Samenvattingen en studiehulp bij Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie (UU) - Vaktool

  Tools

De hele tekst op deze pagina lezen? Alle JoHo tools gebruiken? Sluit je dan aan bij JoHo en log in!
 

Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

The world of JoHo footer met landenkaart

 

Vaktool voor JoHo abonnees

 

Vak: Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie

Studietools: samenvattingen per hoofdstuk

Mededelingen en laatste stand van tool, wijzer, vak of boek

 

JoHo Tools bij Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie

 

Samenvattingen Tools

 Gepubliceerd

  • Samenvattingen per hoofdstuk bij de voorgeschreven hoofdstukken van Child, Family, School, Community: Socialization and Support van Berns, 11e druk
  • Samenvattingen per hoofdstuk bij de voorgeschreven hoofdstukken van Social Development van Clarke-Stewart & Parke, 3e druk

Print Tools

 Gepubliceerd

  • Samenvattingen bij de voorgeschreven literatuur van het vak Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie 22/23

Samenvattingen bij de voorgeschreven boekhoofdstukken

Samenvattingen bij de voorgeschreven hoofdstukken van White & Berns voor Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie (UU) 22/23 - Bundel

Samenvattingen bij de voorgeschreven hoofdstukken van White & Berns voor Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie (UU) 22/23 - Bundel

Wat is de ecologische benadering binnen de pedagogiek? - Chapter 1

Wat is de ecologische benadering binnen de pedagogiek? - Chapter 1


Wat is de relatie tussen ecologie en ontwikkeling?

Kinderen groeien op in een wereld die constant verandert. Ecologie kijkt naar de relaties tussen een organisme en zijn omgeving. Ecologie van mensen bestaat uit de biologische, psychologische, sociale en culture contexten waarin een persoon zich ontwikkelt. Personen hebben in deze contexten verschillende interacties, en veranderen daarbij over tijd. Adaptatie betekent dat een organisme zichzelf of zijn gedrag aanpast om beter te kunnen bestaan in de betreffende condities. Dit is nodig, omdat mensen continue beïnvloed worden door factoren van buitenaf, bijvoorbeeld demografische factoren zoals inkomen en ras, en economische factoren zoals de verspreiding van goederen.

Wat is socialisatie?

Socialisatie is het proces waarin individuen kennis, vaardigheden en karaktertrekken verwerven die ervoor zorgen dat ze effectief kunnen participeren in de samenleving. Een kind wordt gesocialiseerd door heel veel verschillende actoren en heeft de volgende voorwaarden:

  • Socialisatie vindt plaats over tijd.

  • Socialisatie vindt plaats door interactie met significante personen.

  • Socialisatie vindt plaats door middel van communicatie.

  • Socialisatie vindt plaats in emotioneel-significante contexten.

Waarom is socialisatie een uniek, menselijk proces?

Sociale wetenschappers zijn het erover eens dat socialisatie uniek is voor mensen, omdat mensen kunnen denken. Taal maakt mogelijk dat verschillende ideeën overgebracht kunnen worden, en zorgt ervoor dat je zelf kunt redeneren en je gedrag kunt bepalen. Internalisatie is het proces waarbij extern opgelegd gedrag verandert in intern en zelfregulerend gedrag. Internalisatie heeft als gevolg dat ieder mens een bepaalde rol inneemt in een context, en aan de hand van die rol verwachtingen heeft over de ander en zichzelf.

Waarom is socialisatie een wederkerig, dynamisch proces?

Socialisatie is een wederkerig proces, omdat er bij socialisatie interactie plaatsvindt waarin beide partijen op elkaar reageren. Daarbij is het een dynamisch proces, omdat de interacties veranderen over tijd, en je dus zowel een producent van respons kan zijn als een product van respons. Kinderen hebben zelf een actieve rol in socialisatie, omdat ze leren dat bepaald gedrag bepaalde reacties uitlokt. Zo beïnvloeden ze hun eigen ontwikkeling

Genetica

Genetica speelt een rol in de ontwikkeling van een kind. Hierbij is het genotype allereerst van belang; het totaal aan erfelijke eigenschappen die zich bevinden in de genen op het moment dat het kind verwerkt wordt. Het genotype is op verschillende manieren belangrijk:

  • Passief. Omdat je ouders intelligent zijn, is er in jouw genen ook een hoop intelligentie te vinden.

  • Evocatief. Als je van nature een blij kind bent, krijg je waarschijnlijk meer positieve en warme respons van je omgeving.

  • Actief. Als je van nature heel verlegen bent, zoek je zelf geen groepen op, maar pak je liever dingen alleen aan.

Temperament

Naast genetica is ook het temperament een belangrijk biologisch aspect. Temperament zijn de innerlijke kenmerken die bepalen hoe gevoelig je bent voor verscheidene ervaringen, en hoe je reageert op sociale interactie. Grofweg worden er drie temperamentcategorieën onderscheiden: “makkelijk”, “langzame starters” en “moeilijk”. Als ouders goed reageren op het temperament van hun kind en er dus sprake is van goodness of fit, verloopt de socialisatie soepeler.

Rijping

De veranderingen die geassocieerd worden met het biologische proces van ouder worden, worden rijping genoemd. Naarmate kinderen ouder worden, interacteren ze met mensen en hebben ze ervaringen. In dit proces doen ze onder andere vaardigheden, kennis, attituden, waarden en normen op.

Wat is het verschil tussen bedoelde en onbedoelde socialisatie?

Bedoelde socialisatie vindt plaats als volwassenen waarden consistent en expliciet overbrengen op het kind, waarbij er beloning of straffen worden toegepast als ze het goed of fout doen. Heel veel socialisatie vindt echter ook spontaan plaats tijdens menselijke interactie. Deze onbedoelde socialisatie vindt bijvoorbeeld ook plaats als je een interactie observeert. Bedoelde en onbedoelde socialisatie kunnen ook samengaan, bijvoorbeeld als een kind het gewenste gedrag niet laat zien omdat hij een positieve reactie op het ongewenste gedrag heeft geobserveerd bij iemand anders.

Wat zijn veranderingen en uitdagingen voor socialisatie?

Door de technologische ontwikkelingen en de diversiteit van de samenleving, moeten kinderen steeds meer leren om zich adaptief te kunnen aanpassen. Dit kost meer tijd en zorgt voor een hoop uitdagingen. Naast een direct effect, hebben deze ontwikkelingen ook een indirect effect op de ontwikkeling van kinderen. Dit is bijvoorbeeld het geval als ouders door een veranderende samenleving meer moeten werken, en de familie op de tweede plek komt te staan. Om de socialisatie toch goed te laten verlopen, moet er bijvoorbeeld gezorgd worden dat het curriculum op scholen passend is voor de ontwikkeling. Dit betekent dat er gekeken wordt naar normale groeipatronen van kinderen, maar dat er ook aandacht is voor individuele verschillen.

Verandering en het concept van kindertijd

Tegenwoordig nemen we aan dat de kindertijd een periode is waarin er voor kinderen gezorgd wordt, ze nieuwe dingen leren en beschermd worden omdat ze nog niet volwassen genoeg zijn om dit allemaal zelf te doen. Het beschermende aspect ondergaat echter een verandering, omdat er veel druk ligt op ouders en er overal gevaren zoals drugs op de loer liggen. Dit heeft als gevolg dat sommige ouders te beschermend worden, waardoor de onafhankelijkheid van het kind wordt geschaad.

Verandering, aanpassing en socialisatie

Socialisatie is een erg uitgebreid begrip, maar kan wel gemanipuleerd worden als je precies snapt hoe alles in elkaar steekt. Zo kun je eerst agressief gedrag uitlokken bij een groep, om ze daarna beter te kunnen leren dat dat niet goed is. Belangrijk om hierbij in gedachten te houden is dat de controle bij hele jonge kinderen vooral bij de ouders ligt, maar gedurende de jaren steeds meer verschuift naar de kinderen zelf.

Wat houdt het bio-ecologische model van ontwikkeling in?

De functies van wetenschappelijke theorieën zijn:

  • Het vormen van een raamwerk om bevindingen uit onderzoeken in te interpreteren en richtingen aan te geven voor toekomstig onderzoek.

  • Het uitleggen van een bepaald aspect van ontwikkeling.

  • Het beschrijven van contexten die invloed hebben op veel aspecten in de ontwikkeling van kinderen.

  • Het bestuderen van de interactie tussen een kind en zijn of haar omgeving.

We kijken naar bio-ecologische processen, waarbij organismen – in dit geval mensen – zelf een rol spelen in het ontwikkelen van hun omgeving. Hierbij wordt het bio-ecologische model van Bronfenbrenner in het hele boek als uitgangspunt gebruikt. Dit model kijkt naar de verschillende contexten waarin een kind zich bevindt, en hoe deze contexten het kind en elkaar beïnvloeden. In tegenstelling tot veel theorieën die kijken naar bepaalde patronen, probeert dit model deze patronen juist uit te leggen. Een voorbeeld van een patroon is de theorie van Piaget, die verschillende fases in de kindertijd onderscheidt:

  • Baby’s en dreumesen (0-2 jaar) begrijpen dingen door hun zintuigen en bewegingen.

  • Peuters (3-5 jaar) beginnen relaties te begrijpen op een intuïtieve manier.

  • Kinderen (6-11 jaar) kunnen logica gebruiken om concrete relaties te begrijpen.

  • Adolescenten (12 jaar en ouder) kunnen abstracte en hypothetische relaties begrijpen.

Wat zijn de ecologische systemen?

Bronfenbrenner zegt dat de sociale contexten van interacties en ervaringen bepalen hoe individuen hun potentie ontwikkelen en bepaalde vaardigheden aan kunnen leren. Er zijn vier systemen die hij onderscheidt:

  • Het microsysteem.

  • Het mesosysteem.

  • Het exosysteem.

  • Het macrosysteem.

Daarnaast spreekt hij nog van globalere veranderingen in bijvoorbeeld technologie en politiek. Dit noemt hij het chronosysteem.

Microsystemen

Het microsysteem refereert naar de activiteiten en relaties met personen die plaatsvinden in een specifieke, kleine setting zoals familie, school of leeftijdsgenoten.

Familie

Familie is de setting waarin verzorging, affectie en een verscheidenheid aan kansen plaatsvindt. Als een kind opgroeit in een disfunctionele familie, is er kans op problemen in de ontwikkeling.

School

Op school leren kinderen op een formele manier over de gemeenschap. Leraren zijn in deze setting rolmodellen.

Leeftijdsgenoten

In deze setting doen kinderen ervaring op in onafhankelijkheid. Ze krijgen een gevoel van wie ze zijn en hoe ze te vergelijken zijn met anderen van dezelfde leeftijd.

Gemeenschap

De gemeenschap, of buurt, is de plek waar kinderen vooral leren door te doen.

Media

De media wordt door Bronfenbrenner niet per se als onderdeel van het microsysteem gezien, maar wel door de auteur van het boek. De reden hiervoor is dat de media een setting presenteren van waaruit een kind de hele wereld bekijkt.

Interacties tussen de microsystemen

De ontwikkeling van een kind wordt ook beïnvloed door relaties tussen verschillende actoren in de microsystemen. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen vader en moeder.

Mesosystemen

Het mesosysteem bestaat uit verbindingen en relaties tussen twee of meer microsystemen van een kind, bijvoorbeeld tussen familie en school. De impact van dit systeem hangt af van het aantal en de kwaliteit van deze relaties. Hoe meer verbindingen er zijn, hoe meer invloed die hebben op de socialisatie.

Exosystemen

De derde structuur, het exosysteem, refereert naar contexten waarin het kind geen actieve participant is, maar die wel invloed hebben op de ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn het werk van de ouders en sociale diensten.

Macrosystemen

Het macrosysteem bestaat uit de samenleving en subcultuur waar het kind toe behoort. Specifiek gaat dit over geloof, levensstijl, patronen van sociale interacties en levensveranderingen. Deze systemen worden gezien als een set instructies voor de andere drie systemen. Democratische ideeën hebben bijvoorbeeld invloed op exosystemen zoals het werk van de ouders. Er moet goed onderscheid gemaakt worden tussen etniciteit en cultuur. Etniciteit is lidmaatschap gebaseerd op je afkomst, ras of religie. Cultuur slaat daarentegen op het aangeleerde gedrag, zoals kennis en gewoonten.

Verschillende macrosystemen: laag- en hoog-contextueel

Er zijn twee soorten macrosystemen:

  • Laag-contextueel wordt gekenmerkt door rationaliteit, individualiteit en vooruitgang.

  • Hoog-contextueel wordt gekenmerkt door emoties, samenwerking en tradities.

Diverse patronen van gedrag

Er zijn aspecten die in deze laag- of hoog-contextuele macrosystemen van belang erg verschillen:

  • In een laag-contextueel macrosysteem is het belangrijker wat de inhoud van de communicatie is, terwijl in een hoog-contextueel macrosysteem vooral wordt gekeken naar de setting.

  • In een laag-contextueel macrosysteem willen mensen natuur controleren en veel sociale contacten onderhouden, terwijl er in een hoog-contextueel macrosysteem vooral in harmonie met de natuur wordt geleefd en de contacten binnen de eigen groep het belangrijkst zijn.

  • In een laag-contextueel macrosysteem wordt er nieuwe kennis gebruikt om te overleven, terwijl in een hoog-contextueel macrosysteem meer waarde wordt gehecht aan traditie en afhankelijkheid.

Wat is het chronosysteem?

Het chronosysteem bestaat uit temporale veranderingen in ecologische systemen of individuen die nieuwe condities creëren die een effect hebben op ontwikkeling.

Effecten van het chronosysteem: het verleden

In het boek wordt een studie beschreven die laat zien dat ecologische veranderingen over tijd verschillende effecten kunnen hebben op de socialisatie van kinderen. Dit is afhankelijk van andere factoren, zoals leeftijd en geslacht van het kind.

Effecten van het chronosysteem: het heden

Significante gebeurtenissen kunnen blijvende consequenties hebben, zelfs jaren nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit heeft effect op het chronosysteem. Als voorbeeld wordt 11 september 2001 gebruikt; deze gebeurtenis was onverwacht en heeft mensen gedwongen om na te denken over de toekomst.

Effecten van het chronosysteem: de toekomst

Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande die in de toekomst effect zullen hebben op het chronosysteem:

  • Biotechnologie. Hierdoor kunnen genen gemanipuleerd worden.

  • Opnieuw conceptualiseren van gemeenschappelijke en individuele verantwoordelijkheden. De verandering die hierbij gaande is, is dat mensen steeds onafhankelijker moeten worden en er minder van bovenaf wordt geregeld.

  • Informatietechnologie (IT). Dit zorgt onder andere voor meer keuzes, meer kennis en meer afleidingen.

  • Globalisering en nationalisme. Door terrorisme is er bijvoorbeeld meer aandacht voor nationale veiligheid.

  • Verandering in de verantwoordelijkheid in besluitvoering. Zo worden leerkrachten bijvoorbeeld steeds meer verantwoordelijk gehouden voor de prestaties van kinderen.

  • Informatiebemiddelaars. Beslissingen worden steeds meer beïnvloed door meningen van buitenaf, zoals een recensie in een krant.

Wat is belangrijk bij onderzoek naar het welzijn van kinderen?

Als er wordt gekeken naar het algemene welzijn van kinderen, worden de volgende factoren onderzocht:

  • Indicatoren van familie en sociale omgeving.

  • Indicatoren van de economische omstandigheden.

  • Indicatoren van de gezondheidszorg.

  • Indicatoren van de fysieke omgeving en veiligheid.

  • Indicatoren van gedrag.

  • Indicatoren van onderwijs.

  • Indicatoren van gezondheid.

Wat is de ecologische benadering van ouderschap? - Chapter 4
Wat is de ecologische benadering van school? - Chapter 6
Wat is de ecologische benadering van lesgeven? - Chapter 7
Wat is de ecologische benadering van de peer groep? - Chapter 8
Wat zijn sociale en behavioristische socialisatieuitkomsten? - Chapter 12
Samenvattingen bij de voorgeschreven hoofdstukken van Parke et al. voor Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie (UU) 22/23 - Bundel

Samenvattingen bij de voorgeschreven hoofdstukken van Parke et al. voor Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie (UU) 22/23 - Bundel

Welke theorieën over sociale ontwikkeling bestaan er? - Chapter 1 (Parke et al.)

Welke theorieën over sociale ontwikkeling bestaan er? - Chapter 1 (Parke et al.)

De studie van sociale ontwikkeling focust zich vooral op het beschrijven van sociaal gedrag van kinderen en hoe dit gedrag verandert. Daarbij focust deze studie zich op relaties en ideeën over zichzelf en anderen. Deze ontwikkeling wordt door factoren van buitenaf beïnvloed. Sommige onderzoekers houden zich bezig met waarom kinderen zich op een bepaalde manier ontwikkelen. Andere onderzoekers houden zich meer bezig met praktische toepassingen, zoals opvoeding.

Wanneer is de studie naar de sociale ontwikkeling begonnen?

De studie naar sociale ontwikkeling is recent, beginnende met het werk van de evolutionaire bioloog Charles Darwin (1872). Terwijl Darwin zich vooral op emoties richtte, onderzocht Watson (1913) principes van leren en conditionering, en keek Freud (1905, 1910) naar de basis driften van kinderen. Een Amerikaanse psycholoog Arnold Gesell (1928) had een verschillende kijk op sociale ontwikkeling. Hij vond dat sociale vaardigheden zich ontwikkelen in de kindertijd. De geschiedenis van de studie naar sociale ontwikkeling begon dus met tegenstrijdige visies en ideeën.

Welke vragen spelen een rol in de diverse theorieën over sociale ontwikkeling?

Een aantal vragen spelen een grote rol in de verschillende theorieën over sociale ontwikkeling:

Hoe beïnvloeden biologische- en omgevingsfactoren sociale ontwikkeling?

In de vroege jaren van de ontwikkelingspsychologie waren er twee tegengestelde posities wat bekend was als nature-nurture. Sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nature, waarbij erfelijkheid en volwassenwording een grote rol spelen bij de ontwikkeling, en sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nurture, waarbij leren en ervaring een grote rol spelen bij de ontwikkeling. Tegenwoordig weet men dat zowel biologische als omgevingsfactoren invloed uitoefenen op sociale ontwikkeling.

Welke rol spelen kinderen in hun eigen ontwikkeling?

Tegenwoordig bestaat het idee dat kinderen geen passieve houding hebben, maar zelf invloed uitoefenen op hun ontwikkeling. Hun interacties met de wereld om hen heen zijn transactioneel, wat betekent dat er wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt.

Wat is de meest geschikte eenheid om sociale ontwikkeling te onderzoeken?

Waar de focus eerst lag op onderzoek doen naar het individu, ligt die nu bij de sociale dyade. Dit betekent dat er nu vooral onderzoek wordt gedaan naar de aard van sociale interacties en sociale groepen.

Is ontwikkeling continu of discontinu?

Het beoordelen van de continuïteit van ontwikkeling hangt af van de manier waarop er naar de ontwikkeling gekeken wordt. Als je van ver af kijkt naar een lange periode, lijken gebeurtenissen abrupter te zijn dan wanneer je dichtbij kijkt. Dan lijken dingen geleidelijker te gebeuren. Tegenwoordig wordt de ontwikkeling als continu gezien, afgewisseld met transitionele periodes waarin relatief abrupte veranderingen plaatsvinden.

Is sociaal gedrag het resultaat van de omgeving of van het kind?

Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan persoonlijke factoren en situationele factoren. Beide hebben invloed, en vaak is het zo dat persoonlijke factoren ook bepalen in welke situaties kinderen zich bevinden.

Is sociale ontwikkeling universeel?

Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan cultuur. Tegenwoordig zien ontwikkelingspsychologen enkele universele aspecten van ontwikkeling, maar hechten zij ook waarde aan culturele contexten.

Hoe verschilt sociale ontwikkeling in historische tijdperken?

Verschillen over tijd zijn bijvoorbeeld de grootte van gezinnen en moeders die gaan werken. Historische veranderingen spelen een rol in de vorming van de sociale ontwikkeling van een kind. Daarnaast wordt het sociale leven van kinderen beïnvloed door specifieke historische gebeurtenissen.

Is sociale ontwikkeling gerelateerd aan andere ontwikkelingsgebieden?

Domeinen waar sociale ontwikkeling aan gerelateerd is, zijn emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling en motorische ontwikkeling. Sociale ontwikkeling moet dus in de context van andere ontwikkelingsdomeinen geëxamineerd worden.

Hoe belangrijk zijn moeders voor de sociale ontwikkeling van kinderen?

Vroeger werd gedacht dat moeders de meest belangrijke invloed waren op de ontwikkeling van kinderen. Nu weten we dat de sociale ontwikkeling zich afspeelt in een omgeving waar naast de moeder vele individuen een rol spelen.

Is er één pad voor sociale ontwikkeling?

Ieder kind volgt zijn of haar eigen ontwikkelingspad. Wanneer twee individuen op hetzelfde punt beginnen maar eindigen op een ander punt, is er sprake van multifinaliteit. Wanneer twee individuen verschillende paden volgen maar wel een zelfde ontwikkelingsuitkomst bereiken is er sprake van equifinaliteitOok de manier waarop kinderen omgaan met bepaalde gebeurtenissen heeft invloed op het ontwikkelingspad.

Wat bepaalt hoe wij het sociale gedrag van kinderen beoordelen?

Kenmerken van het kind, de volwassene en de context beïnvloeden de beoordeling en het labelen van sociaal gedrag. Negatieve labeling beïnvloedt op haar beurt weer het gedrag van kinderen.

Zijn ontwikkelingspsychologen de enige die sociale ontwikkeling bestuderen?

Kinderen en hun sociale ontwikkeling worden niet in één discipline bestudeerd, maar komen terug in allerlei disciplines. Door perspectieven te combineren en samen te werken kunnen de complexiteiten van de sociale ontwikkeling het best begrepen worden.

Is sociale ontwikkeling alleen gefocust op basisonderzoek of ook op toegepast onderzoek en beleid?

De zoektocht naar de fundamentele principes en processen die ons helpen sociale ontwikkeling te verklaren is een centraal doel van de wetenschap van de sociale ontwikkeling van kinderen. Daarnaast is toegepast onderzoek naar belangrijke sociale problemen ook een grote interesse. Zowel basis als toegepast onderzoek informeren het sociale beleid die het leven van kinderen beïnvloed. Dus basis, toegepast en beleid onderzoek informeren elkaar wederzijds. 

    Welke theoretische perspectieven op sociale ontwikkeling zijn er?

    Theorieën helpen om bestaande informatie te organiseren en te integreren in samenhangende verklaringen. Daarnaast leiden theorieën tot hypotheses die getest kunnen worden. Een theorie verklaart nooit de hele sociale ontwikkeling.

    Wat houdt het psychodynamisch perspectief in?

    Freud’s psychodynamische theorie stelt dat psychologische groei geregeld wordt door onbewuste biologische driften en instincten. De ontwikkelende persoonlijkheid bestaat uit de id, gericht op directe behoeftebevrediging, de egogericht op behoeftebevrediging door middel van gepast sociaal bedrag, en de superego. De superego verschijnt wanneer het kind moralen heeft geïnternaliseerd en die kan toepassen op het eigen gedrag. Ontwikkeling is een discontinu proces, onder te verdelen in 5 perioden. Tijdens de fallische fase voelen jongens zich aangetrokken tot hun moeder en bedreigd door hun vader, het Oedipus complexIn het Electra complex focussen meisjes hun seksuele gevoelens op hun vader. Uiteindelijk lossen deze complexen zich op doordat meisjes zich meer identificeren met hun moeder en jongens met hun vader. Volgens Freud heeft de manier waarop kinderen deze fases doorlopen invloed op hun latere gedrag en persoonlijkheid.

    Erikson’s psychosociale theorie stelt dat de fases die Freud beschrijft, doorgaan tot in de volwassenheid. Problemen in eerdere fases spelen een rol in de latere fases, en beïnvloeden zo de persoonlijkheid. In de laatste fase is de integriteit van het ego het ultieme doel van oudere volwassenen. De theorieën van Freud en Erikson hebben veel invloed gehad op de studie naar sociale ontwikkeling. Kritiekpunten op deze theorieën zijn echter dat de basis van Freud’s theorie moeilijk te toetsen is. Daarbij is zijn theorie gebaseerd op informatie die hij verkregen heeft van volwassenen die therapie volgden, en niet van kinderen die sociaal gedrag vertoonden. Daarnaast is zijn manier van informatieverzameling biased en selectief. Tot slot is de focus op seksualiteit in de kindertijd te nauw en overdreven om echt een ontwikkelingstheorie te vormen. Erikson heeft wel onderzoek gedaan bij echte kinderen, maar de methodologische problemen van Freud zijn ook bij hem van toepassing.

    Wat houdt het traditioneel leertheorie perspectief in?

    Het werk van Pavlov, Skinner en Watson gaat over conditionering en hoe leerprincipes ontwikkeling kunnen vormen. Kinderen spelen een passieve rol; de rol van de omgeving is veel groter. Klassieke conditionering is het manipuleren van het gedrag en emoties van kinderen door er een stimulus aan te koppelen. Denk aan de hond die speeksel produceert wanneer hij een bel hoort, omdat dit geluid geassocieerd werd met het krijgen van voedsel. Operante conditionering gebeurt wanneer gedrag systematisch wordt gevolgd door een beloning of straf. Skinner benadrukte het belang van bekrachtigingsschema’s. De drive-reduction theorie van Hull stelt dat klassieke en operante conditionering alleen tot leren leidt wanneer het samengaat met het verminderen van primaire driften zoals honger en dorst.

    Leertheorieën zijn nog steeds bruikbaar om sommige aspecten van de sociale ontwikkeling te verklaren, zoals het verminderen van sterke emoties (desensitisatie) en ongewenst gedrag. Conditionering kan echter wel minder invloed hebben in bepaalde fases van het leven van een kind. Daarnaast hangt de invloed ook af van andere kenmerken van het kind, zoals verbale vaardigheden en temperament.

    Wat houdt het cognitief leerperspectief in?

    De cognitieve sociale leertheorie van Bandura stelt dat kinderen sociaal gedrag leren door het observeren en nadoen van andere mensen. Cognities spelen een rol in dit proces. De mate van aandacht, behoud, reproductie en motivatie beïnvloeden of en hoe een kind gedrag observeert en imiteert. Kinderen beïnvloeden echter ook het model, door middel van wederkerige determinatie. Het gedrag van kinderen beïnvloedt de reactie van andere mensen, wat de sociale omgeving en het kind verandert. De mate waarin er cognitief leren plaatsvindt hangt ook af van de self-efficacy van een kind. Deze is hoog wanneer een kind zichzelf waarneemt als erg competent. Self-efficacy ontwikkelt door een aantal bronnen, zoals directe ervaring met succeservaring, het observeren van anderen die succes hebben, steun van ouders en peers, biologische en affectieve reacties op sociale situaties en het geloof van een groep in competentie. Cognitieve sociale leertheorie verklaart de invloed van modellen. Kanttekeningen bij deze theorie zijn dat hij niet gericht is op de ontwikkeling van het kind, dat er weinig aandacht is voor biologische aspecten, dat het meeste onderzoek is uitgevoerd in een laboratorium waar de omgeving geen rol speelt en dat er geen aandacht is voor culturele variaties.

    Wat houdt het informatieverwerkingsperspectief in?

    De processen die een computer uitvoert worden bij deze theorie gebruikt als een metafoor voor de manier waarop mensen denken. Onderzoekers zien ontwikkeling als continu. De kwaliteit van denken hangt af van de informatie die de persoon representeert, en de manier waarop die informatie wordt verwerkt. Sociale informatieverwerkingstheorie stelt dat kinderen in sociale situaties een serie van cognitieve stappen doorlopen, zoals het beoordelen van de intentie van het andere kind. Sociale informatieverwerkingstheorie heeft inzichten gebracht over de mentale stappen die kinderen doorlopen wanneer ze zich in een sociale situatie bevinden. De theorie gaat echter niet in op hoe deze processen veranderen naarmate kinderen ouder worden. Ook wordt er geen aandacht besteed aan factoren als emoties en impulsen.

    Wat houdt het cognitief ontwikkelingsperspectief in?

    Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie stelt dat twee processen een grote rol spelen in de sociale ontwikkeling. Assimilatie is het absorberen van nieuwe ervaringen in een kader van huidige kennis. Accommoderen is het aanpassen van huidige kennis door het veranderen van mentale structuren. Kinderen hebben dus een actieve rol in de ontwikkeling, en de manier waarop zij nieuwe informatie waarnemen en organiseren hangt af van hun niveau. Cognitieve ontwikkeling is een decentrerend proces waarin het kind eerst de focus legt op zichzelf, maar uiteindelijk meer op een complex en abstract beeld van de wereld. Dit proces is ingedeeld in verschillende fases. Jonge kinderen zijn meer gevoelig voor sensorische en motorische informatie en zijn meer egocentrisch, dit betekent dat kinderen meer gericht zijn op hun eigen perspectief en niet het vermogen hebben om de gevoelens en percepties van anderen te begrijpen. Piaget’s theorie verklaart hoe sociale reacties van kinderen beïnvloed worden door cognitieve ontwikkeling. De fases die Piaget aangeeft worden echter bekritiseerd omdat ze universeel en onomkeerbaar zijn. Daarnaast is er in zijn theorie weinig aandacht voor sociale, emotionele en culturele invloeden op ontwikkeling.

    Kohlberg en Turiel gebruikten Piaget’s theorie om uit te leggen hoe kinderen de wereld beoordelen en sociale en morele regels begrijpen. Kinderen categoriseren sociale problemen in verschillende domeinen, en maken beoordelingen afhankelijk van zo’n domein. Het concept van domain specificity gaat tegen Piaget in, die juist zegt dat alle domeinen van kennis beïnvloed worden door dezelfde processen en principes.

    Vygotsky’s socioculturele theorie kijkt naar drie principes van culturele invloed. Ten eerste variëren culturen in setting, ten tweede faciliteert deze setting de ontwikkeling van het kind, en ten derde leren kinderen over cultuur door leden van de cultuur met veel ervaring. Volgens Vykotsky vindt ontwikkeling plaats wanneer kinderen met meer volwassen partners samenwerken om problemen op te lossen. De zone van naaste ontwikkeling is het verschil tussen het niveau van het kind wanneer het alleen werkt, en wanneer het samenwerkt met een ervaren partner. Veel onderzoekers zien de theorie van Vygotsky als een verbetering van Piaget’s theorie omdat er hier wel aandacht is voor contextuele en culturele factoren. Echter geeft de theorie weinig beschrijving van sociale interactie en is het moeilijk om de zone van naaste ontwikkeling te meten.

    Wat houdt het systeemtheorie perspectief in?

    Kinderen worden beïnvloed door een aantal verschillende systemen zoals familie, school en cultuur. Bronfenbrenner’s ecologische theorie focust op deze systemen. Het microsysteem is het systeem waarin het kind direct communiceert met mensen en instituten. Het mesosysteem zijn de relaties tussen componenten van het microsysteem. Het exosysteem zijn settings die indirecte invloed hebben op het kind, zoals werk van de ouder. Het macrosysteem zijn de ideologische en institutionele patronen in een cultuur. De vier systemen veranderen over tijd in het chronosysteemDe systeemtheorie heeft veel invloed in het verklaren en begrijpen van ontwikkeling van kinderen. Kanttekening bij deze theorie is dat hij niet heel uitgebreid ingaat op wat de ontwikkeling nu precies inhoudt.

    Wat houdt het biologisch perspectief in?

    Ethologische theorie is gebaseerd op het idee dat gedrag geobserveerd moet worden in een bepaalde setting waar het adaptieve waarde heeft. Het gedrag moet vervolgens gerelateerd worden aan de biologie en het ecosysteem van het organisme. Belangrijk concept in de ethologie is de kritieke periodeIn deze periode hebben externe factoren een unieke en onomkeerbare invloed op de ontwikkeling. Limitaties van de ethologische theorie is dat deze vooral beschrijvend en niet verklarend is. Ook het concept van de kritieke periode bleek te beperkt en is nu vervangen door de sensitieve periode. In deze periode zijn kinderen het meest gevoelig voor bepaalde externe factoren.

    Evolutionaire ontwikkelingstheorie focust op gedrag dat overleving van soorten waarborgt. Een centraal principe is dat mensen geprogrammeerd zijn om zich te reproduceren. Een recente toepassing van evolutionaire ontwikkelingstheorie is de life history theorie, waarin verschillende sleutelmomenten in het leven beïnvloed worden door natuurlijke selectie. Evolutionaire ontwikkelingstheorie kijkt naar enkele belangrijke sociale processen en adaptieve functies. Er wordt echter geen rekening gehouden met technologische ontwikkelingen en het is niet duidelijk wat de functie van gedrag in bepaalde groepen en tijden betekent.

    Gedragsgenetische theorie kijkt naar erfelijkheid en omgeving als invloeden op verschillen in het gedrag van mensen. Er worden statistische technieken gebruikt om erfelijkheid te meten. Gedragsgenetici hebben laten zien dat op sociaal gebied zowel erfelijkheid als omgeving een rol spelen. Door deze theorie wordt er niet meer alleen gefocust op omgevingsinvloeden, maar ook op erfelijkheid. Het meten van omgevingsinvloeden en erfelijkheid is echter nog erg algemeen en moet specifieker gemaakt worden.

    Wat houdt het levensloopperspectief in?

    Dit perspectief kijkt naar de ontwikkeling over de hele levensloop. Veranderingen kunnen toegeschreven worden aan normatieve evenementen, die bij iedereen op ongeveer dezelfde leeftijd plaatsvinden, non-normatieve evenementen, die bij iedereen op een andere leeftijd plaatsvinden, en historische evenementen, die gedeeld worden door mensen die in dezelfde periode geboren zijn. Mensen die geboren zijn in hetzelfde jaar of leeftijdsperiode vormen age cohorts en delen dezelfde historische ervaringen. De levenslooptheorie stelt dat ontwikkeling een levenslang proces is. Het focust op veranderingen in het leven van volwassenen, en die veranderingen hebben weer invloed op het kind. Deze theorie wordt tot nu toe echter alleen als beschrijvend hulpmiddel gebruikt.

    Kunnen theorieën de sociale ontwikkeling verklaren?

    Ontwikkeling kan benaderd worden vanuit een verscheidenheid aan perspectieven. Geen enkele theorie slaagt erin om de gehele sociale ontwikkeling te verklaren, dus is het gebruikelijk om verschillende theorieën te benaderen om de ontwikkeling van een kind te kunnen verklaren.

    Stampvragen

    • Wat heeft een grote invloed op het gedrag van kinderen volgens het psychodynamisch perspectief?
    • Hoe wordt gedrag aangeleerd volgens de traditionele leertheorieën?
    • Welke theorie stelt dat gedrag wordt aangeleerd door observatie en imitatie?
    • Wat houdt de sociale informatieverwerkingstheorie in?
    • Wat is het verschil tussen de cognitieve theorieën van Piaget en Vykotsky?
    • Wat is van grote invloed op de ontwikkeling volgens de systeemtheorie?
    • Waar focust het biologisch perspectief op? 
    • Wat houdt de levenslooptheorie in?
    Welke middelen worden gebruikt om ontdekkingen te doen? - Chapter 2 (Parke et al.)
    Wat is het belang van het vormen van hechte relaties? - Chapter 4 (Parke et al.)
    Wat is het belang van emotionele ontwikkeling? - Chapter 5 (Parke et al.)
    Wat is de invloed van familie op de sociale ontwikkeling? - Chapter 7 (Parke et al.)
    Welke kenmerken hebben relaties met leeftijdsgenoten? - Chapter 8 (Parke et al.)
    Hoe zijn kinderen verbonden met de maatschappij? - Chapter 9 (Parke et al.)
    Lang leve de sekse en gender verschillen? - Chapter 10 (Parke et al.)
    Uit welke componenten bestaat morele ontwikkeling? - Chapter 11 (Parke et al.)
    JoHo nieuwsupdates voor inspiratie, motivatie en nieuwe ervaringen: winter 23/24

    Projecten, Studiehulp en tools:

    • Contentietools: wie in deze dagen verwonderd om zich heen kijkt kan wellicht terecht op de pagina's over tolerantie en verdraagzaamheid en over empathie en begrip, mocht dat niet voldoende helpen check dan eens de pagina over het omgaan met stress of neem de vluchtroute via activiteit en avontuur in het buitenland.
    • Competentietools: voor meer werkplezier en energie en voor betere prestaties tijdens studie of werk kan je gebruik maken van de pagina's voor vaardigheden en competenties.
    • Samenvattingen: de studiehulp voor Rechten & Juridische opleidingen is sinds de zomer van 2023 volledig te vinden op JoHo WorldSupporter.org. Voor de studies Pedagogiek en Psychologie kan je ook in 2024 nog op JoHo.org terecht.
    • Projecten: sinds het begin van 2023 is Bless the Children, samen met JoHo, weer begonnen om de slum tours nieuw leven in te blazen na de langdurige coronastop. Inmiddels draaien de sloppentours weer volop en worden er weer nieuwe tourmoeders uit deze sloppen opgeleid om de tours te gaan leiden. In het najaar van 2023 is ook een aantal grote dozen met JoHo reiskringloop materialen naar de Filipijnen verscheept. Bless the Children heeft daarmee in het net geopende kantoortje in Baseco, waar de sloppentour eindigt, een weggeef- en kringloopwinkel geopend.

    Vacatures, Verzekeringe en vertrek naar buitenland:

    World of JoHo:

    • Leiden: de verbouwing van het Leidse JoHo pand loopt lichte vertraging op, maar nadert het einde. Naar verwachting zullen eind februari de deuren weer geopend kunnen worden.
    • Den Haag: aangezien het monumentale JoHo pand in Den Haag door de gemeente noodgedwongen wordt afgebroken en herbouwd, zal JoHo gedurende die periode gehuisvest zijn in de Leidse vestiging.
    • Medewerkers: met name op het gebied van studiehulpcoördinatie, internationale samenwerking en internationale verzekeringen wordt nog gezocht naar versterking!

    Nieuws en jaaroverzicht 2023 -2024

      

    Alternatieven & Studiehulp

    Samenvattingen per hoofdstuk bij de 11e druk van Child, Family, School, Community: Socialization and Support van Berns - Bundel

    Samenvattingen per hoofdstuk bij de 11e druk van Child, Family, School, Community: Socialization and Support van Berns - Bundel

    Study guide with Child, Family, School, Community: Socialization and Support by Berns

    Study guide with Child, Family, School, Community: Socialization and Support by Berns

    Study guide with Child, Family, School, Community: Socialization and Support

      Online summaries and study assistance with the 11th edition of Child, Family, School, Community: Socialization and Support by Berns

      Prints & Pickup with Child, Family, School, Community: Socialization and Support

      • Nederlandse printsamenvatting bij Child, Family, School, Community: Socialization and Support
      • Pre-order and pickup or use the postal service

      Related content on joho.org

      Wat is de ecologische benadering binnen de pedagogiek? - Chapter 1

      Wat is de ecologische benadering binnen de pedagogiek? - Chapter 1


      Wat is de relatie tussen ecologie en ontwikkeling?

      Kinderen groeien op in een wereld die constant verandert. Ecologie kijkt naar de relaties tussen een organisme en zijn omgeving. Ecologie van mensen bestaat uit de biologische, psychologische, sociale en culture contexten waarin een persoon zich ontwikkelt. Personen hebben in deze contexten verschillende interacties, en veranderen daarbij over tijd. Adaptatie betekent dat een organisme zichzelf of zijn gedrag aanpast om beter te kunnen bestaan in de betreffende condities. Dit is nodig, omdat mensen continue beïnvloed worden door factoren van buitenaf, bijvoorbeeld demografische factoren zoals inkomen en ras, en economische factoren zoals de verspreiding van goederen.

      Wat is socialisatie?

      Socialisatie is het proces waarin individuen kennis, vaardigheden en karaktertrekken verwerven die ervoor zorgen dat ze effectief kunnen participeren in de samenleving. Een kind wordt gesocialiseerd door heel veel verschillende actoren en heeft de volgende voorwaarden:

      • Socialisatie vindt plaats over tijd.

      • Socialisatie vindt plaats door interactie met significante personen.

      • Socialisatie vindt plaats door middel van communicatie.

      • Socialisatie vindt plaats in emotioneel-significante contexten.

      Waarom is socialisatie een uniek, menselijk proces?

      Sociale wetenschappers zijn het erover eens dat socialisatie uniek is voor mensen, omdat mensen kunnen denken. Taal maakt mogelijk dat verschillende ideeën overgebracht kunnen worden, en zorgt ervoor dat je zelf kunt redeneren en je gedrag kunt bepalen. Internalisatie is het proces waarbij extern opgelegd gedrag verandert in intern en zelfregulerend gedrag. Internalisatie heeft als gevolg dat ieder mens een bepaalde rol inneemt in een context, en aan de hand van die rol verwachtingen heeft over de ander en zichzelf.

      Waarom is socialisatie een wederkerig, dynamisch proces?

      Socialisatie is een wederkerig proces, omdat er bij socialisatie interactie plaatsvindt waarin beide partijen op elkaar reageren. Daarbij is het een dynamisch proces, omdat de interacties veranderen over tijd, en je dus zowel een producent van respons kan zijn als een product van respons. Kinderen hebben zelf een actieve rol in socialisatie, omdat ze leren dat bepaald gedrag bepaalde reacties uitlokt. Zo beïnvloeden ze hun eigen ontwikkeling

      Genetica

      Genetica speelt een rol in de ontwikkeling van een kind. Hierbij is het genotype allereerst van belang; het totaal aan erfelijke eigenschappen die zich bevinden in de genen op het moment dat het kind verwerkt wordt. Het genotype is op verschillende manieren belangrijk:

      • Passief. Omdat je ouders intelligent zijn, is er in jouw genen ook een hoop intelligentie te vinden.

      • Evocatief. Als je van nature een blij kind bent, krijg je waarschijnlijk meer positieve en warme respons van je omgeving.

      • Actief. Als je van nature heel verlegen bent, zoek je zelf geen groepen op, maar pak je liever dingen alleen aan.

      Temperament

      Naast genetica is ook het temperament een belangrijk biologisch aspect. Temperament zijn de innerlijke kenmerken die bepalen hoe gevoelig je bent voor verscheidene ervaringen, en hoe je reageert op sociale interactie. Grofweg worden er drie temperamentcategorieën onderscheiden: “makkelijk”, “langzame starters” en “moeilijk”. Als ouders goed reageren op het temperament van hun kind en er dus sprake is van goodness of fit, verloopt de socialisatie soepeler.

      Rijping

      De veranderingen die geassocieerd worden met het biologische proces van ouder worden, worden rijping genoemd. Naarmate kinderen ouder worden, interacteren ze met mensen en hebben ze ervaringen. In dit proces doen ze onder andere vaardigheden, kennis, attituden, waarden en normen op.

      Wat is het verschil tussen bedoelde en onbedoelde socialisatie?

      Bedoelde socialisatie vindt plaats als volwassenen waarden consistent en expliciet overbrengen op het kind, waarbij er beloning of straffen worden toegepast als ze het goed of fout doen. Heel veel socialisatie vindt echter ook spontaan plaats tijdens menselijke interactie. Deze onbedoelde socialisatie vindt bijvoorbeeld ook plaats als je een interactie observeert. Bedoelde en onbedoelde socialisatie kunnen ook samengaan, bijvoorbeeld als een kind het gewenste gedrag niet laat zien omdat hij een positieve reactie op het ongewenste gedrag heeft geobserveerd bij iemand anders.

      Wat zijn veranderingen en uitdagingen voor socialisatie?

      Door de technologische ontwikkelingen en de diversiteit van de samenleving, moeten kinderen steeds meer leren om zich adaptief te kunnen aanpassen. Dit kost meer tijd en zorgt voor een hoop uitdagingen. Naast een direct effect, hebben deze ontwikkelingen ook een indirect effect op de ontwikkeling van kinderen. Dit is bijvoorbeeld het geval als ouders door een veranderende samenleving meer moeten werken, en de familie op de tweede plek komt te staan. Om de socialisatie toch goed te laten verlopen, moet er bijvoorbeeld gezorgd worden dat het curriculum op scholen passend is voor de ontwikkeling. Dit betekent dat er gekeken wordt naar normale groeipatronen van kinderen, maar dat er ook aandacht is voor individuele verschillen.

      Verandering en het concept van kindertijd

      Tegenwoordig nemen we aan dat de kindertijd een periode is waarin er voor kinderen gezorgd wordt, ze nieuwe dingen leren en beschermd worden omdat ze nog niet volwassen genoeg zijn om dit allemaal zelf te doen. Het beschermende aspect ondergaat echter een verandering, omdat er veel druk ligt op ouders en er overal gevaren zoals drugs op de loer liggen. Dit heeft als gevolg dat sommige ouders te beschermend worden, waardoor de onafhankelijkheid van het kind wordt geschaad.

      Verandering, aanpassing en socialisatie

      Socialisatie is een erg uitgebreid begrip, maar kan wel gemanipuleerd worden als je precies snapt hoe alles in elkaar steekt. Zo kun je eerst agressief gedrag uitlokken bij een groep, om ze daarna beter te kunnen leren dat dat niet goed is. Belangrijk om hierbij in gedachten te houden is dat de controle bij hele jonge kinderen vooral bij de ouders ligt, maar gedurende de jaren steeds meer verschuift naar de kinderen zelf.

      Wat houdt het bio-ecologische model van ontwikkeling in?

      De functies van wetenschappelijke theorieën zijn:

      • Het vormen van een raamwerk om bevindingen uit onderzoeken in te interpreteren en richtingen aan te geven voor toekomstig onderzoek.

      • Het uitleggen van een bepaald aspect van ontwikkeling.

      • Het beschrijven van contexten die invloed hebben op veel aspecten in de ontwikkeling van kinderen.

      • Het bestuderen van de interactie tussen een kind en zijn of haar omgeving.

      We kijken naar bio-ecologische processen, waarbij organismen – in dit geval mensen – zelf een rol spelen in het ontwikkelen van hun omgeving. Hierbij wordt het bio-ecologische model van Bronfenbrenner in het hele boek als uitgangspunt gebruikt. Dit model kijkt naar de verschillende contexten waarin een kind zich bevindt, en hoe deze contexten het kind en elkaar beïnvloeden. In tegenstelling tot veel theorieën die kijken naar bepaalde patronen, probeert dit model deze patronen juist uit te leggen. Een voorbeeld van een patroon is de theorie van Piaget, die verschillende fases in de kindertijd onderscheidt:

      • Baby’s en dreumesen (0-2 jaar) begrijpen dingen door hun zintuigen en bewegingen.

      • Peuters (3-5 jaar) beginnen relaties te begrijpen op een intuïtieve manier.

      • Kinderen (6-11 jaar) kunnen logica gebruiken om concrete relaties te begrijpen.

      • Adolescenten (12 jaar en ouder) kunnen abstracte en hypothetische relaties begrijpen.

      Wat zijn de ecologische systemen?

      Bronfenbrenner zegt dat de sociale contexten van interacties en ervaringen bepalen hoe individuen hun potentie ontwikkelen en bepaalde vaardigheden aan kunnen leren. Er zijn vier systemen die hij onderscheidt:

      • Het microsysteem.

      • Het mesosysteem.

      • Het exosysteem.

      • Het macrosysteem.

      Daarnaast spreekt hij nog van globalere veranderingen in bijvoorbeeld technologie en politiek. Dit noemt hij het chronosysteem.

      Microsystemen

      Het microsysteem refereert naar de activiteiten en relaties met personen die plaatsvinden in een specifieke, kleine setting zoals familie, school of leeftijdsgenoten.

      Familie

      Familie is de setting waarin verzorging, affectie en een verscheidenheid aan kansen plaatsvindt. Als een kind opgroeit in een disfunctionele familie, is er kans op problemen in de ontwikkeling.

      School

      Op school leren kinderen op een formele manier over de gemeenschap. Leraren zijn in deze setting rolmodellen.

      Leeftijdsgenoten

      In deze setting doen kinderen ervaring op in onafhankelijkheid. Ze krijgen een gevoel van wie ze zijn en hoe ze te vergelijken zijn met anderen van dezelfde leeftijd.

      Gemeenschap

      De gemeenschap, of buurt, is de plek waar kinderen vooral leren door te doen.

      Media

      De media wordt door Bronfenbrenner niet per se als onderdeel van het microsysteem gezien, maar wel door de auteur van het boek. De reden hiervoor is dat de media een setting presenteren van waaruit een kind de hele wereld bekijkt.

      Interacties tussen de microsystemen

      De ontwikkeling van een kind wordt ook beïnvloed door relaties tussen verschillende actoren in de microsystemen. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen vader en moeder.

      Mesosystemen

      Het mesosysteem bestaat uit verbindingen en relaties tussen twee of meer microsystemen van een kind, bijvoorbeeld tussen familie en school. De impact van dit systeem hangt af van het aantal en de kwaliteit van deze relaties. Hoe meer verbindingen er zijn, hoe meer invloed die hebben op de socialisatie.

      Exosystemen

      De derde structuur, het exosysteem, refereert naar contexten waarin het kind geen actieve participant is, maar die wel invloed hebben op de ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn het werk van de ouders en sociale diensten.

      Macrosystemen

      Het macrosysteem bestaat uit de samenleving en subcultuur waar het kind toe behoort. Specifiek gaat dit over geloof, levensstijl, patronen van sociale interacties en levensveranderingen. Deze systemen worden gezien als een set instructies voor de andere drie systemen. Democratische ideeën hebben bijvoorbeeld invloed op exosystemen zoals het werk van de ouders. Er moet goed onderscheid gemaakt worden tussen etniciteit en cultuur. Etniciteit is lidmaatschap gebaseerd op je afkomst, ras of religie. Cultuur slaat daarentegen op het aangeleerde gedrag, zoals kennis en gewoonten.

      Verschillende macrosystemen: laag- en hoog-contextueel

      Er zijn twee soorten macrosystemen:

      • Laag-contextueel wordt gekenmerkt door rationaliteit, individualiteit en vooruitgang.

      • Hoog-contextueel wordt gekenmerkt door emoties, samenwerking en tradities.

      Diverse patronen van gedrag

      Er zijn aspecten die in deze laag- of hoog-contextuele macrosystemen van belang erg verschillen:

      • In een laag-contextueel macrosysteem is het belangrijker wat de inhoud van de communicatie is, terwijl in een hoog-contextueel macrosysteem vooral wordt gekeken naar de setting.

      • In een laag-contextueel macrosysteem willen mensen natuur controleren en veel sociale contacten onderhouden, terwijl er in een hoog-contextueel macrosysteem vooral in harmonie met de natuur wordt geleefd en de contacten binnen de eigen groep het belangrijkst zijn.

      • In een laag-contextueel macrosysteem wordt er nieuwe kennis gebruikt om te overleven, terwijl in een hoog-contextueel macrosysteem meer waarde wordt gehecht aan traditie en afhankelijkheid.

      Wat is het chronosysteem?

      Het chronosysteem bestaat uit temporale veranderingen in ecologische systemen of individuen die nieuwe condities creëren die een effect hebben op ontwikkeling.

      Effecten van het chronosysteem: het verleden

      In het boek wordt een studie beschreven die laat zien dat ecologische veranderingen over tijd verschillende effecten kunnen hebben op de socialisatie van kinderen. Dit is afhankelijk van andere factoren, zoals leeftijd en geslacht van het kind.

      Effecten van het chronosysteem: het heden

      Significante gebeurtenissen kunnen blijvende consequenties hebben, zelfs jaren nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit heeft effect op het chronosysteem. Als voorbeeld wordt 11 september 2001 gebruikt; deze gebeurtenis was onverwacht en heeft mensen gedwongen om na te denken over de toekomst.

      Effecten van het chronosysteem: de toekomst

      Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande die in de toekomst effect zullen hebben op het chronosysteem:

      • Biotechnologie. Hierdoor kunnen genen gemanipuleerd worden.

      • Opnieuw conceptualiseren van gemeenschappelijke en individuele verantwoordelijkheden. De verandering die hierbij gaande is, is dat mensen steeds onafhankelijker moeten worden en er minder van bovenaf wordt geregeld.

      • Informatietechnologie (IT). Dit zorgt onder andere voor meer keuzes, meer kennis en meer afleidingen.

      • Globalisering en nationalisme. Door terrorisme is er bijvoorbeeld meer aandacht voor nationale veiligheid.

      • Verandering in de verantwoordelijkheid in besluitvoering. Zo worden leerkrachten bijvoorbeeld steeds meer verantwoordelijk gehouden voor de prestaties van kinderen.

      • Informatiebemiddelaars. Beslissingen worden steeds meer beïnvloed door meningen van buitenaf, zoals een recensie in een krant.

      Wat is belangrijk bij onderzoek naar het welzijn van kinderen?

      Als er wordt gekeken naar het algemene welzijn van kinderen, worden de volgende factoren onderzocht:

      • Indicatoren van familie en sociale omgeving.

      • Indicatoren van de economische omstandigheden.

      • Indicatoren van de gezondheidszorg.

      • Indicatoren van de fysieke omgeving en veiligheid.

      • Indicatoren van gedrag.

      • Indicatoren van onderwijs.

      • Indicatoren van gezondheid.

      Wat is de ecologische benadering van socialisatie? - Chapter 2
      Wat is de ecologische benadering van familie? - Chapter 3
      Wat is de ecologische benadering van ouderschap? - Chapter 4
      Wat is de ecologische benadering van niet-ouderlijke kinderverzorging? - Chapter 5
      Wat is de ecologische benadering van school? - Chapter 6
      Wat is de ecologische benadering van lesgeven? - Chapter 7
      Wat is de ecologische benadering van de peer groep? - Chapter 8
      Wat is de ecologische benadering van massamedia? - Chapter 9
      Wat is de ecologische benadering van de gemeenschap? - Chapter 10
      Wat zijn emotionele en cognitieve socialisatie uitkomsten? - Chapter 11
      Wat zijn sociale en behavioristische socialisatieuitkomsten? - Chapter 12
      Samenvattingen en studiehulp bij Child, Family, School, Community: Socialization and Support van Berns – Boektool
      Samenvattingen per hoofdstuk bij de 3e druk van Social Development van Clarke-Stewart & Parke - Bundel

      Samenvattingen per hoofdstuk bij de 3e druk van Social Development van Clarke-Stewart & Parke - Bundel

      Welke theorieën over sociale ontwikkeling bestaan er? - Chapter 1 (Parke et al.)

      Welke theorieën over sociale ontwikkeling bestaan er? - Chapter 1 (Parke et al.)

      De studie van sociale ontwikkeling focust zich vooral op het beschrijven van sociaal gedrag van kinderen en hoe dit gedrag verandert. Daarbij focust deze studie zich op relaties en ideeën over zichzelf en anderen. Deze ontwikkeling wordt door factoren van buitenaf beïnvloed. Sommige onderzoekers houden zich bezig met waarom kinderen zich op een bepaalde manier ontwikkelen. Andere onderzoekers houden zich meer bezig met praktische toepassingen, zoals opvoeding.

      Wanneer is de studie naar de sociale ontwikkeling begonnen?

      De studie naar sociale ontwikkeling is recent, beginnende met het werk van de evolutionaire bioloog Charles Darwin (1872). Terwijl Darwin zich vooral op emoties richtte, onderzocht Watson (1913) principes van leren en conditionering, en keek Freud (1905, 1910) naar de basis driften van kinderen. Een Amerikaanse psycholoog Arnold Gesell (1928) had een verschillende kijk op sociale ontwikkeling. Hij vond dat sociale vaardigheden zich ontwikkelen in de kindertijd. De geschiedenis van de studie naar sociale ontwikkeling begon dus met tegenstrijdige visies en ideeën.

      Welke vragen spelen een rol in de diverse theorieën over sociale ontwikkeling?

      Een aantal vragen spelen een grote rol in de verschillende theorieën over sociale ontwikkeling:

      Hoe beïnvloeden biologische- en omgevingsfactoren sociale ontwikkeling?

      In de vroege jaren van de ontwikkelingspsychologie waren er twee tegengestelde posities wat bekend was als nature-nurture. Sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nature, waarbij erfelijkheid en volwassenwording een grote rol spelen bij de ontwikkeling, en sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nurture, waarbij leren en ervaring een grote rol spelen bij de ontwikkeling. Tegenwoordig weet men dat zowel biologische als omgevingsfactoren invloed uitoefenen op sociale ontwikkeling.

      Welke rol spelen kinderen in hun eigen ontwikkeling?

      Tegenwoordig bestaat het idee dat kinderen geen passieve houding hebben, maar zelf invloed uitoefenen op hun ontwikkeling. Hun interacties met de wereld om hen heen zijn transactioneel, wat betekent dat er wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt.

      Wat is de meest geschikte eenheid om sociale ontwikkeling te onderzoeken?

      Waar de focus eerst lag op onderzoek doen naar het individu, ligt die nu bij de sociale dyade. Dit betekent dat er nu vooral onderzoek wordt gedaan naar de aard van sociale interacties en sociale groepen.

      Is ontwikkeling continu of discontinu?

      Het beoordelen van de continuïteit van ontwikkeling hangt af van de manier waarop er naar de ontwikkeling gekeken wordt. Als je van ver af kijkt naar een lange periode, lijken gebeurtenissen abrupter te zijn dan wanneer je dichtbij kijkt. Dan lijken dingen geleidelijker te gebeuren. Tegenwoordig wordt de ontwikkeling als continu gezien, afgewisseld met transitionele periodes waarin relatief abrupte veranderingen plaatsvinden.

      Is sociaal gedrag het resultaat van de omgeving of van het kind?

      Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan persoonlijke factoren en situationele factoren. Beide hebben invloed, en vaak is het zo dat persoonlijke factoren ook bepalen in welke situaties kinderen zich bevinden.

      Is sociale ontwikkeling universeel?

      Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan cultuur. Tegenwoordig zien ontwikkelingspsychologen enkele universele aspecten van ontwikkeling, maar hechten zij ook waarde aan culturele contexten.

      Hoe verschilt sociale ontwikkeling in historische tijdperken?

      Verschillen over tijd zijn bijvoorbeeld de grootte van gezinnen en moeders die gaan werken. Historische veranderingen spelen een rol in de vorming van de sociale ontwikkeling van een kind. Daarnaast wordt het sociale leven van kinderen beïnvloed door specifieke historische gebeurtenissen.

      Is sociale ontwikkeling gerelateerd aan andere ontwikkelingsgebieden?

      Domeinen waar sociale ontwikkeling aan gerelateerd is, zijn emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling en motorische ontwikkeling. Sociale ontwikkeling moet dus in de context van andere ontwikkelingsdomeinen geëxamineerd worden.

      Hoe belangrijk zijn moeders voor de sociale ontwikkeling van kinderen?

      Vroeger werd gedacht dat moeders de meest belangrijke invloed waren op de ontwikkeling van kinderen. Nu weten we dat de sociale ontwikkeling zich afspeelt in een omgeving waar naast de moeder vele individuen een rol spelen.

      Is er één pad voor sociale ontwikkeling?

      Ieder kind volgt zijn of haar eigen ontwikkelingspad. Wanneer twee individuen op hetzelfde punt beginnen maar eindigen op een ander punt, is er sprake van multifinaliteit. Wanneer twee individuen verschillende paden volgen maar wel een zelfde ontwikkelingsuitkomst bereiken is er sprake van equifinaliteitOok de manier waarop kinderen omgaan met bepaalde gebeurtenissen heeft invloed op het ontwikkelingspad.

      Wat bepaalt hoe wij het sociale gedrag van kinderen beoordelen?

      Kenmerken van het kind, de volwassene en de context beïnvloeden de beoordeling en het labelen van sociaal gedrag. Negatieve labeling beïnvloedt op haar beurt weer het gedrag van kinderen.

      Zijn ontwikkelingspsychologen de enige die sociale ontwikkeling bestuderen?

      Kinderen en hun sociale ontwikkeling worden niet in één discipline bestudeerd, maar komen terug in allerlei disciplines. Door perspectieven te combineren en samen te werken kunnen de complexiteiten van de sociale ontwikkeling het best begrepen worden.

      Is sociale ontwikkeling alleen gefocust op basisonderzoek of ook op toegepast onderzoek en beleid?

      De zoektocht naar de fundamentele principes en processen die ons helpen sociale ontwikkeling te verklaren is een centraal doel van de wetenschap van de sociale ontwikkeling van kinderen. Daarnaast is toegepast onderzoek naar belangrijke sociale problemen ook een grote interesse. Zowel basis als toegepast onderzoek informeren het sociale beleid die het leven van kinderen beïnvloed. Dus basis, toegepast en beleid onderzoek informeren elkaar wederzijds. 

        Welke theoretische perspectieven op sociale ontwikkeling zijn er?

        Theorieën helpen om bestaande informatie te organiseren en te integreren in samenhangende verklaringen. Daarnaast leiden theorieën tot hypotheses die getest kunnen worden. Een theorie verklaart nooit de hele sociale ontwikkeling.

        Wat houdt het psychodynamisch perspectief in?

        Freud’s psychodynamische theorie stelt dat psychologische groei geregeld wordt door onbewuste biologische driften en instincten. De ontwikkelende persoonlijkheid bestaat uit de id, gericht op directe behoeftebevrediging, de egogericht op behoeftebevrediging door middel van gepast sociaal bedrag, en de superego. De superego verschijnt wanneer het kind moralen heeft geïnternaliseerd en die kan toepassen op het eigen gedrag. Ontwikkeling is een discontinu proces, onder te verdelen in 5 perioden. Tijdens de fallische fase voelen jongens zich aangetrokken tot hun moeder en bedreigd door hun vader, het Oedipus complexIn het Electra complex focussen meisjes hun seksuele gevoelens op hun vader. Uiteindelijk lossen deze complexen zich op doordat meisjes zich meer identificeren met hun moeder en jongens met hun vader. Volgens Freud heeft de manier waarop kinderen deze fases doorlopen invloed op hun latere gedrag en persoonlijkheid.

        Erikson’s psychosociale theorie stelt dat de fases die Freud beschrijft, doorgaan tot in de volwassenheid. Problemen in eerdere fases spelen een rol in de latere fases, en beïnvloeden zo de persoonlijkheid. In de laatste fase is de integriteit van het ego het ultieme doel van oudere volwassenen. De theorieën van Freud en Erikson hebben veel invloed gehad op de studie naar sociale ontwikkeling. Kritiekpunten op deze theorieën zijn echter dat de basis van Freud’s theorie moeilijk te toetsen is. Daarbij is zijn theorie gebaseerd op informatie die hij verkregen heeft van volwassenen die therapie volgden, en niet van kinderen die sociaal gedrag vertoonden. Daarnaast is zijn manier van informatieverzameling biased en selectief. Tot slot is de focus op seksualiteit in de kindertijd te nauw en overdreven om echt een ontwikkelingstheorie te vormen. Erikson heeft wel onderzoek gedaan bij echte kinderen, maar de methodologische problemen van Freud zijn ook bij hem van toepassing.

        Wat houdt het traditioneel leertheorie perspectief in?

        Het werk van Pavlov, Skinner en Watson gaat over conditionering en hoe leerprincipes ontwikkeling kunnen vormen. Kinderen spelen een passieve rol; de rol van de omgeving is veel groter. Klassieke conditionering is het manipuleren van het gedrag en emoties van kinderen door er een stimulus aan te koppelen. Denk aan de hond die speeksel produceert wanneer hij een bel hoort, omdat dit geluid geassocieerd werd met het krijgen van voedsel. Operante conditionering gebeurt wanneer gedrag systematisch wordt gevolgd door een beloning of straf. Skinner benadrukte het belang van bekrachtigingsschema’s. De drive-reduction theorie van Hull stelt dat klassieke en operante conditionering alleen tot leren leidt wanneer het samengaat met het verminderen van primaire driften zoals honger en dorst.

        Leertheorieën zijn nog steeds bruikbaar om sommige aspecten van de sociale ontwikkeling te verklaren, zoals het verminderen van sterke emoties (desensitisatie) en ongewenst gedrag. Conditionering kan echter wel minder invloed hebben in bepaalde fases van het leven van een kind. Daarnaast hangt de invloed ook af van andere kenmerken van het kind, zoals verbale vaardigheden en temperament.

        Wat houdt het cognitief leerperspectief in?

        De cognitieve sociale leertheorie van Bandura stelt dat kinderen sociaal gedrag leren door het observeren en nadoen van andere mensen. Cognities spelen een rol in dit proces. De mate van aandacht, behoud, reproductie en motivatie beïnvloeden of en hoe een kind gedrag observeert en imiteert. Kinderen beïnvloeden echter ook het model, door middel van wederkerige determinatie. Het gedrag van kinderen beïnvloedt de reactie van andere mensen, wat de sociale omgeving en het kind verandert. De mate waarin er cognitief leren plaatsvindt hangt ook af van de self-efficacy van een kind. Deze is hoog wanneer een kind zichzelf waarneemt als erg competent. Self-efficacy ontwikkelt door een aantal bronnen, zoals directe ervaring met succeservaring, het observeren van anderen die succes hebben, steun van ouders en peers, biologische en affectieve reacties op sociale situaties en het geloof van een groep in competentie. Cognitieve sociale leertheorie verklaart de invloed van modellen. Kanttekeningen bij deze theorie zijn dat hij niet gericht is op de ontwikkeling van het kind, dat er weinig aandacht is voor biologische aspecten, dat het meeste onderzoek is uitgevoerd in een laboratorium waar de omgeving geen rol speelt en dat er geen aandacht is voor culturele variaties.

        Wat houdt het informatieverwerkingsperspectief in?

        De processen die een computer uitvoert worden bij deze theorie gebruikt als een metafoor voor de manier waarop mensen denken. Onderzoekers zien ontwikkeling als continu. De kwaliteit van denken hangt af van de informatie die de persoon representeert, en de manier waarop die informatie wordt verwerkt. Sociale informatieverwerkingstheorie stelt dat kinderen in sociale situaties een serie van cognitieve stappen doorlopen, zoals het beoordelen van de intentie van het andere kind. Sociale informatieverwerkingstheorie heeft inzichten gebracht over de mentale stappen die kinderen doorlopen wanneer ze zich in een sociale situatie bevinden. De theorie gaat echter niet in op hoe deze processen veranderen naarmate kinderen ouder worden. Ook wordt er geen aandacht besteed aan factoren als emoties en impulsen.

        Wat houdt het cognitief ontwikkelingsperspectief in?

        Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie stelt dat twee processen een grote rol spelen in de sociale ontwikkeling. Assimilatie is het absorberen van nieuwe ervaringen in een kader van huidige kennis. Accommoderen is het aanpassen van huidige kennis door het veranderen van mentale structuren. Kinderen hebben dus een actieve rol in de ontwikkeling, en de manier waarop zij nieuwe informatie waarnemen en organiseren hangt af van hun niveau. Cognitieve ontwikkeling is een decentrerend proces waarin het kind eerst de focus legt op zichzelf, maar uiteindelijk meer op een complex en abstract beeld van de wereld. Dit proces is ingedeeld in verschillende fases. Jonge kinderen zijn meer gevoelig voor sensorische en motorische informatie en zijn meer egocentrisch, dit betekent dat kinderen meer gericht zijn op hun eigen perspectief en niet het vermogen hebben om de gevoelens en percepties van anderen te begrijpen. Piaget’s theorie verklaart hoe sociale reacties van kinderen beïnvloed worden door cognitieve ontwikkeling. De fases die Piaget aangeeft worden echter bekritiseerd omdat ze universeel en onomkeerbaar zijn. Daarnaast is er in zijn theorie weinig aandacht voor sociale, emotionele en culturele invloeden op ontwikkeling.

        Kohlberg en Turiel gebruikten Piaget’s theorie om uit te leggen hoe kinderen de wereld beoordelen en sociale en morele regels begrijpen. Kinderen categoriseren sociale problemen in verschillende domeinen, en maken beoordelingen afhankelijk van zo’n domein. Het concept van domain specificity gaat tegen Piaget in, die juist zegt dat alle domeinen van kennis beïnvloed worden door dezelfde processen en principes.

        Vygotsky’s socioculturele theorie kijkt naar drie principes van culturele invloed. Ten eerste variëren culturen in setting, ten tweede faciliteert deze setting de ontwikkeling van het kind, en ten derde leren kinderen over cultuur door leden van de cultuur met veel ervaring. Volgens Vykotsky vindt ontwikkeling plaats wanneer kinderen met meer volwassen partners samenwerken om problemen op te lossen. De zone van naaste ontwikkeling is het verschil tussen het niveau van het kind wanneer het alleen werkt, en wanneer het samenwerkt met een ervaren partner. Veel onderzoekers zien de theorie van Vygotsky als een verbetering van Piaget’s theorie omdat er hier wel aandacht is voor contextuele en culturele factoren. Echter geeft de theorie weinig beschrijving van sociale interactie en is het moeilijk om de zone van naaste ontwikkeling te meten.

        Wat houdt het systeemtheorie perspectief in?

        Kinderen worden beïnvloed door een aantal verschillende systemen zoals familie, school en cultuur. Bronfenbrenner’s ecologische theorie focust op deze systemen. Het microsysteem is het systeem waarin het kind direct communiceert met mensen en instituten. Het mesosysteem zijn de relaties tussen componenten van het microsysteem. Het exosysteem zijn settings die indirecte invloed hebben op het kind, zoals werk van de ouder. Het macrosysteem zijn de ideologische en institutionele patronen in een cultuur. De vier systemen veranderen over tijd in het chronosysteemDe systeemtheorie heeft veel invloed in het verklaren en begrijpen van ontwikkeling van kinderen. Kanttekening bij deze theorie is dat hij niet heel uitgebreid ingaat op wat de ontwikkeling nu precies inhoudt.

        Wat houdt het biologisch perspectief in?

        Ethologische theorie is gebaseerd op het idee dat gedrag geobserveerd moet worden in een bepaalde setting waar het adaptieve waarde heeft. Het gedrag moet vervolgens gerelateerd worden aan de biologie en het ecosysteem van het organisme. Belangrijk concept in de ethologie is de kritieke periodeIn deze periode hebben externe factoren een unieke en onomkeerbare invloed op de ontwikkeling. Limitaties van de ethologische theorie is dat deze vooral beschrijvend en niet verklarend is. Ook het concept van de kritieke periode bleek te beperkt en is nu vervangen door de sensitieve periode. In deze periode zijn kinderen het meest gevoelig voor bepaalde externe factoren.

        Evolutionaire ontwikkelingstheorie focust op gedrag dat overleving van soorten waarborgt. Een centraal principe is dat mensen geprogrammeerd zijn om zich te reproduceren. Een recente toepassing van evolutionaire ontwikkelingstheorie is de life history theorie, waarin verschillende sleutelmomenten in het leven beïnvloed worden door natuurlijke selectie. Evolutionaire ontwikkelingstheorie kijkt naar enkele belangrijke sociale processen en adaptieve functies. Er wordt echter geen rekening gehouden met technologische ontwikkelingen en het is niet duidelijk wat de functie van gedrag in bepaalde groepen en tijden betekent.

        Gedragsgenetische theorie kijkt naar erfelijkheid en omgeving als invloeden op verschillen in het gedrag van mensen. Er worden statistische technieken gebruikt om erfelijkheid te meten. Gedragsgenetici hebben laten zien dat op sociaal gebied zowel erfelijkheid als omgeving een rol spelen. Door deze theorie wordt er niet meer alleen gefocust op omgevingsinvloeden, maar ook op erfelijkheid. Het meten van omgevingsinvloeden en erfelijkheid is echter nog erg algemeen en moet specifieker gemaakt worden.

        Wat houdt het levensloopperspectief in?

        Dit perspectief kijkt naar de ontwikkeling over de hele levensloop. Veranderingen kunnen toegeschreven worden aan normatieve evenementen, die bij iedereen op ongeveer dezelfde leeftijd plaatsvinden, non-normatieve evenementen, die bij iedereen op een andere leeftijd plaatsvinden, en historische evenementen, die gedeeld worden door mensen die in dezelfde periode geboren zijn. Mensen die geboren zijn in hetzelfde jaar of leeftijdsperiode vormen age cohorts en delen dezelfde historische ervaringen. De levenslooptheorie stelt dat ontwikkeling een levenslang proces is. Het focust op veranderingen in het leven van volwassenen, en die veranderingen hebben weer invloed op het kind. Deze theorie wordt tot nu toe echter alleen als beschrijvend hulpmiddel gebruikt.

        Kunnen theorieën de sociale ontwikkeling verklaren?

        Ontwikkeling kan benaderd worden vanuit een verscheidenheid aan perspectieven. Geen enkele theorie slaagt erin om de gehele sociale ontwikkeling te verklaren, dus is het gebruikelijk om verschillende theorieën te benaderen om de ontwikkeling van een kind te kunnen verklaren.

        Stampvragen

        • Wat heeft een grote invloed op het gedrag van kinderen volgens het psychodynamisch perspectief?
        • Hoe wordt gedrag aangeleerd volgens de traditionele leertheorieën?
        • Welke theorie stelt dat gedrag wordt aangeleerd door observatie en imitatie?
        • Wat houdt de sociale informatieverwerkingstheorie in?
        • Wat is het verschil tussen de cognitieve theorieën van Piaget en Vykotsky?
        • Wat is van grote invloed op de ontwikkeling volgens de systeemtheorie?
        • Waar focust het biologisch perspectief op? 
        • Wat houdt de levenslooptheorie in?
        Welke middelen worden gebruikt om ontdekkingen te doen? - Chapter 2 (Parke et al.)
        Wat zijn de biologische grondslagen voor sociale ontwikkeling? - Chapter 3
        Wat is het belang van het vormen van hechte relaties? - Chapter 4 (Parke et al.)
        Wat is het belang van emotionele ontwikkeling? - Chapter 5 (Parke et al.)
        Hoe leer je jezelf en de ander kennen? - Chapter 6
        Wat is de invloed van familie op de sociale ontwikkeling? - Chapter 7 (Parke et al.)
        Welke kenmerken hebben relaties met leeftijdsgenoten? - Chapter 8 (Parke et al.)
        Hoe zijn kinderen verbonden met de maatschappij? - Chapter 9 (Parke et al.)
        Lang leve de sekse en gender verschillen? - Chapter 10 (Parke et al.)
        Uit welke componenten bestaat morele ontwikkeling? - Chapter 11 (Parke et al.)
        Welke factoren leiden tot agressie? - Chapter 12
        Hoe kan beleid het leven van kinderen verbeteren? - Chapter 13
        Hoe kan de sociale ontwikkeling geïntegreerd worden? - Chapter 14

          

           

            

           

        Shop voor prints & pickups

          

         

        JoHo: crossroads uit de selectie