Biolicious (ABRvS 12-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3462)

Casus

De gemeente Amsterdam besloot tot het instellen van een 'uitgezonderde markt'; in casu een bijzondere warenmarkt, voor een proefperiode van 2 jaren. De biologische winkel Biolicious is op het betreffende plein gevestigd en komt op tegen dit besluit, omdat zij vreest inkomsten te missen door de komst van de markt. De rechtbank verklaarde het beroep van Biolicious gegrond en vernietigt het besluit. Daarnaast verzocht Biolicious om schadevergoeding, maar dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen op grond van het ontbreken van het relativiteitsvereiste. In hoger beroep richt de discussie zich op het causaal verband. Biolicious voerde aan dat er een causaal verband bestaat tussen het onrechtmatige besluit en haar schade, omdat het bestuur ten tijde van dit besluit geen rechtmatig besluit had kunnen nemen dat dezelfde schade zou hebben veroorzaakt; een criterium dat de ABRvS hanteerde.

ABRvS

In deze zaak overweegt de ABRvS echter dat het niet bepalend is of het bestuur rechtmatig de markt had kunnen instellen, maar of het bestuur dit had kunnen doen en of het aannamelijk is dat het dit ook zou hebben gedaan. Indien het aannemelijk is dat het bestuur een rechtmatig besluit zou hebben genomen, dat naar aard en omvang tot dezelfde schade zou leiden, dan ontbreekt het causaal verband. Hiermee sluit de ABRvS aan bij het condicio sine qua non criterium, dat ook al in het burgerlijk recht wordt toegepast.