TentamenTests bij Research Methods in Psychology: Evaluating a World of Information - Morling - 3e druk


Wat is de psychologische manier van denken? - TentamenTests 1

Open vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met een research consumer?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met een research producer?

Vraag 3

Plaats de volgende begrippen in de juiste volgorde: onderzoeksvraag – hypothesis – onderzoeksontwerp – theorie – data.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Iemand die in onderzoek toepast in het dagelijks leven of in zijn of haar carrière.

Vraag 2

Iemand die het onderzoeksproces faciliteert om meer kennis op de doen van een bepaald onderwerp.

Vraag 3

Theorie – onderzoeksvraag – onderzoeksontwerp – hypothesis – data.

Wat zijn bronnen van informatie in psychologisch onderzoek? - TentamenTests 2

 

Open vragen

Vraag 1

Is het boek ‘Handbook of Social Cognition’ bron een betrouwbare wetenschappelijke bron?

Vraag 2

Is een wetenschappelijk onderzoek door de BBC een betrouwbare wetenschappelijke bron?

Vraag 3

Is het tijdschrift 'Journal of Personality and Social Psychology' een betrouwbare wetenschappelijke bron?

Vraag 4

Is wetenschappelijk bewijs gevonden op Wikipedia een betrouwbare wetenschappelijke bron?

Vraag 5

Is wetenschappelijk bewijs door een oom die ooit psychologie gestudeerd heeft een betrouwbare wetenschappelijke bron?

Vraag 6

Vul de volgende woorden in op de goede plaats: Piet ontwerpt een onderzoek waarin hij de resultaten van __________ combineert en de omvang van alle gecombineerde resultaten berekend. Dit wordt __________ genoemd. Dit soort onderzoek kan de statistische resultaten van individuele onderzoeken combineren om __________ te identificeren. Dit type onderzoek maakt over het algemeen geen gebruik van __________.

Vraag 7

Plaats de delen van een wetenschappelijk artikel in de juiste volgorde. De gebruikte woorden zijn: discussie, resultaten, abstract, introductie, methode.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Ja

Vraag 2

Nee

Vraag 3

Ja

Vraag 4

Nee

Vraag 5

Nee

Vraag 6

Piet ontwerpt een onderzoek waarin hij de resultaten van empirische artikelen combineert en de omvang van alle gecombineerde resultaten berekend. Dit wordt meta analysis genoemd. Dit soort onderzoek kan de statistische resultaten van individuele onderzoeken combineren om effectgrootte te identificeren. Dit type onderzoek maakt over het algemeen geen gebruik van review artikelen.

Vraag 7

Abstract, introductie, methode, resultaten, discussie.

Wat zijn de onderzoeksinstrumenten voor consumenten? - TentamenTests 3

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Is de volgende stelling juist?

Stelling 1: oorzakelijke claims die gebruik maken van conditionele/experimentele taal zijn eigenlijk associatie claims.

Stelling 2: een frequentie claim hoeft geen getal te hebben.

  1. Stelling 1 is juist.
  2. Stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 2

Is de volgende stelling juist?

Stelling 1: Niet alle claims in de media zijn gebaseerd op onderzoek.

Stelling 2: Twee frequentie claims in dezelfde data set kunnen gecombineerd worden in een associatie claim.

  1. Stelling 1 is juist.
  2. Stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Open vragen

Vraag 1

Match elk operationele variabele met een conceptuele variabele.
Conceptueel: educatie, absenteïsme, vrolijkheid, pijn tolerantie, persuasiveness
Operationeel: aantal jaren op school, aantal sterke versus zwakke argumenten, aantal bijeenkomsten gemist per week, hoelang een hand in koud water gehouden kan worden, het aantal seconde dat iemand glimlacht per dag.

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met interne en externe validiteit?

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met statistische en construct validiteit?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Alleen stelling 2 is juist.

Vraag 2

A. Alleen stelling 1 is juist

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Educatie: aantal jaren op school.
Absenteïsme: aantal bijeenkomsten gemist per week
Vrolijkheid: het aantal seconde dat iemand glimlacht per dag.
Pijn tolerantie: hoelang een hand in koud water gehouden kan worden
Persuasiveness: aantal sterke versus zwakke argumenten

Vraag 2

Interne validiteit houdt in dat er geen alternatieve verklaringen zijn voor de relatie tussen twee variabelen. De relatie tussen twee variabelen is onvervalst. Een hoge mate van externe validiteit houdt in dat de resultaten van een onderzoek toegepast kunnen worden op de besproken populatie. De resultaten zijn generaliseerbaar.

Vraag 3

Statistische validiteit houdt in dat de getallen en de berekeningen gerapporteerd door de onderzoeker betrouwbaar zijn. Construct validiteit houdt in dat een variabele juist geoperationaliseerd is. De variabelen zijn op de juiste manier gemeten.

Wat zijn de ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek? - TentamenTests 4

 

Open vragen

Vraag 1

Het Belmort Report stelt dat er drie beginselen zijn. Noem deze drie.

Vraag 2

Vul de volgende woorden in op de goede plaats: de __________ heeft dezelfde ethische principes gesteld zoals eerder __________. Er zijn echter twee extra principes toegevoegd. Het eerste principe is __________. Dit heeft te maken met de relatie tussen psychologen en anderen. Het tweede principe is het principe van __________. Dit benadrukt de juiste en up-to-date practices.
De woorden zijn: justice, respect voor personen, integriteit, APA ethische principes, benefiece, Belmont Report, trouw en verantwoordelijkheid.

Vraag 3

Match de volgende begrippen met de juiste uitspraken.
Begrippen: reduction, refinement en replacement.
Uitspraak 1: procedures moeten een minimaal aantal proefdieren vereisen.
Uitspraak 2: onderzoekers moeten alternatieven vinden voor het gebruik van proefdieren.
Uitspraak 3: procedures moeten het dierenleed minimaliseren.

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met debriefing?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Beneficence, justice en respect voor personen

Vraag 2

De APA Ethical principles heeft dezelfde ethische principes gesteld zoals eerder in het Belmort Report. Er zijn echter twee extra principes toegevoegd. Het eerste principe is trouw en verantwoordelijkheid. Dit heeft te maken met de relatie tussen psychologen en anderen. Het tweede principe is het principe van integriteit. Dit benadrukt de juiste en up-to-date practices.

Vraag 3

Uitspraak 1: procedures moeten een minimaal aantal proefdieren vereisen - reduction
Uitspraak 2: onderzoekers moeten alternatieven vinden voor het gebruik van proefdieren - replacement
Uitspraak 3: procedures moeten het dierenleed minimaliseren – refinement

Vraag 4

Dit proces vindt plaats wanneer een onderzoek afgerond is en kan helpen bij het verlichten van mogelijke schade veroorzaakt door het onderzoek. Dit proces beschrijft het werkelijke doel van het onderzoek.

 

Het Belmort Report stelt dat er drie beginselen zijn. Noem deze drie.

 

 

Wat zijn goede metingen in de psychologie? - Tentamens 5

 

 

MC-vragen

Vraag 1

Jan, onderzoeker aan de universiteit van Groningen, creëerde een schaal om obsessief-compulsieve stoornis te meten bij mensen die opgenomen zijn in klinische afdelingen. Jan stuurde zijn maatstaf naar drie andere psychiatrische ziekenhuizen om te zien hoe het ging op andere locaties. In het ziekenhuis van Jan meldde zijn meting dat 10% van de patiënten symptomen vertoonde van een obsessief-compulsieve stoornis. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met het nationale gemiddelde. De andere drie ziekenhuizen rapporteerden percentages van 1%, 25% en 35%.

Met welk type betrouwbaarheid kan de maatstaf van Jan een probleem vormen?

  1. Corollary reliability
  2. Interrater reliability
  3. Internal reliability
  4. Test-retest reliability

Vraag 2

Angela creëert een maatstaf voor hyperactiviteit bij kinderen. Ze is van mening dat voeding en lichaamsbeweging direct kunnen bijdragen aan hyperactiviteit. Haar meetinstrument bevat meer dan 30 items. Onder deze 30 items vallen de volgende: energieniveau, focusvermogen, dieet en lichaamsbeweging.

Met welk type validiteit zou Angela een probleem kunnen krijgen?

  1. Discriminate validity
  2. Criterion validity
  3. Face validity
  4. Convergent validity

Open vragen

Vraag 1

Match de volgende drie methodes met de voorbeelden.
Methodes: observaties, zelf rapporteren en psychologisch.

Voorbeeld 1: rapporteer hoe mensen zich voelen over zichzelf
Voorbeeld 2: rapporteer het gedrag of sporen van bepaald gedrag
Voorbeeld 3: rapporteer biologische informatie over een levend wezen.

Vraag 2

Vul de volgende woorden in op de goede plaats: __________ refereert naar de mate waarin een maatstaf de variabele die onderzocht wordt accuraat representeert. Dit concept bestaat uit verschillende facetten. __________ is de mate waarin een gegeven maatstaf daadwerkelijk de variabele meet die een onderzoeker wil meten. __________ evalueert in welke mate een maatstaf kijkt naar alle aspecten van een bepaalde variabele. __________ geeft weer in welke mate een maatstaf gerelateerd is aan het daadwerkelijke gedrag.

Gebruik de volgende woorden: test-retest reliability, convergent reliability, reliability, validity, face validity, content validity, criterion validity

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Interrater reliability. Er kan bijvoorbeeld een verschil zijn in de manier waarop het is uitgevoerd/toegepast per locatie.

Vraag 2

C. Face validity. Dieet, beweging en hyperactiviteit worden meegenomen in dezelfde maatstaf. Hierdoor kan het zijn dat ze niet precies meet wat ze eigenlijk wil meten.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Voorbeeld 1: rapporteer hoe mensen zich voelen over zichzelf - zelf rapporteren
Voorbeeld 2: rapporteer het gedrag of sporen van bepaald gedrag – observaties
Voorbeeld 3: rapporteer biologische informatie over een levend wezen – psychologisch

Vraag 2

Vul de volgende woorden in op de goede plaats: validiteit refereert naar de mate waarin een maatstaf de variabele die onderzocht wordt accuraat representeert. Dit concept bestaat uit verschillende facetten. Face validity is de mate waarin een gegeven maatstaf daadwerkelijk de variabele meet die een onderzoeker wil meten. Content validity evalueert in welke mate een maatstaf kijkt naar alle aspecten van een bepaalde variabele. Criterion validity geeft weer in welke mate een maatstaf gerelateerd is aan het daadwerkelijke gedrag.

 

Jan, onderzoeker aan de universiteit van Groningen, creëerde een schaal om obsessief-compulsieve stoornis te meten bij mensen die opgenomen zijn in klinische afdelingen. Jan stuurde zijn maatstaf naar drie andere psychiatrische ziekenhuizen om te zien hoe het ging op andere locaties. In het ziekenhuis van Jan meldde zijn meting dat 10% van de patiënten symptomen vertoonde van een obsessief-compulsieve stoornis. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met het nationale gemiddelde. De andere drie ziekenhuizen rapporteerden percentages van 1%, 25% en 35%.

 

Met welk type betrouwbaarheid kan de maatstaf van Jan een probleem vormen?

  1. Corollary reliability
  2. Interrater reliability
  3. Internal reliability
  4. Test-retest reliability

 

Hoe gebruiken we een survey en observaties? - Tentamens 6

 

 

Open vragen

Vraag 1

Welk type validiteit is het meest belangrijk wanneer een onderzoeker overweegt gebruik te maken van een poll of een survey?

Vraag 2

Vul de woorden in op de juiste plaats. Deelnemers worden gevraagd een getal te kiezen dat overeenkomst met de mate waarin ze het eens zijn met __________ vragen. De deelnemers kunnen zoveel of zo weinig mogelijk informatie geven als ze willen in __________ vragen. In __________ vragen worden deelnemers gevraagd te kiezen tussen twee of meer opties.

Gebruik de volgende woorden: negatief verwoorde, gedwongen keuzes, open, likert scale.

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met een observer bias?

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met een observer effect?

Vraag 5

Wat wordt bedoeld met reactivity?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Construct validiteit

Vraag 2

Deelnemers worden gevraagd een getal te kiezen dat overeenkomst met de mate waarin ze het eens zijn met Likert-scale vragen. De deelnemers kunnen zoveel of zo weinig mogelijk informatie geven als ze willen in open vragen. In gedwongen keuze vragen worden deelnemers gevraagd te kiezen tussen twee of meer opties.

Vraag 3

Er is sprake van een osbserver bias wanneer de onderzoeker al kennis heeft over het onderzoek. De bestaande kennis van de onderzoeker kan invloed hebben op de manier waarop de onderzoeker observeert.

Vraag 4

Er is sprake van een observer effect wanneer het gedrag van deelnemer van een onderzoek verandert door de verwachten die de onderzoeker opwekt.

Vraag 5

Er is sprake reactivity wanneer het gedrag van mensen verandert door de aanwezigheid van iemand anders.

 

Welk type validiteit is het meest belangrijk wanneer een onderzoeker overweegt gebruik te maken van een poll of een survey?

 

 

Hoe schat je de frequenties van gedrag en overtuigingen? - TentamenTests 7

 

 

MC-vragen

Vraag 1

Aan het einde van een online onderzoek worden deelnemers gevraagd om hun vrienden over dit onderzoek te vertellen. Van welke sampling type is hier sprake?

  1. Multistage sampling
  2. Snowball sampling
  3. Convenience sampling
  4. Probability sampling

Vraag 2

De hoogleraar vraagt in zijn college aan psychologie studenten om een vragenlijst in te vullen. Van welke sampling type is hier sprake?

  1. Multistage sampling
  2. Snowball sampling
  3. Convenience sampling
  4. Probability sampling

Vraag 3

Studenten worden random gekozen door de het laatste cijfer van hun studentnummer. Van welke sampling type is hier sprake?

  1. Multistage sampling
  2. Snowball sampling
  3. Convenience sampling
  4. Probability sampling

Vraag 4

Kinderen van drie verschillende scholen worden random geselecteerd op basis van hun geboortedatum. Van welke sampling type is hier sprake?

  1. Multistage sampling
  2. Snowball sampling
  3. Convenience sampling
  4. Probability sampling

Open vragen

Vraag 1

Kees stelt een onderzoek op om te kijken of anonimiteit invloed heeft op de politieke mening van studenten op de universiteit in Groningen. Hij kiest 156 deelnemers van de studie psychologie. Hij verdeelt de groep studenten in twee groepen. Daarna vraagt hij ieder een mening over politieke vraagstukken. Kees vertelt de studenten dat hun antwoorden anoniem blijven. In de andere groep worden de studenten gevraagd een mening te geven over hun politieke voorkeuren. Er wordt echter niet verteld of hun antwoorden anoniem gehouden worden of niet.

Wat is de sampling methode? Wat is de sample? En wat is de populatie?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Snowball sampling.

Vraag 2

C. Convenience sampling.

Vraag 3

D. Probability sampling.

Vraag 4

A. Multistage sampling.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Sampling methode: convenience sample
Sample: psychologie studenten
Populatie : studenten aan de universiteit

 

Aan het einde van een online onderzoek worden deelnemers gevraagd om hun vrienden over dit onderzoek te vertellen. Van welke sampling type is hier sprake?

 

  1. Multistage sampling
  2. Snowball sampling
  3. Convenience sampling
  4. Probability sampling

 

Wat houdt bivariate correlationeel onderzoek in? - TentamenTests 8

 

 

Open vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met bivariate correlationeel onderzoek?

Vraag 2

Wat zijn de twee belangrijke componenten van bivariate correlationeel onderzoek? En wat houdt dit in?

Vraag 3

Wat wordt gemeten door effectgrootte?

Vraag 4

Wat wordt gemeten door de r-value?

Vraag 5

Wat houdt statistische significantie in?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Bivariate correlationeel onderzoek kan gebruikt worden om een associatie claim te testen. Deze test vergelijkt twee variabelen.

Vraag 2

De resultaten van deze testen hebben twee belangrijke componenten namelijk de richting (direction) en de strength. De direction is de richting. Deze component geeft aan of de associatie positief of negatief is. De tweede component is de strength. Deze geeft aan hoe nauw de variabelen geassocieerd zijn.

Vraag 3

De effectgrootte meet de strength van de associatie tussen twee variabelen.

Vraag 4

De r-value meet de correlatie tussen twee variabelen. Een hoger r-value stelt dat er een hogere associatie bestaat tussen twee variabelen.

Vraag 5

Statistische significantie refereert naar de conclusie die een onderzoeker maakt of de resultaten zijn ontstaan door toeval. Dit wordt gemeten door de p-value. Een hogere p-value stelt dat de kans groter is dat een associatie ontstaan is door toeval.

Wat houdt multivariate correlationeel onderzoek in? - TentamenTests 9

 

Open vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met een longitudinal study?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met een multiple regression analysis?

Vraag 3

Er bestaan drie typen correlaties namelijk: cross-lag correlatie, cross-sectional correlatie en autocorrelatie. Wat wordt bedoeld met alle drie de typen?

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met een afhankelijke en een onafhankelijke variabele?

Vraag 5

Hoe worden effectgroottes weergegeven in een multiple regressie analyse?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Een longitudinal study wordt uitgevoerd over een langere periode dan bijvoorbeeld een typische associatie claim.

Vraag 2

Een multiple regression analysis heeft betrekking op meer dan twee variabelen in dezelfde analyse. Een multiple regression analysis kan de interne validiteit verbeteren door te controleren voor een potentiele derde variabele.

Vraag 3

Cross-lag correlatie houdt in dat een eerder geregistreerde maatstaf (measure) geassocieerd met een andere variabele die later wordt gemeten.
Cross-sectional correlatie houdt in dat twee variabelen geassocieerd worden en tegelijk geregistreerd zijn. Auto correlatie houdt in dat een eerder gemeten variabele geassocieerd wordt met de meting van dezelfde later genomen variabele.

Vraag 4

Een onafhankelijke variabele wordt ook wel een voorspellende variabele genoemd. Een afhankelijke variabele wordt gezien als de uitkomst variabele.

Vraag 5

Effect sizes in multiple-regression analyses worden weergegeven door de beta. Dit is een gestandaardiseerde effect size en b geeft het niet gestandaardiseerde effect size weer.

Hoe kunnen causale claims geëvalueerd worden met behulp van experimenten? - Tentamens 10

 

Open vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met een selectie effect?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met onafhankelijke groep designs?

Vraag 3

Vul de onderstaande woorden in op de juiste plek. Piet, docent aan de Rijksuniversiteit Groningen, vraagt zich af wat de relatie is tussen de temperatuur in een collegezaal en gevoelens die erbij horen. Hij vraagt zich af of het verminderen van de temperatuur in de zaal met 1* een effect zou hebben op gevoelens van de studenten die zich bevinden in de collegezaal. Om vast te stellen dat de verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele voldoende verschillen, kiest hij ervoor om een __________ uit te voeren door de studenten aan het einde van het college te vragen de waargenomen temperatuur in de ruimte op te schrijven. Hij constateert dat de deelnemers allemaal melden dat de ruimte 'comfortabel' is. Hij vraagt zich af of 1* eenvoudigweg niet groot genoeg is om opgemerkt te worden. Om zijn onderzoek voort te zetten, voert hij een __________ uit door een klein aantal studenten te kiezen en te meten in hoeveel graden de kamertemperatuur moet worden gewijzigd voordat het merkbaar minder comfortabel is.

Deze twee technieken helpen om de __________ validiteit van de onafhankelijke variabele te bepalen. Beide technieken worden vaak gebruikt om de strength van het onderzoek te verbeteren.

Gebruik de volgende woorden: pilot study, construct, external, internal, manipulatiecontrole,

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met within-group designs?

Vraag 5

Welke twee typen van within group designs bestaan er?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Een selectie effect kan ontstaan wanneer een onderzoeker per ongeluk een voorwaarde creëert met een fundamenteel ander type deelnemer dan een andere voorwaarde. Een onderzoeker kan dit tegen gaan door willekeurig deelnemers aan elk niveau toe te wijzen. Dit wordt ook wel random assignment genoemd. Selectie effecten resulteren uit het feit dat één groep in een experiment systematisch verschilt van een andere groep, wat de interne validiteit in gevaar brengt.

Vraag 2

Experimenten die verschillende deelnemers in verschillende omstandigheden vergelijken, staan bekend als designs met onafhankelijke groepen. Er zijn twee categorieën te onderscheiden. De eerste is het post test only design waarbij deelnemers slechts één keer worden getest op de afhankelijke variabele na het volgen van de manipulatie. De tweede is het pre-test/posttest-design waarbij deelnemers worden getest op de afhankelijke variabele vóór en na de manipulatie. Elk van deze ontwerpen kan nuttig zijn afhankelijk van de omstandigheden.

Vraag 3

Piet, docent aan de Rijksuniversiteit Groningen, vraagt zich af wat de relatie is tussen de temperatuur in een collegezaal en gevoelens die erbij horen. Hij vraagt zich af of het verminderen van de temperatuur in de zaal met 1* een effect zou hebben op gevoelens van de studenten die zich bevinden in de collegezaal. Om vast te stellen dat de verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele voldoende verschillen, kiest hij ervoor om een manipulatiecheck uit te voeren door de studenten aan het einde van het college te vragen de waargenomen temperatuur in de ruimte op te schrijven. Hij constateert dat de deelnemers allemaal melden dat de ruimte 'comfortabel' is. Hij vraagt zich af of 1* eenvoudigweg niet groot genoeg is om opgemerkt te worden. Om zijn onderzoek voort te zetten, voert hij een pilot study uit door een klein aantal studenten te kiezen en te meten in hoeveel graden de kamertemperatuur moet worden gewijzigd voordat het merkbaar minder comfortabel is. Deze twee technieken helpen om de construct validiteit van de onafhankelijke variabele te bepalen. Beide technieken worden vaak gebruikt om de strength van het onderzoek te verbeteren.

Vraag 4

Een within group design houdt in dat elke deelnemer van het onderzoek alle niveaus van de onafhankelijke variabele ervaart.

Vraag 5

Repeated-measures en concurrent-measures. Bij het ontwerp met herhaalde metingen (repeated-measures) worden deelnemers blootgesteld aan verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele en na elke blootstelling getest op de afhankelijke variabele. De tweede is het ontwerp van parallelle metingen (concurrent measures), waarbij de deelnemers gelijktijdig interageren met de verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele.

 

Wat wordt bedoeld met een selectie effect?

 

 

Wat is de invloed van confounding en obscure factors? - TentamenTests 11

 

 

Open vragen

Vraag 1

Hanna is onderzoeker voor bedrijf A in de provincie Groningen. Ze test diverse deodoranten om te onderzoeken of ze mensen lekkerder laten ruiken. Ze scheidt de deelnemers van haar onderzoek in drie groepen en laat ze allemaal dezelfde broek en trui dragen. De eerste groep spuit 0.5 liter deodorant A op, de tweede groep spuit 0.5 liter deodorant B op en de derde groep draagt geen deodorant. Elke deelnemer wordt vervolgens naar een kamer gebracht en twee onafhankelijke onderzoekers beoordelen hoe lekker ze ruiken ze zijn op een schaal van 1 tot 10.

Wat is de afhankelijke, onafhankelijke en controle variabele?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met een testing threat?

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met een regression threat?

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met een muturation threat?

Vraag 5

Wat wordt bedoeld met een null-effect?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Afhankelijk: de schaal van 1-10.
Onafhankelijk: de type deodorant.
Controle: de broek en de trui die elke deelnemer aan heeft.

Vraag 2

Een testing threat houdt in dat de toekomstige prestaties van de deelnemer veranderd worden vanwege interactie met een meetwaarde.

Vraag 3

Een regression threat houdt in dat extreme scores kunnen terug gaan naar de gemiddelde scores. Onderzoekers moeten de scores van de deelnemers op verschillende tijdstippen in het experiment vergelijken. Daarnaast is het belangrijk de scores ook te vergelijken met de gemiddelde scores.

Vraag 4

Dit houdt in dat het gedrag van deelnemers over een bepaalde periode spontaan kan veranderen. Dit wordt ook ‘spontaneous remission’ genoemd. Dit probleem kan voorkomen worden door een vergelijkingsgroep te gebruiken.

Vraag 5

Dit houdt in dat een ondezoeker concludeert dat er geen verschil bestaat in de afhankelijke variabele. Dit kan ontstaan doordat er een fout bestaat in het design of dat de variabelen niet aan elkaar gerelateerd zijn. Er bestaat dus geen relatie.

Hoe moet je omgaan met experimenten die meer dan een onafhankelijke variabele bevatten? - Tentamens 12

 

Open vragen

Vraag 1

Hoe wordt onderzoek genoemd wat doorgaans gemanipuleerd wordt? En hoe wordt de variabele genoemd die gemanipuleerd wordt?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met een factorial design?

Vraag 3

Welke drie typen factorial design bestaan er?

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met een interactie effect?

Vraag 5

Welke twee typen interactie bestaan er?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Wanneer onderzoekers een variabele in een onderzoek manipuleren, wordt dat onderzoek doorgaans een (n) experiment genoemd. De gemanipuleerde variabele wordt vaak de onafhankelijke variabele genoemd.

Vraag 2

Een factorial design is een experiment dat alle mogelijke combinaties van meer dan één onafhankelijke variabele test.

Vraag 3

Een interactie effect houdt in dat het effect van een onafhankelijke variabele afhangt van een andere onafhankelijke variabele.

Vraag 4

Mixed factorial design, within-group factorial design en independent-groups factorial design.

Vraag 5

Cross over interactie en spreidingsinteractie.

 

Hoe wordt onderzoek genoemd wat doorgaans gemanipuleerd wordt? En hoe wordt de variabele genoemd die gemanipuleerd wordt?

 

 

Wat zijn quasi-experimenten? - TentamenTests 13

 

 

Open vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen een experiment en een quasi experiment?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met een single N design?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen een small N design en een large N design?

Vraag 4

Wat houdt het begrip een stable baseline design in? En een multiple baseline design?

Vraag 5

Wat wordt bedoeld met een reversal design?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Een experiment manipuleert een onafhankelijke variabele om de verandering in een afhankelijke variabele te zien. Een quasi experiment gebruikt over het algemeen dezelfde structuur, maar met een onafhankelijke variabele die niet echt door de onderzoeker kan worden gemanipuleerd. Een quasi experiment kan door zowel within group designs als between group designs worden uitgevoerd.

Vraag 2

Onderzoekers bestuderen enkele vraagstukken erg uitgebreid om op deze manier zoveel mogelijk data te verzamelen uit deze vraagstukken.

Vraag 3

In small N design wordt elk individu als een apart experiment gebruikt. In dit geval worden een paar deelnemers gebruikt. In een large N design worden zoveel mogelijk deelnemers verzameld. De onderzoekers kijken naar de gegevens van de steekproef als geheel. Small N en large N designs zijn vooral nuttig wanneer er wordt gekeken naar unieke individuen die representatief zijn voor belangrijke vraagstukken.

Vraag 4

Een stable baseline design houdt de deelnemers van een onderzoek gedurende een lange periode nauwlettend in de gaten voordat een behandeling begint. De deelnemers worden langere periode geobserveerd om te weten welk type gedrag typerend is. Een (meervoudig) baselinematig ontwerp registreert meer dan één type gedrag gedurende verschillende tijdsduren voordat behandelingen worden toegepast op elk specifiek gedrag.

Vraag 5

Een reversal design introduceert een behandeling en verwijdert het vervolgens om te zien of het gedrag zonder de behandeling zal terugkeren.

Hoe zijn de resultaten van een onderzoek toepasselijk in het dagelijks leven? - Tentamens 14

 

MC-vragen

Vraag 1

Welke stelling is juist?

Stelling 1: Een direct replicatie kan nooit precies het originele onderzoek herhalen.

Stelling 2: Een onderzoek is alleen repliceerbaar als het daadwerkelijk is gerepliceerd.

  1. Stelling 1 is juist.
  2. Stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 2

Welke stelling is juist?
Stelling 1: Een onderzoek hoeft niet herhaald te worden wanneer de resultaten significant zijn.
Stelling 2: Conceptuele replicaties zijn minder nuttig in het verzekeren van een betrouwbare bevinding dan directe replicaties.

  1. Stelling 1 is juist.
  2. Stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Open vragen

Vraag 1

Waarom is het belangrijk om een onderzoek te herhalen?

Vraag 2

Op welke drie manieren kan een onderzoeker een eerdere studie herhalen?

Vraag 3

Small N designs worden door diverse onderzoekers in twijfel getrokken. Ze vergroten echter wel een bepaalde vorm van validiteit. Welke vorm van validiteit wordt door een small N design versterkt?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Beide stellingen zijn juist.

Vraag 2

D. Beide stellingen zijn onjuist.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Het herhalen van een onderzoek zorgt ervoor dat het belang van het betreffende onderzoek binnen dat onderzoeksgebied vergroot wordt.

Vraag 2

De drie manieren waarop een onderzoek herhaald kan worden zijn: 1) directe herhaling, 2) conceptuele replicatie en 3) replicatie-plus-extensie.

Vraag 3

Interne validiteit. Small N desings worden vaak voorzichtig gemaakt om op deze manier de alternatieve hypothese uit te sluiten.

 

Welke stelling is juist?

 

Stelling 1: Een direct replicatie kan nooit precies het originele onderzoek herhalen.

Stelling 2: Een onderzoek is alleen repliceerbaar als het daadwerkelijk is gerepliceerd.

  1. Stelling 1 is juist.
  2. Stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.
Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Boeksamenvatting bij Research Methods in Psychology: Evaluating a World of Information - Morling - 3e druk

Boeksamenvatting bij Research Methods in Psychology: Evaluating a World of Information - Morling - 3e druk


Wat is de psychologische manier van denken? - Chapter 1

Psychologie is gebaseerd op onderzoek en het doen van studies door psychologen. Psychologen kunnen gezien worden als wetenschappers en dus ook als empiristen. Empiristen baseren hun conclusies op systematische observaties. Psychologen baseren hun ideeën over gedrag op studies die ze met dieren op mensen in hun natuurlijke omgeving uit hebben gevoerd of in een omgeving die speciaal voor het onderzoek is gemaakt. Wie als psycholoog wil denken, moet als een onderzoeker denken.

Wie zijn de producenten en consumenten in onderzoek?

Psychologiestudenten die geïnteresseerd zijn in het afleggen van onderzoek, het afnemen van vragenlijsten, het onderzoeken van dieren, de hersens of andere thema’s uit de psychologie, worden producenten van onderzoek informatie genoemd. Deze studenten zullen wellicht artikelen publiceren en werken als een research wetenschapper of professor. Natuurlijk zijn er ook psychologiestudenten die niet in een laboratorium willen werken, maar die het wel leuk vinden om over onderzoek met dieren en mensen te lezen. Deze studenten worden als consumenten van onderzoek gezien. Zij lezen over onderzoeken en datgene wat ze gelezen hebben, kunnen ze toepassen in het werkveld, hun hobby of vrienden en familie. Deze studenten kunnen therapeuten, studieadviseurs of docenten worden. In de praktijk is het vaak zo dat psychologen beide rollen op zich nemen. Ze zijn zowel producenten als consumenten van onderzoek.

Voor de vakken die je nog gaat krijgen tijdens je studie psychologie, is het belangrijk om te weten hoe je een producent van onderzoek kunt zijn. Zelfs als je niet van plan bent om te gaan promoveren na je studie. Voor het afstuderen moet je natuurlijk een thesis schrijven en jouw thesis zal moeten voldoen aan de APA-normen. De APA-normen gaan vooral over hoe je referenties in je tekst moet noteren. Zo moet je in de tekst naar auteurs en het jaartal van publicatie verwijzen. In je referentielijst moet je de naam van de auteur(s) noteren, gevolgd door het jaartal waarin het artikel uitgegeven is, de titel van het artikel, naam van het tijdschrift, jaargang en tenslotte de pagina’s. Ook moet je volgens de APA-normen als lettertype Times New Roman gebruiken, lettertype 11 of 12, met regelafstand 2,0. Je zult ook een aantal vakken moeten volgen waarbij het doen van onderzoek belangrijk is. Daarvoor is het natuurlijk wel belangrijk om te weten hoe je proefpersonen random kunt toewijzen aan bepaalde condities en hoe je grafieken moet aflezen.

Echter, de meeste psychologiestudenten worden geen onderzoekers. Het is daarom belangrijk om een goede consument van onderzoek te zijn. Je zult dus onderzoeken moeten lezen, het begrijpen, er van leren en goede vragen er over stellen. De meeste informatie die een psycholoog opzoekt op het internet, is gebaseerd op onderzoek. Veel kranten hebben ook rubrieken die wetenschappelijke studies vermelden en tegenwoordig zijn er ook veel tijdschriften die de resultaten van bepaalde studies samenvatten. Het is echter wel zo dat alleen maar een deel van alle onderzoeken accuraat en bruikbaar is. Een groot deel van de onderzoeken is niet accuraat uitgevoerd. Het is belangrijk om te weten hoe je goede van slechte onderzoeken kunt onderscheiden. Kennis over onderzoeksmethoden helpt daarbij. Therapeuten moeten ook gepubliceerde studies goed kunnen interpreteren, zodat ze op de hoogte blijven van nieuwe en effectieve therapiesoorten. Voor therapeuten is het juist belangrijk om zogenaamde evidence-based treatments te volgen. Dat zijn therapieën die ondersteund worden door onderzoek. Als je in staat bent om wetenschappelijke artikelen te vinden, lezen en begrijpen, dan kun je het kaf van het koren scheiden.

Hoe benaderen wetenschappers hun werk?

Wat doen wetenschappers allemaal? Wetenschappers zijn empiristen en zij observeren de wereld dus systematisch. Daarnaast testen wetenschappers hun theorieën met studies en zij passen hun theorieën aan op de gevonden data. Wetenschappers benaderen toegepast onderzoek (problemen uit het dagelijkse leven) en basic onderzoek (bedoeld om bij te dragen aan de generale kennis) empirisch. Wetenschappers gaan ook steeds verder met onderzoeken. Zodra een wetenschapper een effect heeft gevonden, wil hij/zij vervolgonderzoek doen om er achter te komen waarom, wanneer, en voor wie het effect werkt. Daarnaast maken wetenschappers hun bevindingen bekend in de wetenschappelijke wereld en de media.

Hoe benaderen empiristen hun werk?

Empiristen baseren hun conclusies niet op intuïtie, hun ervaringen of observaties. Empirisme betekent dat bewijs van de zintuigen of instrumenten die zintuigen helpen (vragenlijsten, thermometer of foto’s) gebruikt wordt om conclusies te trekken. Empiristen willen systematisch zijn en ze willen ook dat hun werk onafhankelijk verifieerbaar is door andere wetenschappers en observatoren.

Wat is de theorie-data cirkel?

De theorie-data cirkel betekent dat wetenschappers data verzamelen om hun theorieën te testen, veranderen of updaten. Dit zal verder verduidelijkt worden met een voorbeeld uit de attachment psychologie. Wanneer baby’s kunnen kruipen, volgen ze hun moeders heel vaak. Ook baby aapjes blijven zich vaak vastklampen aan de haren van de moeder. Psychologen wilden weten waarom dieren zich zo hechten aan hun verzorgers. Een van de theorieën is de zogenaamde cupboard theorie. Dit houdt in dat moeders belangrijk zijn voor baby dieren, omdat moeders eten geven aan baby’s. De baby’s krijgen eten van hun moeder en ze zullen een prettig gevoel ervaren. Na verloop van tijd zal alleen al het zien van de moeder een baby blij maken. Een alternatieve theorie stelt dat baby dieren zich vaak vastklampen aan hun moeder omdat het hun comfort biedt. Dit heet de comfort contact theorie. Harlow heeft beide theorieën in een lab getest. Hij bouwde twee moeder apen (van gaas). De ene aap was alleen van gaas en had een fles met melk (dus deze aap gaf eten, maar geen comfort), de andere aap werd bedekt met een warm kleedje en gaf dus comfort, maar geen eten. Harlow liet baby aapjes in de kooien met de neppe moeders en hij keek hoeveel tijd ze doorbrachten met de moeders. Uit zijn onderzoek bleek dat de baby apen veel meer tijd doorbrachten met de warme moeder dan met de moeder die eten gaf. Dit suggereert dat de contact comfort theorie de juiste is.

Wat zijn theorieën, hypotheses en data?

Een theorie bevat beweringen die gaan over de relatie tussen variabelen. Theorieën leiden tot specifieke hypothesen. Een hypothese kan gezien worden als een voorspelling. Het zegt iets over wat de wetenschappers verwachten te observeren, als hun theorie klopt. Een enkele theorie kan veel hypothesen hebben. Data kan gezien worden als een set van observaties. Data kan een theorie ondersteunen of juist tegenspreken.

Wat zijn de kenmerken van goede wetenschappelijke theorieën?

Sommige theorieën zijn beter dan andere. De beste theorieën worden ondersteund door data, zijn falsifieerbaar en parsimonious (ofwel de meest simpele). Het spreekt voor zich dat goede theorieën gesteund moeten zijn door data. Ook moeten ze falsifieerbaar zijn. Dat betekent dat theorieën tot hypothesen moeten kunnen leiden die, wanneer ze getoetst worden, de theorie niet steunen. Daarnaast moet een theorie zo simpel mogelijk zijn. Als twee theorieën de data even goed uitleggen, maar de ene is simpeler dan de andere, dan moet er voor de simpele gekozen worden. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat theorieën niks bewijzen. Er kan gezegd worden dat data een theorie ondersteunt of consistent is met een theorie, maar er mag niet gezegd worden dat een bevinding een theorie bewijst.

Wat is het verschil tussen toegepast en basisonderzoek?

Toegepast onderzoek wordt gedaan met praktische problemen. Wetenschappers hopen dat hun bevindingen direct toegepast zullen worden om een probleem op te lossen in de echte wereld. Basis

Psychologie is gebaseerd op onderzoek en het doen van studies door psychologen. Psychologen kunnen gezien worden als wetenschappers en dus ook als empiristen. Empiristen baseren hun conclusies op systematische observaties. Psychologen baseren hun ideeën over gedrag op studies die ze met dieren op mensen in hun natuurlijke omgeving uit hebben gevoerd of in een omgeving die speciaal voor het onderzoek is gemaakt. Wie als psycholoog wil denken, moet als een onderzoeker denken.

Wie zijn de producenten en consumenten in onderzoek?

Psychologiestudenten die geïnteresseerd zijn in het afleggen van onderzoek, het afnemen van vragenlijsten, het onderzoeken van dieren, de hersens of andere thema’s uit de psychologie, worden producenten van onderzoek informatie genoemd. Deze studenten zullen wellicht artikelen publiceren en werken als een research wetenschapper of professor. Natuurlijk zijn er ook psychologiestudenten die niet in een laboratorium willen werken, maar die het wel leuk vinden om over onderzoek met dieren en mensen te lezen. Deze studenten worden als consumenten van onderzoek gezien. Zij lezen over onderzoeken en datgene wat ze gelezen hebben, kunnen ze toepassen in het werkveld, hun hobby of vrienden en familie. Deze studenten kunnen therapeuten, studieadviseurs of docenten worden. In de praktijk is het vaak zo dat psychologen beide rollen op zich nemen. Ze zijn zowel producenten als consumenten van onderzoek.

Voor de vakken die je nog gaat krijgen tijdens je studie psychologie, is het belangrijk om te weten hoe je een producent van onderzoek kunt zijn. Zelfs als je niet van plan bent om te gaan promoveren na je studie. Voor het afstuderen moet je natuurlijk een thesis schrijven en jouw thesis zal moeten voldoen aan de APA-normen. De APA-normen gaan vooral over hoe je referenties in je tekst moet noteren. Zo moet je in de tekst naar auteurs en het jaartal van publicatie verwijzen. In je referentielijst moet je de naam van de auteur(s) noteren, gevolgd door het jaartal waarin het artikel uitgegeven is, de titel van het artikel, naam van het tijdschrift, jaargang en tenslotte de pagina’s. Ook moet je volgens de APA-normen als lettertype Times New Roman gebruiken, lettertype 11 of 12, met regelafstand 2,0. Je zult ook een aantal vakken moeten volgen waarbij het doen van onderzoek belangrijk is. Daarvoor is het natuurlijk wel belangrijk om te weten hoe je proefpersonen random kunt toewijzen aan bepaalde condities en hoe je grafieken moet aflezen.

Echter, de meeste psychologiestudenten worden geen onderzoekers. Het is daarom belangrijk om een goede consument van onderzoek te zijn. Je zult dus onderzoeken moeten lezen, het begrijpen, er van leren en goede vragen er over stellen. De meeste informatie die een psycholoog opzoekt op het internet, is gebaseerd op onderzoek. Veel kranten hebben ook rubrieken die wetenschappelijke studies vermelden en tegenwoordig zijn er ook veel tijdschriften die de resultaten van bepaalde studies samenvatten. Het is echter wel zo dat alleen maar een deel van alle onderzoeken accuraat en bruikbaar is. Een groot deel van de onderzoeken is niet accuraat uitgevoerd. Het is belangrijk om te weten hoe je goede van slechte onderzoeken kunt onderscheiden. Kennis over onderzoeksmethoden helpt daarbij. Therapeuten moeten ook gepubliceerde studies goed kunnen interpreteren, zodat ze op de hoogte blijven van nieuwe en effectieve therapiesoorten. Voor therapeuten is het juist belangrijk om zogenaamde evidence-based treatments te volgen. Dat zijn therapieën die ondersteund worden door onderzoek. Als je in staat bent om wetenschappelijke artikelen te vinden, lezen en begrijpen, dan kun je het kaf van het koren scheiden.

Hoe benaderen wetenschappers hun werk?

Wat doen wetenschappers allemaal? Wetenschappers zijn empiristen en zij observeren de wereld dus systematisch. Daarnaast testen wetenschappers hun theorieën met studies en zij passen hun theorieën aan op de gevonden data. Wetenschappers benaderen toegepast onderzoek (problemen uit het dagelijkse leven) en basic onderzoek (bedoeld om bij te dragen aan de generale kennis) empirisch. Wetenschappers gaan ook steeds verder met onderzoeken. Zodra een wetenschapper een effect heeft gevonden, wil hij/zij vervolgonderzoek doen om er achter te komen waarom, wanneer, en voor wie het effect werkt. Daarnaast maken wetenschappers hun bevindingen bekend in de wetenschappelijke wereld en de media.

Hoe benaderen empiristen hun werk?

Empiristen baseren hun conclusies niet op intuïtie, hun ervaringen of observaties. Empirisme betekent dat bewijs van de zintuigen of instrumenten die zintuigen helpen (vragenlijsten, thermometer of foto’s) gebruikt wordt om conclusies te trekken. Empiristen willen systematisch zijn en ze willen ook dat hun werk onafhankelijk verifieerbaar is door andere wetenschappers en observatoren.

Wat is de theorie-data cirkel?

De theorie-data cirkel betekent dat wetenschappers data verzamelen om hun theorieën te testen, veranderen of updaten. Dit zal verder verduidelijkt worden met een voorbeeld uit de attachment psychologie. Wanneer baby’s kunnen kruipen, volgen ze hun moeders heel vaak. Ook baby aapjes blijven zich vaak vastklampen aan de haren van de moeder. Psychologen wilden weten waarom dieren zich zo hechten aan hun verzorgers. Een van de theorieën is de zogenaamde cupboard theorie. Dit houdt in dat moeders belangrijk zijn voor baby dieren, omdat moeders eten geven aan baby’s. De baby’s krijgen eten van hun moeder en ze zullen een prettig gevoel ervaren. Na verloop van tijd zal alleen al het zien van de moeder een baby blij maken. Een alternatieve theorie stelt dat baby dieren zich vaak vastklampen aan hun moeder omdat het hun comfort biedt. Dit heet de comfort contact theorie. Harlow heeft beide theorieën in een lab getest. Hij bouwde twee moeder apen (van gaas). De ene aap was alleen van gaas en had een fles met melk (dus deze aap gaf eten, maar geen comfort), de andere aap werd bedekt met een warm kleedje en gaf dus comfort, maar geen eten. Harlow liet baby aapjes in de kooien met de neppe moeders en hij keek hoeveel tijd ze doorbrachten met de moeders. Uit zijn onderzoek bleek dat de baby apen veel meer tijd doorbrachten met de warme moeder dan met de moeder die eten gaf. Dit suggereert dat de contact comfort theorie de juiste is.

Wat zijn theorieën, hypotheses en data?

Een theorie bevat beweringen die gaan over de relatie tussen variabelen. Theorieën leiden tot specifieke hypothesen. Een hypothese kan gezien worden als een voorspelling. Het zegt iets over wat de wetenschappers verwachten te observeren, als hun theorie klopt. Een enkele theorie kan veel hypothesen hebben. Data kan gezien worden als een set van observaties. Data kan een theorie ondersteunen of juist tegenspreken.

Wat zijn de kenmerken van goede wetenschappelijke theorieën?

Sommige theorieën zijn beter dan andere. De beste theorieën worden ondersteund door data, zijn falsifieerbaar en parsimonious (ofwel de meest simpele). Het spreekt voor zich dat goede theorieën gesteund moeten zijn door data. Ook moeten ze falsifieerbaar zijn. Dat betekent dat theorieën tot hypothesen moeten kunnen leiden die, wanneer ze getoetst worden, de theorie niet steunen. Daarnaast moet een theorie zo simpel mogelijk zijn. Als twee theorieën de data even goed uitleggen, maar de ene is simpeler dan de andere, dan moet er voor de simpele gekozen worden. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat theorieën niks bewijzen. Er kan gezegd worden dat data een theorie ondersteunt of consistent is met een theorie, maar er mag niet gezegd worden dat een bevinding een theorie bewijst.

Wat is het verschil tussen toegepast en basis onderzoek?

Toegepast onderzoek wordt gedaan met praktische problemen. Wetenschappers hopen dat hun bevindingen direct toegepast zullen worden om een probleem op te lossen in de echte wereld. Basis onderzoek is er niet op gericht om specifieke, praktische problemen op te lossen. Het is er juist op gericht om onze algemene kennis over bepaalde onderwerpen te vergroten. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken van de motivatie van depressieve personen. Vaak is het zo dat basis onderzoek later gebruikt zal worden voor toegepast onderzoek. Translationeel onderzoek is het gebruik van de kennis van basis onderzoek om applicaties voor de gezondheidszorg, psychotherapie en andere vormen van behandelingen te testen en ontwikkelen. Het kan eigenlijk als een brug gezien worden tussen basis en toegepast onderzoek.

Gaan onderzoekers verder?

Het gebeurt zelden dat psychologen maar een keer een onderzoek doen en dan stoppen. Meestal is het zo dat elk onderzoek tot nieuwe vragen leidt. Een onderzoek kan een simpel effect vinden, maar de onderzoeker zal vast willen weten waarom dit effect gebeurt, wanneer het gebeurt en wat de grenscondities zijn. Hij/zij zal daartoe een nieuw onderzoek opzetten om deze dingen te testen.

Hoe wordt wetenschappelijk werk gepubliceerd?

Wetenschappers publiceren hun onderzoek in wetenschappelijke bladen. Deze bladen komen vaak een keer per maand uit, maar het artikel zal pas gepubliceerd worden als het goedgekeurd is door experts. Wanneer je als wetenschapper je artikel opstuurt naar een blad, dan zal de redacteur van dat blad het artikel naar drie of vier experts van dat onderwerp sturen. Deze experts zullen de redacteur vertellen over de goede en slechte kanten van het artikel en de redacteur zal vervolgens beslissen of het artikel gepubliceerd zal worden of niet. Dit proces is rigoureus. De experts blijven anoniem en ze kunnen op die manier ongehinderd hun mening geven. De experts moeten er gewoon voor zorgen dat onderzoek dat goed uitgevoerd is en interessant is, gepubliceerd wordt. Als het artikel gepubliceerd is, dan kunnen andere wetenschappers die foutjes in het artikel hebben ontdekt commentaar opsturen. Ook kunnen wetenschappers het artikel citeren en verder onderzoek naar het onderwerp doen.

Hoe

Read more