EHRM 21 februari 1975, NJ 1976, 462 – Golder

Onderwerp

Toegang tot de rechter (artikel 6 lid 1 EVRM).

Casus

Golder zit een gevangenisstraf uit van 15 jaar. Op een avond breekt er een rel uit in de gevangenis. Golder wordt ten onrechte beschuldigd van participatie aan deze rel. Het incident wordt vervolgens vermeld in de stukken omtrent zijn gevangenisverblijf. Hij vermoedt dat hij door de onterechte beschuldiging de kans op voorwaardelijke vrijlating heeft misgelopen. Hij wil een advocaat, maar zijn eis wordt niet ingewilligd.

Rechtsvragen

• Houdt artikel 6 EVRM ook een recht op toegang tot de rechter in?
• Zo ja, zijn er dan inherente beperkingen bij de toepassing of uitoefening van artikel 6 EVRM als het gaat om een gevangene?

EHRM

Het Hof stelt dat het recht op toegang tot de rechter ingelezen kan worden in artikel 6 EVRM. Deze interpretatie geschiedt door het Hof door te kijken naar het Weens Verdragenverdrag, algemene rechtsbeginselen en ‘the object en purpose of the Convention’. Het zou volgens het Hof onbegrijpelijk zijn als artikel 6 EVRM wel allerlei procedurele rechten zou beschermen, maar niet het recht op toegang tot die rechterlijke procedure zou inhouden. Het Hof overweegt dat het recht op toegang tot de rechter echter niet absoluut is. Er is dus ruimte voor beperkingen. Het Hof beoordeelt slechts of de beperking in de huidige zaak een schending van het EVRM oplevert. In deze zaak oordeelt het Hof dat de beperking niet toegestaan was.

Leerstuk

Sinds 1975 wordt het recht op toegang tot de rechter ingelezen in artikel 6 EVRM. Het recht op toegang tot de rechter is onderdeel van ‘the right to a court’.