Wat is het staatsrecht? - Tentamens 1
- Oefenvragen bij het eerstejaarsvak Beginselen van de Democratische Rechtsstaat aan de UL
- Oefenvragen bij het eerstejaarsvak Staatsrecht I aan de RUG
- Overige oefenvragen
- Antwoordindicatie oefenvragen bij het eerstejaarsvak Beginselen van de Democratische Rechtsstaat aan de UL
- Antwoordindicatie oefenvragen bij het eerstejaarsvak Staatsrecht I aan de RUG
- Antwoordindicatie overige oefenvragen
Oefenvragen bij het eerstejaarsvak Beginselen van de Democratische Rechtsstaat aan de UL
Vraag 1
Nederland is een democratische rechtsstaat, wat betekent dat al het staatsrecht is gecodificeerd in de Grondwet.
- Correct
- Niet correct
Vraag 2
Welke van de onderstaande stellingen is onjuist wat betreft bestuurlijk toezicht?
- Bij uitoefening van repressief toezicht is goedkeuring van een orgaan van een hoger lichaam vereist voor de inwerkingtreding van besluiten van een orgaan van een lager lichaam.
- Besluiten van een organen van lagere lichamen kunnen door de regering uitsluitend worden vernietigd wegens strijdigheid van die besluiten van organen met het recht of het algemeen belang.
- De regering kan op eigen initiatief besluiten van organen van lagere lichamen schorsen dan wel vernietigen.
- De bevoegdheid besluiten vooraf goed te keuren, kan uitsluitend worden uitgeoefend wanneer deze bij of krachtens de wet aan een orgaan van een hoger lichaam is verleend.
Vraag 3
De schrijvers van het boek Beginselen van het Nederlandse staatsrecht onderscheiden naast het legaliteitsbeginsel nog drie beginselen die kunnen worden gezien als voorwaarden voor het bestaan van een rechtsstaat, welke drie?
- Machtsverdeling, rechterlijke controle en democratie.
- Rechterlijke controle, grondrechten en machtsverdeling.
- Delegatie, machtsverdeling en grondrechten.
- Grondrechten, rechterlijke controle en soevereiniteit.
Vraag 4
In welk van de onderstaande gevallen is sprake van gezag, zoals door de schrijvers van het boek Beginselen van het Nederlandse staatsrecht wordt gedefinieerd?
- Een overvaller bedreigt een winkelier in de Kalverstraat om geld uit de kas te krijgen.
- Een politieke groepering blokkeert de ingang van een winkel om aandacht te krijgen voor de hoge voedselprijzen.
- Een politieagente beboet een fietser zonder licht op een donkere avond.
- De Minister van Infrastructuur & Milieu knipt een lintje door en opent daarmee een grote snelweg.
Vraag 5
Waaruit vloeit de macht van de vorst volgens de theorie van het maatschappelijk of sociaal contract voort?
- Uit de positie van de vorst als plaatsvervanger van God, wat maakt dat hij boven de wet staat.
- Uit de documenten waarin het natuurrecht is gecodificeerd, zoals de Magna Carta en de Blijde Incomste.
- Uit de instemming van de individuele burgers, die hun vrijheid willen beperken in ruil voor bescherming van de vorst.
- Uit de aanstelling van de vorst door de adel, die op grond van onderling geldende afspraken militaire diensten aan de vorst levert.
Vraag 6
De politieagent die onbevoegd een fietser een bekeuring geeft oefent gezag uit.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 7
De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 8
Welk van de onderstaande grondwetsartikelen kan niet worden beschouwd als een uitdrukking van het legaliteitsbeginsel?
- Artikel 16 Grondwet.
- Artikel 89 lid 2 Grondwet.
- Artikel 104 Grondwet.
- Artikel 119 Grondwet.
Vraag 9
De natuurrechtelijke leer van het maatschappelijk contract gaat uit van:
- Absolute contractsvrijheid;
- Het bestaan van individuele vrijheidsrechten of mensenrechten;
- De vorst die regeert bij ‘gratie Gods’;
- Adellijke privileges waar de vorst rekening mee dient te houden.
Vraag 10
De casus in de zaak Westland (ABRvS 2 maart 2011, JB 2011, 99) laat een voorbeeld zien van:
- Preventief bestuurlijk toezicht;
- Mandaatverlening;
- Repressief bestuurlijk toezicht;
- Delegatie.
Vraag 11
De overgang van een klassiek-liberale naar een sociale rechtsstaat heeft onder andere gezorgd voor:
- Een afname van overheidsinmenging in de vrijheden van individuen;
- Een afname van gedelegeerde regelgeving;
- De mogelijkheid voor de rechter om wetten in formele zin te toetsen aan sociale grondrechten;
- Een toename van gedelegeerde regelgeving.
Vraag 12
Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 13
Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.
- Dit is juist.
- Dit is onjuist.
Vraag 14
In een wetenschappelijk rapport uit 2010 komt de volgende passage voor:
“Opgemerkt moet worden dat in Nederland………………………slechts in formele zin wordt nageleefd, doordat de door regering en Staten-Generaal gemaakte wet nauwelijks inhoudelijke regels bevat, maar de bevoegdheid deze vast te stellen delegeert aan lagere instanties, zoals de regering of individuele ministers.”
Welk van de onderstaande begrippen hoort thuis op de open plaats in het bovenstaand citaat?
- Het legaliteitsbeginsel
- Het principe van directe democratie
- Het vertrouwensbeginsel
- De handhaving van politieke verantwoordingsplicht
Vraag 15
Lees het nu volgende nieuwsbericht uit NRC Handelsblad van 4 juni 2009:
“Politici die kritiek leveren op de rechter moeten in hun toonzetting in elk geval respect voor de positie van de rechter uitdrukken.”
Dit zei de president van de Hoge Raad, Geert Corstens, gisteren bij de presentatie van het jaarverslag. Corstens signaleert dat politici steeds vaker openlijke kritiek hebben op de rechtspraak. Onlangs lieten minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken, PvdA) en de Amsterdamse burgemeester Cohen weten ongelukkig te zijn met vonnissen voor geweld tegen agenten. Volgens Corstens moeten politici de rechter niet alleen respecteren maar dat respect ook actief uitdragen. [..]
(1) Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat de hierboven weergegeven stelling van de heer Corstens onderbouwt.
(2) Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat tegen deze stelling van de heer Corstens kan worden ingebracht.
Vraag 16
Door welk fenomeen in de 20ste eeuw is er een toename van met name lagere regelgeving ontstaan?
- De overgang van een klassiek-liberale rechtsstaat naar een sociale rechtsstaat.
- De opkomst van het idee van de machtenscheiding.
- Het mogelijk worden van delegatie en mandaat.
- Het verdwijnen van de Eerste Kamer.
Oefenvragen bij het eerstejaarsvak Staatsrecht I aan de RUG
Vraag 1
Welke van onderstaande lichamen c.q. organen behoort niet tot de overheid?
- De gemeente Assen;
- De Centrale Raad van Beroep;
- De Katholieke Universiteit Brabant (Tilburg University);
- Het waterschap Noorderzijlvest.
Vraag 2
Met verticale machtsverdeling binnen een staat wordt gedoeld op de spreiding van macht tussen:
- Centrale overheid en lagere overheden;
- Koning en ministers;
- Wetgever en rechter;
- Parlement en regering.
Vraag 3
De minister van Buitenlandse Zaken heeft met 98 landen onderhandeld over een Verdrag betreffende Recidivisme van Internationale Jihadisten. Uiteindelijk is de regering ontevreden over het onderhandelingsresultaat en besluit zij dat het Koninkrijk der Nederlanden geen partij zal worden bij het verdrag. Het verdrag wordt dan ook niet ter goedkeuring aan de StatenGeneraal voorgelegd. Een aantal leden van de Eerste Kamer is daarmee niet tevreden en wil de minister van de Buitenlandse Zaken ter verantwoording roepen over de gang van zaken. Is de minister van Buitenlandse Zaken gehouden verantwoording aan de Eerste Kamer af te leggen over zijn bijdrage aan het onderhandelingsproces?
- Nee, het Koninkrijk der Nederlanden is immers geen partij geworden bij het verdrag;
- Ja, mits een vijfde van het aantal leden van de Eerste Kamer de minister ter verantwoording wenst te roepen;
- Nee, tenzij het belang van de staat zich ertegen verzet dat verantwoording achterwege blijft;
- Ja, dat het Koninkrijk der Nederlanden geen partij is geworden bij het verdrag doet daaraan niet af
Overige oefenvragen
Vraag 1
Wat is de definitie van een staat?
Vraag 2
Wat waren de ideeën van Montesquieu?
Vraag 3
Wat houdt het legaliteitsbeginsel in?
Vraag 4
Wat houdt de verantwoordingsplicht in?
Vraag 5
Wat zijn de belangrijkste vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen?
Vraag 6
Wat is een referendum?
Vraag 7
Wat is een burgerinitiatief?
Vraag 8
Wat is een volksinitiatief?
Vraag 9
Art 81 Gw geeft aan dat "wetten tot stand komen door de regering en de Staten Generaal gezamenlijk". Welk systeem herken je hier in terug?
- Het systeem van de constitutionele monarchie.
- Het systeem van de Trias Politica.
- Het systeem van de ‘checks and balances’.
- Het systeem van de verzorgingsstaat.
Vraag 10
Wat zijn de kenmerken van een staat?
- Grondgebied, onafhankelijke rechtspraak, gezag.
- Gezag, Trias Politica, onafhankelijke rechtspraak.
- Een gemeenschap van mensen, gezag, grondgebied.
- Democratie, een gemeenschap van mensen, gezag.
Vraag 11
Wat wordt verstaan onder staatssoevereiniteit?
- Dat de ene staat juridisch in hoger aanzien staat dan de andere.
- Dat een staat zelfbeschikkingsrecht toekomt.
- Dat een staat zelfstandig een oorlog kan beginnen met een andere staat.
- Dat een staat zelf zijn grondgebied kan vaststellen.
Vraag 12
In hoeverre speelt erkenning door andere staten een rol om daadwerkelijk als ‘staat’ aangemerkt te kunnen worden?
Vraag 13
Waarom is gezagsuitoefening binnen een staat/gemeenschap onvermijdelijk?
En welk gevaar kleeft er aan die gezagsuitoefening door het bestuur?
Vraag 14
In hoeverre differentieert de taak van de uitvoerende macht van vandaag de dag zich van de leer van Montesquieu?
Vraag 15
Welke twee grondregels voor een democratisch staatsbestel liggen aan onze staatsrechtelijke praktijk ten grondslag?
Vraag 16
Geldt het legaliteitsbeginsel voor alle overheidshandelingen?
Vraag 17
Waarom is verantwoordingsplicht of controle zo’n belangrijke aanvulling op het legaliteitsbeginsel?
Vraag 18
Voor rechters geldt geen verantwoordingsplicht tegenover andere staatsorganen. Hoe is er voor gezorgd dat zij toch in zekere zin gecontroleerd worden?
Vraag 19
Geldt de politieke verantwoordingsplicht voor ministers en staatssecretarissen alleen voor hun eigen doen en nalaten?
Antwoordindicatie oefenvragen bij het eerstejaarsvak Beginselen van de Democratische Rechtsstaat aan de UL
1. B
2. A
3. C
4. C
5. C
6. B
7. A
8. D
9. B
10. C
11. D
12. A
13. A
14. A
15. (A) Een van de volgende argumenten kan worden genoemd:
Het vloeit voor uit de, tot de rechtsstaat behorende, eis van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht dat politici (behorend tot de uitvoerende macht en/of wetgevende macht) in hun toonzetting respect tonen voor de positie van de onafhankelijke rechter [anders komt de vrije oordeelsvorming van de rechter te zeer onder druk te staan].
Het vloeit voor uit de, tot de rechtsstaat behorende, eis van de scheiding der machten dat politici, behorend tot de wetgevende en/of uitvoerende macht, in hun toonzetting respect tonen voor de positie van de onafhankelijke rechter [anders komt de vrije oordeelsvorming van de rechter te zeer onder druk te staan].
Het is belangrijk voor het goed functioneren van de rechtsstaat dat politici, behorend tot de uitvoerende macht en/of wetgevende macht, in hun toonzetting het belang van een onafhankelijke rechterlijke macht, als kernelement van de rechtsstaat, actief uitdragen.
(B) Een van de volgende argumenten kan worden genoemd:
Politici hebben vrijheid van meningsuiting (een van de grondrechten die in onze rechtsstaat gelden). Zij hebben het recht hun eigen woorden en toonzetting te kiezen (behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet). Ook het geven van een mening over een uitspraak van een rechter valt onder die vrijheid. Door hun mening te geven leveren de politici een bijdrage aan een maatschappelijk debat.
Veel politici (zij het niet alle) zijn democratisch gekozen. Het is belangrijk voor het functioneren van de democratie, een kernelement van de democratische rechtsstaat, dat democratisch gekozen politici hun mening kunnen uitspreken als vertolking van de mening van de kiezers, ook als die mening een uitspraak van de rechter betreft.
Het is, gelet op de onafhankelijke positie van de rechterlijke macht, passend dat politici zich niet uitspreken over een zaak die nog onder de rechter is. Maar zodra een uitspraak onherroepelijk is geworden, hebben (gekozen en niet-gekozen) politici het recht om over deze uitspraak hun mening te geven. Aldus leveren zij een bijdrage aan een maatschappelijk en politiek debat.
16. A
Antwoordindicatie oefenvragen bij het eerstejaarsvak Staatsrecht I aan de RUG
1. C
2. A
3. D
Antwoordindicatie overige oefenvragen
1. De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. De gemeenschap heeft een gemeenschappelijke cultuur en is een rechtsgemeenschap. Haar grondwaarden zijn neergelegd in door dwang te handhaven leefregels. Erkenning door andere staten is geen formeel vereiste.
2. Montesquieu stelde dat er in iedere samenleving sprake moest zijn van drie machten; de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Die machten dienen verspreid te zijn over de samenleving, op die manier houden zij elkaar in evenwicht. De wetgevende macht moest volgens dit idee in handen zijn van het volk, de uitvoerende macht in handen van de koning en de rechtsprekende macht in handen van onafhankelijke rechters. Vandaag de dag is de uitvoerende macht meestal in handen van de regering. Machten hoefden niet zozeer strikt gescheiden zijn, maar eerder evenwichtig verdeeld.
3. Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet.
4. Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
5. Politieke verantwoordingsplicht, Ambtelijke ondergeschiktheid, Bestuurlijk toezicht, Strafrechtelijke verantwoordelijkheid, Beroep, Burgerlijke rechter, Rechterlijke toetsing van wetgeving.
6. Een referendum betreft het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving of een te nemen besluit aan de kiesgerechtigden in een land of een bepaald gebied.
7. Een burgerinitiatief betreft het recht van burgers om onderwerpen of concrete voorstellen te plaatsen op de agenda van een volksvertegenwoordigend orgaan. Dit orgaan moet hierover vervolgens een standpunt innemen.
8. Een volksinitiatief betreft het recht van burgers op een volksstemming over een door burgers opgesteld voorstel. Er is sprake van twee varianten: de radicale (of: rechtstreekse) waarbij de volksstemming plaatsvindt zonder tussenkomst van de volksvertegenwoordiging en de gematigde. Hierbij vindt de volksstemming plaats na verwerping van het voorstel door de volksvertegenwoordiging. Bij een volksinitiatief kan het laatste woord aan de kiezers zijn omdat het voorstel aan een bindend referendum wordt onderworpen.
9. C
10. C
11. B
12. Dit is geen formeel vereiste. Het is wel een belangrijke aanwijzing dat de staat effectief gezag uitoefent.
13. Wil de gemeenschap, die de staat vormt, kunnen voortbestaan, dan moeten er voortdurend beslissingen genomen worden. Hiervoor is een bestuur nodig. Wanneer het bestuur alle machtsmiddelen krijgt, kan deze in feite doen wat het zelf wil.
14. De regering voert niet alleen meer de wetten uit maar moet vandaag de dag ook veel beslissingen zelf nemen (zelfstandige bevoegdheid).
15.
- Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet
- Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle staat
16. Nee, een dergelijk stelsel is in het positieve recht nog niet gerealiseerd (denk hierbij bijvoorbeeld aan overheidssubsidies).
17. Omdat het handelend orgaan rekenschap af moet kunnen leggen waarom het zijn bevoegdheid al of niet heeft uitgeoefend en waarom juist op die manier.
18. De rechter wordt door een hogere rechter gecontroleerd. Er wordt dan gecontroleerd waarom hij in het concrete geval een bepaalde straf heeft opgelegd. De regering heeft, mits daarbij bepaalde vormen worden in acht genomen, het recht van gratie van straffen.
19. Nee, het gaat hierbij ook om het functioneren van ambtelijke diensten die aan het bestuursorgaan ondergeschikt zijn.