Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!
Feiten
I.c. was de moeder zwanger geworden door kunstmatige inseminatie met het zaad van de man. Zij kreeg een dochter in 2000 en sinds dat moment wordt de dochter opgevoed door de moeder en haar partner. Beide hebben vanaf de geboorte gezamenlijk het ouderlijk gezag. De donor heeft sinds mei 2001 een keer per drie weken enkele uren omgang met de dochter. Er is in de tussentijd een procedure geweest waarin de man verzoek heeft gedaan tot vervangende toestemming om de dochter te erkennen, maar dit is niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen.
In december 2003 verzoeken de moeder en haar partner stiefouderadoptie uit te spreken met behoud van de achternaam van de dochter. De man komt op tegen dat verzoek maar de rechtbank heeft bepaald dat de man in die procedure geen belanghebbende is. De Rechtbank spreekt de adoptie van de dochter door de partner van moeder uit en bepaalt dat de geslachtsnaam de naam van moeder zal blijven. Tegen deze beschikkingen heeft de donor hoger beroep ingesteld. Hierna bepaalde het Hof dat de man in de adoptieprocedure wel belanghebbende was en vernietigt de beschikking van de Rechtbank. Het Hof overweegt o.a. dat tussen de man en de dochter family life bestaat in de zin van art. 8 EVRM. Gezien het feit dat hij donor was komt het Hof tot de conclusie dat de man ouder is in de zin van art. 1:227 BW. Daarom heeft hij rechtstreeks belang bij zijn verzet tegen de adoptie (art. 798 Rv).
De donor wil betrokken zijn bij het leven van de dochter, maar volgens hem krijgt hij die mogelijkheid bijna niet van de moeder en haar partner. Het Hof stelt dat er dus geen situatie is dat de dochter niets meer van de man in zijn hoedanigheid als ouder te verwachten heeft. De moeder en partner gaan in cassatie en voeren aan dat het contact tussen de man en de dochter zo summier is dat het Hof van een onjuiste rechtsopvatting blijk heeft gegeven.
Hoge Raad
De Hoge Raad moet oordelen over de vraag of de zaaddonor van een kind als 'ouder' in de zin van art. 1:227 lid 3 BW en daarmee als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv kan worden aangemerkt. De Hoge Raad stelt o.a. dat het Hof heeft beoordeeld of de man in deze adoptieprocedure als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv kan worden aangemerkt. Men dient in aanmerking te nemen dat de man wel de biologische vader van de dochter is, maar (als zaaddonor) niet haar verwekker is.
Daarom heeft het Hof in dit verband correct ook de eis gesteld dat tussen de man en de dochter sprake is van family life in de zin van art. 8 EVRM. Omdat het Hof stelde dat aan de eis van family life eis was voldaan heeft het terecht geoordeeld dat deze beide omstandigheden samen (biologisch vaderschap en family life van de man met de dochter) meebrengen dat de man ouder is in de zin van art. 1:227 lid 3 BW en dus het door art. 798 Rv vereiste rechtstreekse belang heeft bij zijn verzet tegen de adoptie. De rechtsklachten van de moeder en haar partner falen dus. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van family life op grond van het donorschap, de voor de conceptie gemaakte afspraken over het contact tussen de man en het kind na de geboorte en de omgang die tussen beiden bestond. Deze overweging is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
I.c. werd de zaaddonor van de dochter als 'ouder' in de zin van art. 1:227 lid 3 BW aangemerkt en hiermee was hij dus belanghebbende in de zin van art. 798 Rv.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 1877
- next ›
Add new contribution