Getuige Piet Geus - Arrest

Getuige Piet Geus, HR 11-11-1947, NJ 1947, 126

Wetboek van Strafvordering, artt. 52, 152, 153, 158, 373 en 390
Wetboek van Strafrecht, art. 435 sub 4

Casus
Een fietser rijdt door een eenrichtingsweg in de verboden richting. Naast de fietser loopt een kennis van hem. Een politieagent wil de fietser staande houden, maar de fietser vlucht. De voetganger is dus een getuige. De politieagent houdt daarom de voetganger als getuige staande en vraagt hem naar zijn naam. De voetganger geeft hem een valse naam op, name­lijk Piet Geus.

Rechtsvraag
Is een opsporingsambtenaar bevoegd om een getuige naar diens naam (en adres etc.) te vragen?

Hoge Raad
Ja, want in de artikelen 152, 153 en 158 Sv wordt veronder­steld dat de opsporingsambtenaar de identiteit van mogelijke getui­gen zal vaststellen en hen -indien daartoe bereid- zal horen. Dat de opsporingsambtenaar de identiteit van mogelijke getuigen vaststelt, wordt ook verondersteld in artt. 373 en 390 Sv. De opsporingsambtenaar is dus op gelijke voet als met be­trekking tot verdachten in art. 52 Sv is be­paald, de getuige naar zijn naam etc. te vragen en hem daartoe staande te hou­den. Door het opgeven van een valse naam, heeft de getuige het strafbaar feit van art. 435 sub 3 Sr begaan.

Volgt verwerping van het beroep.

Conclusie van het Openbaar Ministerie
Ja. Er is weliswaar geen uitdrukkelijke wetsbepaling voor de bevoegdheid van de opsporingsambtenaar, maar die bevoegdheid blijkt wel voldoende uit de artikelen 373 en 390 Sv. Het is echter onjuist om deze bevoegdheid te zien als (direct) uit­vloeisel van de algemene opdracht van opsporingsambtenaren om strafbare feiten op te sporen.

Commentaar
De HR aanvaardt in dit arrest een strafvorderlijke be­voegdheid (mogen vragen naar de naam van een getuige) en een dwangmiddel (het mogen staande houden van een getuige) zonder dat daaraan een uitdrukke­lijke wetsbepaling ten grondslag ligt.

De vraag is in hoever­re dit in overeenstemming is met art. 1 Sv? Art. 1 Sv luidt: Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.

Het arrest moet in elk geval niet ruim worden uitgelegd.
a. op de vraag naar zijn naam hoeft een getuige geen antwoord te geven;
b. een getuige die geen antwoord geeft op zo’n vraag kan niet worden onderworpen aan maatregelen om zijn identiteit op andere wijze vast te stellen, maatregelen waaraan weigerachti­ge verdachten wél onderworpen kunnen worden (vingerafdruk, foto’s nemen, li­chaamsmaten opnemen, etc.), zie bijv. art. 61a Sv.  

Dit arrest is een toepassing van "cassatie in het belang der wet" (zie art. 456 Sv).

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.