Bureau Materiaalstraat - Arrest

HR 13 november 1936, NJ 1937, 433

Feiten

I.c. gaat het om een oude zaak uit 1936. Het volgende speelde:

Moorman Periodieke Pers en Bureau Materiaalstaat waren overeengekomen dat Bureau Materiaalstaat 26 maandelijkse advertenties zou plaatsen in een door Moorman uitgegeven tijdschrift. Dit voor een prijs van 7 gulden per stuk.

In het contract was een beding opgenomen dat regelde dat Bureau Materiaalstaat bij niet betaling van een advertentie verplicht zou zijn om het (resterende) totaalbedrag voor alle advertenties in een keer te voldoen aan Moorman (zonder hierbij nog aanspraak te kunnen maken op plaatsing van de resterende advertenties). Met andere woorden: het recht op het plaatsen van de advertenties zou vervallen op grond van het contractuele beding.

Na de plaatsing van 13 advertenties was de betaling van 5 advertenties door Bureau Materiaalstaat uitgebleven, waardoor Moorman op grond van het contract betaling van de resterende advertenties vorderde. Bureau Materiaalstaat zou dan het volledige bedrag moeten betalen, maar de resterende advertenties zouden niet geplaatst worden.

De rechter oordeelde dat Bureau Materiaalstaat 35 gulden moest betalen voor de 5 geplaatst advertenties die nog niet waren betaald. De rest van de claim werd niet ontvankelijk verklaard. Immers, het beding zorgde er voor dat Moormans van zijn verplichting tot het plaatsen van de advertenties werd ontdaan terwijl Bureau Materiaalstaat juist vervroegd de resterende bedragen moest betalen. Volgens de rechter was dit in strijd met de goede zeden, nu er een wanverhouding ontstond tussen de wederzijdse presentaties. Hierna werd de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd.

Hoge Raad

De Hoge Raad casseert. De Hoge Raad stelt dat “de opvatting der Rechtbank, dat het aan partijen niet vrijstaat om het nadeel, dat die partij treffen zal, welke zich aan wanprestatie mocht schuldig maken, in dier vroege te regelen, dat de prestatie, waartoe haar wederpartij zich verbonden heeft, vervalt, doch haar eigen prestatie verschuldigd blijft en zelfs door vervroegde opeischbaarheid verzwaard wordt, in haar algemeenheid noch in de artikelen 1371 en 1373 BW, noch in enige andere wetsbepaling steun vindt, zodat het middel terecht die opvatting bestrijdt”.

De bewuste bevoordeling van een van de contractanten door de ander is toegestaan. Wel kunnen enkele bijzondere overeenkomsten met ongelijkwaardige prestaties maatschappelijk ontoelaatbaar zijn (bijv. een concurrentieverbod dat de arbeider onevenredig benadeelt of als er sprake is van bijvoorbeeld misleiding).

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.