Holl/Stal van Bortel - Arrest

Hof Arnhem 2 mei 2006, LJN AX6541

Holl/Stal van Bortel

Uitgangspunt vormt dat ingevolge artikel 150 Rv de bewijslast van de door Holl gestelde tekortkoming van Stal van Bortel, te weten dat de zaak bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, op Holl als koper rust. Door het wettelijk vermoeden als bedoeld in artikel 7:18 lid 2 BW wordt verondersteld dat de zaak bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, tot op het bewijs van het tegendeel te leveren door de verkoper. Het bewijs tegen hetgeen door een wettelijk vermoeden, als dat uitgesproken in voormeld artikel, als bewezen is aangenomen, is een zelfstandig bewijs van het tegendeel, waarbij de rechter moet beoordelen of de daadzaken, welke te bewijzen worden aangeboden, vaststaan en voldoende zijn om het reeds (door een wettelijk vermoeden) geleverd bewijs, opzij te kunnen zetten. De bewijsopdracht aan Stal van Bortel diende daarmee te strekken tot het bewijs van de afwezigheid van het gestelde gebrek – luchtzuigen – ten tijde van de aflevering van het paard, zoals Holl met juistheid heeft betoogd.

Voor zover Stal van Bortel heeft aangevoerd dat het tegenbewijs dat de verkoper dient te leveren niet het bewijs van het tegendeel behoeft te zijn, maar dat voldoende is dat door de tegenbewijslevering zoveel twijfel wordt gezaaid dat niet houdbaar is het vermoeden dat de zaak bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, moet dit standpunt worden verworpen. De Richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, waarop artikel 7:18 lid 2 BW is gebaseerd, bepaalt in artikel 5 lid 3: “Manifesteert zich een gebrek aan overeenstemming binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen, dan geldt tot bewijs van het tegendeel het vermoeden dat dit gebrek bestond op het tijdstip van aflevering tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het gebrek aan overeenstemming.” Het hof leidt hieruit af, gelet op de strekking van de Richtlijn, die beoogt een bepaald niveau van consumentenbescherming te garanderen, dat daarmee gedoeld wordt op een vermoeden dat de geleverde zaak ten tijde van de aflevering niet, in de woorden van de Richtlijn, overeenstemt en dat het gebrek op dat moment bestond, totdat de verkoper het tegendeel heeft bewezen. Daaronder is niet te verstaan dat de verkoper tegenbewijs kan leveren tegen het vermoeden, waarbij voldoende zou zijn dat hij zoveel twijfel zaait dat het vermoeden wordt ontzenuwd. Het gaat om het daadwerkelijk bewijs van het tegendeel.

 

In het licht van voormelde uitleg van de Richtlijn dient artikel 7:18 lid 2 BW te worden geïnterpreteerd zoals hiervoor is overwogen.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.