Gedrag en psychologie - Chapter 1

De magie van gedrag

Net als goochelaars, zijn psychologen geïnteresseerd in processen die ons gedrag beïnvloeden, zoals perceptie.

Introductie

Frenologie is een discipline die populair is in de 18e eeuw, maar net als astrologie niet meer gezien wordt als wetenschap. Aanhangers van de frenologie stellen dat intelligentie onderzocht kan worden door de omvang van de schedel te meten en de vorm van de schedel te bekijken. De psychologie verschilt van de frenologie in de manier waarop de methode wordt gebruikt. Psychologie gebruikt namelijk verschillende vormen van onderzoek, zoals systematische observatie en analyse. Hoe dat ook wel wordt genoemd is de natuurwetenschappelijke methode. Het definiëren van psychologie is erg lastig. Verschillende psychologen richten zich op andere onderwerpen, zoals het gedrag van dieren, gevoelens, enzovoort. De methode die alle psychologen gebruiken is echter wetenschappelijk onderzoek.

De uitdaging van psychologie

Psychologen verschillen met natuurkundigen. Natuurkundigen bestuderen levenloze materie, terwijl psychologen de acties onderzoeken van levende wezens. Dit betekent dat psychologen met vier uitdagingen te maken hebben, die goed onderzoek kunnen bedreigen.

  1. Complexiteit: dit is een systeem dat ontstaat door interacterende eenheden (zoals neuronen in de hersenen) die resulteren in nieuwe patronen of fenomenen, die niet gevonden kunnen worden in individuele eenheden. Dit is erg complex, omdat er veel verschillende interacties zijn tussen veel verschillende eenheden.
  2. Zelfbewustzijn: dit is een eigenschap van individuen of andere levende organismen. Het gaat hierbij om het bewust observeren van het eigen gedrag. Veel psychologen hebben hun eigen gedrag als uitgangspunt genomen voor de theorieën. Echter, we zijn het er inmiddels over eens dat dit niet tot objectief onderzoek kan leiden.
  3. Reactiviteit: dit is dat levende organismen hun gedrag veranderen als ze onderzocht worden. Om te voorkomen dat dit het onderzoek beïnvloedt, moeten de psychologen ingewikkelde onderzoeksopzetten gebruiken.
  4. Causaliteit: dit is de studie over hoe omstandigheden of acties kunnen leiden tot een specifieke reactie of een specifiek gevolg. Dit is lastig aan te tonen, want er zijn veel factoren die het gedrag beïnvloeden. Je kunt dus niet altijd zeggen dat iets ook echt de oorzaak is van een ander fenomeen.

Waarom verschillende benaderingen?

De complexiteit van gedrag betekent dat op dit moment niet één theorie effectief alle aspecten van gedrag kan uitleggen. Daarnaast worden er als respons op de complexiteit nieuwe theorieën gevormd, maar ook als gevolg van de persoonlijke en culturele blik op de wereld. De ontwikkeling van een theorie is dus niet alleen afhankelijk van de aanwezige data, maar ook van persoonlijke factoren.

Perceptie en ervaring

Het idee dat we dingen zien zoals ze zijn, wordt naive realism genoemd. Perceptie is echter een actief proces van selectie, organisatie en interpretatie van informatie over de wereld. Het eerste proces van selectie is selectieve aandacht. Selectieve aandacht is het perceptuele proces van selectief focussen op specifieke elementen van een stimulus. Een voorbeeld hiervan is dat we geluiden en stemmen om ons heen niet meekrijgen als we een gesprek voeren.

Perceptie wordt bepaald door externe stimuli, gefilterd door selectieve aandacht. Dit wordt bottom up processing genoemd. Aan de andere kant beïnvloeden ook interne factoren, zoals ervaringen, de perceptie. Dit noemt men top-down processing.

Sommige visuele stimuli of elementen kunnen verschillend worden geïnterpreteerd. Dit komt door de context. Deze elementen worden ook wel ambiguous figures genoemd. Deze dubbelzinnige figuren lijken weinig te maken te hebben met de alledaagse ervaringen, maar deze figuren benadrukken de processen die onderdeel zijn van alle waarnemingen. Als iemand bijvoorbeeld iets tegen je zegt in een drukke omgeving, vul je zelf de woorden in die je niet goed verstaat door naar de context te kijken. De theorie dat perceptie een actief en een creatief proces is, wordt de Gestalt theorie genoemd.

De Gestalt theorie heeft meerdere principes:

  1. Similarity (gelijkenis): perceptuele organisatie, dus items bij elkaar groeperen als ze gelijk zijn.
  2. Proximity (nabijheid): items groeperen als ze dicht bij elkaar staan.
  3. Closure (sluiting): de neiging om incomplete patronen aan te vullen om een samenhangend geheel te vormen. Dit principe laat duidelijk zien dat de Gestalt theorie interpretatie belangrijk vindt bij perceptie.

De interpretaties die wij maken zijn zelden willekeurig, het reflecteert juist de manier waarop we onze voorgaande kennis en ervaringen hebben gestructureerd. Wanneer er steeds meer ervaringen bij komen en onze kennis groeit, vormen we meer complexe structuren. Deze structuren worden schemata genoemd. Schemata organiseren kennis, geloof en verwachting in ons hoofd en men gebruikt die onbewust om waarnemingen te interpreteren. Zo kunnen ook stereotypen ontstaan.

Schemata beïnvloeden de manier waarop de wereld wordt waargenomen. Dat mensen andere schemata hebben kan geen kwaad, tenzij dit leidt tot incorrecte aannames. Stereotypen kunnen worden gezien als mentale schemata. Stereotypering kan leiden tot vooroordelen over anderen en kunnen ook een foutieve wereld schetsen en de realiteit vervalsen. Ondanks dat we niet bewust weten dat we schemata gebruiken, zijn ze deel van onze perceptuele processen. Na verloop van tijd kunnen de schemata die we hebben gecreëerd vanuit onze ervaringen meer invloed hebben op onze percepties dan de realiteit.

Confirmation bias (bevestigingsvooroordeel) is een vorm van cognitieve uitsluiting gebaseerd op de neiging om informatie op te nemen die de verwachting bevestigt en tegenstrijdige informatie negeert. Hoe sterker het geloof, hoe groter de verdraaiing van de werkelijkheid. Dit betekent niet dat schemata ongewenst zijn, meestal helpen ze ons juist in het verbeteren van efficiëntie en nauwkeurigheid. Door de perceptuele processen te begrijpen, zijn we meer in staat om verschillende fouten te vermijden.

Perceptie en theorie

In het begin werd de vraag gesteld waarom er meerdere benaderingen waren. Het is nu duidelijk dat onderzoekers afhankelijk zijn van dezelfde perceptuele processen als andere mensen, met de daarbij behorende grenzen. De vraag is nu hoe deze perceptuele grenzen geleid hebben tot verschillende benaderingen.

Aangezien het niet mogelijk is voor een onderzoeker om alles te bestuderen, is er voor een onderzoek een zekere vorm van selectie nodig. De keuzes die gemaakt worden, zijn beïnvloed door de processen van perceptie. Dit boek is verdeeld in de vijf benaderingen en daarvan bespreken we in dit boek steeds de oorsprong, de belangrijkste personen die eraan meewerkten, en de aannames en methodes die de benadering karakteriseren. De benaderingen spreken elkaar op enkele punten tegen, maar dit is zo bij elke wetenschappelijke discipline.

Complementariteit is een concept ontwikkeld door natuurkundigen om beter om te kunnen gaan met het bestaan van twee modellen die beide nuttig zijn, maar niet samen kunnen gaan. Psychologen kunnen meerdere benaderingen gebruiken om gedrag nog beter te kunnen begrijpen. De verschillende benaderingen van de psychologie kunnen elkaar dus aanvullen. Elke benadering van de psychologie kan slechts een gedeeltelijk beeld geven van het hele subject.

De oorsprong van psychologie

Psychologie heeft geen specifieke datum waarop het is ontstaan. Psychologie is als wetenschap namelijk ontstaan op universiteiten, in laboratoria en door publieke erkenning. Psychologie is ontstaan in de drie laatste decennia van de 19e eeuw. Psychologie is voortgekomen uit twee tradities; filosofie en natuurwetenschappen. Filosofie was belangrijk, omdat men hierbij nadenkt over acties en motivaties. Daarnaast waren de natuurwetenschappen van belang, omdat deze wetenschap experimenteerde met causaliteit en ook met de evolutietheorie.

De twee hoofdgrondleggers van de psychologie zijn: Wilhelm Wundt en William James.

  • Wilhelm Wundt (1832-1920): Wundt heeft medicijnen gestudeerd, daarna ging hij werken onder de leiding van Johannes Müller. Müller heeft Wundt beïnvloed, want door hem had Wundt de studie van medicijnen achter zich gelaten en is verder gegaan in het onderzoek naar psychologische processen. Wundt heeft in zijn laatste studie theorieën gemaakt over de fysiologische aspecten van gedrag. Hij creëerde de experimentele psychologie. Door hem ontstonden er allerlei afdelingen psychologie op de universiteiten.
  • William James (1842-1910): James begon ook als een medicijnstudent. Op zijn 30e werd hij gevraagd om fysiologie op de universiteit te onderwijzen. Hij begon les te geven over de relatie tussen fysiologie en psychologie. Later gaf hij alleen nog les in psychologie. Henry Holt vroeg in die tijd aan James of hij een boek wilde schrijven over psychologie. Dit boek werd het best gelezen psychologieboek. Zelf vond hij het boek niet goed, en daardoor ging James zich meer richten op de filosofie. Met zijn analyses over basisproblemen heeft hij een basis opgesteld voor verder onderzoek. James vond het belangrijk om voorzichtig precieze observaties te doen en om juiste en goede vragen te stellen.

Wundt en James hebben beide een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van psychologie tot een discipline. Ze begonnen elk als medicijnenstudent en eindigden als een professor van filosofie.

Een verschil tussen Wundt en James is hun benadering van de studie naar gedrag en geest.

  1. De benadering van James is bekend geworden onder de naam functionalisme. Dit is een benadering van gedragswetenschappen die gebruik maakt van analyses van processen in het brein.
  2. De benadering van Wundt werd structuralisme genoemd. Structuralisme is een benadering dat de inhoud van de geest probeert te analyseren met behulp van introspectie.

Methodes voor het bestuderen van gedrag

De rol van de wetenschappelijke methode

Terwijl de 5 benaderingen van de psychologie allemaal verschillen in de methode die ze aanhangen, zijn de psychologen het wel eens met een aantal funderingen van psychologisch onderzoek:

  • Ten eerste is psychologie empirisch wat inhoudt dat het gebaseerd is op gedane observaties.
  • Ten tweede moeten deze observaties georganiseerd worden, ervan uitgaande dat categorisering leidt tot verklarende theorieën. Een gestructureerde set van principes wordt een theorie genoemd.

Een theorie geeft een samenhangende structuur voor gerelateerde observaties. Theorie en observaties zijn door twee cognitieve processen gelinkt aan elkaar.

  1. Inductie: dit is een proces van redeneren gebaseerd op het vormen van algemene beginselen van specifieke observaties. Het gaat dus van specifiek naar algemeen.
  2. Deductie: dit is het proces van het trekken van specifieke conclusies uit een set van algemene beginselen. Hierbij gaat het dus van algemeen naar specifiek.

Een voorbeeld van inductie en deductie: Freud geloofde dat agressie een drift is dat kan worden geuit in destructief gedrag. Dit is een algemeen beginsel. Hieruit volgt dat iemand een moord pleegt hij/zij dit doet omdat het een aangeboren drift is, wat een specifieke conclusie is. Een hypothese, een specifieke uitkomst of voorspelling afgeleid uit een theorie, komt voort uit deductie.

Introspectionisme en publieke observaties

Introspectionisme is het gedrag onderzoeken door je eigen gedrag te analyseren. Het is een twijfelachtige techniek, de methode kan namelijk niet de goede antwoorden geven. Een andere zwakte van introspectionisme komt voort uit het gebruik van privé ervaringen als data.

Om de problemen van deze techniek te voorkomen, heeft psychologie de publieke technieken van observatie benadrukt. Deze technieken maken het mogelijk voor waarnemers om het eens te worden over wat er is gebeurd.

Sommige onderzoekers stellen ook de eis voor publieke observaties aan hoe de concepten worden gedefinieerd. Dit wordt operationeel definiëren genoemd. Anders geformuleerd betekent operationeel definiëren dat de betekenis wordt bepaald door de processen of waarneembare gebeurtenissen die meetbaar zijn.

Maatregelen van gedrag, onderzoek setting en onderzoeksmethodes

Gedrag kan op twee manieren onderzocht worden:

  1. Self-report (zelfrapportage): een methode van dataverzameling door individuen te vragen hun eigen gedrag te beschrijven. Dit kan met interviews, enquêtes en psychologische testen. Think-aloud-protocol is een transcriptie van commentaren gemaakt wanneer een individu gevraagd wordt om zijn gedachten en gedrag te beschrijven.
  2. Directe observatie: een observatietechniek waarbij directe observatie van gedrag door de onderzoeker wordt gedaan. Er is dus een onderzoeker die waarneemt zonder dat dit wordt beïnvloed door de participant. Deze techniek is een stuk neutraler dan de andere methode en is makkelijker te verifiëren, omdat er meerdere onderzoekers kunnen worden ingezet. Directe observatie wordt vooral gebruikt bij experimenten.

Een onderzoeker moet een keuze maken tussen zelfrapportage en directe observatie. Ook moet een onderzoeker beslissen in welke omgeving hij zijn onderzoek uitvoert. Er kan onderzoek worden gedaan in een laboratorium of in het echt. De keuze van setting is nauw verbonden met de onderzoeksmethode. Er zijn drie soorten methodes, later in het hoofdstuk worden ze uitgebreider uitgelegd:

  • Experiment: is een procedure waarbij de onderzoeker systematisch varieert met de factoren om zo te kunnen zien wat het effect is van de veranderingen.
  • Non-experiment: wordt soms ook beschrijvende methode genoemd. Non-experimenten hebben geen directe controle op de factoren in tegenstelling tot het experiment.
  • Quasi-experiment: zijn gelijk aan experimenten, alleen bevatten ze niet hetzelfde niveau van controle. Deze methode wordt vaak gebruikt bij onderzoeken waarbij de kenmerken niet kunnen worden gemanipuleerd, bijvoorbeeld geslacht of leeftijd.

Non-experimentele methodes: interviews en surveys

Interview is een methode voor het verzamelen van data waarbij de onderzoeker aan een individu vragen stelt. Deze methode kan gestructureerd zijn, maar ook ongestructureerd. De respons van de geïnterviewde is self-report data, omdat de persoon zijn eigen gedrag beschrijft.

Survey (enquête) is een techniek om de attitudes van vele individuen te bepalen door een aantal vooraf geplande vragen te stellen. Cultuur is een van de vele factoren die de antwoorden van de individuen beïnvloedt. Een enquete kan fixed-alternative zijn (er zijn een aantal antwoorden om uit te kiezen) of open-ended (open vragen). In het geval van open vragen ligt het gevaar van bias op de loer. Bias is een systematische verstoring van de resultaten door verwachting van de onderzoeker. Ook kost het veel tijd om de resultaten van dit soort enquetes te verwerken.

Surveys en sampling procedures

Om te kunnen begrijpen waarom grote aantallen proefpersonen niet altijd leiden tot betrouwbare resultaten moeten we kijken naar twee concepten. Ten eerste populatie: onderzoekspopulatie is de groep waarvan men de eigenschappen wil onderzoeken en waarvan de steekproef wordt getrokken. Ten tweede is de sample (steekproef) relevant. Dat is de groep uit de onderzoekspopulatie die daadwerkelijk wordt onderzocht. Het doel van de steekproef is om zo representatief mogelijk te zijn.

Beperkingen van self-report

Procedures van self-report, zoals interviews en vragenlijsten, zijn belangrijke meetmethodes voor gedrag, maar ze zorgen ook voor problemen. Hoe nauwkeurig is self-report van gedrag namelijk? Individuen zijn niet altijd duidelijk over hun eigen gedrag, door bijvoorbeeld vermindering van aandacht, geheugenverlies of ander factoren. Ook kunnen individuen liegen tegen de onderzoeker, om zo een gunstigere indruk achter te laten. Sommige problemen kunnen tegenwoordig verholpen worden door experience sampling methods (ESM), technologie die gedachten en gevoelens naar boven kan halen.

Naturalistische observatie en onopvallende metingen

Naturalistische observatie is een onderzoeksmethode dat gebaseerd is op observatie in de natuurlijke omgeving zonder in te grijpen in de condities. Deze methode heeft ook een aantal nadelen. Reactiviteit is een van de nadelen, want mensen gedragen zich anders als ze weten dat ze worden bekeken en worden onderzocht.

Een andere variatie van observatie is participerende observatie. Participerende observatie is een niet-experimentele onderzoeksmethode, waarbij de onderzoeker deel van de onderzochte groep wordt.

Om reactiviteit te voorkomen gebruiken sommige onderzoekers onopvallende metingen (unobtrusive measures). Dit is een indirecte meetmethode, waarbij het gedrag niet wordt verstoord.

Case studies

Een case study is een gedetailleerde beschrijving van een individu, meestal wordt dit gebruikt om informatie van de geschiedenis van het individu te achterhalen en om te helpen het gedrag van het individu te interpreteren.

Case studies hebben beperkingen. De grootste beperking is representativiteit, want een case study gaat over een individu en is dus moeilijk te generaliseren naar een grotere populatie. De tweede beperking is dat er geen duidelijke conclusie getrokken kan worden over de oorzaak van de huidige situatie van de patient, de behandelaar was er namelijk niet bij voordat de patient hulp zocht.

Correlaties en niet-experimentele onderzoeken

De meeste case studies zijn niet-experimentele, beschrijvende vormen van onderzoek. Het doel van een case study is het verkrijgen van een nauwkeurige beschrijving van gedrag. Gedetailleerde beschrijvingen zijn belangrijk maar kunnen geen conclusies geven over waarom gedrag voorkomt, een onderzoeker zou naar patronen kunnen kijken die verschillende aspecten van gedrag verbinden.

  • Een variabele is een eigenschap die kan variëren, zoals leeftijd.
  • Correlatie is een geobserveerde relatie tussen twee variabelen. Correlatie methodes worden gebruikt om relaties tussen factoren te identificeren.
  • Correlatie coëfficiënt is een maat van de relatie tussen twee variabelen. Een positieve relatie ligt tussen 0.0 en +1.0, een negatieve relatie ligt tussen de -1.0 en 0.0.
  • Illusionaire correlatie: is een relatie die lijkt te bestaan, maar niet bestaat.

Een belangrijk punt is dat correlatie niet oorzakelijkheid (causaliteit) impliceert. Ook kunnen correlaties niet zeggen waarom een geobserveerd patroon ontstaat, alleen dat het bestaat. Verder onderzoek is nodig om de herkomst te vinden. Over het algemeen is één van de drie onderstaande mogelijke verklaringen van toepassing:

  1. Eén variabele veroorzaakt verandering in de andere variabelen.
  2. Een derde factor komt voor bij beide variabelen.
  3. Het geobserveerde patroon is toevallig ontstaan.

Experimenten

Alle methodes die tot nu toe zijn besproken, van interviews tot natuurlijke observatie, hebben dezelfde beperkingen: ze kunnen allemaal geen antwoord geven op vragen over de oorzaken van gedrag. Gedrag is complex en niet-experimentele methodes kunnen de vele mogelijke invloeden op gedrag niet beoordelen.

Een experiment is een onderzoeksopzet, waarbij de onderzoeker gebruik maakt van een gecontroleerde situatie en waarbij er één of meerdere factoren worden gemanipuleerd (onafhankelijke variabelen) om hun effect vast te stellen op één of meerdere metingen van gedrag (afhankelijke variabelen). Een oorzaak-gevolg relatie (causaliteit) kan wel geconcludeerd worden uit een experiment.

Een field-experiment is een experiment in een gewone omgeving. Het is hierbij lastig om condities consistent te houden, zonder de participanten te laten merken dat er een experiment aan de gang is.

In elk experiment begint de onderzoeker met een hypothese, een statement die een relatie beschrijft tussen twee verschillende variabelen. In een experiment wordt vaak gewerkt met een onafhankelijke variabele (X), gecontroleerd door de onderzoeker en een afhankelijke variabele (Y).

De twee typen variabelen zijn onafhankelijke en afhankelijke variabelen:

  • Onafhankelijke variabele: een variabele in een experiment die systematisch wordt afgewisseld door de onderzoeker om te zien wat voor effect het heeft op het gedrag.
  • Afhankelijke variabele: de variabele die wel of niet verandert door de onafhankelijke variabele(n).

Externe validiteit: of de resultaten ook gegeneraliseerd kunnen worden naar andere personen en situaties.

Gesuggereerd wordt dat bystander apathy (het feit dat omstanders vaak niet ingrijpen) niet om apathie gaat, maar om een sociaal proces. Wat is echter een sociaal proces en wat is de aard van deze processen? Hiervoor zijn twee mogelijkheden:

  1. Verspreiding van verantwoordelijkheid: het verminderde gevoel van verantwoordelijkheid als er anderen zijn.
  2. Sociale invloed: betekent hoe anderen ons gedrag beinvloeden.

Quasi-experiment

Hoewel het experiment een krachtig gereedschap is om de aard van gedrag te onderzoeken, is het niet altijd mogelijk om een experiment uit te voeren door praktische en ethische redenen. Om te kunnen handelen in deze situaties gebruiken onderzoekers een quasi-experiment. Dit is een onderzoeksopzet waarbij participanten worden toegewezen in groepen op basis van variabelen die niet gemanipuleerd kunnen worden door de onderzoeker, denk hierbij aan leeftijd, geslacht, lengte. De groepen zijn dus niet willekeurig gekozen, maar op basis van kenmerken van de participanten.

Vaak worden meerdere onderzoeksmethoden gekozen om elkaar aan te vullen, bijvoorbeeld eerst de self-report methode aangevuld met een quasi-experiment. Dit wordt mixed-method research genoemd.

Ethiek in psychologische onderzoeken

Bij psychologisch onderzoek moet vaak rekening gehouden worden met ethische codes om psychologische schade te voorkomen. Het onderzoek van Milgram in 1963 is een goed voorbeeld waarvan er nu gezegd zou worden dat het onethisch is. Het onderzoek ging over gehoorzaamheid naar autoriteit en dat men de neiging heeft om te handelen in overeenstemming met de instructies van autoriteit, ook als dit in strijd is met iemands eigen neigingen. In dit onderzoek werden mensen gevraagd elektrische schokken te ondergaan en vanwege de autoriteit van de onderzoeker gingen ze hier heel ver in.

Debriefing is achteraf het echte doel van het onderzoek bekend te maken aan de participanten. Dit wordt vaak gezien als ethisch noodzakelijk. Bedrog van participanten wordt heel vaak gebruikt bij onderzoek, maar is in sommige gevallen ethisch niet geheel verantwoord. Jammer genoeg bestaat er over dit onderwerp geen overeenstemming.

Conclusie

In dit deel is er gekeken naar de aard van psychologie en naar de geschiedenis van psychologie als een discipline. In dit proces hebben zich twee basisthema's voorgedaan.

  1. Ten eerste is psychologie een menselijke streven en het proces van het begrijpen van gedrag wordt beïnvloedt door het perceptuele proces dat wordt gebruikt bij het interpreteren van al onze ervaringen.
  2. Ten tweede wordt psychologie geconfronteerd met specifieke uitdagingen bij het onderzoeken van gedrag.

Kort samengevat:

  • Psychologie wordt gedefinieerd als het wetenschappelijk onderzoek naar gedrag. Met gedrag worden waarneembare response en/of innerlijke ervaringen bedoeld. Het is wetenschappelijk, omdat het is gebaseerd op de systematische observatie methode en op de analyses die deel uitmaken van de wetenschap.
  • De taak van het begrijpen van gedrag kan worden gerelateerd aan perceptie. Perceptie is een actief proces van selectie en interpretatie van informatie voorzien van verstand. Psychologen moeten beslissingen maken welke aspecten ze willen onderzoeken en welke methode ze willen gebruiken.
  • De beslissingen die de psychologen moeten maken, worden gereflecteerd in de verschillende benaderingen van psychologie.
  • Psychologie heeft in twee disciplines haar oorsprong, filosofie en natuurwetenschappen. De invloed van de natuurwetenschappen is te zien in het werk van Wilhelm Wundt. De invloed van de filosofie is te zien in het werk van William James.
  • De vijf belangrijkste benaderingen van de psychologie zijn: de biologische, de behavioristische, de cognitieve, de psychodynamische en de humanistische benadering.
  • In de psychologie zijn er veel manieren van het verzamelen van observaties. De manieren variëren in de techniek van het meten (self-report of directe observatie), in de setting (in een laboratorium of in het veld) en in de onderzoeksmethode (experimenteel, niet experimenteel of semi-experimenteel)
  • Niet-experimentele technieken bevatten interviews, vragenlijsten, case studies, naturalistische observaties en het gebruik van onopvallende metingen. Niet-experimentele methoden bevatten correlaties.
  • Experimenten bevatten altijd systematische gevarieerde onafhankelijke variabelen om te kijken hoe de veranderingen het gedrag beïnvloedt.
  • Quasi-experimentele methoden worden gebruikt bij het onderzoeken van variabelen die niet direct kunnen worden gecontroleerd, zoals geslacht of leeftijd.
  • Een issue dat voorkomt bij alle psychologische onderzoeken zijn de ethische aspecten.
Voor toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Voor volledige toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Inloggen (als je al bij JoHo bent aangesloten)

   Aansluiten   (voor online toegang tot alle webpagina's)

 

Hoe het werkt

 

Aanmelden bij JoHo

 

 

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten