Feiten

De gemeente Amsterdam streeft ernaar haar personeel een afspiegeling te laten zijn van de beroepsbevolking in de regio. Eén van de gemeentelijke diensten wil in het bijzonder 'mensen die hun herkomst hebben in een land met een islamitische signatuur' oproepen om te solliciteren. De dienst vraagt de Commissie te oordelen over de wijze waarop deze dienst invulling geeft aan het streven naar meer diversiteit.

De dienst heeft een concept-actieplan opgesteld in het kader van zijn streven naar diversiteit. Volgens het concept-actieplan wil het management van de dienst zich de eerste twee jaar voor wat betreft nieuw aan te trekken personeel richten op mensen "die hun herkomst hebben in een land met een islamitische achtergrond". Redenen om voor deze doelgroep te kiezen zijn de binnen de dienst geconstateerde ondervertegenwoordiging van de groep en de veronderstelling dat leden van deze groep, extra obstakels ondervinden bij de toegang tot de arbeidsmarkt.

College

De AWGB bevat geen uitzondering voor voorkeursbeleid op grond van geloof, maar dat is ook niet aan de orde, nu het de dienst gaat om culturele achtergrond, en niet om geloofsovertuiging als zodanig. Een aantal aspecten in het voorgenomen beleid vraagt bijzondere aandacht vanuit het perspectief van de gelijkebehandelingswetgeving: de afbakening van de doelgroep, het voorkeursbeleid, het wervingsbeleid en het beleid inzake stages en leertrajecten.

De gemeente wil zich vooreerst richten op "mensen die hun herkomst hebben in een land met een islamitische achtergrond". Het wil niet speciaal moslims aantrekken, maar meer in het algemeen mensen die afkomstig zijn uit een islamitisch land, omdat juist mensen veel last hebben van discriminatie.

De Commissie constateert dat verzoeker geen voorkeursbeleid op grond van een islamitische geloofsovertuiging beoogt. Daarmee komt het beleid niet in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving. Voor het voeren van een voorkeursbeleid moet in ieder geval worden gekeken naar de achterstand van de groep die onderwerp is van het voorkeursbeleid, of de regeling waarborgt dat sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling van alle kandidaten, en het onderscheid dient in redelijke verhouding te staan tot het doel. De voorkeursmaatregel moet kunnen worden gerechtvaardigd door de mate van achterstand.

Van belang is dat voor voorkeursbeleid dat geen betrekking heeft op toegang tot een specifieke vacature, maar meer gericht is op het creëren van gelijke kansen op toegang tot de arbeidsmarkt, een minder strenge toets geldt. Dat neemt niet weg dat het afspreken van een quota, een erg zware maatregel is die op het eerste gezicht ook moeilijk te rechtvaardigen is.

Uiteindelijk komt het tot een tussenoordeel waarin de Commissie de dienst vraagt nader te onderzoeken in hoeverre zij kan voldoen aan de voorwaarden voor het voeren van voorkeursbeleid. De Commissie vraagt aan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om zijn beleidsplan bij te stellen en daarbij in het bijzonder nader te onderzoeken op welke doelgroep hij zich in het bijzonder zou moeten richten, gegeven de achterstand van verschillende etnische en culturele minderheidsgroepen onder de Amsterdamse beroepsbevolking. Voorts moet het ook nader onderzoeken wat het beschikbare arbeidsaanbod is, rekening houdend met de benodigde kwalificaties voor functies en stageplaatsen waarop het beleidsplan van toepassing zou zijn. Ook dient de gemeente te onderzoeken welke maatregelen eerder zijn genomen om diversiteit te bevorderen en waarom deze al dan niet goed werkten.