Angolese moeder - Arrest

HR 21 september 2012, NJ 2013, 22 (Angolese moeder)

Feiten

I.c. gaat het om een moeder die in 1982 in Angola is geboren. Zij is op 3 oktober 2001 aangekomen in Nederland met haar Angolese partner en met hun kind van twee jaar. De moeder heeft hierna in Nederland nog twee kinderen gekregen.

Tussen oktober 2001 en oktober 2008 heeft de moeder meermalen een aanvraag om toelating als vluchteling en verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (asiel) ingediend. Dit is steeds afgewezen.

Tussen de moeder (verweerster in cassatie) en de Staat (eiser tot cassatie) hebben meerdere terugkeergesprekken plaatsgevonden. Zij heeft echter steeds geweigerd om een nationaliteitsverklaring in te vullen en aan een aanvraag voor ‘laissez-passer’ mee te werken.

Op 31 maart 2010 heeft de moeder voor haar en voor haar drie kinderen, de Staat gedagvaard en gevorderd, de Staat te verbieden haar en haar kinderen uit de opvang te zetten en de Staat te gebieden haar en haar kinderen op de huidige voet onderdak en leefgeld te blijven verstrekken zolang zij onder de rechtsmacht van de Staat vallen en niet op een andere aanvaardbare wijze in hun opvang is voorzien.

Hoge Raad

De rechtbank 's-Gravenhage had de vorderingen afgewezen. Het hof had het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de Staat verboden de moeder met haar kinderen uit de

opvang te verwijderen en de Staat bevolen onderdak en leefgeld te blijven verstrekken.

In cassatie staat de vraag centraal of op de Staat een rechtsplicht rust de opvang van een uitgeprocedeerde asielzoeker met kinderen voort te zetten.

De Hoge Raad overweegt (r.o. 3.7.2 – 3.7.6) dat op de Staat de verplichting rust te waken voor de rechten en belangen van minderjarigen die zich op zijn grondgebied bevinden. Deze plicht geldt ook ten aanzien van minderjarige vreemdelingen die niet over een geldige verblijfstitel beschikken. Deze minderjarigen kunnen namelijk niet verantwoordelijk worden gehouden voor gedragingen van hun familieleden.

Nu het hof heeft geoordeeld dat bij de beëindiging van de opvang voor de kinderen niet adequaat zou worden gezorgd, zijn er goede gronden om aan te nemen dat het op straat zetten van de kinderen in strijd zou komen met de zorgvuldigheid die jegens de kinderen in acht moeten worden genomen. Het belang van de minderjarigen brengt mee dat er maatregelen ten behoeve van hun opvang genomen moeten worden.

De Hoge Raad oordeelt dan ook dat het hof de voor de Staat bestaande rechtsplicht om voor de opvang van de kinderen te zorgen, terecht aan hun leeftijd heeft gekoppeld met als gevolg dat een uitzetting niet mogelijk is.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.