Leeuwarden/Los - Arrest

Leeuwarden/Los (HR 07-12-2001, NJ 2002, 576)

Kort

Indien zich na een schadeveroorzakende gebeurtenis waarvoor iemand aansprakelijk is jegens de benadeelde, een latere gebeurtenis voordoet die dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als die schade niet reeds was ontstaan, doet dit niet af aan de reeds gevestigde verplichting tot schadevergoeding van de voor de eerste gebeurtenis aansprakelijke. Behalve in gevallen waarin de latere gebeurtenis voor risico van de benadeelde komt, bestaat er geen grond daarover anders te oordelen indien het gaat om voortdurende schade. Dit geldt ook in gevallen waarin de schade voor het vervolg niet slechts hypothetisch maar in werkelijkheid veroorzaakt is door de handeling van de derde.

Feiten

Een huurder vordert van zijn voormalige verhuurder schadevergoeding, bestaande uit gederfde winst, wegens beëindiging van de huurovereenkomst. De verhuurder voert aan dat de huurovereenkomst ten gevolge van een brand, die zich later heeft voorgedaan, op grond van artikel 7A:1589 BW hoe dan ook zou zijn geëindigd, zodat de huurder vanaf dat moment geen inkomsten uit zijn bedrijf zou hebben gehad.

Uitspraak

De Hoge Raad stelt dat indien zich na een schadeveroorzakende gebeurtenis waarvoor iemand aansprakelijk is jegens de benadeelde, een latere gebeurtenis voordoet die dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als die schade niet reeds was ontstaan, dit niet afdoet aan de reeds gevestigde verplichting tot schadevergoeding van de voor de eerste gebeurtenis aansprakelijke. Behalve in gevallen waarin de latere gebeurtenis voor risico van de benadeelde komt, bestaat er geen grond daarover anders te oordelen indien het gaat om voortdurende schade, zoals de winstderving waarvan in deze zaak vergoeding gevorderd wordt. Dit geldt ook als de schade voor het vervolg niet slechts hypothetisch maar in werkelijkheid veroorzaakt is door de handeling van de derde. Ook dan verdient het immers de voorkeur dat de benadeelde, overeenkomstig de in artikel 6:102 BW neergelegde regel, slechts de veroorzaker van de eerste gebeurtenis behoeft aan te spreken en niet het risico behoeft te lopen dat de veroorzaker van de latere gebeurtenis geen verhaal biedt of zelfs niet jegens hem aansprakelijk is. In de situatie waarin de huurverhouding ten tijde van de brand nog zou hebben bestaan, zou het tenietgaan van het gehuurde in de contractuele verhouding tussen partijen in die zin voor rekening van de huurder zijn gekomen dat de Gemeente dientengevolge krachtens artikel 7A:1589 BW zou zijn bevrijd van haar verplichting het huurobject aan hem ter beschikking te stellen. Dat op zichzelf rechtvaardigt echter niet ook in de hier na het einde van de huur door de opzegging van de Gemeente ontstane situatie het tenietgaan door brand van het vroeger door de huurder gehuurde, waarover hij geen enkele zeggenschap meer had, aan hem toe te rekenen. Daaraan staat niet in de weg dat de brand zich ten tijde van de vaststelling van de omvang van de schade reeds had voorgedaan, zodat geen sprake was van afweging van goede en kwade kansen in de zin van art. 6:105 BW, maar van een zekere gebeurtenis, waarmee bij de schadeberekening in beginsel rekening moet worden gehouden.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.