CRvB 22 april 1997, JB 1997, 158 (Verlaging taxivergoeding) - Arrest

CRvB 22 april 1997, JB 1997, 158 (Verlaging taxivergoeding)

Casus

Eisers tot cassatie (CZGR c.s.) hebben bij exploot van 16 juni 2004 de Staat en Transvision in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd:

  • primair te bepalen dat gehandicapten zich bij voorzieningen voor bovenregionaal vervoer over een onbeperkt aantal kilometers per jaar met gebruikmaking van het Valyssysteem kunnen verplaatsen tegen een tarief van e 0,16 per kilometer, zulks onder de bepalingen dat de Staat en Transvision de gehandicapten daartoe in staat moeten stellen en dat de Staat dit aan Transvision moet vergoeden,

  • subsidiair de Staat op te dragen met CZGR c.s. in overleg te treden teneinde een systeem voor bovenregionaal vervoer voor gehandicapten tot stand te brengen waarin het gebruik van dat systeem niet is gebonden aan een kilometerbeperking en te bepalen dat in de periode gedurende welke zo'n systeem er nog niet is, een regeling conform de primaire vordering geldt,
    meer subsidiair de Staat op te dragen met CZGR c.s. in overleg te treden teneinde een systeem voor bovenregionaal vervoer tot stand te brengen waarin het gebruik van dat systeem niet is gebonden aan een kilometerbeperking.

Zowel door de voorzieningenrechter als in cassatie zijn de vorderingen van CZGR c.s. afgewezen, behalve dat het Hof anders oordeelt over de kostenveroordeling.

In cassatie kan van de volgende grondslag van de vorderingen worden uitgegaan.

  • de Staat handelt door de invoering van het Valyssysteem met een vervoertarief van e 0,16, dat hoger is dan het voor niet-gehandicapten geldende openbaarvervoertarief en duurder dan TraXX, met een kilometerlimiet (ook voor gehandicapten die niet met het openbaar vervoer kunnen reizen) en met een redelijkerwijze niet op te brengen tarief van e 1,25 in strijd met het gelijkheidsbeginsel (art. 1 Grondwet, art. 14 EVRM, art. 26 IVBPR en art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM), het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bewegingsvrijheid (art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM in verbinding met art. 14 EVRM, art. 2 Vierde Protocol bij het EVRM en art. 12 IVBPR) en het recht op het ongestoord genot van de eigendom (art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM in verbinding met art. 14 EVRM);

  • de overeenkomst tussen de Staat en Transvision bevat, waar het betreft de prestaties te leveren ten behoeve van de gehandicapten, derdenbedingen als bedoeld in art. 6:253 BW, waardoor de Valyspashouders op de voet van art. 6:254 BW partij zijn bij de overeenkomst. Ingevolge art. 6:248 lid 2 BW is de tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel van de limitering van het aantal te reizen kilometers per jaar tegen het tarief van ? 0,16 niet van toepassing, omdat deze regel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De overeenkomst moet daarom worden gelezen zonder de limitering.

Rechtsvraag

Is er, gezien de gevolgen van de vervanging van Traxx door Valys, sprake van een onrechtmatige overheidsdaad?

Hoge Raad

De overeenkomst die de Staat had gesloten met Traxx, was van tijdelijke aard. Er is geen overeenkomst gewijzigd of opgezegd. Dit is niet anders gezien de belangen van eisers in het licht van het EVRM. Art. 8 EVRM beschermt het prive-, familie- en gezinsleven. In rechtsoverweging 3.5.3.1 stelt de Hoge Raad: "Vooropgesteld moet worden dat het van belang is of het hof bij de beoordeling van de voornamelijk op grond van art. 8 EVRM gevorderde voorzieningen heeft onderzocht of sprake is van schending van een negatieve verplichting van de Staat zich van inbreuken op het betrokken grondrecht te onthouden, dan wel van schending van een positieve verplichting van de Staat aan de (verdere) verwerkelijking van het in het geding zijnde grondrecht bij te dragen. In het eerste geval wordt de toelaatbaarheid van een mogelijke inmenging door enig openbaar gezag beoordeeld aan de hand van de criteria, opgesomd in art. 8 lid 2 EVRM. In het tweede geval wordt het toetsingskader bepaald door de op basis van art. 8 EVRM door het EHRM ontwikkelde "fair balance"-test, waarbij met name nagegaan dient te worden of er een redelijk evenwicht is gevonden tussen het algemeen belang en het belang van het individu." Voor wat betreft het eerste geval: het Hof heeft niet onjuist geoordeeld door bij deze vraag uit te gaan van het recht op gelijke behandeling, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het respect voor het prive- en gezinsleven en de bewegingsvrijheid. Het tweede oordeel kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet in cassatie worden getoetst.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.