HR 8 februari 2013 (Peildatum waardering), RR blz. 367 - Arrest

Feiten

De man en de vrouw zijn op 16 januari 1975 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Hun huwelijk in 2004 ontbonden. De man heeft verzocht dat de rechtbank echtscheiding zal uitspreken en ook zal bepalen dat partijen de huwelijks-goederengemeenschap verdelen. De vrouw heeft gesteld dat zij hebben getracht in overleg te komen tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar dit is niet gelukt.

 

De rechtbank stelt dat er tussen partijen overeenstemming bestond over de toedeling van de verschillende boedelbestanddelen. Het geschil ging over de waardering van enkele vermogensbestanddelen. De rechtbank aanvaardde als peildatum voor de waardebepaling van de boedelbestanddelen de door de man voorgestelde datum, (de datum van inschrijving van de echtscheiding). De vrouw gaat in hoger beroep omdat volgens haar als hoofdregel geldt dat de datum van de verdeling als peildatum voor de waardering moet gelden.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover daarin de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap is vastgesteld. Over de peildatum heeft het hof overwogen dat de hoofdregel is dat het tijdstip van de verdeling geldt als peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen, dus de dag dat de echtgenoten de verdelingshandeling verrichten als bedoeld in art. 3:182 BW, waarmee de overeenkomst van verdeling tot stand komt. Volgens het Hof kan van deze regel worden afgeweken als partijen een andere peildatum overeen zijn gekomen of als op grond van de redelijkheid en billijkheid van de hoofdregel moet worden afgeweken. 

Tegen het oordeel van het hof heeft de man cassatieberoep ingesteld.

 

Hoge Raad

De Hoge Raad moet zich buigen over de vragen: 1) op welke moment er sprake is van een (juridische) verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap? 2) en vanaf welk moment begint de rentevergoeding te lopen uit hoofde van een overbedelingsvordering?

De Hoge Raad stelt dat het hof onterecht heeft overwogen dat in de enkele omstandigheid dat partijen de tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen met wederzijdse instemming feitelijk hebben verdeeld, besloten ligt dat zij een verdeling als bedoeld in artikel 3:182 BW zijn overeengekomen. Deze feitelijke verdeling met wederzijdse instemming impliceert immers niet zonder meer dat partijen het ook eens zijn geworden over de financiële consequenties die de verdeling van de goederen voor ieder van hen heeft (het ontstaan van vorderingen uit over- en onderbedeling).

 

Dit wil niet zeggen dat als aanvankelijk uitsluitend een feitelijke verdeling met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden, en protest in verband met de financiële consequenties daarvan uitblijft, partijen onder omstandigheden op de voet van artikel 3:35 BW over en weer erop mogen vertrouwen dat de wederpartij ook rechtens met de verdeling instemt. Van zo’n geval was in casu volgens de Hoge Raad echter geen sprake, nu de vrouw in hoger beroep een grief heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat partijen het eens zijn over de verdeling van de tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen, heeft gesteld dat nog geen verdeling heeft plaatsgevonden, en heeft gevorderd dat het hof de wijze van verdeling zelf zou vaststellen. Het hof kon niet volstaan met het oordeel dat partijen al tijdens hun huwelijk overeenstemming hadden bereikt over de feitelijke verdeling van goederen.

 

Conclusie

Als peildatum voor de waardering van goederen in de huwelijks-goederengemeenschap geldt in de regel de datum van de verdeling. In de enkele omstandigheid dat partijen de goederen met wederzijdse instemming feitelijk hebben verdeeld, ligt echter nog niet besloten dat zij een verdeling als bedoeld in art. 3:182 BW zijn overeengekomen. Met het wettelijk stelsel van art. 6:119 BW is onverenigbaar dat een gewezen echtgenoot, zonder in verzuim te zijn geraakt, zonder meer op aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ontleende gronden zou zijn gehouden om aan de andere gewezen echtgenoot een rentevergoeding te betalen over een wegens overbedeling verschuldigde geldsom.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.