Wat is de essentie van business- en managementonderzoeken? - Chapter 1
Inleiding
Business research kan getypeerd worden als een systematisch onderzoek waarbij het doel is om informatie te voorzien om managementproblemen op te lossen.
Een management dilemma is een probleem of kans dat een bepaalde beslissing van een manager nodig heeft. Er zijn drie factoren die het belang van deze wetenschappelijke benadering gestimuleerd hebben:
De behoefte aan meer en betere informatie omdat beslissingen complexer worden.
De beschikbaarheid van nieuwe technieken en handigheden om aan deze behoefte te kunnen voldoen.
Resulterende informatie ‘overload’ wanneer discipline niet in het werkproces is opgenomen.
Type studies
Een rapportagestudie wordt gebruikt om vaak een optelling van data te maken of om statistische gegevens te creëren. Soms is dit gemakkelijk en is de data gemakkelijk te verkrijgen, terwijl dit soms ook lastig is. Een rapportagestudie vereist kennis en vaardigheden in het gebruik van informatiebronnen en het omgaan met de gatekeepers daarvan. Deze studie houdt zich minder bezig met gevolg- en conclusietrekking.
Een beschrijvende studie probeert antwoorden te vinden op de vragen wie, wat, waar, wanneer, en soms hoe. De onderzoeker probeert een onderwerp te beschrijven en definiëren waarbij er vaak een groep van problemen, mensen of gebeurtenissen gecreëerd wordt. Zo’n studie betreft dataverzameling en het bestuderen van deze data aan de hand van hoe vaak een bepaalde gebeurtenis of kenmerk voorkomt, dit wordt ook wel een onderzoeksvariabele genoemd. Het bestuderen van de data kan ook betrekking hebben op twee inter-acterende variabelen.
Academici hebben vaak de relatie tussen de volgende twee studies besproken: de verklarende studie en de voorspellende studie. Er wordt volop gediscussieerd over welke studie welke nou opvolgt. Beide studies zijn gebaseerd op een theorie en deze theorie is bedoeld om vragen als waarom en hoe te beantwoorden. Voor de doeleinden van dit vak gaat een verklarende studie te ver en probeert eigenlijk de redenen voor gebeurtenissen te achterhalen wat een beschrijvende studie eigenlijk heeft geobserveerd.
Indien er een geloofwaardige uitleg van een gebeurtenis gegeven kan worden, is het wenselijk om te kunnen voorspellen of en wanneer zo’n gebeurtenis weer gaat voorkomen. Dit is een voorspellende studie. Deze studie vereist een hoge mate van conclusietrekking.
Toegepast onderzoek is gebaseerd op probleemoplossend, hoewel de behoefte voor probleemoplossing niet altijd gecreëerd wordt door een negatieve situatie.
Zuiver of basisonderzoek is ook probleemoplossend maar net iets anders. Hierbij gaat het om oplossingen vinden voor vaak theoretische vraagstukken die niet of weinig impact hebben op prestatie en beleid van een organisatie.
Goed onderzoek volgens de wetenschappelijke methode
Degelijke onderzoekers doen onderzoek volgens de wetenschappelijke methode. Hieronder worden negen kenmerken genoemd van zo’n onderzoeksmethode.
Doel is duidelijk beschreven
Onderzoeksproces is gedetailleerd weergegeven
Opzet van het onderzoek is grondig
Hoge ethische normen worden toegepast
Beperkingen in het onderzoek worden getoond
Adequate analyse van de behoeftes van de besluitvormers
Uitkomsten worden ondubbelzinnig gepresenteerd
Conclusies zijn rechtvaardig
Ervaring van de onderzoeker wordt getoond
Onderzoeksfilosofieën
Het positivisme is een onderzoeksfilosofie dat ontstaan is in de natuurwetenschappen. Drie basisprincipes:
De sociale wereld is extern en word objectief bekeken.
Onderzoek is waardevrij
Onderzoeker is onafhankelijk
Volgens het positivisme ontstaat kennis door het observeren van objectieve feiten in de sociale realiteit. Positivisme impliceert de volgende assumpties:
De sociale wereld wordt geobserveerd door het verzamelen van objectieve feiten
De sociale wereld bestaat uit eenvoudige elementen waartoe het kan worden gereduceerd
Het interpretivisme stelt dat de sociale wereld niet kan worden begrepen vanuit onderzoek dat gebaseerd is op natuurwetenschappen. Sociale wetenschappen zouden een ander soort onderzoeksfilosofie vereisen. Drie basisprincipes:
De sociale wereld is opgebouwd en heeft een subjectieve betekenis van mensen verkregen
De onderzoeker maakt deel uit van wat geobserveerd wordt
Onderzoek wordt gedreven door belangen.
Interpretivisten vinden dat fundamentele wetten onvoldoende zijn om de complexiteit van de sociale wereld te kunnen begrijpen. Een objectieve observatie zou onmogelijk zijn omdat de sociale wereld opgebouwd is uit mensen en hun gedrag. Daarnaast verwerpen ze ook het principe van de positivisten dat onderzoek waardevrij is.
Interpretivisme impliceert de volgende assumpties:
De sociale wereld wordt geobserveerd door het kijken naar welke betekenissen mensen hieraan hebben gegeven
Sociale gebeurtenissen kunnen alleen begrepen worden door naar de totaliteit te kijken
Het realisme is een onderzoeksfilosofie die principes deelt met het positivisme en het interpretivisme. Net zoals het positivisme, geloven realisten dat de sociale wetenschappen kunnen vertrouwen op de onderzoeksbenaderingen van de natuurwetenschappen. Daarnaast stelt het wel dat subjectiviteit vereist is, net zoals bij het interpretivisme, om mensen en hun gedrag te begrijpen. Volgens realisten zijn er sociale processen en krachten die ver voorbijgaan aan de macht van de mens. Subjectieve individuele interpretaties van de werkelijkheid zijn erg belangrijk om te begrijpen wat er gebeurt.
Vormen van redenatie
Deductie is een vorm van gevolgtrekking waarbij de conclusie moet volgen uit gegeven redenen. Deze redenen moeten tot de conclusie hebben geleid en zijn daarom bewijs. Dit soort argumenten vragen om een sterker verband tussen redenen en conclusies dan bij inductie. Om een deductie correct te beschouwen, moet het waar en geldig zijn. De reden voor de conclusie moeten overeenkomen met de ‘echt wereld’ (waar). Daarnaast moet de conclusie logisch volgen uit de geldige redenen.
Een deductie is geldig indien het onmogelijk is om de conclusie als foutief te beschouwen wanneer alle voorafgaande stellingen juist zijn.
Een inductie heeft niet dezelfde krachtige relatie tussen redenen en conclusies. Om iets te induceren trek je een conclusie uit een of meer feiten of stukjes bewijs. De conclusie legt de feiten uit, en de feiten ondersteunen de conclusie.
Inductie en deductie worden in onderzoek soms gebruikt in sequentie. Dit wordt ook wel de double movement of reflective thought genoemd. Inductie vindt plaats wanneer we een feit observeren en vragen waarom dit zo is. Als antwoord stellen we een hypothese op en deze is geloofwaardig indien de hypothese het feit uitlegt. Deductie is het proces waarbij we testen in hoeverre de hypothese in staat is om het feit uit te leggen. Voorbeeld:
You promote a product but sales don’t increase (feit 1)
You ask the question why (inductie)
You infer a conclusion to answer the question (hypothese)
You use this hypothesis to conclude (deduce) that the sales won’t increase during a poorly executed promotion. You know from experience that ineffective promotion won’t increase sales (deductie 1)
A well-executed promotion will result in increased sales (deductie 2)
We run an effective promotion and sales will increase (feit 2)
Concepten in onderzoek
Een concept is een verzameling van betekenissen of eigenschappen die verbonden zijn met bepaalde gebeurtenissen, voorwerpen, voorwaarden, situaties en gedrag. Het categoriseren van dingen en gebeurtenissen die gelijke eigenschappen hebben, creëren concepten.
Het succes van onderzoek hangt af van het feit in hoeverre er sprake is van concepten en in hoeverre andere deze concepten op dezelfde manier interpreteren en begrijpen.
Zoals gebruikt wordt in de sociale wetenschappen, refereert de term construct naar een idee dat speciaal is bedacht voor een bepaald onderzoek en/of theoriebouwend doel. We vormen constructs door simpele concepten met elkaar te combineren, met name indien het bepaalde idee dat van plan is over te brengen niet direct te observeren valt.
Een operationele definitie is specifiek toegepast op de situatie en is meetbaar. Deze definitie moet wel empirisch verantwoord zijn. Of de definitie nou om een object gaat of dat het puur abstract is maakt niet uit, het moet specifieke karakteristieken laten zien en hoe deze worden geobserveerd.
Een variabele is eigenlijk een synoniem voor construct. Tijdens deze cursus wordt variabele aangeduid als een symbool waaraan we een waarde of getal toewijzen.
Dichotome variabelen hebben enkel twee mogelijke waarden. Bijvoorbeeld werkzaam of werkloos, mannelijk/vrouwelijk, etc.
Zoiets als temperatuur, leeftijd of een score zijn voorbeelden van continue variabelen. Deze kunnen een waarde aannemen van een bepaalde groep getallen, en soms oneindig.
In iedere relatie is er ten minste een onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele aanwezig. Er kan vaak gezegd worden dat de onafhankelijke variabele ervoor heeft gezorgd dat de afhankelijke variabele kan plaatsvinden. Het is moeilijker aan te tonen of de relatie ook echt causaal is.
Een zogenaamde moderator is een onafhankelijke variabele die effect heeft op de relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele.
Daarnaast is er een mediator die door middel van de onafhankelijke variabele en moderator de afhankelijke variabele beïnvloedt.
Controlevariabelen die vaak gebruikt worden zijn leeftijd, geslacht, afkomst, etc.
Hypothese
Een bewering valt te definiëren als een opmerking over concepten die als waar of niet waar kunnen worden beschouwd. Indien een bewering bedoelt is voor empirisch onderzoek, noemen we het een hypothese.
Beschrijvende hypotheses zijn beweringen die het bestaan, omvang, vorm, etc. van een variabele benadrukken.
Voorbeeld: In Denemarken is de seizoenswerkeloosheid in Oktober 5.8%
Relationele hypotheses zijn beweringen die een bepaalde relatie tussen twee variabelen aanduiden m.b.t. een situatie.
Voorbeeld: Auto's van buitenlandse merken worden in Italië als kwalitatief beter gezien dan auto's van Italiaanse merken.
Bij een causale hypothese wordt er geïmpliceerd dat het bestaan of een verandering van de ene variabele leidt tot een bestaan of een verandering in de andere variabele.
Voorbeeld: Een toenemend inkomen van een individu kan leiden tot een percentueel hoger maandelijks spaarbedrag.
In onderzoeken hebben hypothesen verschillende functies:
Het zorgt voor de richting in de studie
Het identificeert relevante en niet-relevante feiten
Het suggereert welke vormen van onderzoek het meest geschikt is
Het zorgt voor een raamwerk om conclusies te organiseren
Een goede hypothese voldoet aan de volgende criteria:
Adequaat voor zijn doel
Meetbaar
Het vereist geen technieken die niet beschikbaar zijn
Het vereist geen uitleg die bestaande wetten trotseren
Er zijn consequenties/derivaten die kunnen worden afgeleid voor onderzoeksdoeleinden.
Beter dan andere
Het heeft een groter bereik dan de andere
Het legt meer feiten uit dan de andere
Het legt meer verschillende feiten uit dan andere
Het is simpel, bestaande uit weinig voorwaarden en assumpties.
Theorie
Theorie is nuttig op verschillende manieren:
Het verkleint het aantal feiten die bestudeerd moeten worden
Suggereert welke onderzoeksmethodes gebruikt kunnen worden
Suggereert een systeem waarmee data geanalyseerd kan worden
Vat samen wat bekend is over een onderwerp
Kan gebruikt worden om nieuwe feiten te ontdekken
- Choice Assistance with summaries of Business Research Methods - Blumberg - 4th edition
- Wat is de essentie van business- en managementonderzoeken? - Chapter 1
- Hoe werken steekproeven? - Chapter 6
- Hoe en wanneer worden enquêtes gebruikt om data te verzamelen? - Chapter 7
- Hoe kunnen experimenten succesvol worden verricht? - Chapter 12
- Waarom en wanneer worden vragenlijsten en meetinstrumenten gebruikt bij onderzoek? - Chapter 13
- Wat is het doel van metingen en meetschalen bij onderzoek? - Chapter 14
- Wat is de opbouw en het doel van een onderzoeksrapport? - Chapter 15
- Business Research Methods - Blumberg - 4e druk - BulletPoints
Chapters
Teksten & Informatie
JoHo 'chapter 'pagina
Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?
- JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp
Crossroad: volgen
- Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website
Crossroad: kiezen
- Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.
Footprints: bewaren
- Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
- Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.
Abonnement: nemen
- Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.
Abonnement: checken
- Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee
Aantekeningen: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Je kunt zelf online aantekeningen maken en bewaren, je eigen antwoorden geven op tests, of bijvoorbeeld checklists samenstellen.
- De aantekeningen verschijnen direct op de pagina en zijn alleen voor jou zichtbaar
- De aantekeningen zijn zichtbaar op de betrokken webpagine en op je eigen userpage.
Prints: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.