HR 3 december 1993, LJN ZC117; NJ 1994/176  
Glebbeek/Dijkstra q.q.

De curator deed een voor de faillissementsdatum gesloten overeenkomst tot verkoop van het bedrijfspand van de gefailleerde gestand. Daarbij vroeg hij een boedelbijdrage van de koper, de eerste hypotheekhouder en de tweede hypotheekhouder (Glebbeek). De koper en de eerste hypotheekhouder verklaarden zich tot betaling van deze bijdrage bereid, Glebbeek stemde in de voorgenomen onderhandse verkoop, maar weigerde de verzochte boedelbijdrage te betalen.     

Hoge Raad:   
Niet de omstandigheid dat Glebbeek weigerde een boedelbijdrage te betalen – zulks stond hem vrij – maar het feit dat Glebbeek niet is overgegaan tot het uitoefenen van zijn rechten als separatist op grond van het bepaalde in artikel 57 Fw en vervolgens, zonder dat tussen hem en de curator over de verdeling van de opbrengst een regeling was getroffen, heeft ingestemd met een onderhandse verkoop door de curator, had tot gevolg dat hij het hem toekomende ontving via de uitdelingslijst en derhalve moest delen in de faillissementskosten.

Nu Glebbeek zich bewust was van zijn positie als separatist en heeft aangedrongen op en heeft ingestemd met een onderhandse verkoop van het pand, kon de curator het stellen van een nadere termijn als bedoeld in artikel 58 Fw achterwege laten.