Wat is gezondheid? - Chapter 1

Volgens Stone (1979) zijn er een aantal vragen waar men geen concreet antwoord op kan geven. Bijvoorbeeld de vraag hoe we gezondheid behouden, beschermen en terugwinnen, zolang er geen eenduidige betekenis is van gezondheid en hoe dit gemeten kan worden. De meeste mensen zullen zich niet realiseren dat 'gezondheid' voor andere mensen, culturen, sociale klassen et cetera een totaal andere betekenis heeft/kan hebben.


Wat zijn verschillende perspectieven op gezondheid?

In schedels uit het Stenen Tijdperk werden soms gaatjes aangetroffen voor het proces van schedelboring, om de boze geesten die ziekten veroorzaakten naar buiten te kunnen laten. Ziekte werd ook weleens geïnterpreteerd als een straf van de goden door de oude Hebreeuwse teksten.

De oude Grieken zagen lichaam en geest als een geheel, maar schreven ziekte niet toe aan spirituele zaken. Hippocrates was degene die als één van de eersten sprak over een balans tussen de vier ‘lichaamssappen’ (slijm, bloed, gele gal en zwarte gal) die elk voor een andere karaktertrek staan. Daarnaast zijn de lichaamssappen ook verbonden met seizoenen en de vier condities droog, nat, koud en warm. Slijm is verbonden met de winter (koud en nat) en grote hoeveelheden slijm wordt gelinkt aan een kalm temperament. Bloed is verbonden met de lente (nat en warm) en grote hoeveelheden bloed wordt gelinkt aan een optimistische persoonlijkheid. Grote hoeveelheden gele gal is verbonden met een boos temperament en hoort bij de zomer (warm en droog). Tenslotte is zwarte gal gerelateerd aan verdriet en de herfst (koud en droog). Als de sappen in balans zijn is een persoon gezond. Hippocrates onderkende ook de link tussen (gezond) eten en gezondheid en dat lichamelijke factoren van invloed kunnen zijn op de geest.

Galen, een andere invloedrijke Griek, had het zo’n 300 jaar na Hippocrates over de fysieke basis van ziekten. De lichaamssappen zouden niet alleen invloed hebben op ons karakter, maar zouden ook verantwoordelijk zijn voor bepaalde ziekten. De geest speelt hier geen rol in het ontstaan van een ziekte. Het ontstaan van een ziekte wordt ook wel etiologie genoemd.

In de Middeleeuwen werd gezondheid opnieuw vooral gezien als een functie van de spiritualiteit. Ziekte werd verklaard als Gods straf voor wangedrag of door boze geesten die bezit van iemand hadden genomen, zoals men dat vroeger ook dacht. Individuen hadden weinig tot geen controle over hun gezondheid.

In de veertiende en vijftiende eeuw, de periode van de Renaissance, kwam er veel aandacht voor individueel denken en doen. De wetenschappelijke revolutie rond 1600 zorgde voor een hoop ontwikkelingen in de fysische geneeskunde. Verklaringen voor ziekte hadden een organische en fysiologische invalshoek, psychologische verklaringen waren niet aanwezig.

Aan het begin van de 17e eeuw kwam Descartes met het dualisme. Volgens Descartes waren lichaam en geest van elkaar gescheiden, maar was interactie tussen de twee wel mogelijk.

Artsen waren er om het materiële lichaam te beschermen en te genezen en spirituele geleerden om de niet-materiële geest te beschermen.

Dualisten zoals Descartes zagen het lichaam als een machine. Dit zogenaamde mechanisme houdt in dat men ervan uitgaat dat gedrag te reduceren is tot het fysiek functioneren van het lichaam. Deze benadering is de basis voor het biomedische model, wat ervan uitgaat dat ziektesymptomen een pathologie als oorzaak hebben en verholpen kunnen worden met een medische behandeling. Het biomedische model wordt ook weleens beschreven als reductionisme. Lichaam, geest en menselijk gedrag kunnen worden gereduceerd tot het niveau van cellen, neurale activiteit en biochemische activiteit. Er is geen ruimte voor het feit dat mensen anders zijn en anders kunnen reageren op dezelfde ziekten et cetera. Ontleding en autopsie werden geaccepteerd door de kerk, waardoor er een enorme groei was in medisch inzicht.

Biopsychosociaal model

Een model dat in veel opzichten meer lijkt op wat wij tegenwoordig het meest aannemelijk vinden in de reguliere gezondheidszorg, is het biopsychosociale model. Dit model is gebaseerd op de aanname dat er een type materie bestaat die je op twee manieren kunt benaderen. Eén type materie kan op een subjectieve en objectieve manier worden benaderd. Iemand die ziek is heeft symptomen die bij die ziekte horen, maar reageert daar op een individuele, unieke manier op. Het biopsychosociale model houdt dus rekening met fysieke, sociale, psychologische en culturele aspecten wanneer een ziekte of symptomen worden verklaard.

Sinds de bidirectionele relatie (relatie in twee richtingen) tussen lichaam en geest meer begrip krijgt, is de spanning tussen monisten en dualisten afgenomen. De psychologie en Freud hebben hieraan bijgedragen. Monisten geloven in het feit dat er één soort materie is, lichaam en geest zijn dus van dezelfde materie. Daarentegen zeggen dualisten dat het lichaam fysisch is maar de geest niet.

Freud had het in zijn tijd (eerste helft van de 20e eeuw) over bewust of onbewust in plaats van lichaam of geest. Onbewuste conflicten veroorzaakten volgens hem fysieke problemen, iets dat we nu psychosomatisch zouden noemen. Gezondheid is meer dan alleen de afwezigheid van ziekte, het individuele gedrag speelt ook een rol in gezondheid en ziekte.

Gedrag, dood en ziekte

Niet alleen onze opvattingen over ziekte zijn heel erg veranderd in de loop der eeuwen. De kennis over het lichamelijk functioneren en eventuele mogelijke geneeswijzen zijn ontzettend uitgebreid. In de 20e eeuw is de levensverwachting flink omhoog gegaan in de westerse landen. Verklaringen hiervoor zijn behandelingen met medicijnen, vaccinaties, ontwikkelingen in het onderwijs en in de agricultuur.

Infectieziekten komen steeds minder vaak voor en maken plaats voor ziekten als kanker, hart-, long-, en leverziekten. Deze ontwikkeling doet zich voornamelijk voor in ontwikkelde landen. Gedragingen als roken, extreem alcohol gebruik, slecht dieet en een 'zittende' leefstijl worden in verband gebracht met de zojuist opgenoemde ziekten. Sterfgevallen door kanker zijn door ongeveer twee derde te wijten aan ons gedrag. Daarnaast leeft de mens tegenwoordig langer met ziekten waar we voorheen aan overleden, waardoor de mens leeftijden bereikt waar de kankerincidentie hoger ligt. Incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid. Dit wordt vaak door de war gehaald met prevalentie wat aangeeft hoeveel mensen aan een bepaalde ziekte lijden op een bepaald moment.

Een opvallende ontwikkeling van de laatste decennia is dat mensen uit westerse culturen steeds meer traditionele geneeswijzen overwegen en dat mensen uit de traditionele of ontwikkelingslanden steeds meer leren over onze moderne geneeskunde.

Wat zijn individuele, culturele en levensduur perspectieven op gezondheid?

Theorieën over gezondheid

Wanneer je individuen optimale gezondheidszorg wilt bieden, is het van belang te weten wat zij verstaan onder ‘gezondheid’ en ‘gezond gedrag’. Het verschilt namelijk per cultuur, geslacht, leeftijdscategorie of gezondheid hoe iemand die begrippen interpreteert. Jongeren en mensen die niet ziek zijn beschrijven gezondheid vaak als het naleven van gezond gedrag, terwijl ouderen en zieke mensen gezondheid omschrijven als de afwezigheid van symptomen en ziekte. Ook kan gezondheid gedefinieerd worden als de dingen die een fysisch fit persoon kan doen.

Sociale representaties van gezondheid

Ook hoe mensen hun eigen gezondheid beoordelen hangt sterk af van wie, wat en waar zij zijn. Iemand die vaak ongezond eet, zal dit als minder erg beschouwen wanneer diegene veel mensen in zijn omgeving heeft die nog vaker ongezond eten. Maar er zijn meer perspectieven om gezondheid te bekijken:

  • Gezondheid als beoordeelt als niet ziek: geen symptomen, geen bezoekjes aan de huisarts.

  • Gezondheid als reserve: iemand komt uit een gezond gezin en herstelt vaak snel. Diegene zal sneller denken dat hij ongezond gedrag wel aankan.

  • Gezondheid als gedrag: meestal wanneer het om anderen gaat. De buurman is erg gezond, want we zien hem elke ochtend hardlopen.

  • Gezondheid als fysisch fit en vitaal zijn: deze definitie wordt vaak door jongeren gebruikt, in het bijzonder mannen. Mannen zien het begrip gezondheid meer als het gevoel fit te zijn, terwijl vrouwen gezondheid meer definiëren als ‘vol met energie’.

  • Gezondheid als psychosociologisch welzijn: iemand die zich goed voelt, is vast ook gezond.

  • Gezondheid als functie: steeds vaker wordt gezondheid omschreven als het in staat zijn om te werken en te kunnen doen wat je wilt doen.

Mensen die moeten aangeven of zij zichzelf gezond vinden vergelijken zichzelf hiervoor vaak met anderen. Als mensen in goede gezondheid zijn, zijn er meer jonge mensen dan oudere mensen die zichzelf vergeleken met mensen van hun eigen leeftijd. Jonge mensen zijn over het algemeen in goede gezondheid. Als mensen in minder goede gezondheid zijn, zijn er meer oudere mensen dan jonge mensen die zichzelf vergeleken met hun leeftijdsgenoten. Oudere mensen hebben vaker een minder goede gezondheid. Mensen proberen het beste uit hun evaluaties te halen. Gezondheid is dus een relatief begrip.

World Health Organisation

De World Health Organisation (WHO), omschrijft gezondheid als een staat van fysiek, mentaal en sociaal welzijn en afwezigheid van ziekte. Wat bij deze definities mist zijn de socio-economische en culturele invloeden op gezondheid. Ook maakt de definitie niet duidelijk wat de rol van de psyche is, die echter een belangrijke rol speelt bij de ervaring van gezondheid en ziekte.

Cross-culturele perspectieven van gezondheid

Opvattingen over gezondheid kunnen per cultuur verschillen. Een mooi voorbeeld is de benadering van alcoholverslaving. In sommige culturen wordt alcoholverslaving gezien als een legaal en moreel probleem: verslaafden worden gezien als slachtoffer van een middel. In andere culturen wordt alcoholconsumptie meer gezien als een teken van persoonlijke zwakheid. Het verschilt ook per cultuur of gezondheid iemand zijn eigen zorg is, of collectief wordt aangepakt. In veel Afrikaanse regio’s is het gebruikelijk dat de bewoners van een dorp zich bekommeren om de gezondheid van alle dorpsbewoners. Iedereen heeft hierin zijn eigen taak en draagt daarmee bij aan de collectieve gezondheid. In Oosterse culturen is er vaak naast de collectivistische benadering ook een holistische benadering. Er moet gekeken worden naar het gehele wezen en zijn/haar welzijn in plaats van naar het zichtbare of fysieke deel. In het Westen zie je veel vaker een individualistische aanpak. Mensen moeten zelf zorgen dat zij gezond worden of blijven. Hoe iemand zich gedraagt wordt in dit geval ook grotendeels bepaald door zijn persoonlijke behoeftes.

De rol van leeftijd

Het spreekt voor zich dat een peuter nog maar weinig kennis heeft over gezondheid en gezond gedrag. Die kennis vergaart men meestal vanzelf naarmate men zich ontwikkelt. Hierover bestaan verschillende theorieën.

Ontwikkelingstheorieën

Het ontwikkelingsproces is een functie van de interactie tussen drie factoren:

  1. 'Learning': een relatief permanente verandering van kennis, vaardigheid of bekwaamheid als een resultaat van ervaring.

  2. 'Experience': wat we doen, zien, horen, voelen en denken.

  3. 'Maturation': gedachtes, gedrag of fysische groei, toegeschreven aan de genetisch bepaalde volgorde van ouder worden en niet aan ervaringen.

Erik Erikson (1959 en 1989) beschreef acht ontwikkelingsfases die te maken hebben met het ontwikkelen van een beeld en een karakter wat betreft gezondheid. Die acht fases zijn grofweg op te delen in de volgende vier punten.

  1. Cognitief en intellectueel functioneren.

  2. Taal- en communicatievaardigheden.

  3. Een begrip van ziekte.

  4. Gezondheidszorg en het behouden van gezond gedrag.

Wanneer je iemand zijn gezondheid wilt behandelen is het belangrijk om te weten welke ontwikkelingen iemand achter de rug heeft, zodat je ook weet wat voor gedrag je van iemand kunt verwachten.

Piaget ontwikkelde een raamwerk rond de cognitieve ontwikkeling van mensen. Ook ontwikkelde hij een structuur van verschillende fases, die volgens hem door iedereen in dezelfde volgorde zou worden doorlopen. Echter, niet iedereen komt in zijn ontwikkeling uit bij de laatste fase.

  • Van geboorte tot 2 jaar: sensorimotor: het kind begrijpt de wereld door sensaties en beweging. Het heeft nog geen symbolische gedachten. Het beweegt van reflectieve naar vrijwillige actie.

  • Van 2 tot 7 jaar: pre-operationeel: het kind ontwikkelt symbolische gedachten en wordt egocentrisch: op zichzelf gericht, het kind ziet dingen alleen vanuit zijn eigen perspectief

  • Van 7 tot 11 jaar: concreet operationeel: abstracte gedachten en logica ontwikkelen zich enorm, het kind kan mentale operaties uitvoeren en objecten manipuleren.

  • Vanaf 12 jaar: formeel operationeel: abstracte gedachten en fantasie ontwikkelen zich net zoals deductief redeneren. Niet iedereen kan dit niveau bereiken.

Sensorimotor en pre-operationele fasen

Tijdens de eerste twee fases is de taalvaardigheid van het kind nog erg beperkt. Het kind kan moeilijk aangeven of het bijvoorbeeld pijn heeft en het begrijpt ook nog lang niet alle uitleg over gezond gedrag. De beleving is erg egocentrisch. Dat wil zeggen: het huilt wanneer het zelf pijn heeft en begrijpt en herkent niet de signalen van anderen.

Onder de 7 jaar verklaren kinderen ziekte vaak als magisch. Hun verklaringen zijn gebaseerd op associatie.

  • Gebrek aan begrip (incomprehension): het kind geeft irrelevante antwoorden.

  • Fenomenalisme (phenomenalism): ziekte is gebruikelijk een signaal of geluid dat het kind soms heeft en dit associeert met ziekte. Het begrijpt echter nog geen oorzaak-gevolg relaties. Verkoudheid is bijvoorbeeld voor de meeste kinderen onder de 7 jaar niet meer dan hoesten en snotteren

  • Besmetting (contagion): ziekte komt gebruikelijk door een naaste persoon of object dat niet noodzakelijk het kind hoeft aan te raken, of het resulteert van activiteiten die vlak voor het ziek zijn gebeurden. Bijvoorbeeld: je bent ziek geworden doordat je lang naast iemand liep die ziek was.

Concreet operationele fase

In de concreet operationele fase leren kinderen logisch te denken over objecten en gebeurtenissen. Ze beginnen steeds meer te begrijpen van de causale relaties tussen gedrag en ziekte. Ze leren bijvoorbeeld waarom ze een jas aan moeten als het regent of koud is. Het is goed als kinderen proberen wat persoonlijke controle te krijgen over hun ziekte en behandeling.

Kinderen ouder dan zeven begrijpen dat ziektes vergezeld worden door symptomen en dat ziektes veroorzaakt worden door bacteriën bij bepaald gedrag (contaminatie).

Ze begrijpen dat ziekte in het lichaam zit, maar hoe symptomen precies ontstaan begrijpen ze maar half. Ze begrijpen dat gedrag of behandeling een rol speelt (internalisatie).

Adolescentie en de formeel operationele fase

In sommige culturen wordt de adolescentie overgeslagen. Kinderen worden volwassen zonder dat ze door een tussenfase gaan. Veel westerse culturen kennen de adolescentie wel. In deze fase bereidt iemand zich voor op de zelfstandigheid. Veel schadelijk gedrag begint in deze fase. Het beeld van gezondheid dat veel adolescenten hebben is gebaseerd op interactie met de omgeving.

Vanaf een jaar of 11 is iemand in staat ziekte te zien als het functioneren van lichamelijke functies of organen. Ook zien ze in dat er vaak meerdere oorzaken zijn, zoals fysieke oorzaken, genen en gedrag (fysiologisch).

Vanaf een jaar of 14, in de late adolescentie, begrijpt iemand dat lichaam en geest samenwerken en dat stress bijvoorbeeld ziekte kan veroorzaken (psychofysiologisch). Veel volwassenen bereiken dit stadium van begrip niet.

Als iemand ouder is dan 18 wordt hij of zij volwassen genoemd. De periode van 18 tot 40 wordt de vroege volwassenheid genoemd en karakteriseert zich omdat er allemaal nieuwe dingen gebeuren, zoals afstuderen, trouwen, een kind krijgen en het verliezen van een ouder. Het gedrag met betrekking tot gezondheid is voor het grootste deel al aangeleerd en men gaat zich vooral defensief gedragen en zich structureel laten onderzoeken.
Ouder worden is niet meer per definitie een negatief proces. De middelbare leeftijd, van 40 tot 60 jaar, wordt vaak gedefinieerd als een periode van onzekerheid, vooral voor mannen tussen de 37 en 41. Voor vrouwen is het vaak moeilijk als zij altijd huisvrouw geweest zijn en hun kinderen het huis uit gaan. Zij kunnen onzeker worden over hun rol, die altijd het verzorgen van de kinderen was.

De stadium theorieën krijgen geen universele steun. Relatief vaste fasen verliezen oog voor invloeden als ervaring en kennis. Kinderen rond de leeftijd van 5 jaar hebben al multidimensionale concepten over gezondheid, die meer complex zijn dan een verandering van concreet naar abstract denken die in de stadium theorieën worden voorgesteld.

Ouder worden en gezondheid

De leer van het ontstaan en het verloop van ziekten (epidemiologie) is vrij belangrijk. Gezien het feit dat de incidentie van ziekten toenemen naarmate mensen langer leven heeft belangrijke implicaties voor gezondheids- en sociale zorg.

Het zelfconcept is vrij stabiel gedurende het ouder worden. Er wordt vaak gedacht dat ouder worden een negatief proces is, waardoor een verandering in het zelfconcept onvermijdelijk is. Ouder worden zorgt voor nieuwe uitdagingen, maar die moeten niet als een probleem worden gezien.

Succesvol ouder worden

Bowling en Iliffe (2006) beschrijven vijf progressieve modellen van succesvol ouder worden:

  1. Biomedische model: gebaseerd op fysiek en psychiatrisch functioneren.

  2. Breder biomedisch model: als bovenstaand model maar bevat ook sociale betrokkenheid en activiteit

  3. Sociaal functioneringsmodel: gebaseerd op de natuur en frequentie van sociaal functioneren en netwerken.

  4. Psychologische bronnen model: gebaseerd op persoonlijke kenmerken van optimisme en self-efficacy en een gevoel van doelgerichtheid, coping en probleemoplossing en zelfwaarde.

  5. 'Lay' model: gebaseerd op bovenstaande variabelen plus sociaaleconomische variabelen inkomen en waargenomen sociaal kapitaal.

Wat is gezondheidspsychologie?

De moderne psychologie wil beschrijven, verklaren en voorspellen. Hiertoe is wetenschappelijk onderzoek nodig. Gegevens worden verzameld door middel van observatie, oftewel empiricisme. Onderzoek begint met een theorie, die in het begin nog vaag of onnauwkeurig kan zijn.

De relatie tussen psychologie en gezondheid

Psychologische benaderingen kunnen helpen verklaren waarom sommige mensen op een bepaalde manier reageren op ziekten en andere mensen weer op een andere manier. De gezondheidspsychologie integreert cognitieve, ontwikkelings- en sociale theorieën en verklaringen om een beter beeld van gezondheid en gezondheidszorg te krijgen.

De belangrijkste onderwerpen van de gezondheidspsychologie zijn:

  • Gezondheid promoten en behouden.

  • Het verbeteren van gezondheidszorgsystemen en beleid dat er mee te maken heeft.

  • Preventie en behandeling van ziekten.

  • Oorzaken van ziekten, alsmede risicofactoren.

Gezondheidspsychologie en andere velden

Gezondheidspsychologie staat in contact met andere takken, zoals gezondheidseconomie, geneeskunde, medische sociologie en therapeutische disciplines. Gezondheidspsychologie zelf wordt ook wel beschreven als het biopsychosociale model en heeft dus betrekking op biologische, psychologische en sociale factoren.

  • Psychosomatische geneeskunde: psychosomatisch verwijst naar het feit dat lichaam en geest beide betrokken zijn bij ziekte. Vandaag de dag houdt het zich vooral bezig met gecombineerde psychologische, sociale en biologisch/fysiologische verklaringen van ziekte.

  • Gedragsmatige geneeskunde: dit is een interdisciplinair veld met gedragswetenschap waaronder psychologie, sociologie en gezondheidseducatie, in relatie tot geneeskunde en medische condities. Principes van klassieke en operante conditionering spelen hierbij een rol.

  • Medische psychologie: medisch psychologen gaan uit van een holistisch model (UK). In andere delen van Europa zijn medisch psychologen mensen die een psychologie opleiding hebben gedaan en een master in gezondheidspsychologie. Het gaat bij medische psychologie dus meer om een beroep dan een discipline.

  • Medische sociologie: gezondheid en ziekte worden beschouwd in termen van sociale factoren die individuen kunnen beïnvloeden. Individuen worden beschouwd binnen families en culturen.

  • Klinische psychologie: klinische psychologie houdt zich bezig met mentale gezondheid en de diagnose en behandeling van mentale gezondheidsproblemen.

  • Gezondheidspsychologie: gezondheidspsychologie neemt een biopsychosociaal model aan voor ziekte en gezondheid. Soms houden ze zich ook bezig met publieke gezondheid.

Voor toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Voor volledige toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Inloggen (als je al bij JoHo bent aangesloten)

   Aansluiten   (voor online toegang tot alle webpagina's)

 

Hoe het werkt

 

Aanmelden bij JoHo

 

 

JoHo: crossroads via de bundel

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten