Chahal v United Kingdom - Arrest

European court of human rights, Chahal v United Kingdom, (judgment - merits and just satisfaction) 15 november 1996, p.771-798

 

Feiten

I.c. ging het om een gezin die klaagde bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De vier leden van het gezin waren Sikhs. De vader was in 1971 het Verenigd Koninkrijk binnengekomen op zoek naar werk. Hij was illegaal en kreeg geen onbeperkt recht om te verblijven in dat land, maar hij kreeg wel verblijf zonder een vertrektermijn toegekend en mocht er werken. In 1975 liet hij zijn vrouw overkomen en samen kregen zij twee kinderen. Deze kinderen verkregen de Britse nationaliteit.

In 1990 werd de vader gearresteerd ten einde hem te kunnen uitzetten. Hij was, als leider van de Sikh gemeenschap, al meerdere keren gearresteerd. Men wilde hem het Verenigd Koninkrijk uitzetten ter bescherming van de nationale veiligheid en de internationale strijd tegen het terrorisme en daarom werd aan hem een intentieverklaring tot uitzetting overhandigd. De vader voerde aan dat terugkeer naar India ongewenst was, omdat hij gegronde vrees had voor vervolging en marteling in zijn geboorteland.

 

EHRM

Het Hof stelt dat als er substantiële gronden bestaan om te geloven dat de persoon die uitgezet wordt in een ander land inhumaan wordt behandeld, het gedrag van deze persoon niet in overweging genomen moet worden door de regering. Het Hof noemt het feit dat de situatie van de mensenrechten voor de Sikhs in India niet optimaal is en dat er nog steeds schendingen van de mensen rechten plaatsvinden. Bepaalde garanties die de Indiase regering zou hebben gegeven zou volgens het Hof onvoldoende zijn en het concludeerde daarom dat het besluit om Chahal uit te zetten een schending van artikel 3 EVRM (verbod op foltering) betrof.

Chanal had ook aangevoerd dat zijn detentie in strijd was met art. 5 lid 1 EVRM (recht op vrijheid en veiligheid) maar het Hof ging hier niet in mee. Het Hof oordeelde dat het Verenigd Koninkrijk volgens het Hof juiste gronden had om hem te arresteren.

Het Hof oordeelde dat er wel een schending van het vierde lid van het artikel had plaatsgevonden. Artikel 5 lid 4 EVRM betreft het recht van de burger om over de rechtsmatigheid van zijn of haar detentie te laten beslissen door de rechter. Het feit dat het Verenigd Koninkrijk aanvoerde dat er gegronde redenen bestonden om een herziening van de zaak niet te laten plaatsvinden, te weten de nationale veiligheid, was volgens het Hof onvoldoende. Immers, de nationale veiligheid kan niet uitsluiten dat Chahal zijn zaak ter herziening mag voorleggen.

 

Kern

Het Hof oordeelt dat de mate van aansprakelijkheid van een staat niet afhankelijk is van het gevaar dat de betrokkene voor de samenleving stelt maar wel van het risico dat hij loopt om behandeld te worden op en manier dat een schending zou uitmaken van artikel 3 EVRM. Voorts kan de nationale veiligheid niet een reden zijn om een herziening op detentie door de rechter te laten onderzoeken op rechtmatigheid (art. 5 lid 4 EVRM).

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.