Boeksamenvatting bij Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties - Juffer


Wat betekent gehechtheid voor kinderen in problematische opvoedingssituaties? - Chapter 1

Theorie en wetenschap

Hechting van kinderen is nature: alle kinderen hechten zich, dit is aangeboren. Kinderen zoeken bescherming en steun bij volwassenen. Deze hechting is een evolutionair principe: zonder de volwassen gehechtheidsfiguur kan een kind niet overleven. Door de hechting aan een volwassene komt ook de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling op gang.

John Bowlby was de eerste die het hechtingssysteem in kaart bracht: “ouders die sensitief inspelen op de signalen van een kind dragen daarmee bij aan het tot stand komen van een veilige ouder-kindgehechtheidsrelatie”. Veilige gehechtheid is volgens Bowlby van groot belang voor een goede sociaal-emotionele ontwikkeling op latere leeftijd. Kinderen die veilig gehecht zijn hebben een betere emotieregulatie en betere sociale vaardigheden.

Om een theorie te kunnen toepassen, moet deze empirisch getoetst zijn. De empirische onderzoeken naar gehechtheid hebben ertoe geleidt dat er evidence-informed beslissingen over kinderen kunnen worden genomen.

Volgens de gehechtheidstheorie hecht ieder kind zich tijdens zijn eerste levensjaar. Het gaat dus niet op om te zeggen dat een kind nog geen kans heeft gehad om een gehechtheidsrelatie op te bouwen. Wanneer de kwaliteit van de hechtingssituatie verre van optimaal is, bijvoorbeeld wanneer het kind verwaarloosd wordt door de ouders, hecht een kind zich dus ook.

Wanneer ontstaat gehechtheid?

Baby’s zijn meer gericht op mensen dan op dingen. Wie de zorg voor de baby voor zijn of haar rekening neemt, is voor een baby nog niet van belang. Tijdens de eerste paar levensmaanden zijn gezinsveranderingen (zoals adoptie of plaatsing in een pleeggezin) het minst ingrijpend. Vanaf de geboorte vindt wel de basis van de latere gehechtheidsrelatie plaats. Dit gebeurt tijdens alledaagse gebeurtenissen (hoe reageert de ouder als de baby huilt of lacht?). Uit onderzoek blijkt dat baby’s stoppen met huilen wanneer ze nooit getroost worden.

Het verschilt per kind hoeveel hij of zij openstaat voor de al dan niet sensitieve invloed van de ouders. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van het temperament van het kind. Het is bij kinderen die minder gevoelig zijn (bijvoorbeeld kinderen met autisme) wel van belang om sensitief te blijven reageren.

Vanaf zes maanden krijgt een baby last van eenkennigheid en scheidingsangst. Op dit moment ontstaat er een voorkeur voor één van beide ouders/opvoeders. De baby verlangt naar fysieke nabijheid van de ouders. Door de eenkennigheid en scheidingsangst kan worden vastgesteld dat de gehechtheidsrelatie zich ontwikkelt. Vanaf twaalf maanden is de eerste gehechtheidsrelatie ontstaan.

Pas rond het vierde of vijfde levensjaar wordt de fysieke nabijheid van een gehechtheidsfiguur minder belangrijk. Kinderen krijgen dan meer inzicht over de scheiding en kunnen korte scheidingen beter overzien.

Hechting en gedrag

Wanneer een kind gehechtheidsgedrag laat zien, wil hij of zij contact houden met de veilige basis van de gehechtheidsfiguur. Vanuit deze basis kan een kind exploreren. Een veilig gehecht kind zal zijn gehechtheidsfiguren steeds afwisselend verlaten en ernaar toe terugkeren. Weggaan om te exploreren, terugkeren om contact, steun of hulp te zoeken.

Hoe verschillen veilige en onveilige gehechtheid?

Mary Ainsworth ontdekte dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van kinderen kan verschillen. Hierdoor kwam het verschil tussen veilige en onveilige gehechtheid in beeld. Het gedrag van kinderen past zich aan aan de al dan niet veilige gehechtheidsrelatie. Kinderen die veilig gehecht zijn, verwachten andere dingen van hun gehechtheidsfiguur dan kinderen die onveilig gehecht zijn.

Kinderen die onveilig gehecht zijn, zijn vaak zeer gericht op exploratie. Wanneer de situatie spannend of eng wordt, lijkt het alsof deze kinderen weinig geruststelling nodig hebben.

  • Kinderen die vermijdend gehecht zijn, negeren/vermijden na een scheiding de gehechtheidsfiguur. De spanning die het kind heeft, wordt onderdrukt.

  • Kinderen die onveilig ambivalent gehecht zijn, hebben moeite met exploratie. Zij willen vooral geruststelling van de gehechtheidsfiguur. Na een korte scheiding worden deze kinderen zeer moeilijk gerustgesteld.

  • Kinderen die gedesorganiseerd gehecht zijn, laten vaak kort tegenstrijdig gedrag zien. Dit gedrag past niet bij hun verdere gehechtheidsrepresentatie.

Ontwikkelingsmijlpaal

Tijdens zijn of haar eerste levensjaar raakt elk kind gehecht aan één of meerdere figuren uit de directe omgeving. Kinderen die in een onveilige situatie leven (bijvoorbeeld door verwaarlozing of mishandeling), zullen vaker onveilig hechten. Door de gehechtheid kan een kind emoties en spanning reguleren.

Het interne werkmodel van gehechtheid laat zien dat verwachtingen over anderen en zichzelf ontstaan door de hechting aan gehechtheidsfiguren. Wanneer een kind bijvoorbeeld een veilige gehechtheid heeft en hierdoor een aantal positieve ervaringen heeft meegemaakt, kan dit leiden tot een beter zelfvertrouwen.

Netwerk van gehechtheid

(On)veilige gehechtheid wordt niet opgeslagen in de genen. Dit blijkt uit tweelingonderzoek. In tegenstelling tot het ontwikkelen van een gehechtheidsrelatie, dat gebeurt volgens nature principes, is de (on)veiligheid van de gehechtheidsrelaties een product van het nurture principe: dit wordt dus door de omgeving bepaald.

De manier van het uiten van de gehechtheidsrelatie verschilt per leeftijd van het kind. Jonge kinderen zoeken vaak fysieke nabijheid en contact, terwijl oudere kinderen (kleuters) vaker communiceren over een afstand (onder andere via gesprekjes en oogcontact).

Gehechtheid is geen kindkenmerk. Kinderen kunnen bijvoorbeeld veilig gehecht zijn aan de ene ouder, en onveilig aan de andere ouder. Gehechtheid beschrijft dus de unieke band tussen volwassene en kind. Kinderen die met tenminste één persoon een veilige hechting hebben, hebben hier op latere leeftijd al profijt van. Dit is een beschermende factor in de ontwikkeling.

Kinderen hebben vaak meerdere gehechtheidsbanden. Dit is het gehechtheidsnetwerk. Dit heeft een evolutionaire oorsprong: mensenkinderen hebben relatief lang zorg nodig van volwassenen. Voor ouders is dit een zware belasting, dus wanneer de zorg op bepaalde momenten door anderen overgenomen kan worden, hebben zowel ouders als kind hier baat bij.

Opvoeding en gehechtheid

Onderzoek toont aan dat er een verband bestaat tussen de gehechtheidsrelatie en de sensitiviteit van de ouders. Hoe sensitiever de ouders zijn, hoe vaker hun kind veilig gehecht zal zijn. Sensitiviteit is het ”vermogen van ouders om de signalen van hun kind accuraat waar te nemen en de vaardigheid om direct en adequaat op deze signalen in te gaan”. Naast het gegeven dat sensitiviteit vaker leidt tot een veilige hechting, kan ook een veilige hechting leiden tot meer sensitiviteit. Dit is aangetoond middels correlationeel onderzoek. Uit experimenteel onderzoek is gebleken dat sensitiviteitstrainingen kunnen leiden tot een significante verbetering van de gehechtheidsrelatie.

Een gehechtheidsrelatie kan dus veranderen. Wanneer er een onveilige gehechtheidsrelatie ontstaat doordat de ouder niet sensitief reageert, kan deze ouder in therapie leren om sensitiever met het kind om te gaan. Hierdoor maakt een kind vaker positieve situaties mee, waardoor de hechting veiliger kan worden. Let op: het heeft geen zin om het kind naar therapie te sturen om de gehechtheidsrelatie te verbeteren.

De gehechtheidsrelatie van een kind laat de opvoedingsgeschiedenis zien.

  • Onveilig vermijdend gehechte kinderen hebben in het verleden gemerkt dat ouders niet adequaat op hen reageerden.

  • Onveilig ambivalent gehechte kinderen hebben gemerkt dat de betrokkenheid van hun ouders wisselend was (soms wel/soms niet). Daarnaast trokken ouders op het moment dat ze wel betrokken waren, vaak veel aandacht naar zichzelf toe.

  • Onveilig gedesorganiseerd gehechte kinderen hebben vaak ouders met persoonlijke verliezen of trauma’s welke niet goed verwerkt zijn. Hierdoor reageren deze ouders anders (angstiger) op hun kind.

Wat zijn gevolgen van gehechtheid?

Uit onderzoek is een significant verband gebleken tussen onveilige hechting en externaliserend probleemgedrag op latere leeftijd. De sociaal-emotionele ontwikkeling van veilig gehechte kinderen, blijkt ook beter te zijn dan die van onveilig gehechte kinderen.

Kinderen die onveilig gehecht zijn (vermijdend of ambivalent) hebben later vaak niet te maken met psychopathologie. Kinderen die onveilig gedesorganiseerd gehecht zijn echter, hebben later een grotere kans op ontwikkelingsproblemen en psychopathologie.

Over het algemeen blijkt de gehechtheidsrelatie continue: veilig gehechte kinderen op jonge leeftijd zijn vaak op latere leeftijd nog steeds veilig gehecht. Dit kan wel worden verstoord door ingrijpende levensgebeurtenissen.

Wat zijn mogelijke interventies in de praktijk betreffende (problematische) opvoedingssituaties? - Chapter 2

Kans op veilige gehechtheid

Uit onderzoek blijkt er geen bewijs voor een kritieke periode voor het aangaan van een gehechtheidsrelatie. Kinderen die uit huis worden geplaatst op latere leeftijd, kunnen dus een gehechtheidsrelatie ontwikkelen met hun nieuwe opvoeder. Ook in de volwassenheid kunnen gehechtheidsrelaties nog veranderen,

Kinderen die onveilig gehecht zijn, hebben in de loop der jaren wel problemen om alsnog veilig gehecht te raken. Dit duurt vaak lang en is moeilijk. Hieruit blijkt dat er wel sprake is van een sensitieve periode.

Er wordt snel een label geplakt op kinderen die hechtingsproblemen hebben: hechtingsstoornis. Het wil echter lang niet altijd zo zijn dat het kind echt een hechtingsstoornis heeft; vaak is de opvoedingssituatie waarin het kind zich bevindt problematisch. Hierdoor krijgen kinderen vaak ten onrechte een etiket opgeplakt. In dit geval zouden ouders eerder een etiket op hun manier van opvoeden geplakt moeten krijgen.

Pleegouders en adoptieouders

Een gehechtheidsrelatie kan ook ontstaan tussen kinderen en volwassenen waartussen geen bloedband bestaat. Een kind kan zich dus evengoed hechten aan een adoptieouder als aan een biologische ouder. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die na hun eerste levensjaar in een adoptiegezin zijn geplaatst, vaker onveilig gehecht zijn. Dit kan worden verklaard doordat ze een langere periode zijn blootgesteld aan een problematische opvoedingssituatie.

Kinderen die geadopteerd worden, maken vaak niet alleen een inhaalslag wat betreft gehechtheid, maar ook wat betreft andere ontwikkelingsgebieden (zoals lichamelijke groei, cognitie, gedragsproblemen en zelfwaardering). Hieruit blijkt de veerkracht van kinderen.

Ongeveer 30% van de adoptie- en pleegkinderen is gedesorganiseerd gehecht (zo’n 15% van de ‘normale’ kinderen is gedesorganiseerd gehecht). Wanneer je dit vergelijkt met probleemgezinnen of -tehuizen, is adoptie of pleegzorg echter veel gunstiger: ongeveer 50-80% van de kinderen uit deze gezinnen of tehuizen is gedesorganiseerd gehecht.

Vervangende ouders inzetten

Vroeger mochten verzorgers in kindertehuizen of pleegouders zich niet sterk aan kinderen hechten. Er mocht geen sterke band ontstaan tussen (tijdelijke) opvoeder en het kind. Dit kon, wanneer het kind terug zou gaan naar de biologische ouders, zorgen voor trauma’s. Tegenwoordig wordt het voorgaande getypeerd als achterhaald. Een kind hecht zich sowieso aan degene die voor hem of haar zorgt. Dit geeft weer dat ook de tijdelijke opvoeder zich voluit in moet zetten voor de relatie met het kind. Wanneer de tijdelijke opvoeders dit niet doen, is de kans op een onveilige hechting groter.

Scheidingen

Scheiding kan op twee manieren plaatsvinden:

Kortdurend: bijvoorbeeld in geval van een ziekenhuisopname.

Meer permanent: bijvoorbeeld bij echtscheiding, verlating of overlijden.

Als gevolg van scheiding hebben kinderen last van verdriet en angst. De veilige basis van het kind is dan in gevaar. Het is dus voor kinderen van belang dat de gehechtheidsfiguren continue aanwezig zijn. Het verbreken van een gehechtheidsrelatie door scheiding, of dit nu een veilige of onveilige relatie was, is voor een kind nooit te begrijpen. Het is dus niet zo dat een veilig gehecht kind een scheiding beter aankan.

Kinderen die, na een scheiding van hun biologische ouders, in een pleeggezin terecht komen waar ze zich goed kunnen settelen, en na een tijdje weer naar hun biologische ouders of een ander pleeggezin (terug) moeten, kunnen hier trauma’s aan overhouden. Het is dus niet altijd goed om een kind zomaar weer uit een vertrouwde situatie te halen.

Problematische opvoedingssituaties

Uit onderzoek blijkt dat het voor de opbouw en het voortduren van een veilige gehechtheidsrelatie zeer belangrijk is dat het kind ´s nachts wordt opgevangen door een gehechtheidsfiguur. Kinderen die mishandeld worden, zijn in verhouding zeer vaak onveilig of gedesorganiseerd gehecht. Dit percentage ligt rond 86%.

Verbetering van gehechtheid bij het opvoeden

Uit meta-analyses is gebleken dat vooral kortdurende interventies op het gebied van sensitiviteit en gehechtheid (

Wat interventies betreft, is video feedback een effectieve methode om sensitiviteit te bevorderen. Door videofeedback krijgen ouders een soort training om hun kind te kunnen observeren. Daarnaast krijgen ze meer inzicht in hun eigen manier van opvoeden. Ouders worden aangemoedigd om te reflecteren en te oefenen met sensitief opvoedgedrag. Het belangrijkste aan video feedback is dat het gaat om video’s van de ouders zelf. Video’s van anderen hebben nauwelijks effect.

Hoe zijn gehechtheid en sensitiviteit te meten? - Chapter 3

Onderzoeksinstrumenten

Er worden bij wetenschappelijk onderzoek naar gehechtheid verschillende instrumenten gebruikt. Welk instrument wordt gebruikt, hang af van een aantal factoren, onder andere de leeftijd van het kind. Bij jonge kinderen wordt vaak de SSP ingezet, terwijl bij oudere kinderen story-stem technieken worden gebruikt. Bij volwassenen wordt de gehechtheid gemeten aan de hand van het Adult Attachment Interview.

  • SSP: Strange Situation Procedure. In een onderzoekssetting wordt de interactie tussen gehechtheidsfiguur en kind na een scheiding onderzocht. Deze procedure wordt gebruikt bij kinderen tot vijf jaar.

  • Bij story-stem technieken worden verhaaltjes (met of zonder poppen) over gehechtheidsthema’s verteld. Het kind moet het verhaaltje dan afmaken.

  • Adult Attachment Interview: het gehechtheidsverleden van de volwassene staat centraal. De woordkeuze, verteltrant en coherentie zijn belangrijk voor het bepalen van de gehechtheidsrelaties.

Om sensitief ouderschap te meten, zijn er een aantal observatieschalen:

  • De observatieschalen van Ainsworth

  • De Erikson-schalen

  • Emotional Availability Scales

Alle bovengenoemde meetinstrumenten zijn valide en betrouwbaar, met uitzondering van de story-stem technieken. Voor deze laatste is meer onderzoek nodig. Er is echter nog een kanttekening. De instrumenten om gehechtheid te meten zijn alleen geschikt voor groepen kinderen (en dus voor onderzoek). Om de gehechtheid van een individu vast te stellen, zijn deze instrumenten niet aan te bevelen vanwege de foutenmarge.

Beoordelen van gehechtheid in de praktijk

Er is sprake van een kloof tussen instrumenten voor onderzoek en instrumenten voor individuele diagnostiek. Ondanks dat de meeste onderzoeksinstrumenten niet geschikt zijn voor individuele diagnostiek, is het toch van belang hieruit principes toe te passen: de SSP kan bijvoorbeeld niet individueel gebruikt worden, toch is het wel van groot belang dat er bij individuele diagnostiek gedragsobservaties plaatsvinden.

De observatieschalen voor sensitiviteit zijn wel geschikt voor individuele diagnostiek.

  • Emotional Availability Scales: met deze zes observatieschalen kan de ouder-kind interactie worden beoordeeld. Vaak worden vier van de zes schalen gebruikt (de schalen hostility en structuring zijn vaak lastig meetbaar). De schalen hebben schaalpunten (de oneven punten zijn beschreven). De ouder en het kind worden gefilmd in een aantal specifieke situaties.

Een overzicht van de observatieschalen staat schematisch weergegeven op pagina 30.

  • Checklist van Boris en Zeanah: deze checklist is opgesteld om niet-aangepast gehechtheidsgedrag bij jonge kinderen te meten. Niet-aangepast gedrag is gedrag dat niet verwacht wordt en niet past bij de leeftijd/ontwikkelingsfase van het kind. Met deze checklist kun je de hechtingsvorm niet vaststellen. Het gaat eerder om een inschatting.

Een overzicht van de checklist staat schematisch weergegeven op pagina 32-33.

Wat zijn implicaties voor de (rechts)praktijk betreffende problematische opvoedingssituaties? - Chapter 4

Sensitief ouderschap

Onderzoek wijst uit dat wanneer kinderen gedwongen worden tot fysiek contact met hun ouders leiden tot het tegenovergestelde van veilige gehechtheid. Dit is geen sensitief ouderschap omdat de ouder de signalen van het kind negeert. De holding-therapieën waarin dit wordt gepropageerd, moeten dan ook worden verworpen. Intimiteit hoort te ontstaan in spontane interacties en mag niet worden afgedwongen.

Vanaf het tweede levensjaar verwerft een kind autonomie. Dit is een belangrijk punt in de ontwikkeling, te meer omdat het kind vanaf deze leeftijd meer gaat exploreren. De opvoeder heeft hier als taak om grenzen en regels op te stellen. Dit kunnen ouders het beste doen op een autoritatieve manier (controle en warmte).

Ouders moeten proberen om coercive cycles te vermijden: wanneer een kind heftig reageert op een verbod, geeft de ouder toe om van het gezeur af te zijn. Dit leert een kind echter dat opstandig zijn beloond wordt. De volgende keer zal het kind dan op dezelfde manier reageren, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat.

Vanaf het tweede levensjaar worden niet allen interventies aangeraden die sensitiviteit bevorderen, maar ook interventies die betrekking hebben op adequaat disciplineren.

Een belangrijke effectieve interventie is VIPP-SD. Deze interventie is generaliseerbaar naar veel verschillende doelgroepen en culturen. In de interventie komt opvoedondersteuning aan bod. Deze ondersteuning is gericht op ouders van kinderen van nul tot ongeveer vijf jaar. Met behulp van video feedback worden de ouder-kind interacties besproken.

Valkuilen en misvattingen

De gehechtheidtheorie kan op twee niveaus worden toegepasts in de praktijk van de kinderbescherming:

  1. Conceptueel niveau: de gehechtheidstheorie geeft een denkkader voor de kinderbeschermingsmaatregelen. Bekijk pagina’s 37-39 voor voorbeelden.

  2. Praktijkgericht niveau: integratie van evidence based instrumenten in de praktijk.

Aanbevelingen voor beslissingen over kinderen

  1. Hanteer een ontwikkelings-pedagogisch denkkader: kinderen ontwikkelen en veranderen gedurende hun leven. Ze worden door eerdere en door huidige opvoed- en gehechtheidservaringen beïnvloed.

  2. Problematiseer het kind niet: vaak ligt het probleem niet bij het kind, maar bij de opvoeding.

  3. Bied correctieve gehechtheidservaringen aan.

  4. Zorg voor een solide gehechtheidsnetwerk: dit is een back-up voor het geval de primaire verzorgers afwezig zijn.

  5. Observeer ouder-kind interacties.

  6. Gebruik korte interventies voor sensitiviteit.

  7. Plaats kinderen zo vroeg en stabiel mogelijk bij een uithuisplaatsing: kinderen kunnen hechtingsgedrag niet uitstellen. Hechtingsgedrag begint rond de zesde levensmaand, dus plaats kinderen voor deze tijd in een gezin waar ze zich goed kunnen hechten.

  8. Zorg voor begeleiding van de biologische ouders wanneer er terugplaatsing aan de orde is.

  9. Plaats kinderen in een gezinsomgeving.

  10. Zoek bij permanente uithuisplaatsing, een pleeggezin dat hierop gericht is: wanneer het kind na een tijdje naar een ander gezin moet, vindt er scheiding plaats. Dit kan voorkomen worden.

  11. Zorg dat een beslissing voor een permanent pleeggezin permanent blijft.

  12. Ondersteun ouders tijdens/na terugplaatsing met interventies.

  13. Geef ook pleeggezinnen ondersteuning met interventies.

  14. Bij terugplaatsing/uithuisplaatsing mogen de banden die het kind heeft niet abrupt worden verbroken: omgangsregelingen zijn van groot belang.

  15. Stabiliteit van zorg door de gehechtheidsfiguur is zeer belangrijk.

  16. Elke vorm van opvang moet voor het kind zorgen alsof het een eigen kind is.

De gulden regel

Veilige gehechtheid vormt een belangrijke basis voor de ontwikkeling van kinderen, beginnend bij de babytijd. Gehechtheid is geen vaststaand concept, maar veranderd met de ervaringen van kinderen tijdens het opgroeien. Met namen omdat de eerste gehechtheidsrelaties al vroeg worden gevormd, is het essentieel om zo vroeg en snel mogelijk beslissingen over kinderen te nemen.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.