Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!
Aansprakelijkheid overheidslichaam als wegbeheerder? Spleet tussen weg en verharde berm (HR 04-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:831)
Casus
Het gaat in deze zaak om aansprakelijkheid van een gemeente ex artikel 6:174 BW als beheerder van de openbare weg voor een spleet tussen weg en (verharde) berm, in het bijzonder om de onderbouwingsplicht van die gemeente ten aanzien van haar verweer dat de capaciteit of de financiële middelen ontbreken om de vereiste veiligheidsmaatregelen te treffen.
Hoge Raad
De aansprakelijkheid van de gemeente als beheerder van de openbare weg dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn ontwikkeld in HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236; NJ 2012, 155 (Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht/Gemeente De Ronde Venen of: Veendijk te Wilnis) r.o 4.4.3.
Voor de toepassing van artikel 6:174 BW moet onder een openbare weg mede de daarbij behorende berm worden begrepen indien wegdek en berm feitelijk zodanig op elkaar zijn afgestemd dat zij als één geheel behoren te worden beschouwd voor zover het gaat om de vraag of de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De enkele omstandigheid dat de openbare weg ter plaatse door aanwezigheid van een spleet gevaar voor – hier: – (race)fietsers opleverde, betekent nog niet dat zij niet voldeed aan de eisen die men daaraan in gegeven omstandigheden mocht stellen.
Stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op artikel 6:174 lid 1 BW gebaseerde vordering, rusten in beginsel op de eiser. Indien, zoals in het onderhavige geval, de eiser stelt dat de schade is ontstaan doordat de openbare weg gebrekkig is, en het aangesproken overheidslichaam dat ervoor moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert, zich als verweer (mede) erop beroept dat de financiële middelen te beperkt waren om de vereiste maatregelen te treffen, ligt het op de weg van dat overheidslichaam dit verweer voldoende te onderbouwen; het gaat daarbij immers om feiten en omstandigheden die in zijn domein liggen. De enkele stelling van het overheidslichaam dat de financiële middelen ontoereikend waren, zal in de regel niet volstaan. Indien het desbetreffende overheidslichaam zijn verweer onvoldoende motiveert en de eiser aldus onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een meer specifieke onderbouwing van zijn stelling, zal de rechter voorshands moeten oordelen dat de eiser op dat punt aan zijn stelplicht heeft voldaan en het gestelde, bij gebreke van een voldoende gemotiveerd verweer, voorshands als vaststaand moeten aannemen, of zelfs de bewijslast op dat punt kunnen omkeren.
N.B. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen is het in het arrest van het hof besloten oordeel dat de gemeente haar beroep op de beperktheid van haar financiële middelen voldoende heeft onderbouwd, onbegrijpelijk. De gemeente heeft immers in haar memorie van antwoord volstaan met algemeenheden waardoor aan eiser geen enkel aanknopingspunt werd geboden voor een meer specifieke onderbouwing van haar stelling, en heeft ook bij pleidooi haar door eiser betwiste verweer niet nader toegelicht.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 1882
- next ›
Add new contribution