HR 25 september 2012, NJ 2013, 176 (Maatstaf beoordeling ‘zelfde feit’ art. 68 Sr) - Arrest

Feiten

I.c. gaat het om de verdachte waar tweemaal overtreding van art. 285 Sr (bedreiging) ten laste is gelegd: (1) bedreiging van slachtoffer 1 door slingerend voor de vrachtwagen van slachtoffer 1 te rijden en tegen het slachtoffer 1 bedreigende woorden uit te spreken; en (2) bedreiging van slachtoffer 2 door slingerend voor slachtoffer 2 te rijden en tegen slachtoffer 2 bedreigende woorden uit te spreken.

De Amsterdamse rechtbank had de verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van deze tenlastegelegde feiten vrijgesproken.

Hierna is aan de verdachte in een andere zaak overtreding van art. 5 WvW tenlastegelegd: namelijk verkeersgevaarlijk gedrag, door slingerend voor slachtoffer 1 te rijden, te stoppen op de snelweg, uit de auto te stappen en het doorgaande verkeer te hinderen, en gevaar voor personen en goederen te hebben veroorzaakt omdat het doorgaande verkeer achter hem door dat gedrag van hem plotseling werd gedwongen te stoppen.

De advocaat van de verdachte voerde echter aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard op de grond dat artikel 68 Wetboek van Strafrecht van toepassing is nu de verdachte onherroepelijk is vrijgesproken van hem tenlastegelegde overtredingen van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft dit verweer verworpen. In hoger beroep wordt geklaagd dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van hetzelfde feitelijk gebeuren waarover reeds onherroepelijk in rechte ten gronde is beslist en dat het Hof met de ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging, art. 68 lid 1 Sr heeft miskend.

Hoge Raad

De verdachte is vrijgesproken van bedreigingen in het verkeer maar werd daarna vervolgd voor art. 5 WVW 1994 waarbij dezelfde verkeershandelingen als gevaarlijk gedrag ten laste zijn gelegd. Is hier sprake van hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr?

Volgens de Hoge Raad moet bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’, de rechter in de situatie waarop art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten vergelijken. Bij die toetsing moet enerzijds de juridische aard van de feiten en anderzijds de gedraging van de verdachte worden betrokken. Het komt er het op neer dat zowel het verschil in de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheiden delictsomschrijvingen strekken als het verschil in de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, dermate groot dat geen sprake kan zijn van hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr. Het Hof heeft dus terecht geoordeeld dat geen sprake is van een eerdere vrijspraak van ‘dezelfde feiten’ in de zin van art. 68 Sr.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.