De verjaring voorbij - Verstijlen - 2018 - Artikel


Artikel 3:105 BW

Het eerste lid van dit artikel zorgt ervoor dat een dief door verjaring eigenaar kan worden. De wetgever heeft dit gevolg aanvaard, maar de Hoge Raad heeft in het arrest Gemeente Heusden/M. c.s. de gevolgen enigszins willen beperken.

Gemeente Heusden/M. c.s.

In dit arrest had M. een stuk bosgrond van 400m² van de gemeente 'gestolen' door het hek van zijn perceel ook daaromheen te plaatsen. Er worden boomhutten gebouwd, een jeu-de-boulesbaan aangelegd en een houtopslag gemaakt. Na in elk geval 20 jaren, de precieze datum is onduidelijk, stelt de gemeente dat zij weer over de grond wil beschikken, waarop M. zich op verjaring beroept.

M. wordt in het gelijk gesteld op grond van art. 3:105 BW. Opmerkelijk aan dit arrest is dat de Hoge Raad vervolgens de onrechtmatigedaadsvordering benoemt. De Hoge Raad stelt hiermee de weg open dat de oorspronkelijke eigenaar, die zijn bezit verliest op grond van art. 3:105 BW, middels schadevergoeding in nature haar eigendom weer terug kan krijgen. Kort gezegd: de dief krijgt het eigendom door verjaring, maar zou het direct weer in moeten leveren vanwege de onrechtmatigedaadsvordering.

Wetgever

Het beëindigen van bezit is geregeld in art. 3:306 jo 3:314 lid 2 BW. De wetgever vond het echter onwenselijk dat de eigenaar de zaak niet meer zou kunnen opvorderen, terwijl de bezitter (bij gebrek aan goede trouw) nooit eigenaar kan worden. Daarom werd art. 3:105 BW ingevoerd. De Hoge Raad vond het echter problematisch dat art. 3:105 BW geen ruimte laat voor een belangenafweging; een belangenafweging die echter in art. 3:306 jo 3:314 lid 2 BW al wel gedaan is. De wetgever wilde namelijk na 20 jaren aan alle vorderingen een einde maken, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen goedenrechtelijke (revindicatie) en verbintenisrechtelijke (onrechtmatige daad) vorderingen. De wetgever wilde dat het recht zich na verloop van tijd bij de feiten aansluit.

Gewezen kan ook nog worden op art. 3:312 BW; ook hieruit blijkt dat de wetgever met het verjaringsrecht in gedachten had dat er geen onrechtmatigedaadsvordering meer open staat. De wetgever heeft dus de onrechtmatigedaadsvordering willen voorkomen, maar de Hoge Raad opent deze mogelijkheid weer met dit arrest.

Hoe kan er ontkomen worden aan deze conclusie?

  • Artikel 3:105 BW als een losse schadeveroorzakende gebeurtenis te zien. Dit werkt niet, omdat er niet na 20 jaar (de verjaringstermijn) ineens een onrechtmatige daad gepleegd wordt. Het onrecht is de inbezitneming en houding van de zaak; het eigendomsverlies is hier slechts het gevolg van.

  • Het erbij betrekken van art. 3:306 jo. 3:314 BW. Het toepassen van deze bepalingen is een voorwaarde voor art. 3:105 BW. Het eigendomsrecht dat verloren gaat op grond van art. 3:105 BW, is door werking van art. 3:314 BW een machteloos eigendomsrecht geworden: het kan niet worden afgedwongen/uitgeoefend.

Rechtsvinding?

De wetgever laat dus weinig ruimte voor onrechtmatigedaadsvorderingen, maar de Hoge Raad neemt die ruimte wel; met het oog op de onvrede die art. 3:105 BW opwekt. Verstijlen is van mening dat de Hoge Raad hier een correctie geeft op hetgeen de wetgever heeft gecreëerd; de rechtsvormende taak van de Hoge Raad. De vraag is alleen of de Hoge Raad met deze uitspraak het systeem van de verjaring niet teveel geweld aandoet.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.