The experimental situation as a psychological problem - Rosenzweig - 1933 - Artikel


Problemen in experimenteel onderzoek

Het artikel ‘The Experimental Situation as a Psychological Problem’ van Saul Rosenzweig, gaat over de problemen die optreden bij experimenteren. Bij elk wetenschappelijk onderzoek zijn drie dingen aanwezig, bij scheikunde is dat A. het materiaal, B. de onderzoeker en C. een apparaat. In de ideale situatie zijn deze drie dingen allemaal onafhankelijk, maar bij psychologisch onderzoek is dit niet het geval. Bij psychologisch onderzoek is er een onderzoeker aanwezig, materiaal, maar ook een proefpersoon. Er treden drie problemen op met psychologisch onderzoek. Het eerste is bij introspectief onderzoek, waarbij de proefpersoon zijn eigen observeerder is. De proefpersoon is in deze situatie dus B want hij onderzoekt zichzelf, maar ook A omdat hij reageert op stimuli wanneer hij zichzelf onderzoekt. Het tweede probleem is met onderzoek waarbij de proefpersoon geacht wordt om zich natuurlijk te gedragen en vervolgens geobserveerd wordt door de onderzoeker. De proefpersoon wordt dan geacht A te zijn en te blijven, en zich vooral niet anders te gaan gedragen, maar vaak let de proefpersoon goed op wat hij doet en wordt hij dus ook B de onderzoeker. Het derde probleem van psychologisch onderzoek is dat de sociale omgeving van de proefpersoon altijd invloed heeft op zijn gedrag en zijn gedrag wordt dus ook beïnvloed door de aanwezigheid van de onderzoeker. Bij psychologisch onderzoek lopen de rollen dus door elkaar, iets wat bij scheikunde bijvoorbeeld niet kan gebeuren. De drie problemen zullen hieronder uitgebreid besproken worden.

Observatieprobleem

Bij introspectief onderzoek is het de bedoeling dat de proefpersoon A is, datgene wat onderzocht wordt. Het probleem is echter dat de proefpersoon niet alleen A is, omdat er allerlei dingen meespelen die een effect hebben op zijn gedrag. Al deze dingen samen vormen samen A, maar je bent alleen geïnteresseerd in de proefpersoon zelf. Daarnaast is het een probleem dat de proefpersoon niet alleen de rol van A vervult, maar ook de rol van B, de onderzoeker, vervult. Dit betekent dat hij dus ook zijn eigen gedrag observeert. De controle van introspectief onderzoek is dus maar heel laag, omdat je de proefpersoon moet vertrouwen op zijn observatie van zichzelf. Bij introspectief onderzoek treedt er dus al snel vertekening op, omdat de onderzoeker geen idee heeft of de proefpersoon de houding aanneemt die van hem verwacht wordt. Titchener noemde het stimulus-error, wanneer de proefpersoon de rol van A goed vervuld, maar dan faalt in zijn rol als B. Dit ontstaat omdat de proefpersoon zich niet beseft dat allerlei andere dingen om hem heen hem beïnvloeden, zoals de sterkte van de lampen en de kleuren van de muur. Deze error zou eventueel tegengegaan kunnen worden, wanneer een proefpersoon goed getraind wordt om zichzelf te observeren.

Motivatieprobleem

Het tweede probleem dat optreedt bij psychologisch onderzoek is het motivatieprobleem. Hierbij neemt de proefpersoon de rol van B aan, omdat hij zich bewust is van zijn gedrag en vaak zijn eigen motivaties meeneemt in het onderzoek. Op deze manier heeft de onderzoeker minder controle. Dit probleem ontstaat bij psychologisch onderzoek omdat proefpersonen hun eigen gedachten hebben en dus zelf ook psychologen zijn, een probleem die met scheikunde niet ontstaat, omdat daar A, het materiaal, uit bijvoorbeeld bepaalde stoffen bestaat. Het motivatieprobleem ontstaat doordat proefpersonen secundaire reacties hebben op stimuli, dit bestaat uit hun gedachten over het experiment, zoals ‘hij moet vast denken dat ik gek ben’. Deze secundaire reacties hebben een invloed op het experiment. De proefpersoon is dus geen passief object dat objectief bestudeerd kan worden, maar is zich vaak onbewust van al deze secundaire reacties. Deze vorm van vertekening heet mening-error en treedt dus op wanneer proefpersonen allerlei meningen vormen over het onderzoek en zich daardoor anders gedragen dan de onderzoeker wilde. Een voorbeeld van mening-error is dat proefpersonen na deelname van een onderzoek beweerden dat het lastig was om vragen over hun houding te beantwoorden, omdat ze het lastig vonden om onderscheid te maken tussen wat hun houding was en wat ze wilden dat hun houding was. Een kenmerk die een belangrijke rol speelt bij mening-error is trots. Mensen willen vaak niet laten zien dat het ze wel iets doet wanneer ze bijvoorbeeld een slechte score halen en doen daardoor alsof het ze niets kan schelen. Bovendien wijten ze hun slechte score dan aan allerlei aspecten van het onderzoek en niet aan zichzelf. Een ander kenmerk van mensen die een rol speelt bij mening-error is meegaandheid. Proefpersonen willen dan de onderzoeker tevreden stellen en handelen naar wat ze denken dat de onderzoeker van hen wil. Dit ontstaat vaak door de sociale aspecten in een experimentele situatie.

Probleem van persoonlijke invloed

Het derde en laatste probleem van psychologisch onderzoek houdt in dat de onderzoeker zelf van invloed is op zijn onderzoek. Omdat er een mens onderzocht wordt, is de sociale omgeving van belang en de onderzoeker beïnvloed deze sociale omgeving. Dit probleem treedt op bij introspectie, maar ook bij onderzoek naar gedrag. Allerlei aspecten van de onderzoeker kunnen het gedrag van de proefpersoon beïnvloeden, zoals geslacht en huidskleur. Deze vorm van vertekening wordt error door persoonlijke invloed genoemd. Dit kan tegengegaan worden door de onderzoeker niet bij het experiment aanwezig te laten zijn. Een andere vorm van error die optreedt door de aanwezigheid van de onderzoeker, is suggestie-error. Dit houdt in dat de onderzoeker ervoor zorgt, door kleine gedragingen of uitspraken, dat de motieven van de proefpersoon veranderen en er dus mening-error optreedt.

Oplossingen

Een oplossing om dit probleem tegen te gaan, is door de proefpersoon onwetend te houden. De onwetendheid van de proefpersoon verschilt per situatie. Zo kan de onderzoeker een situatie creëren waarbij de proefpersoon niet eens weet dat hij onderzocht wordt, dan is zijn onwetendheid het grootst. De onwetendheid is iets kleiner wanneer de proefpersoon weet dat hij onderzocht wordt, maar niet weet wat het doel is. Tenslotte is de onwetendheid het kleinst wanneer de proefpersoon weet dat hij onderzocht wordt en wat het doel is. De proefpersoon onwetend houden zou kunnen door jonge kinderen als proefpersoon te gebruiken. Ook zouden onderzoekers gebruik kunnen maken van stimuli die zo sterk zijn, dat je automatisch natuurlijk reageert. Een voorbeeld hiervan is pijn, waardoor de proefpersoon ondanks zijn motieven automatisch zich probeert terug te trekken van datgene dat pijn doet. Een derde manier is door de proefpersoon te observeren, zonder dat hij doorheeft dat hij geobserveerd wordt. De laatste manier is door de proefpersoon zo min mogelijk te vertellen over de ware aard van het experiment. Dit betekent dat je de proefpersoon dus niet inlicht over het onderzoek. Dit kan op verschillende manieren, waarvan misleiding er een is. Hierbij doe je net alsof je totaal iets anders onderzoekt, zodat de proefpersoon niet let op datgene wat je werkelijk onderzoekt.

Dit kan nog wel problemen opleveren, omdat de proefpersoon zijn gedrag even erg kan veranderen op basis van valse informatie, als op basis van ware informatie. Toch blijkt het beter te zijn om te liegen, dan om onduidelijk te doen en om het onderzoeksdoel heen te draaien. Wanneer je onduidelijke instructies geeft, weet je nooit precies met welke gedachtegang men het onderzoek maakt, dan heb je minder controle. Daarnaast zou je kunnen achterhalen hoeveel de proefpersoon weet, bijvoorbeeld door het hem eerlijk te vragen, zodat je hier rekening mee kunt houden. Tenslotte is het goed om de proefpersoon te vragen om tegen niemand te vertellen over wat hij heeft moeten doen tijdens het onderzoek.

De oplossing voor stimulus-error is het trainen van proefpersonen, maar de oplossing van mening-error is het onwetend houden van proefpersonen. Dit lijkt elkaar tegen te spreken, maar in de praktijk komen de twee soorten error in verschillende onderzoeken voor. Stimulus-error komt vooral voor bij introspectief onderzoek en mening-error komt vooral voor bij onderzoek naar gedrag. Zo stammen de verschillende onderzoektypen ook af van verschillende voorlopers. Onderzoek gericht op het begrijpen van de mens is de voorloper van introspectief onderzoek en onderzoek gericht op het functioneren van de mens en de biologie hierachter is de voorlopen van onderzoek naar gedrag.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Psychology Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.