Casus

Een hoofdagent van de gemeentepolitie vraagt hem ontheffing te verlenen van het verbod een nevenbetrekking te aanvaarden. Hij wil namelijk de nevenfunctie van rij-instructeur uitoefenen bij een in zijn gemeente gevestigde autorijschool. De burgemeester heeft dit geweigerd en ook het Ambtenarengerecht te Arnhem heeft niet aan het verzoek voldaan.

Centrale Raad van Beroep

Wanneer het bevoegde gezag weigert een ambtenaar toestemming te verlenen voor het aanvaarden van de nevenbetrekking van rij-instructeur, kan gesproken worden van een beperking van het grondrecht van de onderwijsvrijheid. Volgens de Raad kan echter niet worden gesteld dat geen enkele beperking van het grondrecht voor ambtenaren zou zijn toegestaan. Ze creëert vervolgens, naast de beperkingsnormen van de artt. 125a t/m f Ambtenarenwet 1992, nog een zelfstandige ongeschreven beperkingsnorm, die inhoudt dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn grondrecht niet zo ver mag gaan dat de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst in volstrekt ontoelaatbare mate wordt aangetast. Het eindoordeel van de Raad luidt dat er in dit geval onvoldoende grondslag is voor de stelling dat het verlenen van de gevraagde ontheffing zou leiden tot een aantasting van de onafhankelijkheid van de agent. Volgens de Raad valt het geven van autorijles onder de bescherming van art. 23 Gw en kan de ontheffing dus verleend worden.