Covert shifting of attention in hospitalized children with early onset conduct disorder and borderline intellectual functioning - Van der Meere, Borger & Pirila - Artikel

Tussen de 5 en 10% van kinderen tussen de acht en zestien jaar heeft Conduct Disorder (CD). Dit is een stoornis die onder andere gekenmerkt wordt door agressie tegenover mensen en dieren, vernieling, misleiding en schending van regels. Er zijn heel veel factoren bekend die bijdragen aan het risico om CD te ontwikkelen. Een aantal voorbeelden zijn genetische factoren, een laag IQ, het mannelijke geslacht, aandachtsproblemen, angst, depressie, problemen in de familie, psychiatrische ziekten van familieleden en negatieve vriendschapsrelaties. Een significant gedeelte van de kinderen laten symptomen zien van een antisociale persoonlijkheidsstoornis in de volwassenheid, vooral jongens met vroeg begonnen CD en een beneden gemiddeld IQ. De cognitieve problemen van mensen met CD zijn voornamelijk lage intelligentie en slecht executief functioneren. Slechte responsinhibitie wordt gezien als een belangrijk onderdeel van storend gedrag. Daarom zou het zo kunnen zijn dat slechte inhibitie in plaats van een laag IQ voor een hoger risico op antisociaal gedrag in de volwassenheid zorgt. Een inhibitiefout op een Go/No-Go taak is het resultaat van complex cognitief falen. De patronen van inhibitiefouten kunnen worden onderzocht door middel van een Continue Prestatie Test A-not-X. Bij deze taak worden letters op een scherm getoond. De kinderen moeten reageren op de letter X als deze voorafgegaan wordt door de letter A (in 70% van de gevallen, zodat er een automatische neiging ontstaat om te reageren op de letter X). Kinderen met CD en Borderline Intellectual Functioning (BIF) maken meer A-not-X inhibitiefouten en meer X-alleen inhibitiefouten dan kinderen met alleen BIF.

Voor dit verschijnsel zijn een aantal verklaringen aangedragen:

  • De fouten die de kinderen met een dubbele diagnose maken laten zien dat ze reageren voordat ze nadenken en last hebben van inattentie.

  • De Dual Mechanisms of Control Theory (DMC) onderscheidt proactieve en reactieve controle. Proactieve controle wordt gedreven door de prikkel (de letter A). Reactieve controle wordt gedreven door de stimulus, ook wel de omgeving. A-not-X fouten en X-alleen fouten zijn voorbeelden van respectievelijk falen van proactieve en reactieve controle. Kinderen met de dubbele diagnose hebben tekorten in zowel extern bepaalde reactieve controle als intern bepaalde proactieve controle.

  • Kinderen met de dubbele diagnose reageren sterker op alle stimuli.

Het huidige onderzoek, zoals beschreven in dit artikel, richt zich op het eerste onderdeel van het proces van beslissen: visuele oriëntatie. Volgens Posner (1980) kan aandacht op twee manieren worden verplaatst: overt en covert. Een overte verplaatsing van aandacht is een automatische beweging van de ogen naar een nieuw object. Dit wordt in verband gebracht met het posterieure aandachtssysteem in de rechter superieure pariëtale cortex, de superieure colliculum in het middenbrein en de pulvinare nucleus van de thalamus. Een coverte verplaatsing van aandacht vindt plaats als de focus van aandacht verplaatst naar een perifeer of parafoveaal visueel gebied zonder een oogbeweging.

Dit proces is inspannend en bewust. Het wordt in verband gebracht met het anterieure aandachtssysteem in de anterieure cingulate, basale ganglia en frontaalkwabben. Het huidige onderzoek richt zich op coverte oriëntatie, omdat dat meer inspanning vereist. Een gebrek aan inspanning is een belangrijk onderdeel van storend gedrag. De visuele-spatiële coverte oriëntatie test beoordeelt deze coverte aandacht. De participant moet zich richten op een stip op het scherm, waarna een pijl wordt getoond. Deze pijl voorspelt de plek waar het go-signaal vertoond gaat worden (de letter X). In 80% van de gevallen is deze voorspelling correct, in 20% niet. De participant moet reageren op de letter X, waar de pijl ook maar naartoe wijst. Het verschil in reactietijd tussen een correcte en incorrecte voorspelling meet hoeveel tijd het kost om aandacht te verplaatsen. Het geeft dus een indicatie van het vermogen van het coverte oriëntatiesysteem. Daarnaast kan door middel van deze taak de functionele integriteit van de twee hemisferen worden bekeken.

Dertig jongens met een gemiddelde leeftijd van twaalf jaar en één maand werden onderzocht. Ze zijn gediagnosticeerd met BIF met vroeg ontstane CD. Daarnaast bleken er minstens drie antisociale gedragingen aanwezig te zijn. De groep met de dubbele diagnose reageerde sneller dan de controlegroep. Ze hadden ook het meeste voordeel van een correcte voorspelling. Responsen op stimuli in het linker visuele veld waren niet langer dan die in het rechter visuele veld. Deze resultaten laten dus een betere verplaatsing van aandacht zien bij kinderen met CD en BIF. Dit ondersteunt het algemene beeld dat kinderen met externaliserende stoornissen vaak sensatie zoeken. Er was geen verschil in hemisferen gevonden. Dit kan duiden op een onderontwikkeling van de lateralisatie van oriëntatie op twaalfjarige leeftijd. Het kan ook zo zijn dat de taak niet in staat is dit te meten. De voortreffelijke oriëntatie bleek niet beïnvloed te zijn door ADHD symptomen. In dit onderzoek werden weinig responsen gevonden voordat een stimulus te zien was (dus in de tijd tussen de voorspellende pijl en de letter X). In andere onderzoeken werd dit vaker gevonden. Dit zou kunnen zijn omdat er in andere onderzoeken gebruik werd gemaakt van auditieve cues. Ook kan een verschil in de soort van aandacht (endogeen tegenover exogeen) een verklaring zijn. De bevindingen ondersteunen het idee dat snelle verplaatsing van aandacht geassocieerd kan worden met impulsiviteit. Sommige eerdere onderzoeken vinden inhibitieproblemen, andere niet. Dit zou kunnen komen door een verschil in inhibitietaken. De hypothese die volgt uit de recente resultaten is de volgende: kinderen met CD en BIF hebben een responsstijl die gericht is op actie. Dit leidt tot meer inhibitiefouten als de taak een beslissing omvat vergeleken met een taak die alleen detectie inhoudt.

Het onderzoek heeft een aantal beperkingen:

  1. Er worden alleen jongens onderzocht.

  2. De kinderen komen allemaal uit een behandelingsomgeving.

De socio-economische status van de kinderen is niet meegenomen in de analyse.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.