• Casus
• Rechtsvraag
• Hoge Raad

APV Tilburg (HR 28-11-1950, NJ 1951, 137)

Casus

Art. 15 quater van de Algemene Politieverordening (APV) van Tilburg verbiedt het om op of aan de wet in voor het publiek toegankelijke lokaliteiten, winkel en leesbibliotheek daaron-der begrepen, geschriften of afbeeldingen of voorwerpen, geschikt of klaarblijkelijk bestemd om de zinnelijkheid te prikkelen, ten verkoop voorhanden te hebben. Ene F.v.A. uit Tilburg verkoopt in zijn boekenkiosk in de hal van het Cen-traal Station in Tilburg boekjes die afbeeldingen bevatten welke de zinnen kunnen prikkelen. F.v.A. wordt o.g.v. van art. 15 quater A.P.V. strafrechtelijk vervolgd. Hij verdedigt zich met een beroep op art. 7 Grondwet (GW) (vrijheid van menings-uiting, drukpersvrijheid). 

Rechtsvraag

Is wet in art. 7 GW alleen wet in formele zin (regering en Staten-Generaal)? 

Hoge Raad

Beperkingen van het grondrecht van art. 7 kunnen alleen door een wet in formele zin geschapen worden. Art. 15 quater is een beperking van art. 7 GW en een wet in materiële zin (lagere overheid) en moet dus als onverbindend worden beschouwd. Provinciale, gemeentelijke verordeningen enz. kunnen dus de vrijheid van meningsuiting niet beperken of verbieden. Alleen de strafwet en andere wetten in formele zin. Voorzover ging het om het openbaren van een mening en gevoelens. De lagere wetgever kan wel het verspreiden beperken in het belang van de openbare orde, d.m.v. art. 168 Gem.wet. Deze beperkingen mogen echter geen betrekking hebben op de inhoud van het geschrift en mogen, omdat het openbaren van meningen en gevoelens nu eenmaal d.m.y. verspreiden gaat, het verspreiden in zijn algemeenheid niet verbieden.