Boys with ADHD in Social Interaction With a Nonfamiliar Adult: An Observational Study - Stroes et. al. - 2003 - Artikel


In veel studies is de moeder-kind relatie bestudeerd om sociale gedragsproblemen van kinderen met attention-deficit hyperactivity disorder (ADHD) te evalueren. Er zijn studies die lieten zien dat kinderen met ADHD meer om feedback vragen van hun moeder dan kinderen uit de controlegroep. Ook heeft onderzoek uitgewezen dat kinderen met ADHD vaker commentaar geven op de taak en hun eigen prestatie (zelf-verbalisatie) dan kinderen uit de controlegroep. Daarnaast zijn kinderen met ADHD ook minder meegaand. Er zijn ook verschillen te vinden bij de moeders in de moeder-kind relatie in de ADHD-groep en de controlegroep. De moeders uit de ADHD-groep geven minder responsen aan hun kinderen en ze sturen hun kinderen meer aan, controleren hun kinderen meer en keuren hun kinderen meer af, moedigen hun kinderen meer aan en maakten meer suggesties over impulscontrole dan de moeders uit de controlegroep. Het negatieve, impulsieve en niet-sociale gedrag van ADHD-kinderen zou voor meer aanmoedigend en controlerend gedrag van de moeders uit de ADHD-groep zorgen dan nodig is bij de controlegroep. Een moeder die een band heeft met haar kind, zal ook meer structuur willen geven aan het kind als het kind dat nodig heeft.

Het onderzoek in dit artikel zal kijken naar dit structuur-biedend gedrag. De onderzoekers merkten op dat de meeste observationele studies keken naar de interactie tussen een kind met ADHD en bekende volwassenen. Er zijn niet veel studies die keken naar de interactie tussen een kind met ADHD en een onbekende. Daarnaast waren de meeste observationele studies uitgevoerd in een klaslokaal situatie. Er zijn niet veel informele, speelse situaties. Ook richten veel studies zich op verbaal en non-verbaal gedrag, weinig studies keken naar het visuele gedrag. Ook is het gedrag vaak gecategoriseerd en gemixt met bepaalde vooroordelen van de observator. Hierdoor zullen enkele gedragingen als positief en andere gedragingen als negatief benoemd worden.

De schrijvers van deze tekst dachten dat in hun onderzoek, de jongens met ADHD, structuur-gevend gedrag in de onbekende volwassene zouden oproepen tijdens een spontane sociale interactie. Sociaal gedrag werd geëvalueerd tijdens een eerste ontmoeting met een onbekende volwassene (een student) die geen ervaring met ADHD had, geen emotionele relatie met het kind had, niet wist dat enkele kinderen uit het onderzoek ADHD hadden en die niet wist dat het gedrag van de kinderen bestudeerd werd. De studenten dachten dat er alleen gekeken werd naar de kwaliteit van het sociale gedrag van de jongetjes tijdens conversaties en spelletjes. De schrijvers wilden geen vooroordelen hebben over het gedrag van de jongetjes en hebben daarom een set van gedragscategorieën volgens traditionele ethologie opgesteld en ze noteerden wanneer een bepaalde gedraging begon en hoe lang dit gedrag duurde. Er werd gekeken naar gedrag geassocieerd met ADHD, zoals impulsiviteit, weinig sociale aandacht, zelf-verbalisatie en weinig coherentie tussen visueel en verbaal gedrag gericht aan de interactie partner. Het gedrag van de studenten dat bestudeerd werd, was structureel-gevend gedrag, zoals vragen stellen, aandacht geven aan de jongen, helpen en het kind prijzen.

Methode

Bij dit onderzoek deden 20 jongens met ADHD (leeftijd van 7 tot 12 jaar) en 19 jongens zonder ADHD (leeftijd ook van 7 tot 12 jaar) mee. De jongens met ADHD hadden geen andere stoornissen naast ADHD en namen geen medicatie ten tijde van de studie (7 jongens werden 24 uur voor de studie van de medicatie gehaald en de andere jongens hadden nooit medicatie gehad). De jongens uit de controlegroep hadden geen kenmerken van ADHD en ook geen leerproblemen (dit was getest). De jongens uit de controlegroep hadden ook geen andere stoornissen. De jongens uit de ADHD-groep hadden een gemiddelde WISC-IQ score van 102 en de jongens uit de controlegroep hadden een gemiddelde WISC-IQ score van 114. Dit verschil was significant. Alle jongens kwamen uit een lage-midden klasse en blanke families. Er deden elf niet-afgestudeerde psychologie studenten mee aan dit onderzoek. De onderzoekers wilden dat het gedrag van deze studenten spontaan was en de studenten werden daarom niet volledig geïnformeerd over het doel van het onderzoek. De studenten werd verteld dat het onderzoek zich richt op het speel- en sociale gedrag van schoolgaande kinderen. Het geslacht van de studenten werd gebalanceerd over de controlegroep en de ADHD-groep. De onderzoekers vergeleken de ervaringen van de studenten met de kinderen en het schema van interactie met kinderen uit de ADHD-groep en de controlegroep was:

  • Twee mannelijke en twee vrouwelijke studenten hadden een interactie met een jongen uit de controlegroep, een jongen met ADHD, een jongen uit de controlegroep en een jongen met ADHD.

  • Twee mannelijke en twee vrouwelijke studenten hadden een interactie met een jongen met ADHD, een jongen uit de controlegroep, een jongen met ADHD en een jongen uit de controlegroep.

  • Een vrouwelijke student had een interactie met een jongen uit de ADHD-groep, een jongen uit de controlegroep en een jongen uit de ADHD-groep.

  • Een mannelijke student had een interactie met een jongen uit de ADHD-groep en een jongen uit de controlegroep.

  • Een vrouwelijke student had een interactie met een jongen uit de controlegroep en een jongen uit de ADHD-groep.

Zo konden de onderzoekers voorkomen dat het patroon van interactie voor bepaalde resultaten zorgde. De volgorde van interactie kon op die manier ook meegenomen worden in de resultaten.

Het onderzoek vond plaats in een kamer met een een-weg spiegel. Er waren ook videocamera’s in de kamer en de kinderen waren op de hoogte dat er opnames werden gemaakt. Het conversatiegedeelte begon toen de jongen en de student op de grond zaten en de student een vraag stelde. Onderzoekers zeiden dat de eerste vraag over school moest gaan maar de andere vragen mochten spontaan gesteld worden. Tijdens het speelgedeelte bouwden de jongen en de student een toren uit blokken. Naast het bouwen van de toren kon de jongen vrij bewegen en praten met de student. In sommige interacties werd er eerst gestart met het gesprek, in andere interacties werd er eerst gestart met het speelgedeelte. Het gedrag van de jongens en de studenten werd geobserveerd en bijgehouden volgens een elektronisch systeem. Wanneer een bepaald gedraging vertoond werd, drukte de observator op een knopje en hij/zij liet het knopje los wanneer het gedrag over was. De computer hield zo bij hoe lang en hoe vaak een bepaalde gedraging duurde (elke gedraging had zijn eigen knopje). Op deze manier werd er ‘blinde’ (dus betrouwbare) metingen gedaan, want er werd geen oordeel gevormd over het gedrag (of het positief of negatief is), maar er werd zo alleen bijgehouden hoe vaak en hoe lang een kind iets deed. De observator was zo ook blind voor de groep (ADHD of controle) waarin de jongen zich bevond.

Tijdens het spelen en het gesprek werd er gekeken naar een aantal dingen. Zo werd er gekeken hoe lang het duurde voordat de jongen antwoorde nadat de student klaar was met zijn vraag/verhaal. Er werd ook gekeken of de jongen uit zichzelf met de student begon te praten. Daarnaast werd er ook gekeken hoe vaak de jongen het onderwerp van het gesprek veranderde en hoe vaak hij tegen zichzelf praatte. Bij de student werd er gelet op de tijd die hij nodig had om een vraag te stellen en of hij een vraag herhaalde omdat de jongen er niet volledig op geantwoord had. Daarnaast werd er ook gekeken hoe vaak hij/zij de jongen prees en hoe vaak hij/zij de jongen verbaal (voorstel doen) of fysiek (blokjes aangeven) hielp. Daarnaast werd er ook gekeken naar hoe vaak ze naar elkaar keken en hoe vaak ze tegelijkertijd naar elkaar keken. Ten slotte werd er ook gekeken hoe vaak de jongen naar de student keek tijdens het beantwoorden van de vraag.

Resultaten

Gesprekgedeelte

De resultaten geven aan dat jongens uit de ADHD-groep minder naar de studenten keken dan de jongens uit de controlegroep. Dit gold ook wanneer de jongen met ADHD antwoord gaf en wanneer de studente praatte. De studenten keken jongens met ADHD ook minder vaak aan dan de jongens uit de controlegroep. Dit bleek ook waar te zijn wanneer de jongen antwoord gaf en wanneer de student sprak. Wat verder gevonden werd is dat er niet veel verschil was in verbaal gedrag tussen de groepen, maar dat de jongens uit de controlegroep gewoon een antwoord gaven en jongens uit de ADHD-groep een antwoord gaven en daarna overgingen op andere onderwerpen. Dit zorgde ervoor dat de studenten minder verbale responsen gaven. Studenten prezen en moedigden kinderen met ADHD minder aan dan dat ze deden bij de jongens uit de controlegroep en ze stelden de jongens ook minder vragen. Ze namen dus minder verbaal initiatief. Verder werd er ook gevonden dat de responsen van de jongens met ADHD trager waren dan de jongens uit de controlegroep en de jongens met ADHD onderbraken de student minder vaak dan de jongens uit de controlegroep dat deden.

Speelgedeelte

Tijdens het speelgedeelte keken de jongens met ADHD langer naar de studenten dan de jongens uit de controlegroep dat deden, ze praatten meer en ze namen meer verbaal initiatief. De studenten en jongens met ADHD keken vaker naar elkaar dan de studenten en jongens uit de controlegroep. De studenten hadden meer aandacht voor de jongens met ADHD dan voor de jongens uit de controlegroep. Dit was te zien aan het aantal keren dat ze naar de jongens keken: ze keken vaker naar jongens met ADHD dan naar jongens uit de controlegroep. Dit was ook het geval wanneer ze met de jongens praatten. Het leek erop dat de studenten de aandacht van de jongens met ADHD op het bouwen van de toren probeerden te richten: ze prezen de jongens uit de ADHD-groep meer dan de jongens uit de controlegroep tijdens het bouwen van de toren en ze stelden de jongens met ADHD meer vragen. De studenten moesten hun verzoek alleen maar herhalen bij de jongens met ADHD. De studenten namen minder vaak verbaal initiatief tijdens hun interactie met ADHD studenten dan tijdens hun interactie met jongens uit de controlegroep. De jongens uit de ADHD-groep praatten meer tegen zichzelf dan de jongens uit de controlegroep.

Discussie

Het gesprekgedeelte begon bij iedereen hetzelfde: er werd gevraagd hoe het ging op school. Dit zorgde voor verschillende reacties, want bij jongens met ADHD komen meer schoolproblemen voor dan bij jongens uit de controlegroep. Tijdens het gesprek keken de jongens met ADHD minder naar de studenten, maar dit komt niet door de vraag hoe het op school gaat. Andere studies hebben ook aangetoond dat kinderen met ADHD minder vaak kijken naar anderen en minder reageren op sociale tekenen. Tijdens het gesprek vertoonden de kinderen met ADHD minder sociale aandacht. Studenten gaven ook minder responsen aan de kinderen met ADHD dan aan de kinderen uit de controlegroep. Over het algemeen keken de jongens met ADHD en de student minder vaak naar elkaar dan de controlegroep en student.. Dit komt ook overeen met andere studies die vonden dat moeders en andere kinderen minder responsen gaven aan de sociale initiatieven van kinderen met ADHD. Het lijkt er dus op dat zowel de jongens met ADHD als de studenten minder sociaal betrokken waren met elkaar tijdens het gesprek. Dit onderzoek kon echter niet vinden door wie dit veroorzaakt werd, maar de onderzoekers denken dat het door de jongens met ADHD komt, omdat de studenten ook met jongens uit de controlegroep hebben geïnteracteerd. Wat wel gezegd moet worden is dat dit niet negatief is. De jongens met ADHD praatten veel over andere dingen en de studenten gaven minder responsen. Echter, het lijkt erop dat de studenten hiermee structuur bij de jongen proberen aan te brengen.

Het speelgedeelte was anders dan het gesprekgedeelte. Jongens met ADHD keken meer naar de studenten dan jongens uit de controlegroep dat deden. Ze spraken meer en namen meer verbale initiatief. ADHD dyades keken meer naar elkaar dan controle dyades. Het lijkt erop dat tijdens het speelsegment, de jongens met ADHD meer aandacht voor de studenten hadden dan jongens uit de controlegroep voor de studenten hadden. Het lijkt erop dat kinderen met ADHD structuur zoeken bij de student. Dit komt overeen met andere studies die ook hebben aangetoond dat kinderen met ADHD meer feedback zoeken van hun moeders om hun gedrag te structureren. De jongens met ADHD maakten meer opmerkingen over taak-relevante dingen dan de jongens uit de controlegroep deden. Dit lijkt er weer op dat jongens uit de ADHD groep structuur zoeken en zichzelf een beetje begeleiden. De studenten gedroegen zich ook anders in het speelgedeelte dan in het gespreksgedeelte. Ze keken vaker naar de jongens met ADHD dan naar de jongens uit de controlegroep. Ze hadden dus meer aandacht voor de jongens met ADHD. Ze prezen de jongens uit de ADHD-groep meer over het bouwen van de toren dan jongens uit de controlegroep en ze stelden meer vragen om structuur te brengen in de activiteiten van de jongens met ADHD. Zo vroegen ze waar de jongens naar op zoek waren en wat ze wilden doen met het blokje. Studenten moesten hun verzoeken alleen herhalen bij jongens met ADHD, niet aan jongens uit de controlegroep. Studenten namen ook minder verbaal initiatief en dit kan gezien worden als een poging om random gesprekken met de kinderen met ADHD (die meer spraken dan jongens uit de controlegroep) te ontmoedigen en hun aandacht te richten op de taak. Het lijkt er dus op dat tijdens de eerste ontmoeting met een onbekende volwassene, jongens met ADHD structuur-gevend gedrag oproepen bij de volwassene.

Het is nog maar de vraag waarom deze twee verschillende gedeeltes andere reacties opriepen. Het kan zijn dat de kinderen het speelgedeelte meer als een taak zagen dan het gesprekgedeelte en daarom meer behoefte aan structuur oproepen. Het lijkt erop dat kinderen met ADHD niet per se verminderde aandacht vertonen, maar dat ze een verminderde zelfregulatie hebben. Structuur-gevende factoren zorgen ervoor dat een kind met ADHD een taak beter kan volbrengen.

Een beperking in dit onderzoek kan het kleine aantal proefpersonen zijn. De bevindingen van dit onderzoek moeten dus nog een keer gerepliceerd worden. De helft van de studenten was daarnaast vrouw en de kinderen waren alleen maar jongens. Er zou meer gekeken moeten worden naar verschillen in interactie tussen de geslachten. Ook werd dit onderzoek uitgevoerd met alleen maar blanke jongens. Er zou eigenlijk ook gekeken moeten worden of de bevindingen te repliceren zijn wanneer er minderheidsgroepen worden gebruikt. Daarnaast moet er ook gekeken worden of jongens die naast ADHD ook een andere stoornis hebben, anders reageren. Ook kon er niet gekeken worden naar de toekomstaspecten van de jongens (of ze op latere leeftijd minder structuur nodig hebben), omdat er weinig proefpersonen waren en de jongens varieerden in leeftijd van 7 tot 12 jaar. Verder weten de onderzoekers niet of het verschil van 10 IQ-punten enig invloed kan hebben op de resultaten. Het IQ van de jongens met ADHD was gemiddeld 102 en dit is vrij normaal en ander onderzoek heeft ook uitgewezen dat jongens met ADHD een iets lager IQ hebben dan kinderen zonder ADHD.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.