Hoe kan intelligentie worden gemeten? - Chapter 9


Welke verschillende tests zijn er?

In hoofdstuk 1 werd al gezegd dat maximale prestatietests worden ingedeeld in prestatietests en begaafdheidstests. Simpelweg meten prestatietests de kennis van een student in een specifiek domein en meten begaafdheidstests kennis die een student in zijn totale leven heeft opgedaan. Om algemene intelligentie te meten zijn begaafdheidstests (“aptitude” tests) breder dan prestatietests. Tegenwoordig worden begaafdheidstests en intelligentietests door elkaar heen gebruikt, maar intelligentietests zijn niet de enige soort begaafdheidstests. Begaafdheidstests laten de cumulatieve impact van levenservaringen op vaardigheden zien. Begaafdheidsscores laten zien hoe goed een persoon op een specifiek moment in de tijd scoort op een bepaalde vaardigheid. Deze scores kunnen toekomstige prestaties voorspellen, maar deze voorspellingen zijn zeker niet perfect.

Veel testexperts zien zowel intelligentie- al begaafdheidstests als tests die de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden meten op een continuüm, en niet zozeer als twee aparte soorten tests. Dit continuüm laat de mate zien in hoeverre de gemeten vaardigheden afhankelijk is van de vaardigheden die we op school geleerd hebben. Links op het continuüm liggen de zeer specifieke tests en rechts op het continuüm liggen de zeer algemene tests. Extreem links zijn de tests te vinden die door leraren voor een klas gemaakt worden. Extreem rechts zijn de intelligentietests te vinden die non-verbaal en cross-cultureel worden gemeten. Algemene intelligentietests zijn de meest populaire en gebruikte tests in de psychologie.

Een korte geschiedenis

Het is moeilijk om een definitie te vinden voor intelligentie waar iedereen zich in kan vinden. De vaardigheden probleemoplossend vermogen, abstract redeneren en de vaardigheid om kennis te verwerven zijn in elke definitie wel te vinden, maar over verdere invulling van de definitie van intelligentie bestaat nog geen consensus. In het onderzoek naar intelligentie wordt een IQ score verkregen. Dit is de meest gebruikte operationele definitie van intelligentie in onderzoek.

Intelligentietests begonnen in school. Aan het begin van 1900 wilde Frankrijk leerprogramma’s ontwikkelen voor kinderen die niet over de cognitieve vaardigheden beschikten waar de meeste kinderen wel over beschikten. In 1905 werd de Binet-Simon schaal ontwikkeld op verzoek van de Franse overheid. De nadruk van deze schaal lag op verbale items, waarmee begrip, redenatie en korte-termijn geheugen kon worden gemeten. De Binet-Simon schaal werd een aantal keer herzien, waarna uiteindelijk de Stanford-Binet Intelligentie Schaal ontstond. De SB5 wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt, maar heeft aan populariteit moeten inleveren vanwege problemen en ontevredenheid met de herziene versies. IQ wordt in deze schaal op een ordinaal niveau gemeten. Het ontwikkelen van de SB5 zorgde ervoor dat meer testexperts hun eigen intelligentietests ontwikkelden. De ene test legde meer nadruk op verbale en kwantitatieve vaardigheden, terwijl de andere test meer nadruk legde op visuele en oplossend vermogen vaardigheden.

Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde vaardigheidstests zich in rap tempo in de Verenigde Staten. Het leger had een manier nodig om mensen als geschikt of ongeschikt in te delen. De begaafdheidstests “Army Alpha” (verbaal) en “Army Beta” (nonverbaal) resulteerde uiteindelijk in de Scholastic Assessment Test (SAT). De SAT geeft objectieve criteria voor het toekennen van plekken op onder andere scholen.

In de jaren ’30 ontwikkelde Wechsler een intelligentietest die verbale en non-verbale vaardigheden in dezelfde test mat. Voor deze tijd bestonden alleen tests die ofwel verbale ofwel non-verbale vaardigheden maten. Wechsler mat intelligentie op een interval schaal. Wechsler heeft versies ontwikkeld voor verschillende leeftijdsgroepen die na Wechsler’s dood meerdere keren zijn herzien. Wecshler’s intelligentietests zijn tegenwoordig de meest gebruikte intelligentietests.

Hoe worden begaafdheids- en intelligentietests op scholen gebruikt?

Intelligentie- en begaafdheidstests hebben verschillende toepassingen. Zo laten deze tests de zwakke en sterke kanten van een student zien. Studenten die laag scoren op deze tests hebben misschien een cognitieve stoornis. Verder kunnen intelligentie- en begaafdheidstests o.a. helpen in het selecteren van studenten voor moeilijkere schoolprogramma’s.

De discrepantie tussen begaafdheid en prestatie

De discrepantie tussen begaafdheid en prestatie vergelijkt de prestatie van een persoon op een begaafdheidstest met de prestatie op een prestatietest. Deze discrepantie kan leerproblemen aanduiden bij een persoon. Als de prestatiescores significant hoger zijn dan de begaafdheidsscores, suggereert dit dat de persoon moeite heeft met het oplossen van nieuwe problemen en het toepassen van vaardigheden in nieuwe situaties. Deze persoon kan profijt hebben van activiteiten die nadruk leggen op creativiteit en veralgemenisering. Als de prestatiescores significant lager zijn dan de begaafdheidsscores, kan dit op academische onderprestatie duiden. Te weinig motivatie of inadequate mogelijkheden om te leren zijn factoren die kunnen leiden tot academische onderprestatie. Ook kunnen medische factoren zoals een verminderd zicht en psychologische factoren zoals ADHD een rol spelen.

Maar wanneer is er sprake van een significante discrepantie tussen begaafdheid en prestatie? Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden prestatie- en begaafdheidstests gekoppeld of geconformeerd aan een gestandaardiseerde prestatietest. Hoewel veel gebruik wordt gemaakt van begaafdheid-prestatie vergelijkingen, zijn veel testexperts het hier niet mee eens. Zij stellen namelijk dat deze discrepantie vaak komt door meetfouten, verschillen in de gemeten inhoud en variaties in de attitude en motivatie van de student bij de verschillende tests. Hoewel de psychometrische problemen makkelijk(er) zijn op te lossen, kunnen de non-cognitieve factoren moeilijker gecontroleerd worden.

Respons op interventie (RTI)

Er ontstaat meer en meer kritiek op de afhankelijkheid van het begaafdheid-prestatie verschil om leerproblemen te diagnosticeren. De RTI is een betere manier om specifieke leerbelemmeringen te meten. Bij de RTI krijgen studenten eerst een algemene instructie over de test van hun leraar. Daarna wordt toezicht gehouden op de vooruitgang van de studenten. Degenen die niet reageren krijgen iets anders of meer van een leraar of iemand anders. Daarna wordt weer toezicht gehouden op de vooruitgang. Degenen die weer niet reageren krijgen speciale leerprogramma’s toegewezen. De RTI identificeert studenten met leerbelemmeringen eerder dan dat deze worden geïdentificeerd door de discrepantie tussen begaafdheid en prestatie. Verder maakt de RTI ook onderscheid tussen studenten met ware belemmeringen en studenten die de instructie simpelweg niet begrepen hebben.

Er bestaat discussie of de RTI gebruikt mag worden voor het vaststellen van diagnoses. Het is namelijk moeilijk om objectief vast te stellen hoe een persoon heeft gereageerd op een instructie. Verschillende methoden om een respons vast te stellen resulteren in de identificatie van verschillende leerproblemen. Het is belangrijk om hier voorzichtig mee om te gaan. Daarom wordt de RTI tegenwoordig alleen nog gebruikt om leesbelemmeringen bij studenten vast te stellen. Tegenwoordig kan RTI wel in combinatie met psychometrische metingen gebruikt worden, maar niet als zelfstandig meetinstrument, behalve in het geval van leesproblematiek.

Diagnose van mentale retardatie/intellectuele onbekwaamheid

Mentale retardatie wordt vooral gediagnosticeerd op scholen. Een IQ van tussen de 55 en 70 duidt op milde mentale retardatie. Milde mentale retardatie wordt soms pas duidelijk als een kind naar school gaat en moeite heeft met leren en contact maken met leeftijdsgenoten. Zwaardere vormen van mentale retardatie worden vaker rond de leeftijd van 5 á 6 jaar gediagnosticeerd. De diagnose van mentale retardatie kent drie voornaamste kenmerken:

  1. Een IQ score van minstens twee standaarddeviatie onder het gemiddelde
  2. Significante beperkingen in aangepast gedrag (waaronder communiceren met anderen, functioneren in een sociaal systeem)
  3. Bewijs dat dergelijke tekortkomingen aanwezig waren tijdens de ontwikkeling, dus voor het achttiende levensjaar.

Hoewel intelligentie dus niet de enige factor is die mentale retardatie bepaalt, moet de diagnose niet worden gesteld zonder dat een intelligentietest is afgenomen. De terminologie voor mentale retardatie wordt tegenwoordig herzien. Het is voorgesteld om mentale retardatie voortaan intellectuele onbekwaamheid te noemen.

Hoe worden begaafdheids- en intelligentietests in een klinische omgeving gebruikt?

Begaafdheids- en intelligentietests hebben meerdere toepassingen in een klinische omgeving. Zo kunnen de tests evalueren of een bepaalde vorm van psychologische interventie past bij een patiënt, hoe het herstel na een hersenoperatie verloopt en wat de juiste zorgprogramma’s zijn bij intellectuele afname. Intelligentietests kunnen ook worden gebruikt bij phenylketonuria. Bij deze stoornis is een phenylalanine-vrij dieet verplicht. Als niet aan het dieet wordt gehouden, kan intelligentie sterk afnemen. Door middel van herhaalde intelligentietests wordt in de gaten gehouden of intelligentie afneemt.

Wat zijn de grote begaafdheids- en intelligentietests?

Begaafdheids- en intelligentietests voor groepen

Groepstests worden vooral afgenomen in scholen, maar ook in andere grote instituties zoals gevangenissen en jeugdfaciliteiten. Hieronder worden enkele vaak gebruikte begaafdheids- en intelligentietests voor groepen genoemd:

  • De Tests of Cognitive Skills – Tweede editie (TCS/2) meet verbale, non-verbale en geheugenvaardigheden die belangrijk geacht worden in academisch succes.
  • De Primary Test of Cognitive Skills (PTCS) heeft vier subtests, namelijk Verbaal, Ruimtelijke Oriëntatie, Geheugen en Concepten.
  • De InView is de nieuwe versie van de PTCS en meet cognitieve vaardigheden op verbaal, non-verbaal en kwantitatief gebied.
  • De Otins-Lennon School Ability Test – Achtste editie (OLSAT-8) meet verbale en non-verbale processen die gerelateerd zijn aan schoolsucces. Voorbeelden van taken uit de OLSAT-8 zijn het definiëren en herinneren van woorden, het oplossen van wiskundige problemen en het groeperen van woorden.
  • De Cognitive Abilities Test (CogAT) meet ook verbale en non-verbale processen die gerelateerd zijn aan schoolsucces. Jongere kinderen krijgen echter andere subtests dan oudere kinderen.
  • College admission tests voorspellen de academische prestatie van een persoon. Toelatingen voor scholen in het hoger onderwijs worden bepaald aan de hand van college admission tests. Voorbeelden van college admission tests zijn de Scholastic Assessment Test (SAT) en American College Test (ACT). Voordat deze tests bestonden, was toelating tot veel scholen een subjectief proces waarbij status en achtergrond belangrijk was.

Begaafdheids- en intelligentietests voor individuen

Individuele tests worden vaak herzien, waardoor onderstaande lijst intussen al veranderd kan zijn. De informatie is echter gebaseerd op de meest recente informatie over de tests:

  • De Wechsler Intelligence Scale for Children – Vierde editie (WISC-IV) is de meest populaire individuele test voor intellectuele vaardigheden van kinderen. De WISC-IV wordt zowel op scholen als in klinische omgevingen toegepast. Wechsler schalen worden elke tien tot twaalf jaar herzien. Ze nemen ongeveer twee tot drie uur in beslag en kunnen worden gebruikt bij kinderen tussen de zes en zestien jaar. Er zijn totaal vijftien subtests, waaronder bijvoorbeeld Woord redenatie en Rekenen. De WISC-IV geeft vier scores, namelijk de Verbal Comprehension Index, Perceptual Reasoning Index, Working Memory Index en Processing Speed Index.Op basis van deze scores kan er veel gezegd worden over het intellect van een kind.
  • De Stanford-Binet Intelligence Scale – Vijfde editie (SB5) is een ander voorbeeld van een individuele test. De SB5 kan gebruikt worden door participanten van 2 tot 85 jaar oud. De SB5 bestaat uit tien subschalen, die gecombineerd worden in vijf scores. Deze vijf scores zijn Vloeiende redenatie, Kennis, Kwantitatieve redenatie, Visueel-Ruimtelijke verwerking en Werkgeheugen. Verder volgt uit de SB5 een IQ score. Het voordeel van de SB5 is dat het door een uitgebreidere scoringsschaal ook mogelijk is om IQ scores hoger dan 160 te berekenen.
  • De Woodcock-Johnson III Test of Cognitive Abilities (WJ III COG) is gebaseerd op de Cattell-Horn-Carroll (CHC) theorie van cognitieve vaardigheden en kan gebruikt worden bij individuen tussen de 2 en 90 jaar oud. Een unieke vaardigheid is dat de WJ III COG een heel breed spectrum aan vaardigheden representeert.
  • De Reynolds Intellectual Assessment Scales (RIAS) is relatief nieuw onder de intelligentietests. De RIAS kan worden gebruikt door participanten tussen de 3 en 94 jaar. De RIAS maakt het mogelijk om in een (relatief) heel korte periode – 20 tot 25 minuten – een betrouwbare en valide meting te krijgen van het IQ, waarin zowel de verbale als de non-verbale vaardigheden worden meegenomen. De meeste andere intelligentietests kosten meer tijd.

Hoe worden begaafdheids- of intelligentietests geselecteerd?

Ook voor het selecteren van een begaafdheids- of intelligentietest is het belangrijk om te kijken naar de manier waarop de informatie gebruikt gaat worden. Ook speelt de beschikbare tijd een rol. Verder vragen sommige situaties om een groepsafname, terwijl een individuele afname in een andere situatie meer geschikt is.

Voor toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Voor volledige toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Inloggen (als je al bij JoHo bent aangesloten)

   Aansluiten   (voor online toegang tot alle webpagina's)

 

Hoe het werkt

 

Aanmelden bij JoHo

 

 

JoHo: crossroads via de bundel

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten