Mitros/Hoekendijk, HR 23 september 2005, NJ 2005, 55

Casus

Omstreeks 1971 is Hoekendijk een boederij gaan bewonen die eigendom is van de gemeente Utrecht. Ingevolge de huurovereenkomst bedroeg de huurprijs 304 gulden per maand per 1 januari 1985. De gemeente heeft in 1994 de boederij in erfpacht uitgegeven aan de Stichting. De Stichting en Hoekendijk vinden geen overeenstemming over de huurovereenkomst. Hierdoor heeft de Stichting de huurovereenkomst opgezegd omdat het voor haar niet langer lonend is het verhuurde te exploiteren.

Hoge Raad

Bewoordingen en strekking van deze bepaling staan eraan in de weg te aanvaarden dat van dringend eigen gebruik in de zin van die bepaling ook sprake is ingeval de verhuurde, die het verhuurde niet nodig heeft om dit af te breken, het desbetreffende object onder instandhouding daarvan wenst te vervreemden om daarmee aan een verliesgevende exploitatie een halt toe te roepen. Een andere uitleg zou, in strijd met het wettelijk systeem en de bedoeling van de wetgever, meebrengen dat louter het financieel belang van de verhuurder bij het opheffen van een exploitatietekort toereikend kan zijn voor beëindiging van de huur, aldus de Hoge Raad.