechter worden gebruikt om wetgeving te toetsen;
- Bevat fundamentele rechten die in geen geval beperkt mogen worden;
- Is gesloten in het kader van de Europese Unie.
Vraag 12
Welk van de onderstaande stellingen is juist?
- De klassieke grondrechten zijn gericht op prestaties van de overheid.
- Het recht op vrijheid van geweten is een klassiek grondrecht.
- Het stakingsrecht kan niet direct voor de rechter worden ingeroepen.
- Sociale grondrechten zijn grondrechten die werken tussen burgers onderling.
Vraag 13
Welk van de onderstaande grondrechten is direct juridisch afdwingbaar bij de rechter?
- Artikel 10, lid 1 Grondwet.
- Artikel 19, lid 1 Grondwet.
- Artikel 22, lid 1 Grondwet.
- Artikel 23, lid 1 Grondwet.
Vraag 14
Stel: u bezoekt een theatervoorstelling en het is ontzettend saai. Bij de zoveelste artistiek verantwoorde stilte, staat u op en roept u luidkeels: ‘brand!’ Uw grap loopt echter uit de hand, er ontstaat paniek, er raken mensen gewond en u wordt uiteindelijk strafrechtelijk vervolgd. Ten overstaan van de strafrechter beroept u zich op uw vrijheid van meningsuiting. Wat zal de rechter doen?
- De rechter zal uw vrijheid van meningsuiting afwegen tegen de veiligheid van de overige theaterbezoekers.
- De rechter zal het recht op de vrijheid van meningsuiting in uw geval onverbindend achten.
- De rechter zal onderzoeken of sprake is van een gerechtvaardigde beperking van uw vrijheid van meningsuiting.
- De rechter zal oordelen dat uw kreet niet binnen de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting valt.
Vraag 15
Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 16
Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 17
Artikel 2 lid 1 Grondwet staat toe dat nadere voorschriften omtrent het Nederlanderschap kunnen worden neergelegd in een algemene maatregel van bestuur.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 18
Stel, het bestuur van een linksradicale vereniging uit Oss is van plan een persconferentie te houden bij één van de bestuursleden thuis. De burgemeester verwacht ordeverstoringen. De Wet Openbare Manifestaties geeft de burgemeester de bevoegdheid om:
- De persconferentie van tevoren verbieden, indien de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan;
- De agenda van de persconferentie van tevoren te controleren om oproepen tot geweld te voorkomen;
- De bijeenkomst te beëindigen indien zich wanordelijkheden voordoen;
- Te eisen dat hij tevoren op de hoogte wordt gesteld van de plaats en het tijdstip van de bijeenkomst.
Vraag 19
Georges vraagt zich af in hoeverre het voor de overheid mogelijk is een gerechtvaardigde inbreuk op zijn in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven te maken. Aan welke van de volgende eisen hoeft daarbij niet te worden voldaan?
- De inbreuk dient proportioneel te zijn.
- De inbreuk dient te zijn neergelegd in een wet in formele zin.
- De inbreuk dient een van de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde doelen te dienen.
- De inbreuk dient noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving.
Vraag 20
Welke stelling over inmenging in de uitoefening van de vrijheid van drukpers op basis van de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is juist?
- Het EVRM eist dat een inmenging in de uitoefening van de vrijheid van drukpers een grondslag heeft in een wet in formele zin.
- De Grondwet eist dat een beperking van de vrijheid van drukpers voldoet aan de proportionaliteitseis.
- De Grondwet staat de wetgever niet toe een stelsel van voorafgaand toezicht op de inhoud van drukwerk in te voeren.
- Het EVRM staat de wetgever niet toe een stelsel van voorafgaand toezicht op de inhoud van drukwerk in te voeren.
Vraag 21
Welk van de onderstaande opmerkingen over de grondwettelijke grondrechten is juist?
- De Grondwet bevat een systeem van hoofdzakelijk algemene grondrechtenbeperkingen.
- Bij de totstandkoming van hoofdstuk 1 van de Grondwet, in 1983, is uitgesproken dat de grondwettelijke grondrechten ook effect kunnen hebben in de horizontale verhoudingen tussen burgers onderling.
- Inperking van de grondwettelijke grondrechten door regels opgenomen in een provinciale of gemeentelijke verordening is toegestaan, aangezien zowel gemeenten als provincies over een eigen autonome verordenende bevoegdheid beschikken.
- De in de Grondwet opgenomen sociale grondrechten zijn op zodanige wijze geformuleerd dat zij zich goed lenen voor toepassing door de rechter in individuele zaken.
Vraag 22
Wil een beperking op een door het EVRM beschermd grondrecht toelaatbaar zijn, dan dient aan een aantal eisen voldaan te zijn. Welke van de onderstaande eisen behoort daar niet toe?
- De beperking dient noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving.
- De beperking moet dienen ter bescherming van één of of meer van de in het betreffende EVRM-artikel aangeduide belangen.
- De beperking moet in een redelijke verhouding staan tot het met die beperking nagestreefde doel.
- De beperking moet gebaseerd zijn op een wet, dat wil zeggen een regeling door de nationale, parlementaire, wetgever.
Vraag 23
Artikel 120 Grondwet houdt in dat de rechter in Nederland wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen. In de jurisprudentie is echter een belangrijke uitzondering op dit toetsingsverbod geformuleerd, namelijk dat toetsing van formele wetten aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en aan ongeschreven rechtsbeginselen wel is toegestaan.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 24
De beperkingsclausule van de godsdienstvrijheid in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat een proportionaliteitseis. De grondwettelijke beperkingsclausule van dit recht bepaalt slechts dat de wetgever bevoegd is de uitoefening van de godsdienstvrijheid in te perken, zonder daarbij aan te geven hoe ver die beperking mag gaan.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 25
Veel van de rechten die zijn neergelegd in het EVRM mogen slechts beperkt worden als dit ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’ is. Dit betekent dat een beperking van die rechten:
- In een redelijke verhouding moet staan tot het daarmee te dienen doel;
- Moet zijn neergelegd in een wet in formele zin;
- Gericht moet zijn op de bescherming van de openbare orde;
- De democratische legitimatie ervan ten goede moet komen.
Vraag 26
Welk van de onderstaande Grondwetsbepalingen biedt de formele wetgever de mogelijkheid om de bevoegdheid tot het beperken van een grondrecht te delegeren aan een lagere wetgever?
- Artikel 6 lid 1 Grondwet.
- Artikel 8 Grondwet.
- Artikel 10 lid 1 Grondwet.
- Artikel 13 lid 1 Grondwet.
Vraag 27
Welke van de onderstaande opmerkingen over klassieke en sociale grondrechten is juist?
- Net als de klassieke grondrechten zijn de sociale grondrechten doorgaans bij de rechter afdwingbaar.
- Hoewel de klassieke grondrechten in de eerste plaats gericht zijn op overheidsonthouding, vloeien er in bepaalde gevallen ook, net als bij de sociale grondrechten, inspanningsverplichtingen voor de overheid uit voort.
- De klassieke grondrechten zijn voor het grootste deel gecodificeerd in de Grondwet, terwijl de sociale grondrechten slechts in enkele internationale en Europese verdragen te vinden zijn.
- Waar de klassieke grondrechten zich vooral richten op de bescherming van de individuele vrijheid tegen inmenging door de overheid, is het belang van de sociale grondrechten vooral gelegen in hun betekenis voor de horizontale verhoudingen tussen burgers.
Vraag 28
Er is in Nederland nog altijd een tekort aan donororganen. Daarom wordt in de Tweede Kamer met een zekere regelmaat gediscussieerd over orgaandonatie. Tijdens een van die discussies wordt gewezen op de betekenis van het grondrecht op onaantastbaarheid van het lichaam. Als de Kamer besluit een regeling te treffen inzake de orgaandonatie dan kan dit volgens artikel 11 Grondwet geregeld worden:
- Alleen in een formele wet en alleen in het belang van de volksgezondheid;
- In zowel een formele wet als in lagere regelgeving en alleen in het belang van de volksgezondheid;
- In zowel een formele wet als in lagere regelgeving en voor elk belang;
- Alleen in een formele wet en voor elk belang.
Vraag 29
Artikel 8 EVRM bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven en zijn familie- of gezinsleven.
Wat kan de Nederlandse rechter doen, indien hij constateert dat een nationale wettelijke bepaling in strijd is met artikel 8 EVRM?
- De rechter kan niets doen: weliswaar werkt het EVRM op grond van het monistisch stelsel door binnen de Nederlandse rechtsorde, maar artikel 8 EVRM heeft geen rechtstreekse werking.
- De rechter dient het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg in een prejudiciële procedure om advies te vragen.
- De rechter kan de nationale wettelijke bepaling buiten toepassing laten wegens strijd met een 'een ieder verbindende' verdragsbepaling.
- De rechter kan niets ondernemen, aangezien de in artikel 8 EVRM opgenomen rechten niet in de Grondwet voorkomen.
Vraag 30
Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.
De stelling van het betreffende Kamerlid is:
- Juist.
- Onjuist.
Vraag 31
De klassieke grondrechten vergen van de overheid dat deze op een aantal terreinen regels stelt om de uitoefening van deze rechten te realiseren, terwijl dit bij de sociale grondrechten niet het geval is, aangezien de wetgevende maatregelen geen bijdrage kunnen leveren aan de realisering van deze rechten.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 32
Voor gedetineerden, ambtenaren en andere personen die in een bijzondere rechtsverhouding tot de overheid staan, gelden de uitgangspunten die bij de totstandkoming van de grondwetsherziening van 1983 zijn vastgelegd niet. Dat wil zeggen dat hun grondrechten ook beperkt kunnen worden op andere wijzen en op andere gronden dan aangegeven in de grondwettelijke beperkingsclausules.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 33
José werkt full time bij een landelijke bank, waar ze vaak overuren moet werken. Wanneer ze kapot van de stress bij de huisarts aanklopt, blijkt dat het harde werken haar gezondheid heeft aangetast en ze een half jaar niet kan werken. José wil de overheid aansprakelijk stellen voor de schade die ze hierdoor lijdt en beroept zich daarbij op artikel 11, aanhef en lid 1, uit Deel II van het Europees Sociaal Handvest (ESH). Kan José zich voor de Nederlandse rechter met succes op dit artikel beroepen?
- Nee, want alleen het Europese Hof voor de rechten van de Mens is bevoegd om het Europees Sociaal Handvest uit te leggen.
- Nee, want artikel 11, aanhef en lid 1 van het Europees Sociaal Handvest is niet een ieder verbindend.
- Ja, want Nederland heeft op grond van artikel 93 van de Grondwet een gematigd monistisch stelsel.
- Ja, want artikel 120 van de Grondwet maakt het mogelijk om te toetsen aan internationale verdragen.
Vraag 34
In 2010 bracht de Staatscommissie Grondwet advies uit over mogelijke aanpassingen in de Grondwet. Een van de onderwerpen waar deze commissie zich over had gebogen was de wijze waarop de beperking van grondrechten in Nederland is geregeld en de verhouding van de grondwettelijke beperkingssystematiek gehanteerd in diverse mensenrechtenverdragen, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Stel: U bent beleidsmedewerker op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en er is net een nieuw kabinet aangetreden. De nieuwe minister van BZK is geen jurist, maar kunsthistoricus, en wil – ter voorbereiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie, die nog vastgesteld moet worden – een beknopte notitie waarin hem wordt uitgelegd welke verschillen er zijn tussen de eisen die de Grondwet stelt aan de beperking van grondrechten en de eisen die een verdrag als het EVRM daaraan stelt.
Schrijf een essay van 1 à 1,5 pagina (250-350 woorden) waarin u:
uitlegt wie op basis van de Grondwet bevoegd is tot beperking van de grondrechten en welke typen beperkingsclausules we in de Grondwet tegenkomen;
aangeeft in hoeverre het EVRM in vergelijking met de Grondwet andere of extra eisen stelt met betrekking tot de beperking van de in dat verdrag opgenomen grondrechten en
enkele redenen geeft waarom in de Nederlandse rechtspraak grondrechtenbeperkende regelgeving veel vaker aan het EVRM wordt getoetst dan aan de Grondwet.
Voorzie uw essay van een titel, maak duidelijk wat het onderwerp is en zorg ervoor dat een en ander voor de minister een duidelijk en logisch overzicht biedt. Schrijf uw essay in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw essay gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen.
Voor dit essay kunt u maximaal 10 punten verdienen: max. 8 punten voor de behandeling van de genoemde aandachtspunten en ten slotte 2 punten voor de structuur en opbouw van het essay en een correct taalgebruik.
Vraag 35
De heer Tuinman, als ambtenaar werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft heimelijk een grote hekel aan Roma (zigeuners). Als de heer Tuinman op een kwade dag een krantenartikel leest over de uitzetting van Roma in Frankrijk, laat hij zijn schroom varen. Hij schrijft een opruiende ingezonden brief voor een landelijk dagblad, waarin hij zich in zeer boude, negatieve bewoordingen over Roma uitlaat en voorstelt om ‘het Franse voorbeeld te volgen’. Tuinman ondertekent de brief met zijn naam en functie. Zijn brief wordt echter niet geplaatst. Tuinman belt daarop de krantenredactie. Tegenover de hoofdredacteur stelt hij onder meer dat het niet-plaatsen van zijn brief in strijd is met het grondwettelijk censuurverbod (art. 7 lid 1 Grondwet).
In het telefoongesprek weet Tuinman de hoofdredacteur over te halen de brief toch te plaatsen. Enkele dagen later verschijnt deze in de krant. Als de chef van de heer Tuinman bij de IND de brief onder ogen krijgt, wordt Tuinman op staande voet ontslagen. Tuinman vecht zijn ontslag daarop aan bij de bestuursrechter. Tegenover de rechtbank stelt hij onder meer dat zijn ontslag een ontoelaatbare inbreuk op zijn door art. 7 Grondwet beschermde vrijheid van meningsuiting inhoudt.
De heer Tuinman is tevens lid van de gemeenteraad in zijn woonplaats, namens de partij Lokaal Belang. In de gemeente is een groot woonwagenkamp gevestigd, alwaar een heel actieve Vereniging voor Roma-belangen zijn hoofdkwartier heeft.
Tijdens een raadsvergadering doet Tuinman het voorstel om een gemeentelijke verordening op te stellen waarin het in stand houden van een vereniging ‘die opkomt voor de belangen van zigeuners’ wordt verboden, omdat volgens hem ‘algemeen bekend is dat zigeuners op grote schaal de openbare orde verstoren’.
Geen van de andere fracties in de raad steunt evenwel zijn voorstel. De burgemeester stelt tijdens de raadsvergadering dat het in het licht van de grondwettelijk gewaarborgde verenigingsvrijheid onmogelijk is om in een gemeentelijke verordening een bepaling van deze strekking op te nemen.
Vraag 36
De beruchte groep volleybalhooligans wil een bijeenkomst houden op de Dam in Amsterdam. Deze groep staat bekend als een criminele organisatie en is zeer gevaarlijk. De burgemeester verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van concurrent volleybalhooligans. Om dit te voorkomen kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden, met als rechtsgrond van de Wet openbare manifestaties.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 37
Artikel 120 van de Grondwet houdt in dat Nederlandse rechters de grondwet niet aan wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 38
Wanneer er ernstige wanordelijkheden zijn dan kan de burgemeester besluiten om tijdelijk af te wijken van voorschriften die bij de Grondwet zijn gesteld.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 39
Welk(e) van de onderstaande stellingen is/zijn onjuist?
I. In tegenstelling tot het EVRM bevat het burgerlijk wetboek geen sociale grondrechten.
II. Zowel onthoudingsverplichtingen als positieve verplichtingen volgen uit het EVRM.
- Beide stellingen zijn juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Beide stellingen zijn onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
Vraag 40
Jos heeft het idee dat de overheid een inbreuk heeft gemaakt op het in art. 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het prive-, familie- en gezinsleven. Aan welk vereiste hoeft de overheid niet te voldoen om een gerechtvaardigde inbreuk gemaakt te hebben?
- De inbreuk dient te zijn neergelegd in een wet in formele zin.
- De inbreuk moet een doel dienen wat in art. 8 EVRM is neergelegd.
- De inbreuk is noodzakelijk voor het goed functioneren van een democratische samenleving.
- De inbreuk dient proportioneel te zijn.
Vraag 41
De burgemeester van de gemeente Breezand heeft advies nodig met betrekking tot het gedrag van één van de leden van de gemeenteraad, de heer De Vries. De Vries is voorzitter van de 65+ partij binnen de gemeente. In het dorp heeft een roeivereniging zich gevestigd. De Vries heeft zich meerdere malen tijdens bijeenkomsten zeer negatief uitgelaten over de roeivereniging. Wanneer andere leden van de gemeenteraad tegen zijn uitlatingen ingingen werden zij belachelijk gemaakt en bespot door De Vries. Een poging tot bemiddeling door de burgemeester heeft herhaaldelijk geen zin gehad, omdat De Vries zich beroept op vrijheid van meningsuiting.
Tijdens de laatste gemeentelijke vergadering heeft De Vries het idee opgeworpen om de roeivereniging, evenals het jaarlijkse verenigingsfeest te verbieden. Dit idee is via de lokale media ook bij de roeivereniging terechtgekomen, die daarover zeer boos zijn geworden. Zij hebben aangegeven een demonstratie uit te zullen voeren, voorafgaand aan de eerstvolgende gemeentelijke vergadering. Volgens de politie is er een kans op wanordelijkheden tijdens de demonstratie. Met extra politie-inzet zal de demonstratie zeer waarschijnlijk in de hand te houden zijn.
De burgemeester is ten einde raad na al deze ontwikkelingen en heeft een goed juridisch advies nodig. Hierin moeten onder andere de volgende vragen die hij heeft beantwoorden worden:
Kan de burgemeester De Vries vanwege de herhaaldelijke misdragingen juridisch vervolgen of hem de toegang tot de raadsvergaderingen ontzeggen?
Zijn er grondwettelijke argumenten die voorkomen dat het voorstel van De Vries opgenomen zal worden in de verordening.
Kan de burgemeester de verordening ongedaan laten maken, wanneer de meerderheid van de raad de verordening goed heeft gekeurd?
Welke wettelijke mogelijkheden heeft de burgemeester om de demonstratie van de leden van de roeivereniging eventueel te verbieden? Let hierbij op bepalingen over demonstratievrijheid uit het EVRM.
Vraag 42
Welk(e) van de onderstaande stellingen is/zijn juist?
I. In tegenstelling tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat de Nederlandse Grondwet geen sociale grondrechten.
II. Uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens volgen voor de verdragsstaten zowel onthoudingsverplichtingen als zogenoemde ‘positieve’ verplichtingen.
- Beide stellingen zijn juist.
- Beide stellingen zijn onjuist.
- Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
- Stelling I is onjuist en stelling II is juist.
Vraag 43
Een op handen zijnde grondwetsherziening is de toevoeging van het recht op een eerlijk proces. Hoewel dit recht momenteel niet in de Grondwet is te vinden, is de staat er al wel aan gebonden. Waar is dit recht wel te vinden en zou opneming in de Nederlandse Grondwet wel of geen meerwaarde hebben, en waarom?
Vraag 44
Het hoger beroep van Pechthout wordt door de hoger-beroepsrechter ongegrond verklaard. De rechter meent dat geen sprake is van een schending van de vrijheid van meningsuiting of van de betogingsvrijheid, zoals die beschermd worden door art. 7 en 9 Grondwet en art. 10 en 11 EVRM. Pechthout ziet in deze gang van zaken ‘een bevestiging van het feit dat rechters in Nederland niet onpartijdig en onafhankelijk zijn’. Hij wil een klacht indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Tegen wie zal die klacht dan gericht moeten zijn?
- Tegen de burgemeester van Leiden.
- Tegen de gemeente Leiden.
- Tegen de rechterlijke instantie die in hoger beroep het beroep van Pechthout ongegrond verklaarde.
- Tegen de Staat der Nederlanden.
Vraag 1
Indien grondwettelijke grondrechten botsen dan:
- Dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad;
- Dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan het EHRM;
- Is de volgorde van de grondrechten in de Grondwet voor de rechter maatgevend bij de beantwoording van de vraag welk recht voorrang heeft;
- Is de rechter vrij te bepalen hoe deze rechten zich tot elkaar verhouden, behoudens de afwegingen die de wetgever heeft gemaakt.
Vraag 2
Het hippe technologiebedrijf MomCorp beoogt vooral moderne technologie aan ouderen te verkopen om zo de technologische achterstand die zij hebben op te heffen.
Omdat er steeds meer jongeren in de winkels van het bedrijf kopen, vreest het dat ouderen zich er niet meer durven te vertonen. Daarom besluit het voortaan alleen nog klanten die 40 jaar of ouder zijn te bedienen, teneinde de sfeer in de winkels vriendelijk voor ouderen te houden.
Wordt deze handelwijze door de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verboden?
- Nee, er is hier geen sprake van een onderscheid dat door de Awgb wordt verboden;
- Nee, er is hier sprake van toelaatbare positieve discriminatie in de zin van art. 2 lid 3 Awgb;
- Nee, want de verkoop van producten door bedrijven wordt niet beschermd door de Awgb;
- Ja, de handelwijze is in strijd met art. 7 Awgb.
Vraag 3
Art. 7 lid 1 Grondwet onderscheidt zich in zoverre van art. 7 lid 3 Grondwet dat:
- Lid 1 bescherming biedt aan het zogenaamde openbaringsrecht en lid 3 aan het zogenaamde verspreidingsrecht;
- De gemeente bij de regulering van het onder lid 1 gegarandeerde recht een rol kan spelen, hetgeen onder art. 7 lid 3 niet het geval kan zijn;
- Lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding uitsluit die onder lid 3 wel mogelijk zijn;
- Lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding toestaat die onder lid 3 niet mogelijk zijn.
Vraag 4
Wanneer aan een grondrecht horizontale werking wordt toegekend, leidt dit tot bescherming van:
- De overheid tegen burgers;
- Burgers tegen de overheid;
- Burgers tegen anderen dan de overheid;
- Rechtspersonen tegen de overheid.
Vraag 5
Diverse mensenrechtenverdragen voorzien in het toezicht op de naleving van de verdragsverplichtingen door de instelling van een onafhankelijke instantie.
Welk van de onderstaande verdragen kennen de mogelijkheid van individueel klachtrecht bij zo’n toezichthoudende instantie?
- De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;
- Het Europees Sociaal Handvest en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens;
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten.
Vraag 6
Wat is volgens het boek (Belinfante) kenmerkend voor de regeling van grondrechten in de Nederlandse Grondwet?
- De ruime toedeling van beperkingsbevoegdheden aan de wetgever;
- Het ontbreken van de mogelijkheid van delegatie aan lagere regelgevers met betrekking tot tal van grondrechtelijke onderwerpen;
- De afwijzing van het beginsel van bijzondere, tot de grondwettelijke clausulering herleidbare beperkingen op grondrechten;
- Het uitgangspunt dat, in geval van botsing van grondrechten, sociale grondrechten voorrang genieten op klassieke grondrechten.
Vraag 1
Op dit moment verblijven een aantal illegalen in de St-Joseph kerk te Amsterdam.
Worden deze groep mensen ook beschermd door het in de Grondwet verankerde discriminatieverbod?
- Nee, illegalen kunnen nooit een beroep doen op grondrechten uit de Grondwet.
- Nee, illegalen kunnen wel een beroep doen op enkele grondrechten uit de Grondwet, maar niet op het discriminatieverbod.
- Ja, het discriminatieverbod geldt ook voor illegalen.
- Ja, vanwege het feit dat ze onderdak hebben gevonden in de St-Josephkerk hebben ze het recht om niet gediscrimineerd te worden.
Vraag 2
Piet wil naar de rechter stappen omdat hij meent dat zijn grondrecht genoemd in artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) is geschonden.
Tot welke rechterlijke instantie dient hij zich in eerste instantie te wenden?
- Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
- De nationale rechter.
- Het Europees Hof van Justitie.
- De tuchtrechter.
Vraag 3
Na twee jaar werkloos thuis te hebben gezeten, besluit Jan de Nederlandse overheid voor de rechter te dagen omdat zij volgens hem te weinig doet om meer werkgelegenheid in Nederland te creëren (art. 19 Grondwet).
Heeft zijn beroep kans van slagen bij de rechter?
- Ja, deze plicht is opgenomen in de Grondwet en ook de overheid dient zich te houden aan de Grondwet.
- Ja, het recht op voldoende werkgelegenheid is een sociaal grondrecht en dat kun je afdwingen bij de rechter.
- Nee, het recht op voldoende werkgelegenheid is een sociaal grondrecht en dat kun je niet afdwingen bij de rechter.
- Nee, Daan doet een beroep op een artikel uit de Grondwet. De rechter mag hier niet aan toetsen i.v.m. het toetsingsverbod.
Vraag 4
Kun je van klassieke grondrechten zeggen dat ze de macht van de overheid beperken?
- Nee, klassieke grondrechten vergroten juist de macht van de overheid.
- Ja, klassieke grondrechten hebben een beperkende werking voor de overheid.
- Nee, klassieke grondrechten beperken alleen de macht van burgers ten opzichte van elkaar.
Vraag 5
Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten?
Vraag 6
Wat houdt het EVRM in?
Vraag 7
Wat is het verschil tussen horizontale en verticale werking van grondrechten?
Vraag 8
Welke beperkingen ten aanzien van grondrechten bestaan er?
1. A
2. A
3. B
4. D
5. B
6. D
7. A
8. B
9. B
10. B
11. B
12. B
13. A
14. D
15. A
16. A
17. B
18. C
19. B
20. C
21. B
22. D
23. B
24. A
25. A
26. C
27. B
28. C
29. C
30. B
31. B
32. B
33. B
34.
In het essay zou aandacht besteed moeten worden aan de onderstaande punten:
De Grondwet wijst in de eerste plaats de wetgever in formele zin aan als de instantie die bevoegd is om grondrechtenbeperkende regels vast te stellen (0,5 punt). De meeste grondrechtenartikelen in de Grondwet geven de wetgever echter de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid (deels) te delegeren aan lagere wetgevers (0,5 punt). Dit blijkt uit de bekende termen: ‘bij of krachtens de wet’, ‘de wet stelt regels’ of het gebruik van een vorm van het werkwoord ‘regelen’ (0,5 punt).
Onze Grondwet kent drie typen beperkingsclausules:
competentievoorschriften: wie mag het grondrecht beperken? (0,5 punt)
doelcriteria: met welk doel mag het grondrecht worden beperkt? (0,5 punt) en
procedurevoorschriften: met inachtneming van welke procedure mag het grondrecht worden beperkt? (0,5 punt).
In het EVRM wordt naast competentievoorschriften en doelcriteria ook gebruik gemaakt van beperkingsclausules in de vorm van een noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets (‘noodzakelijk in een democratische samenleving’) (1 punt). Bovendien bestaat er een verschil in het gehanteerde wetsbegrip. Onze Grondwet verstaat onder ‘wet’: een wet in formele zin. Het EVRM hanteert daarentegen een materieel wetsbegrip. Onder ‘wet’ in de zin van het EVRM wordt iedere kenbare juridische norm verstaan (dus ook ongeschreven (rechters) recht, beleidsregels e.d.). Dit is een zeer ruim wetsbegrip (1 punt).
Het belang van het EVRM in de rechtspraak is zoveel groter dan het belang van de Grondwet omdat rechterlijke toetsing van wetten in formele zin aan de Grondwet niet is toegestaan (0,5 punt) op grond van art. 120 GW (0,5 punt). Op grond van art. 93/94 GW (0,5 punt) kan de rechter wetten wel toetsen aan een ieder verbindende verdragsbepalingen (0,5 punt).
Daarnaast geeft de noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets die in de EVRM-beperkingsclausules is opgenomen de rechter ook veel meer aanknopingspunten voor een beoordeling van grondrechten beperkende wetgeving. De Grondwet stelt geen inhoudelijke eisen aan de omvang van een grondrechtenbeperking die in een wet in formele zin is neergelegd. De formele wetgever is bevoegd en hoe ver de wetgever het grondrecht wil beperken is aan de wetgever. Het EVRM eist echter dat de wetgever bij het beperken van grondrechten niet verder gaat dan noodzakelijk en dat er een evenredige verhouding is tussen de grondrechteninperking en het doel dat daarmee wordt nagestreefd (1 punt).
Bij het essay worden ten slotte maximaal 2 punten toegekend indien het geschreven is in foutloos Nederlands, geen stijl- en schrijffouten bevat en voorzien is van een logische structuur.
35.
(A) Het gaat hier om horizontale werking, want Tuinman beroept zich op een grondrecht in een geschil met een andere private persoon/onderneming. (Er is hier geen sprake van een geschil met de overheid, dus geen ‘verticale’ relatie.)
(B) Ja. Naar de huidige rechtsopvatting gelden grondrechten in beginsel onverkort voor personen die ten opzichte van de overheid in een bijzondere rechtsverhouding staan, zoals ambtenaren. Wel kunnen op grondslag van de grondwettelijke beperkingsclausules of clausuleringen voor deze personen in een speciale wet meer en andere beperkingen worden vastgesteld dan voor burgers in het algemeen gelden [zie bijv. art. 125a Ambtenarenwet of art. 15 lid 4 Grondwet].
(C) Artikel 8 Grondwet garandeert de verenigingsvrijheid. Volgens dit artikel is beperking van dit grondrecht slechts mogelijk door de wetgever in formele zin (‘bij de wet’), dus niet d.m.v. een gemeentelijke verordening (De burgemeester heeft dus gelijk.).
36. B
37. B
38. B
39. D
40. D
41. Artikel 26 lid 3 Gem. w. (0,5 punt) biedt de burgemeester de mogelijkheid om een raadslid dat de orde verstoord het verder verblijf in de vergadering te ontzeggen en hem zo nodig – als hij niet vrijwillig de zaal verlaat – te laten verwijderen. Vervolging voor beledigende uitlatingen tijdens een raadsvergadering is niet mogelijk o.g.v. de onschendbaarheid van raadsleden krachtens art. 22 Gem. w. toekomt voor uitingen die tijdens vergaderingen gedaan worden. De door De Vries voorgestelde verordening tast de verenigingsvrijheid aan. Deze is gegarandeerd in artikel 8 GW. o.g.v. dit artikel mag de verenigingsvrijheid slechts worden ingeperkt door een wet in formele zin. Er is geen delegatie van die inperkingsbevoegdheid mogelijk, dus de gemeente mag geen verordeningen maken die een inperking van de verenigingsvrijheid inhouden.
Mocht de raad de door De Vries voorgestelde verordening toch vaststellen dan kan de burgemeester dit besluit o.g.v. artikel 273 Gem. w. binnen twee dagen via de Gedeputeerde Staten ter kennis brengen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en voordragen voor vernietiging. De regering kan vervolgens het raadsbesluit bij Koninklijk Besluit vernietigen vanwege strijd met de Grondwet.
O.g.v. artikel 5 WOM kan de burgemeester de demonstratie verbieden in drie gevallen:
Als de vereiste kennisgeving niet is gedaan;
Als de bij die kennisgeving vereiste gegevens niet zijn verstrekt.
Als één van de belangen van artikel 2 WOM dat vordert.
Die belangen van artikel 2 WOM zijn: de bescherming van de gezondheid, het belang van het verkeer en de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De EVRM-bescherming van de demonstratievrijheid brengt echter met zich dat de inbreuk op die vrijheid altijd proportionele moet zijn, d.w.z. in redelijke verhouding moet staan tot het nagestreefde doel. Hieruit vloeit voort dat de burgemeester niet bij een geringe dreiging van wanordelijkheden direct mag overgaan tot een verbod.
42. D
43. Het recht op een eerlijk proces is te vinden in art. 6 van het EVRM (1 punt; 0,5 punt voor het enkel noemen van het EVRM; alternatief kan worden genoemd art. 14 IVBPR; géén punt wordt toegekend voor een verwijzing naar de UVRM, omdat dit document geen bindend karakter heeft). Betoogd kan worden dat dit geen meerwaarde zal hebben: immers, de Nederlandse rechter kan nu ook al toetsen aan art. 6 EVRM, nu dit artikel een ieder verbindend is (1 punt; géén punt voor de opmerking dat het recht op een eerlijk proces nu ook al bindend is, dit betekent namelijk nog niet dat iemand er voor de rechter een beroep op kan doen, en opname in de Grondwet kan dan wel degelijk een meerwaarde hebben). Zie art. 93 Grondwet (0,5 punt). Alternatief kan betoogd worden dat, ook al kan de rechter nu al aan dit recht toetsen, opname in de Grondwet symbolische waarde kan hebben, omdat het van belang is dit fundamentele recht ook in onze Grondwet te verankeren (maximaal 1 punt voor een goede toelichting op het belang van het opnemen van dergelijke fundamentele rechten in de Nederlandse Grondwet, ook al staan deze al in het EVRM).
44. D
1. D
2. A
3. C
4. C
5. B en D
6. A
1. C
2. B
3. C
4. B
5. Klassieke grondrechten betreffen de burgerlijke en politieke rechten. Bijvoorbeeld het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod. Sociale grondrechten betreffen de economische, sociale en culturele rechten. Bijvoorbeeld het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs. Deze laatste categorie is meestal niet afdwingbaar
Sociale grondrechten zijn meestal niet afdwingbaar bij de rechter, klassieke grondrechten zijn dit wel. Een burger kan bijvoorbeeld een kort geding aanspannen als een gemeente zonder goede redenen een demonstratie wenst te verbieden.
6. Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is een Europees verdrag waarin de mensen- en burgerrechten van alle inwoners van de aangesloten landen zijn vastgelegd. Dit verdrag biedt burgers van de aangesloten landen de mogelijkheid om de eerbiediging, of gebrek daaraan, van hun rechten en fundamentele vrijheden bij de rechter te laten toetsen. Zij kunnen hiervoor een procedure starten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg.
7. De grondwet beschermt burgers tegen de overheid , in principe gelden grondrechten daarom tussen burger en overheid. Dit fenomeen heet verticale werking - dus van hoog naar laag. Burgers kunnen zich ook onderling op grondrechten beroepen, dit is horizontale werking. Wel is niet elk recht daar even geschikt voor. Zo zou een burger een ander bijvoorbeeld niet in het kiesrecht kunnen belemmeren.
8. De grondslag van de beperking is gelegen in het liberale gedachtegoed dat de vrijheid van de een wordt beperkt door de vrijheid van de ander. Bij de meeste in onze Grondwet opgenomen grondrechten is er dan ook de mogelijkheid opgenomen om het grondrecht te beperken bij formele wet. Een voorbeeld is Artikel 8 (recht van vereniging) van de Nederlandse Grondwet. Hier staat: "(..). Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde." Bij artikel 6 van de Nederlandse Grondwet staat bijvoorbeeld: behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Dus de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging kan beperkt worden in het Wetboek van Strafrecht. Alleen de strafrechter mag toetsen of iemand strafbaar is, ondanks het feit dat hij zich op dit grondrecht beroept.
De meeste grondrechten kunnen worden beperkt in het belang van de openbare orde. Zo mag de vrijheid van vereniging in artikel 8 worden ingeperkt als het criminele organisaties betreft. Een ander voorbeeld is het brief- en telefoongeheim van artikel 13, welk worden beperkt als iemand verdacht wordt van een strafbaar feit.