HR 22 november 1996, NJ 1997, 527 (Bloemendaalse Olietank)

Casus

Familie Oyens had in 1990 hun villa in Bloemendaal verkocht aan Sijpesteijn. In de tuin van de villa bevond zich een oude olietank van voor 1955, die in 1982 buiten werking was gesteld. De grond rondom de tank was verontreinigd met olie. Pas na de overdracht ontdekte de koper Sijpesteijn dat zich in de tuin deze olietank bevond.

Het stond vast dat de verkopers van de woning bekend waren met de aanwezigheid van een olietank, maar mogelijk niet op de hoogte waren van deze verontreiniging.

De koper vorderde in deze zaak primair schadevergoeding en subsidiair restitutie van de koopprijs op grond van primair wanprestatie, subsidiair verborgen gebreken en onrechtmatige daad.

De vraag die dan ook centraal stond was of de verkoper de koper op de aanwezigheid van de tank in de grond had moeten wijzen. Op die manier had de koper bedacht kunnen zijn op de mogelijkheid van verontreiniging.

Hof

Het hof had aangenomen dat de verkoper van een woonhuis de plicht heeft om (met het oog op eventuele verontreiniging) spontaan mededeling te doen van de aanwezigheid van een olietank in de tuin. Omdat hij dit niet had gedaan, mocht hij de overeengekomen exoneratie niet inroepen.

Hoge Raad

Volgens de Hoge Raad brengen de verkeersopvattingen ten tijde van het sluiten van deze koopovereenkomst (medio 1990) niet mee dat een verkoper over de aanwezigheid van de tank een mededelingsplicht zou hebben. De maatschappelijke opvattingen brachten mee dat de verkoper zich niet behoefde te realiseren dat door de tank mogelijk verontreiniging was veroorzaakt. Hij behoefde niet ongevraagd mededeling te doen van de aanwezigheid van de tank.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verkoper geen mededeling hoeft te doen over aan hem bekende gebreken die hij niet als gebreken hoeft aan te merken.