Consten en Grundig (Cases 56 & 58/64) - Arrest

Consten en Grundig (HvJ 13-07-1966, Zaken 56 en 58/64)

Relevant artikel

Het artikel dat in dit arrest centraal staat is art. 101 VWEU.

Casus

Grundig had een overeenkomst gesloten met Consten. In deze overeenkomst was bepaald dat Consten het alleenrecht kreeg Grundig-producten in te voeren in Frankrijk. Ook werd er bepaald dat het Consten verboden was de Grundig-producten naar andere landen van de gemeenschappelijke markt uit te voeren. De vraag was nu of dit een beperking van de mededinging was die onder art. 101 VWEU viel.

Rechtsvraag

Kan mededinging alleen worden vervalst door overeenkomsten gesloten tussen partijen in dezelfde productielaag?

HvJ

Allereerst bepaalt het Hof, dat art. 101 VWEU zich ook uitstrekt tot overeenkomsten die de handel tussen een der partijen en een derde verhinderen of beperken. Er wordt dus niet alleen acht geslagen op de onderlinge relatie tussen partijen.

Vervolgens geeft het Hof het criterium om vast te stellen of er een beperking van de mededinging is. Een overeenkomst die direct of indirect, terstond dan wel potentieel de vrije handel tussen lidstaten op zodanige wijze kan beïnvloeden, dat de verwerkelijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke markt wordt geschaad, is te zien als een overeenkomst die valt onder art. 101 VWEU. Het maakt daarbij niet uit of de partijen zich in dezelfde laag van het productieproces bevinden. Gelijkheid van de positie van de partijen is dus niet vereist.

Een alleenverkoopovereenkomst kan, ook al is er geen sprake van misbruik van een machtspositie, er toe leiden dat de handel tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloedt en de concurrentie wordt beperkt of vervalst. Het is dan zaak om vast te stellen of een dergelijke overeenkomst de mededinging vervalst op grond van het hierboven genoemde criterium. Met deze concrete (op zich positieve) gevolgen hoeft geen rekening te worden gehouden als de overeenkomst ten doel heeft de concurrentie te verhinderen, te beperken of te vervalsen.

Leerstuk / conclusie

Mededinging kan niet alleen worden vervalst door overeenkomsten die haar tussen partijen beperken, maar ook door overeenkomsten die de concurrentie tussen een de partijen en derden verhinderen of beperken.

Noot

Alleenverkoopovereenkomst komt voor het Hof

Grundig, een Duitse elektronicafabrikant, sloot in 1957 een overeenkomst met het Franse bedrijf Consten. In deze overeenkomst werd afgesproken dat Consten als enige wederverkoper producten van Grundig op de Franse markt mocht brengen. Consten verkreeg dus absolute territoriale bescherming voor Grundig-producten. Op een gegeven moment begon een verkoper in Parijs ook Grundig-producten te verkopen voor een lagere prijs. Volgens de Europese Commissie was de alleenverkoopovereenkomst in strijd met artikel 85 lid 1 EEG-verdrag en kwam het daardoor niet voor een ontheffing in aanmerking. Tegenwoordig is dit beginsel vastgelegd in artikel 101 VWEU, wat ziet op het kartelverbod.

Verticale overeenkomsten en de toepasselijkheid van het kartelverbod

Het kartelverbod ziet niet enkel op overeenkomsten die de concurrentie tussen partijen verbieden, maar ook op overeenkomsten die de concurrentie tussen een van de partijen en derden beperken. Een van de elementaire doelstellingen van de Europese Unie is namelijk het tot stand brengen van een gemeenschappelijke markt. Horizontale overeenkomsten beperken voornamelijk de concurrentie tussen merken en verticale overeenkomsten beperken voornamelijk de concurrentie binnen een merk.

Interstatelijk effect

Dergelijke overeenkomsten kunnen de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Volgens het Hof moet worden vastgesteld of de overeenkomst direct of indirect, daadwerkelijk dan wel slechts potentieel, de vrije handel tussen de lidstaten kan beïnvloeden. Het moet dan geschieden op zodanige wijze dat de verwerkelijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke markt wordt geschaad.

Doelbeperking en effectbeperking

In dit arrest is het onderscheid aan de orde dat in artikel 101 VWEU wordt gemaakt tussen een overeenkomst die als doel heeft de mededinging te beperken en een overeenkomst die slechts dat effect of gevolg heeft. Wel moet ook bij het vaststellen van een doelbeperking de economische en juridische context in beschouwing worden genomen. Wanneer er geen sprake blijkt te zijn van een doelbeperking, dan moet worden onderzocht wat de situatie zou zijn zonder de overeenkomst.

Snijders merkte in 1967 op dat het voorschrift, dat de strekking van de overeenkomst moet worden bezien in de economische context, waarin de overeenkomst moet worden toegepast, moeilijk anders kan worden opgevat, dan dat men bij het onderzoek aspecten in aanmerking moet nemen die van belang zijn voor de te verwachten gevolgen van de overeenkomst. Of de overeenkomst tussen Consten en Grundig kan worden opgevat als een doelbeperking hangt volgens het Hof af van de economische context waarin het contract wordt toegepast.

Het fundament uit Consten en Grundig is wel aan verandering onderhevig. Deze verandering vindt zijn grondslag in de economisering van het mededingingsrecht. Het beoordelingsschema van Grundig blijft echter wel overeind. Het Hof stelt in het T-Mobile-arrest dat het kartelverbod niet uitsluitend is bedoeld om de rechtstreekse belangen van de concurrenten of van de consument te beschermen, maar om de structuur van de markt en daarmee de mededinging als zodanig veilig te stellen.

Van ontheffing naar uitzondering

Tot 1976 had de Commissie het alleenrecht tot het buiten toepassing verklaren van het verbod van artikel 85 lid 1 EEG. Dit ontheffingssysteem werd gewijzigd met de inwerkingtreding van Verordening 1/2003. Sinds de invoering van deze verordening ligt de bewijslast of aan de voorwaarden van de uitzonering van artikel 101 lid 3 VWEU is voldaan, echter duidelijk op de onderneming die zich daarop beroept. De bewijslast ligt dus niet langer bij de Commissie. Een van de gevolgen van de intrede van de rechtstreeks werkende uitzondering is dat ook nationale civiele rechters zich over de toepassing van de uitzondering een oordeel moeten vormen.

Zijn alleenverkoopovereenkomsten gunstig of ongunstig?

Binnen de juridische beoordeling van alleenverkoopovereenkomsten is er een invloed gaande van economische theorie waarin wordt gesteld dat dit type overeenkomsten ten gronde geen negatieve gevolgen hebben, soepeler is geworden. Voorwaarde voor toepassing van de groepsvrijstelling is net als in Grundig, echter nog steeds dat er geen absolute gebiedsbescherming mag zijn opgenomen. De positieve effecten van verticale overeenkomsten worden inmiddels erkend, maar hun positie is niet veranderd. Eerst moet er worden beoordeeld of er sprake is van een beperking, voordat er wordt gekeken naar de positieve effecten. Deze positieve effecten dienen ook door de ondernemingen zelf te worden beoordeeld.

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.