Projectstart & Initiatief in het buitenland

 

Project en initiatief in het buitenland

 

Project opzetten - Samenwerken - Project draaiende houden

JoHo: crossroads uit bundel

  Themapagina

Wie is de "projectopzetter of particulier initiatiefnemer"?

Wie is de "projectopzetter of particulier initiatiefnemer"?

'Dé particulier initiatiefnemer' bestaat natuurlijk niet, project opzetters en initiatiefnemers zijn er in alle verschijningsvormen, van alle leeftijden en met alle achtergronden. Uit een vijf jaar durend onderzoek onder Particulier Initiatief ('PI') komen toch enkele sterk overeenkomende aspecten naar voren:

Voorbeelden van criteria die in de ontwikkelingssector worden gebruikt

  • PI's bieden op directe wijze ondersteuning in één of meerdere ontwikkelingslanden; ze zijn dus per definitie niet alleen in Nederland actief en verlenen de ondersteuning niet via een andere (Nederlandse ontwikkelings)organisatie.
  • PI's bieden structurele steun aan organisaties, gemeenschappen of groepen mensen (en dus niet om eenmalige, individuele ondersteuning).
  • PI's ontvangen geen directe financiering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
  • PI's zijn kleinschalig en hebben een vrijwillig karakter (ze hebben 20% of minder betaalde medewerkers, minder dan 20 vaste betrokken leden of het jaarbudget bedraagt minder dan €1 miljoen)

Het exacte aantal PI’s in Nederland varieert, vooral op basis van gehanteerde definities. Schattingen lopen uiteen van zo'n 6.400 tot 15.000.

Wat zijn motieven van initiatiefnemers om projecten op te zetten?

Wat zijn motieven van initiatiefnemers om projecten op te zetten?

  • voor zo'n 35% van de initiatiefnemers is een kort of langer verblijf in een ontwikkelingsland de primaire reden om actief te worden; meer dan 70% daarvan koos het bezochte land vervolgens ook als land voor de projectactiviteiten
  • voor 21% is het verzoek van een bekende aanleiding
  • voor 10% is de behoefte om actief een bijdrage te willen leveren primaire aanleiding
  • het werk als particulier initiatiefnemer resulteert in: een beter begrip over de wereld, het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, het in de praktijk kunnen brengen van waarden als 'solidariteit', het uitbreiden van het eigen sociale netwerk en (met name bij jongere initiatiefnemers) het versterken van je c.v. en persoonlijke ontwikkeling
Wat zijn gedeelde kenmerken, basiseigenschappen, van projectopzetters?

Wat zijn gedeelde kenmerken, basiseigenschappen, van projectopzetters?

Achtergronden initiatiefnemers

  • Hoewel e.e.a. in beweging is, zijn er voornamelijk 50-plussers actief in particuliere initiatieven (PI's).
  • De gemiddelde leeftijd van de leden van PI’s is 54 jaar. 35% wordt ook pas na zijn/haar 50e actief op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
  • De gemiddelde leeftijd waarop mensen actief worden is 43 jaar.
  • PI’s die al langer bestaan kennen een hogere gemiddelde leeftijd dan jongere PI’s. Toch geldt ook voor de jongere PI’s dat de gemiddelde leeftijd rond de 50 jaar ligt.
  • Mannen en vrouwen zijn gelijk vertegenwoordigd, hoewel het aantal vrouwen stijgende is onder nieuwe initiatiefnemers
  • 50% van de initiatiefnemers rekent zichzelf tot een geloofsgemeenschap
  • 60% van de initiatiefnemers heeft een vaste baan in Nederland, 30% is gepensioneerd, 10% studeert, is werkeloos of is verantwoordelijk voor het huishouden
  • 70% heeft een HBO/WO opleiding gevolgd en verdient modaal tot bovenmodaal
Welke aandachtspunten zijn er als je inkomsten genererende activiteiten naast je project wilt opzetten?

Welke aandachtspunten zijn er als je inkomsten genererende activiteiten naast je project wilt opzetten?

  • Wat is je doel van de inkomsten genererende activiteiten:
    • als nevenactiviteit en inkomstenbron voor de sociale activiteit van het project (de school, kliniek, het zorgcentrum, opvangcentrum, enz.).
    • als hoofdactiviteit.
  • dragen de inkomsten genererende activiteiten bij aan de verbetering van de leefomstandigheden van groepen van kansarme mensen.
  • op welke manier ga je eventuele ‘winst’ inzetten (bijvoorbeeld ten goede laten komen aan de lokale gemeenschap, aan kansarme groepen, aan aanverwante sociale projectactiviteiten).
  • werk naast een projectplan ook een business model/bedrijfsplan uit.
  • in hoeverre staat de winst die je denkt te behalen met de inkomsten genererende activiteiten in redelijke verhouding tot de investeringen (financiën, middelen, enz.), rekening houdend met verschillende ontwikkelingsscenario's (positief, neutraal, negatief).
  • welke maatregelen kan je nemen om ongewenste neveneffecten te voorkomen (kinderarbeid, andere vormen van uitbuiting, milieubelasting, concurrentievervalsing/marktverstoring).
  • op welke manier ga je het eigenaarschap van de inkomsten genererende activiteiten verdelen (eindverantwoordelijkheid bij anderen dan je zelf leggen).
  • op welke organisatorische/juridische manier ga je de inkomsten genererende activiteiten scheiden van de sociale/project activiteiten.
Kies je voor traditionele ontwikkelingshulp of voor modern particulier initiatief?

Kies je voor traditionele ontwikkelingshulp of voor modern particulier initiatief?

In media, op social media/fora en tijdens debatten wordt vaak een "je bent voor ontwikkelingshulp óf voor particulier initiatief" discussie gevoerd. Voorbeelden van "pro's" als hieronder worden dan aan één van beide "kampen" toegedicht:

Standaard typering Ontwikkelingshulp organisaties

  • structurele en lange termijn bijdragen; beleidsontwikkeling en -beïnvloeding
  • doordachte start van duurzame ontwikkelingsprojecten, aandacht voor behoefte onderzoek
  • aandacht voor (vergelijkbaar) werk van overheid en andere organisaties
  • werken met counterparts waarmee afspraken vooral zakelijk zijn (itt vriendschappelijk)
  • hebben ook oog voor zaken als salarissen (van lokale counterparts), onderhoud, training, begeleiding, kennisoverdracht
  • geven aandacht aan monitoring, evaluatie, effectrapportage, analyse, reflectie; hebben "lerend vermogen"

Standaard typering Particulier Initiatief

  • persoonlijke inzet en betrokkenheid, staan dichtbij de doelgroep
  • persoonlijke verantwoording voor goede besteding van het opgehaalde geld
  • snelle bijdragen aan zaken die concreet nodig zijn, snelle toezeggingen en directe acties
  • vaak geen of weinig aandacht voor bredere context, politieke, economische, historische of culturele redenen voor (achterliggende) problematiek in een land
  • slaan vaak verkennings/onderzoek fase over, gaan direct aan de slag
  • werken vaak met één lokale contactpersoon die het project soms kwetsbaar maakt en grote invloed heeft op wat er wel en niet wordt aangepakt
  • zijn lang niet altijd transparant (geen heldere verslaglegging, jaarverslag e.d.), vaak alleen inhoudelijke/resultaat gerichte verslagen
  • willen vaak alles 'zelf doen', niet samenwerken met andere initiatiefnemers of organisaties, want dat vertraagt de effectiviteit & het tempo

En o ja

  • is het eigenlijk wel goed om te gaan 'helpen'? Zijn onderwijs, zorg of nutsvoorzieningen eigenlijk niet een taak van lokale overheden?

Waar sta jij?

  • Er zijn natuurlijk goed en slecht gerunde projecten van zowel ontwikkelingsorganisaties als van particuliere initiatiefnemers en kleine ngo's.
  • De hierboven benoemde -en andere- "pro's" zijn ongetwijfeld toepasbaar op beide partijen.
  • Toch kan het soms wat uitvergroten van wederzijdse visies en het voeren van discussies met voldoende nuance zeker zinvol zijn. Niet om elkaar langs een onvergelijkbare lat te leggen, niet voor een oordeel wie "goed" en wie "fout" bezig is. Wél om van elkaar te leren, elkaars kennis te gebruiken en de wederzijdse "lessons learned" te kunnen toepassen.
  • En zeker, bepaalde activiteiten en diensten zouden primair een taak van (lokale, regionale) overheden terplekke moeten zijn. Maar dan nog kan het steunen, of in goede samenwerking mede starten van, initiatieven vanuit de bevolking zelf nuttig zijn. Net als bijvoorbeeld in Nederland, zijn maatschappelijke initiatieven nodig naast overheidsinitiatieven (en soms, al dan niet tijdelijk, sneller gerealiseerd). Ook worden projecten, bijvoorbeeld een school of kliniek, steeds vaker geïnitieerd om vervolgens alsnog overgedragen te worden aan de overheid.
  • Deel je eigen visies, reageeer op anderen en discussieer mee over zin of onzin van ontwikkelingshulp of particulier initiatief op JoHo's platform World Supporter
  • Deel ook je eigen ervaringen, geleerde lessen en ja zelfs -of juist vooral ook- gemaakte fouten...ook al is dat niet altijd even makkelijk...: JoHo World Supporter
Welke aandachtspunten zijn er als je materialen wilt inzamelen en versturen?

Welke aandachtspunten zijn er als je materialen wilt inzamelen en versturen?

  • Transport van goederen lijkt vaak een goed idee omdat goederen in Nederland goedkoop en in overvloed aanwezig zijn.
  • Maar vaak zijn de transportkosten zo hoog dat het vervoeren van goederen uiteindelijk duurder is dan de goederen ter plaatse aan te schaffen.
  • Door de goederen ter plaatse aan te schaffen wordt ook nog de locale economie gestimuleerd. Koop liever dáár en werk zoveel mogelijk met lokale middelen en mensen.
  • In India of Afrika bijvoorbeeld is veel goede kleding voorhanden. En worden allerlei projecten gerund waarbij kleding terplaatse wordt gemaakt om inkomsten te genereren. Inzameling en gratis verspreiding werkt dan eigenlijk juist contra-productief.
  • Scholen nemen materiaaldonaties vaak dankbaar aan, maar dat betekent nog niet dat bijvoorbeeld de schoolboeken ook aansluiten op het lopende onderwijscurriculum. Gevaar bestaat dat het materiaal ongebruikt achterblijft.
  • Bij het doneren van apparatuur is het ook handig rekening te houden met begeleiding bij het gebruik van die apparatuur, leesbare handleidingen, (kosten van) onderhoud en beschikbaarheid van reserve-onderdelen.
  • Maak zo veel mogelijk een afweging of de donaties een acute situatie tijdelijk kunnen verbeteren, of dat ze juist in de weg zitten van duurzame(re) initiatieven die inkomsten of werkgelegenheid bevorderen.
  • In sommige gevallen is de aanschaf van materiaal terplaatse juist enorm kostbaar (of onmogelijk); dan is 'containerhulp' een optie.
  • Alternatief is het Kringloop idee: wél inzamelen van spullen, alleen deze niet verschepen maar juist doorverkopen: de (extra) opbrengsten van die verkoop kunnen dan bijvoorbeeld worden ingezet voor training en opleiding in een vakopleiding/werkgelegenheidsproject terplekke.
    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het opstarten van je project(plan)?

    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het opstarten van je project(plan)?

    Zet eerst kort (en later uitgebreider) op papier wat je van plan bent. Zoom daarbij in op minimaal:

    Je Persoon

    • Waarom wil je actief worden met een eigen project? Wat zijn je drijfveren?
    • Wil je er lang genoeg mee doorgaan?
    • Heb je zelf voldoende basisfinanciering om op te kunnen starten?
    • Heb je zelf voldoende tijd om een en ander te kunnen blijven coördineren, heb je hulp in je omgeving of kan je dat krijgen?
    • Wil je je vakanties de komende jaren vaak "opofferen" door daar langs te gaan?
    • Wat denk je zelf aan te kunnen: hoeveel tijd en energie heb je? Maak geen beloftes die je niet na kan komen.

    Het Idee

    • Wat voor soort project wil je opstarten en waarom? Wat is de aanleiding en wat wil je ermee bereiken?
    • Ga je een eigen project opzetten en / of ga je een samenwerking aan met een bestaand lokaal project of een lokale organisatie waar je van kan leren of die je wilt gaan steunen?
    • Welke project-activiteiten gericht op welke doelgroep(en) wil je gaan uitvoeren?
    • Past je idee binnen de lokale behoeftes, prioriteiten en bestaande structuren? Heb je dat getoetst met je contactpersonen, lokale organisaties of mensen die de situatie ter plaatse kennen? Heb je de doelgroep(en) zelf geraadpleegd of actief betrokken in de planvorming? Heb je ook aandacht voor de minder zichtbare groepen betrokkenen?
    • Ben je op de hoogte van de lokale tradities en gebruiken?
    • Heb je lokaal voldoende draagvlak voor je idee?
    • Wat ga je doen als je er na een paar jaar mee op wilt houden en men vanuit Nederland je idee niet wil voortzetten, wat gebeurt er dan lokaal, kan het project straks zonder jouw geld en inspanningen verder, waar halen ze dan hun inkomsten vandaan?

    De Uitwerking

    • Welke fases gaat je project doorlopen (vanaf de voorbereiding tot aan de einddatum); wat wil je concreet gaan bereiken (output), wat zijn de op lange termijn beoogde resultaten (effect), de verwachte einddatum c.q. datum dat e.e.a. zelfstandig door moet gaan?
    • Welke concrete doelstellingen zie je voor je en kun je die SMART formuleren (specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en tijdsgebonden)
    • Welke concrete activiteiten kun je in deze fase benoemen?
      • Denk zowel aan concrete producten als aan minder concrete processen (training, kennisopbouw etc.).
      • Werk het projectplan uit, maak een planning en draaiboek.
      • Doe dat bijvoorbeeld met de DRAM methode: van Doelstelling via Resultaten naar Plan van Aanpak tot Overzicht van benodigde Middelen.
    • Hoe zie je samenwerking met welke contactpersonen of partners voor je? Kun je samen met lokale overheden optrekken om daarmee de duurzaamheid en kans op overleving te vergroten?
    • Welke onderdelen kent je projectbegroting en hoe ga je het financieren (waar gaan de inkomsten vandaan komen, en wat is het alternatief als een subsidiegever niet door mocht gaan)?
    • Hoe ga je evalueren en hoe bied je nazorg (je moet straks verantwoording afleggen aan subsidiegevers of donateurs)?

    Verder Oriënteren

    • Wie is er al actief in Nederland in dat gebied of met een vergelijkbaar idee?
    • Welke buitenlandse/lokale/internationale initiatieven zijn er al in de buurt of in het betrokken gebied actief?
    • Met welke wet- en regelgeving moet je (hier en daar) rekening houden?

    De Organisatie

    • Welke organisatievorm/rechtspersoon ga je hanteren (bijvoorbeeld een nieuwe stichting)? Of hoe richt je de samenwerking met een bestaande organisatie in?
      • Met een stichting is het vaak makkelijker om subsidie te krijgen en fondsen te werven.
      • Met een stichting blijft het privé-vermogen van bestuur en vrijwilligers buiten schot, tenzij er aantoonbaar wanbeleid is gevoerd.
    • Wat neem je op in je statuten?
      • De meeste notarissen hebben kant- en klare statuten voor goede-doelen-organisaties.
      • Bij de notaris leg je de statuten vast. De kosten bedragen tussen de € 350,- en 500,-.
    • Wanneer schrijf je de rechtspersoon/stichting in bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel?
      • Daarvoor betaal je een jaarlijkse bijdrage van een paar tientjes per jaar.
      • Je kunt o.a. vervolgens een bankrekening op naam van de stichting openen.
    • Wil je een ANBI verklaring aanvragen bij de Belastingdienst?
      • Check de voorwaarden en extra verplichtingen; het belangrijkste voordeel is dat donateurs hun schenking dan af kunnen trekken van de inkomstenbelasting.

    De Financiering

    • Op welke manier(en) wil je de opstart van je projectactiviteiten financieren? Hoe wordt het project op de langere termijn financieel zelfstandig?
      • Geld kan komen van donateurs: organiseer bijvoorbeeld voorlichtingsactiviteiten om ondersteuning te krijgen voor je organisatie.
      • Geld kan komen van plaatselijke bedrijven.
      • Geld kan komen via subsidies: Grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hebben, weliswaar steeds minder, speciale "subsidieloketten" voor kleinschalige initiatieven. Er zijn ook diverse kleinere fondsen.
      • Geld kan komen van activiteiten die inkomsten opleveren.
    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het afstemmen van motivaties en verwachtingen met lokale counterparts en contactpersonen?

    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het afstemmen van motivaties en verwachtingen met lokale counterparts en contactpersonen?

    Voorbeeld van een vragenlijst voor een gesprek met je partner over motivaties en de verwachtingen:

    • Samenwerken: om wat te bereiken? Wat is ons gezamenlijke doel/het gedeelde belang?
    • De belangstelling en motivatie voor het project: is het project echt helemaal beider prioriteit?
    • Wat is de wederzijdse inzet? Welke medewerkers kunnen zich vrij maken om aan het project te werken? Wie brengt welke middelen in?
    • Hoe lang werken we samen?
    • Is het een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid of is er een bepaalde hiërarchie?
    • Wie valt er allemaal binnen de samenwerking en wie heeft er een stem?
    • Welke lokale bijdragen zijn er te verwachten (bijvoorbeeld van overheid) en hoe kunnen er lokaal fondsen gemobiliseerd worden?
    • Hoe gaan we samen geld voor het project proberen te werven? Hoeveel geld is nodig en hoe lang duurt het project?
    • Wat zijn de verwachtingen van de schenkers en sponsors die het project ondersteunen?
    • Wat zijn onze specifieke kennis en vaardigheden?
    • Kunnen we belangrijke contacten aanbrengen of toegang bieden tot interessante netwerken?
    • Welke toegang hebben we tot materialen, diensten of producten?
    Starten van een project of initiatief in het buitenland: vragen en antwoorden

    Starten van een project of initiatief in het buitenland: vragen en antwoorden

    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het opstarten van je project(plan)?

    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het opstarten van je project(plan)?

    Zet eerst kort (en later uitgebreider) op papier wat je van plan bent. Zoom daarbij in op minimaal:

    Je Persoon

    • Waarom wil je actief worden met een eigen project? Wat zijn je drijfveren?
    • Wil je er lang genoeg mee doorgaan?
    • Heb je zelf voldoende basisfinanciering om op te kunnen starten?
    • Heb je zelf voldoende tijd om een en ander te kunnen blijven coördineren, heb je hulp in je omgeving of kan je dat krijgen?
    • Wil je je vakanties de komende jaren vaak "opofferen" door daar langs te gaan?
    • Wat denk je zelf aan te kunnen: hoeveel tijd en energie heb je? Maak geen beloftes die je niet na kan komen.

    Het Idee

    • Wat voor soort project wil je opstarten en waarom? Wat is de aanleiding en wat wil je ermee bereiken?
    • Ga je een eigen project opzetten en / of ga je een samenwerking aan met een bestaand lokaal project of een lokale organisatie waar je van kan leren of die je wilt gaan steunen?
    • Welke project-activiteiten gericht op welke doelgroep(en) wil je gaan uitvoeren?
    • Past je idee binnen de lokale behoeftes, prioriteiten en bestaande structuren? Heb je dat getoetst met je contactpersonen, lokale organisaties of mensen die de situatie ter plaatse kennen? Heb je de doelgroep(en) zelf geraadpleegd of actief betrokken in de planvorming? Heb je ook aandacht voor de minder zichtbare groepen betrokkenen?
    • Ben je op de hoogte van de lokale tradities en gebruiken?
    • Heb je lokaal voldoende draagvlak voor je idee?
    • Wat ga je doen als je er na een paar jaar mee op wilt houden en men vanuit Nederland je idee niet wil voortzetten, wat gebeurt er dan lokaal, kan het project straks zonder jouw geld en inspanningen verder, waar halen ze dan hun inkomsten vandaan?

    De Uitwerking

    • Welke fases gaat je project doorlopen (vanaf de voorbereiding tot aan de einddatum); wat wil je concreet gaan bereiken (output), wat zijn de op lange termijn beoogde resultaten (effect), de verwachte einddatum c.q. datum dat e.e.a. zelfstandig door moet gaan?
    • Welke concrete doelstellingen zie je voor je en kun je die SMART formuleren (specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en tijdsgebonden)
    • Welke concrete activiteiten kun je in deze fase benoemen?
      • Denk zowel aan concrete producten als aan minder concrete processen (training, kennisopbouw etc.).
      • Werk het projectplan uit, maak een planning en draaiboek.
      • Doe dat bijvoorbeeld met de DRAM methode: van Doelstelling via Resultaten naar Plan van Aanpak tot Overzicht van benodigde Middelen.
    • Hoe zie je samenwerking met welke contactpersonen of partners voor je? Kun je samen met lokale overheden optrekken om daarmee de duurzaamheid en kans op overleving te vergroten?
    • Welke onderdelen kent je projectbegroting en hoe ga je het financieren (waar gaan de inkomsten vandaan komen, en wat is het alternatief als een subsidiegever niet door mocht gaan)?
    • Hoe ga je evalueren en hoe bied je nazorg (je moet straks verantwoording afleggen aan subsidiegevers of donateurs)?

    Verder Oriënteren

    • Wie is er al actief in Nederland in dat gebied of met een vergelijkbaar idee?
    • Welke buitenlandse/lokale/internationale initiatieven zijn er al in de buurt of in het betrokken gebied actief?
    • Met welke wet- en regelgeving moet je (hier en daar) rekening houden?

    De Organisatie

    • Welke organisatievorm/rechtspersoon ga je hanteren (bijvoorbeeld een nieuwe stichting)? Of hoe richt je de samenwerking met een bestaande organisatie in?
      • Met een stichting is het vaak makkelijker om subsidie te krijgen en fondsen te werven.
      • Met een stichting blijft het privé-vermogen van bestuur en vrijwilligers buiten schot, tenzij er aantoonbaar wanbeleid is gevoerd.
    • Wat neem je op in je statuten?
      • De meeste notarissen hebben kant- en klare statuten voor goede-doelen-organisaties.
      • Bij de notaris leg je de statuten vast. De kosten bedragen tussen de € 350,- en 500,-.
    • Wanneer schrijf je de rechtspersoon/stichting in bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel?
      • Daarvoor betaal je een jaarlijkse bijdrage van een paar tientjes per jaar.
      • Je kunt o.a. vervolgens een bankrekening op naam van de stichting openen.
    • Wil je een ANBI verklaring aanvragen bij de Belastingdienst?
      • Check de voorwaarden en extra verplichtingen; het belangrijkste voordeel is dat donateurs hun schenking dan af kunnen trekken van de inkomstenbelasting.

    De Financiering

    • Op welke manier(en) wil je de opstart van je projectactiviteiten financieren? Hoe wordt het project op de langere termijn financieel zelfstandig?
      • Geld kan komen van donateurs: organiseer bijvoorbeeld voorlichtingsactiviteiten om ondersteuning te krijgen voor je organisatie.
      • Geld kan komen van plaatselijke bedrijven.
      • Geld kan komen via subsidies: Grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hebben, weliswaar steeds minder, speciale "subsidieloketten" voor kleinschalige initiatieven. Er zijn ook diverse kleinere fondsen.
      • Geld kan komen van activiteiten die inkomsten opleveren.
    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het afstemmen van motivaties en verwachtingen met lokale counterparts en contactpersonen?

    Checklist: wat zijn aandachtspunten bij het afstemmen van motivaties en verwachtingen met lokale counterparts en contactpersonen?

    Voorbeeld van een vragenlijst voor een gesprek met je partner over motivaties en de verwachtingen:

    • Samenwerken: om wat te bereiken? Wat is ons gezamenlijke doel/het gedeelde belang?
    • De belangstelling en motivatie voor het project: is het project echt helemaal beider prioriteit?
    • Wat is de wederzijdse inzet? Welke medewerkers kunnen zich vrij maken om aan het project te werken? Wie brengt welke middelen in?
    • Hoe lang werken we samen?
    • Is het een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid of is er een bepaalde hiërarchie?
    • Wie valt er allemaal binnen de samenwerking en wie heeft er een stem?
    • Welke lokale bijdragen zijn er te verwachten (bijvoorbeeld van overheid) en hoe kunnen er lokaal fondsen gemobiliseerd worden?
    • Hoe gaan we samen geld voor het project proberen te werven? Hoeveel geld is nodig en hoe lang duurt het project?
    • Wat zijn de verwachtingen van de schenkers en sponsors die het project ondersteunen?
    • Wat zijn onze specifieke kennis en vaardigheden?
    • Kunnen we belangrijke contacten aanbrengen of toegang bieden tot interessante netwerken?
    • Welke toegang hebben we tot materialen, diensten of producten?
    Hoe check je welke omgevingsfactoren je project of projectlocatie beïnvloeden?

    Hoe check je welke omgevingsfactoren je project of projectlocatie beïnvloeden?

    Voor veel Nederlandse organisaties, stichtingen en particuliere initiatieven is de situatie in ontwikkelingslanden niet hun natuurlijke omgeving. Ondanks dat het probleem vaak snel en goed duidelijk is, is het handig zo niet essentieel om sociale, culturele, economische, natuurlijke en politieke actoren en factoren in kaart te brengen: de 'contextanalyse'.

    • De grote uitdaging is om in de voorbereiding je project zo goed mogelijk in zijn context te verankeren.
    • Dit vergroot de duurzaamheid, doordat je project op een zo natuurlijk mogelijke manier door andere spelers (zoals de lokale bevolking of lokale instituties) wordt overgenomen.
    • Start met het stellen van twee basisvragen: Welke organisaties voeren aanverwante activiteiten uit? Welke relaties bestaan er tussen deze organisaties? Het antwoord op deze vragen kan behulpzaam zijn bij een goede positionering van het project en het identificeren van samenwerkingsmogelijkheden tussen het project en andere spelers (organisaties/leveranciers etc.).
    • Tijdens de uitvoering van het project is het relevant om nauw samen te werken met bestaande organisaties. Zij kunnen bepaalde activiteiten (straks of direct) overnemen; te vaak bestaan "parallelle" structuren. De bestaande organisaties functioneren al (al is het soms gebrekkig), hebben hun contacten en zullen waarschijnlijk blijven bestaan als de hulp van buitenaf stopt.
    • Een project heeft dan vaak al vele relaties met andere instituties en organisaties, zoals de overheid (van lokaal tot nationaal), ministeries en hun lokale kantoren en donoren (inclusief ambassades). Het kan hierbij gaan om formele organisaties, maar ook om informele organisaties, zoals een groep ouders van een school.

    De contextanalyse

    Een goede contextanalyse bestaat uit twee belangrijke stappen: de actorenscan en de factorenscan.

    1. Actorenscan

    • De relevante spelers (actoren) kunnen formele en informele organisaties, netwerken, maar ook belangrijke personen zijn. Het kan dan gaan om een leider, die een spin in het web is van organisaties en activiteiten in de provincie, of een religieuze leider die een sterke invloed heeft op de ontwikkelingen van een dorp.
    • Over het algemeen, bevat een actorenscan alle spelers, die bij de planning, beoordeling, ondersteuning, samenwerking- of uitvoeringsfase een rol (kunnen gaan) spelen. Een actorenscan geeft het volgende weer:
      • Doelgroep: wie en hoe georganiseerd.
      • Bestaande organisaties die diensten en/of activiteiten leveren die gelijk zijn aan die van het project: voorkomt overlap of (te sterke) competitie en bevordert samenwerking en kennisuitwisseling.
      • Politieke, economische, sociaal-culturele en technische organisaties en spelers die van invloed kunnen zijn.
      • Welke overheden spelen een rol spelen, bijvoorbeeld in de beoordeling en besluitvorming rond vergunningen.
    • Bij het maken van de actorenscan is het belangrijk alle relevante spelers te identificeren en hun relatie tot het project in kaart te brengen. Daarmee krijg je een beeld van:
      • alle relevante spelers.
      • alle relevante relaties.
      • de intensiteit van de relaties.
      • de geschiktheid van de relaties.
    • De actorenscan kan helpen bij:
      • de positionering van je project in de context.
      • het onderkennen van mogelijkheden om relaties te verbeteren die het project effectiever en efficiënter maken.
      • het begrijpen van de complexiteit van de omgeving.
      • het niet te vroeg in het planning- en ontwikkelingsproces uitsluiten van belangrijke organisaties en spelers.
      • het identificeren van organisaties en individuen die veel formele en informele relaties hebben (en dus cruciaal zijn voor het succes van je project).
      • het uitleggen van de context aan anderen om zo een gezamenlijk begrip van de situatie te creëren.

    2. Factorenscan

    De omgeving van een project bestaat niet alleen uit actoren, maar ook uit factoren die het succes van het project positief of negatief kunnen beïnvloeden.

    • Veel ontwikkelingsprojecten lopen tegen een of meer van de volgende problemen aan:
      • Tekort aan fondsen van de overheid of de partnerorganisatie. De belofte om de lokale kosten te bekostigen kan niet worden gehonoreerd.
      • Het lukt niet om gekwalificeerd personeel in te huren/te houden, omdat de procedures en voorwaarden niet tegemoet komen aan de eisen van het tijdelijke project.
      • Ineffectieve overdracht van technologie en de moeilijkheid om duurzame en organisatorische capaciteit op te bouwen.
      • Inflatie.
      • Een tekort aan voorraden en materialen door algemene economische problemen.
      • Afwezigheid van financiële diensten aan de doelgroep, waardoor investeren moeilijk blijven.
      • Belasting, handelsregulaties en registratie voorwaarden beperken de economische activiteiten.
    • Dit zijn allemaal factoren, ook wel bedreigingen genoemd, die van negatieve invloed kunnen zijn op het project, maar die niet of nauwelijks door het project beïnvloed kunnen worden.
    • Naast negatieve factoren kunnen er ook positieve ontwikkelingen en/of factoren zijn die het project positief kunnen beïnvloeden, zoals
      • een groeiende interesse van de doelgroep voor diensten van het project;
      • een groeiende toewijding van de overheid om samen te werken;
      • een groeiende politieke stabiliteit;
      • een vermindering aan politieke bemoeienissen.

    Het is belangrijk om zowel de negatieve (problemen, bedreigingen) als positieve factoren (mogelijkheden/kansen) te analyseren en vervolgens te benutten, ter versterking van het project. Soms is het zelfs mogelijk om deze positieve ontwikkelingen te stimuleren of te versterken door er direct activiteiten aan te koppelen (scholing, training, etc.).

    Hoe bepaal je de doelgroep van je project?

    Hoe bepaal je de doelgroep van je project?

    "De doelgroep" bestaat vaak niet. Al snel krijgen, naast jijzelf als initiatiefnemer, verschillende groepen mensen met je project te maken:

    • primaire doelgroep die je via het project wilt 'helpen': bijvoorbeeld leerlingen, weeskinderen, patiënten, lokale ondernemers etc.
    • doelgroepen om je project heen: iedereen die 'mee-profiteert' van verbeterde voorzieningen, toeleveranciers, aannemers die werkzaamheden verrichten etc.
    • lokale contactpersoon of medewerkers van je lokale counterpart.
    • lokale belanghebbenden: bijvoorbeeld ouderraad, vrouwenvereniging, dorpsraad.
    • lokale en internationale vrijwilligers: als je de inzet van tijd, geld, kennis en middelen van anderen meeneemt in je project.
    • andere belanghebbenden: bijvoorbeeld je donateurs, financierende partijen, stichtingsbestuur.

    Tip bij het vaststellen van de primaire doelgroep van je project:

    • realiseer je dat je niet iedereen kunt helpen en durf keuzes te maken.
    • let daarbij op dat het soms juist goed is niet de meest voor de hand liggende (of meest media genieke of marketingtechnisch best bruikbare) primaire doelgroep te kiezen; doe eens onderzoek naar doelgroepen die op je bestemming bijna altijd buiten de "projecthulp" boot vallen...en waarom.
    Hoe financier je projecten en sociale ondernemingen in het buitenland?

    Hoe financier je projecten en sociale ondernemingen in het buitenland?

    Inzicht in kosten

    • stel je er op in: het vaststellen van kosten -zowel in je thuisland als in je projectland- is vaak een heel proces van schattingen, cijfers, nieuwe schattingen, tussentijds aangepaste inkoopprijzen, verlopen offertes, koersschommelingen enz.
    • voor veel mensen, waar ook ter wereld, is het maken van begrotingen en financiële ramingen niet eenvoudig, worden onbedoeld fouten gemaakt of is het gewoon lastig alles in één keer helder te overzien.
    • maak in je begrotingsopzet minimaal een onderscheid tussen 1) eenmalige investeringen (investeringsbegroting) 2) jaarlijks terugkerende kosten (exploitatiebegroting) en 3) financiële middelen waarmee je de kosten gaat dekken (dekkingsplan).
    • denk naast directe projectkosten ('exploitatie terplekke') ook aan kosten voor:
      • fondsenwerving
      • pr & publiciteit, websites, nieuwsbrieven, folders, beurzen
      • reiskosten (van jezelf, van bestuursleden, maar ook door coördinatoren terplekke); zowel kosten voor regulier ingeplande (werk)bezoeken als onverwachte kosten bij meer acute ontwikkelingen
      • salarissen (van jezelf, van andere direct actief betrokkenen)
      • training & opleiding
      • communicatie tussen 'hier' en 'daar'
      • evaluatie sessies & rapportage kosten
      • (bank)transacties
      • kosten rondom inflatie en koersverlies
      • kantoorkosten
      • onkostenvergoedingen
    • twijfel je over de hoogte van kosten, of heb je gewoon te weinig kennis en inzicht of kostenramingen reeël zijn, probeer deze dan altijd te laten checken door deskundigen, soortgelijke projectinitiatieven of andere objectieve contactpersonen: laat meerdere mensen meelezen.

    De start

    Is er eenmaal inzicht in de grootste projectkosten, dan kent de start van de financiering daarvan meestel geen grote hobbels. Aan financiering meestal geen gebrek; iedereen gaat graag mee in je enthousiaste plannen. Denk aan onder andere:

    • directe familie
    • kennissen
    • vrienden
    • vrienden van vrienden
    • bedrijven
    • vermogensfondsen
    • crowdsourcing: haal via internet (crowdsourcing platforms) en social media geld op bij veel mensen, die allen een relatief kleine bijdrage doen

    Het duurzame(re) vervolg

    • Geld kan (nog steeds) komen van donateurs en plaatselijke bedrijven.
      • als dat de enige bron van structurele financiering blijft, dan maakt dat het project niet erg duurzaam c.q. toekomstbestendig.
    • Geld kan komen via subsidies: Grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hebben speciale "subsidieloketten" voor kleinschalige initiatieven en er zijn ook diverse kleinere fondsen.
    • Geld kan komen vanuit de (lokale) overheid.
      • vaak in combinatie met eigen bijdragen en/of andere fondsen, subsidies, kerkgenootschappen of bedrijven.
    • Geld kan komen van projectactiviteiten die inkomsten opleveren.
      • hou wel rekening met een lange aanlooptijd en extra investeringen, voordat activiteiten rendabel worden.
      • de scheidslijn tussen sociale en commerciële activiteiten is niet altijd even helder meer en soms zijn eerst extra kennis of (ondernemers)vaardigheden nodig; scheiding in aansturing van beide typen activiteiten lijkt wenselijk.
      • winst maken versus fondsen en subsidies aantrekken gaat niet altijd goed samen of vertroebelt belangen.
      • winst maken die volledig terugvloeit in het sociale project kan de financiële prikkel halen uit de mensen die primair verantwoordelijk zijn voor een goed renderend bedrijf.
      • voldoende toezicht is nodig op de commerciële activiteiten en de hoogte van afdracht aan het sociale project; toezicht en controle op afstand zonder goede counterparts is vaak lastig.
      • let op dat de nieuwe commerciële activiteiten (gefinancierd vanuit het buitenland) niet volledig ten koste gaan van kansen voor lokale ondernemers.
    • Een groter deel van de financiën wordt door de projectdoelgroep zelf betaald.
      • bijvoorbeeld een verplichte bijdrage aan het schoolgeld of aan een watervoorziening.
      • vooral werkbaar waar het gaat om kleinere kostenposten.
      • organisatie en transparante administratie is noodzakelijk.
    • De afbouw van financiële steun kan goed samengaan met een juist meer duurzame inzet als projectpartner, door bijvoorbeeld te focussen op kennisoverdracht, training of begeleiding, extra pr & publiciteit, inhoudelijke hulp op afstand, etc.

    Wel of geen 'strijkstok'?

    • Overhead- en organisatie kosten, directeurssalarissen, dure panden, fourwheeldrives en kostenverslindende wervingscampagnes: veel internationale hulporganisaties moeten telkens het beeld proberen te weerleggen dat het geld van hun donateurs niet goed terecht komt.
    • "Iedere euro wordt direct besteed aan de mensen waar mijn project voor is": veel particulier iniatiefnemers gebruiken juist het ontbreken van die strijkstok in hun marketing.
    • In de praktijk blijkt echter dat ook bij particuliere initiatiefnemers gemiddeld zo'n 15% van het budget niet primair kan worden besteed aan de doelgroep waarvoor het project is gestart c.q. aan kosten opgaat die gemaakt worden op een andere plaats dan de projectlocatie.
    • Factoren als projectlocatie, projectthema, projectfinanciering, communicatiebeperkingen, budgetgrootte, reikwijdte van het project, grootte van de projectdoelgroep, eisen rondom verslaglegging en projectperiode en het inbouwen van begeleiding en kennisopbouw zijn allemaal van invloed op het percentage dat niet primair wordt besteed aan de projectdoelgroep.
    • Redelijk gehanteerde organisatiekosten hebben vaak ook een positiever effect op projectkwaliteit en effectiviteit. Bijvoorbeeld het tegen een reeël bedrag op de loonlijst zetten van jezelf als initiatiefnemer en het tegen lokale salarissen belonen van je lokale medewerkers zorgt er waarschijnlijk voor dat zowel jij als zij niet alleen in kosten van levensonderhoud kunnen blijven voorzien, maar het ook langer leuk blijven vinden en volhouden.
    Wat zijn aandachtspunten bij het starten van een stichting?

    Wat zijn aandachtspunten bij het starten van een stichting?

    • een stichting is een rechtspersoon en geen natuurlijk persoon. Een stichting (rechtspersoon) kan schulden en bezittingen hebben, contracten afsluiten enzovoorts. Daarvoor is alleen de stichting aansprakelijk en niet diegenen die de stichting vertegenwoordigen, bijvoorbeeld het bestuur.
    • wanneer je bijvoorbeeld geen stichting opricht, maar als natuurlijk persoon een project start dan ben je voor aangegane contracten en eventuele schulden hoofdelijk aansprakelijk.
    • de oprichtingsakte, ook wel statuten, van je stichting is een document waarin je de grondregels en bepalingen verenigt.
    • de statuten dien je (of de notaris) te deponeren bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel, zodat iedereen deze kan inzien. De statuten zijn de officiële basisdocumenten van je stichting, neem er dus de tijd voor.
    • statuten moeten in ieder geval het volgende bevatten:
      • de naam en de vestigingsplaats van de stichting
      • het doel van de stichting
      • hoe de algemene vergadering gehouden wordt
      • hoe de leden van het bestuur benoemd en ontslagen worden
      • waar het geld van de stichting naartoe gaat als de stichting wordt opgeheven

    Naar de notaris

    • Nadat je de statuten van je toekomstige stichting hebt opgesteld, laat je deze goedkeuren bij de notaris. Notarissen hebben zelf vaak ook een concept waarin de statuten gegoten moeten worden. Ook wanneer je je eigen statuten opstelt, zul je deze meestal van tevoren naar de notaris moeten sturen.
    • De notaris is officiële getuige bij het tekenen van de statuten door het gehele bestuur.
    • De notaris deponeert na ondertekening de statuten en de akte van oprichting bij de Kamer van Koophandel.
    • Na een paar weken ontvang je een aantal kopieën van de statuten en een uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van je stichting van de notaris. Je hebt ze bijvoorbeeld nodig bij het openen van een bankrekening voor je stichting. 
    • Vraag of de notaris je stichting wil sponsoren door je niet of maar deels te factureren. In ruil daarvoor kun je bijvoorbeeld het logo van het notariskantoor op je toekomstige website of ander communicatiemiddel zetten. Sommige initiatiefnemers lukt het zelfs om geïnteresseerde kantoormedewerkers te betrekken bij de activiteiten van hun stichting.

    Naar de Kamer van Koophandel

    • Wanneer de notaris de statuten heeft goedgekeurd en het bestuur de statuten heeft ondertekend zal de notaris de statuten en een akte van oprichting deponeren bij de Kamer van Koophandel.
    • De Kamer van Koophandel registreert alle ondernemingen en rechtspersonen in Nederland. Hierdoor zijn zij een belangrijke bron van informatie voor de overheid en andere ondernemers.
    • Daarnaast is de Kamer van Koophandel een belangrijke schakel tussen overheid en ondernemers, bijvoorbeeld wanneer er iets verandert in de wet.
    • Ook wanneer je meer informatie zoekt over bepaalde regels, of tips wil, dan kun je er terecht. 
    • Het uittreksel en je Kamer van Koophandel nummer heb je nodig bij alles wat je op naam van de stichting aanvraagt, van een bankrekening tot een pasje van de groothandel.
    • Je ontvangt jaarlijks een factuur van de Kamer van Koophandel ter dekking van hun kosten; de hoogte van de rekening is afhankelijk van de activiteiten van je stichting.

    Naar de bank

    • Om inkomsten te kunnen genereren en uitgaven te kunnen doen in naam van de stichting heb je een bankrekening nodig op naam van de stichting.
    • De meeste banken hebben op internet informatie staan over hun pakket voor stichtingen en verenigingen.
    • Let daarbij op wat je nodig hebt van de bank en wat dat allemaal gaat kosten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: een lopende rekening, spaarrekening, stortingsmogelijkheden, sealbags, automatische afschrijving bij donateurs.
    • Na ondertekening van een overeenkomst met de bank (let op de tekenbevoegdheid) wordt er voor je stichting een rekening geopend.
    Wat zijn aandachtspunten als je als stichting een ANBI status wilt aanvragen?

    Wat zijn aandachtspunten als je als stichting een ANBI status wilt aanvragen?

    • Algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) genieten belastingvoordeel. Er zijn regelingen opgenomen voor de giftenaftrek in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, belastingvrijstellingen in de schenk- en erfbelasting en een teruggave regeling voor de energiebelasting.
    • Ook donateurs aan ANBI instellingen kunnen een belastingvoordeel ontvangen (en daarmee meer schenken voor hetzelfde geld, of een deel van de donatie weer terugkrijgen). Voor de aftrek van “gewone giften” geldt wel een drempelbedrag en een maximum, afhankelijk van het inkomen.
    • De criteria voor het verkrijgen van de ANBI-status hebben onder meer betrekking op bestuur en beleid, administratie, functiescheiding en werkzaamheid in het algemeen belang. Hierbij dient de instelling zowel statutair als feitelijk het algemeen belang te dienen (doelstelling en de activiteiten dienen voor 90% of meer het algemeen belang).
    • Als ANBI moet je minimaal de volgende gegevens publiceren (uiterlijk binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar):
      • Weergave van de officiële naam en publiek bekende naam
      • KVK en/of RSIN nummer
      • Post- of bezoekadres, dan wel het telefoonnummer, dan wel het e-mailadres van de instelling
      • Doelstelling volgens de statuten en andere interne regelgeving
      • De hoofdlijnen van het actuele beleidsplan
      • Bestuurssamenstelling, het beloningsbeleid van de instelling en de namen van de bestuurders
      • Een actueel verslag van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de instelling
      • De balans en de staat van baten en lasten, met toelichting
    • De ANBI-status wordt geweigerd of ingetrokken indien je in gebreke blijft de vereiste informatie op internet te plaatsen.
    Welke valkuilen of problemen komen initiatiefnemers zoal tegen en hoe zou je ze mogelijk kunnen oplossen?

    Welke valkuilen of problemen komen initiatiefnemers zoal tegen en hoe zou je ze mogelijk kunnen oplossen?

    Projectidee

    • je gaat alleen uit van je eigen denkbeelden & opvattingen over wat "nuttig" is.
    • of omarmt juist ieder idee dat vanuit de projectdoelgroep zelf komt (omdat het een lokaal idee is).
      • maak je projectinitiatief tot een 'lokaal eigendom'
      • neem de tijd om via verschillende bronnen behoeften te onderzoeken, vragen te stellen en te kijken wat er al gedaan wordt/hoe het projectprobleem tot nu toe werd opgelost
      • dubbelcheck door je contactpersoon uitgesproken projectbehoeftes of prioriteiten: ook terplekke kunnen verschillende meningen bestaan over wat de kernbehoefte is, of spelen soms andere belangen mee
      • ga discussie niet uit de weg, maar doe het wel op een voor iedereen zo waardig mogelijke manier
      • werk samen waar mogelijk: welke andere iniatieven of organisaties zijn soortgelijk bezig; kan je leren van hen
      • investeer eerder -of ook-  in kennis, training en opleiding dan in -alleen- direct en snel (materieel) resultaat

    Eigen inzet

    • je gaat eerst doen en dan denken, of alleen maar denken en niet doen.
      • vergeet niet om na je eerste idee-afstemming, dat idee ook (opnieuw) te analyseren, te toetsen aan soortgelijke ideeën van anderen
      • werk daarna je idee uit in een (kort en uitgebreider) projectplan... en blijf wel flexibel "on the road" en durf je aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen
      • laat je niet verleiden (door jezelf of door anderen) om snelle daden te gaan verrichten voortkomend uit tijdsdruk, verwachtingen of emotionele ervaringen en ambities; neem op tijd weer afstand
    • je maakt jezelf (te) belangrijk, wil alles zelf doen en overal controle op houden.
      • in sommige fasen van je projectuitvoer kan het opportuun zijn om met eigen energie de vaart erin te houden of opnieuw in te krijgen
      • teveel zelf aan de slag gaan maakt je project vaak niet erg duurzaam en toekomstbestendig; valt jouw energie weg dan valt het project al snel in duigen
      • grote valkuil van deze vaak goedbedoelde eigen inbreng is dat het verlammend gaat werken op projectpartners, dat het "lokaal eigenaarschap" in gedrang komt of dat je centrale contactpersoon zich overruled of voortdurend gecontroleerd voelt
      • maak liever afspraken over fasen in de projectuitvoer, geef in de tussentijd ruimte, evalueer samen na afloop van een projectfase en maak op basis daarvan weer vervolgafspraken (zowel inhoudelijk als financieel)

    Inzet van anderen tijdens de uitvoer fase

    • je hoort (te) weinig, of alleen na voortdurend aandringen, of alleen met vage rapportages, over de voortgang ter plaatse.
      • leg persoonlijk contact, kies eerder de telefoon dan e-mail
      • probeer te achterhalen wat de reden is van weinig informatie of vertraging in informatieverstrekking
      • zijn jouw verwachtingen en die van je counterparts duidelijk, is helder hoe en waarom men moet rapporteren, rapporteer samen, maak een framework voor rapportage of investeer in kennis en training rondom het maken van bondige rapportages
      • is er in de aanpak van je project voldoende lokaal eigenaarschap: voelt men zich verantwoordelijk voor tijdige en heldere rapportage
      • zijn er veranderde omstandigheden of andere prioriteiten waardoor zaken achterblijven, wat zijn mogelijke oplossingen daarvoor
      • zorg ervoor dat je in ieder geval ook zelf op tijd aan je verplichtingen voldoet
      • blijft e.e.a. ondanks contactpogingen en doorvragen onduidelijk, overweeg dan gefaseerd verdere stappen; van een persoonlijk projectbezoek met 'live' contactmogelijkheden via het tijdelijk stopzetten van financiering tot aan volledig stilleggen van projectactiviteiten
    • communicatie verloopt stroef of er zijn misverstanden...vooral door "die verschillen in cultuur".
      • verdiep je al voor de projectstart in interculturele dimensies en zorg voor voldoende zelfinzicht (communiceren is tweerichtingsverkeer; hoe staan jouw interculturele competenties er voor?)
      • hou rekening met culturele factoren rondom bijvoorbeeld een andere tijdsbeleving, planning en andere (machts)verhoudingen
      • maar pas ook op voor veralgemeniseringen/stereotypen in contact met counterparts en projectdoelgroepen; soms heeft iets niet zozeer met "cultuur" maar meer met "persoon" of "karakter" te maken
      • deel bijvoorbeeld Engelstalige notulen van vergaderingen die je 'thuis' houdt met je counterparts; geef zelf voorbeelden van hoe je graag wederzijds zou willen communiceren
      • wees je voortdurend bewust van je eigen houding, verwachtingen en aandeel: ben je wel realistisch genoeg?
    • partnerorganisatie is van goede wil, maar kennis en kunde ontbreekt voor bijvoorbeeld eigen fundraising, opstellen van boekhoudingen of rapporten.
      • realiseer je dat de kwaliteit van de projecten uiteindelijk afhangt van hún inzet en deskundigheid, daarin investeren is vaak de sleutel tot uiteindelijk succes
      • ga het niet uit handen nemen, of goedbedoeld begrotingen bewerken of alsnog geld bijleggen: faciliteer je partner om eigen verantwoordelijkheid te (leren) dragen
      • kijk of er lokaal coaches te vinden zijn die kunnen assisteren zodat je lokale partners kennis en vaardigheden kunnen opdoen op het gebied van projectmanagement, communicatie, financieel beheer en fondsenwerving
      • check of er mogelijkheden zijn voor het geven en financieren van 'training on the spot' (meerdere ontwikkelingsorganisaties bieden die faciliteiten aan, afhankelijk van je regio en activiteiten; of werf vrijwilligers met thematische achtergrond en relevante werkervaring die een training kunnen geven)
    • de kerndoelgroep van je project, maar ook de trainers zelf, verkeren in ruwe, agressieve omstandigheden en hebben dagelijks te maken met armoede, criminaliteit en drugs; dat komt ook naar boven in projectactiviteiten.
      • hou je bij je kernuitgangspunt dat de trainers zelf, als rolmodel, verantwoordelijkheid moeten leren te nemen; blijf positief, ga je niet ergeren aan te laat komen, schelden, gebrek aan discipline
      • bij een duidellijke maar wel constructieve benadering, bijvoorbeeld door de trainers vaak een spiegel voor te houden, komt er -vrijwel altijd- een omslagpunt waarna de sfeer verbetert en men elkaar gaat corrigeren
      • blijf soepel, realiseer je dat (de voorbereiding op) een activiteit niet altijd op de manier die je zelf het meest aanspreekt hoeft te gaan om toch effectvol te kunnen zijn
    • een van de lokale medewerkers, of iemand uit je primaire projectdoelgroep, belandt in de gevangenis en de omgeving verwacht dat jij hem wel even vrijkoopt.
      • inventariseer bij meerdere bronnen de omstandigheden en achtergronden
      • maak vervolgens je eigen afweging: weegt je principe "crimineel gedrag niet belonen of vergeven" sterker, zijn er gezamenlijke manieren om bij te dragen aan het vrij krijgen, of zijn de omstandigheden zodanig (discutabel) dat je aan jezelf kan verantwoorden te betalen
      • wat je oordeel ook is, uit het niet te sterk en blijf liever wat op de vlakte; je hoeft niet de westerse moraalridder uit te hangen
    • er zijn vermoedens van fraude of misbruik door een van de centrale contactpersonen.
      • dubbelcheck hetgeen wordt gerapporteerd met je primaire projectdoelgroep (zij die de hulp hebben moeten ontvangen) of andere belanghebbenden
      • maak een afweging van de hoeveelheid geld die je terug moet zien te krijgen versus de tijd en energie die dat gaat kosten; een zware of soms onmogelijke juridische strijd voor een relatief beperkt bedrag met alle mogelijke zij-effecten is het (vaak) niet waard
      • wees transparant naar je (donateurs) achterban als zaken mis zijn gelopen en vertel welke maatregelen je hebt genomen om iets soortgelijks in de toekomst hopelijk te voorkomen
      • durf een samenwerking te beëindigen of project stop te zetten als je belangrijkse contactpersonen minder betrouwbaar bleken

    Onderwijs

    • de leerling die je sponsort reageert niet (meer) op vragen omtrent vorderingen.
    • de leerling die je sponsort benut zijn of haar kansen niet of niet optimaal, zakt herhaaldelijk of gaat niet over naar de volgende klas.

    Achterban

    • je (donateurs) achterban is het niet eens met de keuzes die gemaakt worden.
    • het gevoel van een kritisch meekijkende achterban geeft teveel druk.
      • wees in iedere projectfase, bij ieder contact en bij iedere update realistisch over verwachtingen en beoogde resultaten: creëer een setting waarin ook ruimte is voor fouten of zaken die anders verlopen dan verwacht. Geef inzicht en betrek je donateurs ook zelf bij de inhoud van het project; daarmee creëer je al snel meer draagvlak.

    Media aandacht voor je project of stichting

    • donateurs zijn vooral bereid te doneren of in actie te komen wanneer je in tekst of beeld inzoomt op de 'zielige' verhalen binnen je projectactiviteiten.
      • framing is het gebruiken van specifieke taal om de juiste emoties en wereldbeelden aan te wakkeren, waardoor die boodschap aan overtuigingskracht wint
      • er werd en wordt veel gedicussieerd over framing binnen ontwikkelingshulp en dan vooral over het loslaten van het stereotiepe -maar vaak wel scorende- publiciteitsbeeld van 'armoede, narigheid, zieke en zielige kinderen, noodsituaties'
    • wat je wel kan doen:
      • toon respect en neem zowel de primaire projectdoelgroep als de toehoorder van je boodschap serieus
      • leg de nadruk van je boodschap op de veerkracht van die doelgroep, niet op het lijden. Laat ook creativiteit en optimisme, kansen zien.
      • laat ook zien wat al bereikt is, niet alleen wat er allemaal nog gedaan moet worden
      • vermijd generalisaties (niet 'heel Afrika' is arm en zonder kansen en niet iedereen heeft hulp nodig); toon diversiteit in verhalen, beelden en onderwerpen en betrek in een discussie of debat altijd verschillende perspectieven
      • laat de doelgroep zoveel mogelijk zelf aan het woord en benadruk zaken als verbondenheid en solidariteit
      • maak zowel de doelgroep als de toehoorder mede-eigenaar te maken van je projectuitdagingen, biedt toehoorders bijvoorbeeld handelingsperspectieven die verder gaan dan doneren
      • zoom in waar het kan, wees specifiek in de uitleg van het project en het probleem
      • gebruik ook eens humor in je boodschap in plaats van drama

    Financiering

    • de verstrekte leningen (microfinancieringsprojecten of bv. leningen voor scholing) worden niet of niet volledig terugbetaald.
      • kies, als je dat risico zelf wilt vermijden, bij activiteiten rondom microfinanciering zoveel mogelijk voor ervaren en lokaal goed ingebedde projectorganisaties
    • de verwachtingen omtrent (de snelheid en hoogte van) financiële bijdragen zijn te groot.
      • wees vanaf de ontwikkeling van het projectidee helder en duidelijk in wat wel en niet binnen het bereik van je initiatief of stichting ligt; schep geen verkeerde verwachtingen
      • geef voortdurend inzicht in welke activiteiten met welke inspanningen en tijdsinvesteringen er worden uitgevoerd om fondsen te werven en geld op te halen; het gaat niet vanzelf
      • maak duidelijk wat (soms lange) looptijden van subsidie aanvragen zijn, welke criteria gelden bij beoordeling van aanvragen en hoeveel concurrerende aanvragers er zijn
    Wie neemt er plaats in je bestuur bij het oprichten van een stichting?

    Wie neemt er plaats in je bestuur bij het oprichten van een stichting?

    • Eén persoon kan al een stichting oprichten, het is niet verplicht om in de statuten het bestuur te benoemen.
    • Tenzij anders in de statuten is bepaald, bestaat het bestuur in de praktijk meestal uit:
      • Een voorzitter
      • Een secretaris
      • Een penningmeester
    • Daarnaast kunnen er nog ander functies bestaan, zoals een vice-voorzitter en commissarissen. De leden van het bestuur die geen specifieke taak hebben, worden ‘algemeen lid’genoemd. De wet schrijft voor dat het bestuur van een stichting bestaat uit één of meer personen.
    • Een eventuele directeur mag niet ook als bestuurder in het bestuur deelnemen. De directeur mag wel de vergaderingen bijwonen. Een bestuurder ontvangt een vergoeding die in de bestuursreglementen wordt overeengekomen en een directeur ontvangt een salaris.
    • Wil je als stichting een ANBI-status aanvragen (zie elders), hou er dan rekening mee dat je als bestuur minimaal drie bestuursleden moet hebben, waarbij geen enkel bestuurslid een doorslaggevende zeggenschap over het vermogen mag hebben. Om diezelfde reden mag er ook geen directe familierelatie tussen de meerderheid van de bestuurders zijn.
    • Tenzij anders in de statuten is bepaald, is het bestuur geen verantwoording aan anderen schuldig. Alleen het openbaar ministerie en de rechtbank zijn in bijzondere gevallen bevoegd om het stichtingsbestuur te controleren en kan, indien nodig, overgaan tot het ontslaan van bestuurders.
    Waar let je op bij het selecteren van lokale counterparts en contactpersonen?

    Waar let je op bij het selecteren van lokale counterparts en contactpersonen?

    Hoe vind je op de projectlocatie een betrouwbare contactpersoon of organisatie?

    De sympathieke reisbegeleider, de schooldirecteur die goed Engels spreekt, die ondernemende jongvolwassene met ambitieuze plannen of de village chief... bij het opstarten en runnen van een project of social business in een ontwikkelingsland is een betrouwbare lokale counterpart essentieel. Of dat nu één individu is of een reeds ervaren lokale organisatie; het inbouwen van voldoende tijd en onderzoek in het voortraject om informatie in te winnen over mogelijke samenwerkingspartners is essentieel.

    Een partner kiezen is niet eenvoudig.

    • kies een partner die over de middelen (menskracht, materiaal en tijd) beschikt om het project te leiden.
    • Vaak start het project met één contactpersoon. Persoonlijk contact is de beste basis voor een goede samenwerking. Op termijn is het raadzaam dat deze samenwerking doorgroeit naar een samenwerking met een groep van mensen of een organisatie.
    • Samenwerken met één persoon maakt een project kwetsbaar en is een risico voor het voortbestaan van het project. De persoon kan wegvallen of andere bedoelingen hebben. Of misschien heeft die persoon niet de gepaste capaciteiten om het project te leiden en te beheren.
    • Samenwerken met een organisatie - en dus met meerdere mensen - zorgt voor een grotere draagkracht. Beslissingen worden genomen en gedragen door meerdere mensen, die beslissingen toetsen bij elkaar.

    Let op zaken als:

    • heeft je lokale counterpart voldoende autoriteit op de projectlocatie en in de gemeenschap.
    • lijkt je contactpersoon voldoende capabel om een project te "managen" (anders dan talenkennis, ambitie of toegewezen autoriteit gaat het vooral ook om organisatietalent, overwicht, zelfstandigheid, voldoende tijd, vermogen om mensen te activeren, binden en samen te laten werken).
    • is hij of zij onderdeel van een groter verband (bijvoorbeeld schoolbestuur, dorpsraad, vrouwenorganisatie, oudervereniging) die je kan betrekken en die taken kan overnemen wanneer je contactpersoon om wat voor reden dan ook wegvalt.
    • wat is er eventueel al bekend bij andere projecten/organisaties/omliggende communities over de mensen c.q. partners waarmee je wilt gaan samenwerken: zoek referenties.

    En neem ook mee in je afwegingen:

    • het "ownership" van je project, ofwel ervoor zorgen dat het project gedragen wordt door de mensen voor wie het is bedoeld, is vaak een kritische factor voor succes of falen van je project: betrek niet alleen je contactpersonen of counterparts in een vroeg stadium bij het ontwikkelen van je projectplannen, maar overleg ook in verschillende projectfasen met je projectdoelgroep zelf.
    • daarnaast is in fondsen- of subsidietrajecten het hebben van een officiële (geregistreerde) organisatie als partner vaak een voorwaarde.
    • start met een analyse van de huidige situatie. Denk na over de problemen die het project moet oplossen. Wie speelt een rol? Voor welke mensen en groepen heeft het project gevolgen? En welke consequenties zijn dit? Welke lokale organisatie zal het project trekken?
    • formuleer samen met je lokale contactpersoon of partnerorganisatie duidelijk de doelstellingen die je wilt nastreven. Wat moet bij het einde van het project bereikt zijn? Welke activiteiten zijn er nodig om deze doelstelling te behalen? Wat zal dit kosten en hoe ga je het succes meten?
    • maak ook een tijdslijn op om de fases van het project duidelijk te maken.
    • zijn er reeds lopende activiteiten van bijvoorbeeld de lokale ontwikkelingsorganisatie, van de vakbond, van de actieve vrouwenorganisatie etc. Wat wordt al gedaan, en kan je daar eventueel een bijdrage aan leveren/bij aanhaken zonder zelf iets nieuws op te starten?
    • zijn je projectactiviteiten of bedoelde eindresultaten concreet en afgebakend genoeg? Hoe sneller e.e.a. tastbaar is afgerond hoe kleiner vaak de (structurele) afhankelijkheid van je contactpersoon.
    • hoe transparant worden beslissingen bij je lokale counterpart genomen, wie neemt uiteindelijk die beslissingen en hoeveel zicht heb je op de onderlinge machtsverhoudingen?
    • zijn er lokale of regionale overheidsinstanties die je wellicht op weg kunnen helpen bij het vinden van counterparts? Zet je (eventuele) vooroordelen aan de kant; ook bij lokale overheden in ontwikkelingslanden werken ambitieuze en ervaren medewerkers die graag meedenken bij de uitvoer van goede projecten, of je beter inzicht kunnen geven in regelgeving, voorschriften, financieringsbronnen of vergelijkbare projecten.
      Waar let je op bij het samenwerken met lokale counterparts en contactpersonen?

      Waar let je op bij het samenwerken met lokale counterparts en contactpersonen?

      Tips bij het (starten met) samenwerken:

      • stel een lijst samen van redenen waarom je samenwerkt. Elke persoon of organisatie heeft een eigen motivatie en andere redenen om samen te werken. Het is belangrijk om dat op een rijtje te zetten en te zoeken wat er gemeenschappelijk is. Bekijk samen waar de meerwaarde ligt voor beide partijen.
      • stel ook een lijst samen met wederzijdse verwachtingen. Door de verwachtingen concreet te omschrijven, hoe minder snel er misverstanden kunnen komen. 
      • bespreek met elkaar, aan de hand van voorbeelden, wat beide organisaties onder een gelijkwaardige samenwerking verstaan. Integreer in dit gesprek de cultuurverschillen die mogelijk een rol kunnen spelen. Let op om niet te snel de leidersrol te nemen.
      • betrek zowel je contactpersonen als de primaire doelgroep(en) van je project in alle fasen: van ideevorming tot planbeschrijving, van uitvoer tot evaluatie en afronding.
      • maak goede afspraken met je partnerorganisatie, zodat je weet wat je van elkaar kan verwachten. Zet de afspraken eventueel op papier (maak het niet te complex en laat elkaar daarin wel in waarde). Realiseer je project in fases en evalueer tussendoor.
      • hou rekening met cultuurverschillen. Een andere kijk op de realiteit en een andere interpretatie van afspraken en werkwijzen kan zorgen voor misverstanden en problemen tijdens het verloop van het project.
      • denk vooraf na over de mogelijke neveneffecten van je project binnen een gemeenschap. Een project kan bepaalde aspecten van een gemeenschap ook onbedoeld verstoren.
      • blijf investeren in onderlinge relaties: houd contact en ontmoet elkaar af en toe.
      • als je regelmatig aanwezig bent op je project: ga niet alles zelf doen. Beperk je betrokkenheid tot het motiveren van mensen. Laat ze in hun waarde.
      • leg het eigenaarschap van het project in andere handen. Contactpersonen en projectdoelgroepen zijn zelf verantwoordelijk voor het welslagen ervan, want zij voeren het uit.

      Basisregels om beter intercultureel samenwerken mogelijk te maken:

      • Intercultureel samenwerken, gaat over relaties opbouwen met mensen.
        • Om samen te werken met mensen uit een ander land moet je tijd hebben. Neem je tijd en luister naar anderen. Door één keer op bezoek te gaan, kan je geen relatie opbouwen. De opbouw van een project is ook een leerproces. Tijdens het uitdenken, de uitvoering en de evaluatie leer je elkaar heel goed kennen.
      • Leer buiten je eigen patroon te denken.
        • Laat je niet te veel leiden door je vooroordelen. Ieder persoon vertrekt uit een bepaald referentiekader. We moeten meerdere brillen hanteren om naar de werkelijkheid te kijken, alleen op die manier kan men dingen leren begrijpen. Luister naar de andere en ga de dialoog aan. Stel veel vragen.
      • Niet alle problemen zijn te wijten aan cultuur.
        • We werken niet met een 'andere cultuur' op zich, we werken met mensen uit die andere cultuur. Problemen die opduiken, worden dikwijls al te snel toegeschreven aan cultuurverschillen. Maar misverstanden en communicatiefouten kunnen ook te maken hebben met botsende persoonlijkheden, verschil in karakters, gezinsomstandigheden, stress, gebrekkige communicatielijnen, infrastructuur, geografische, economische en politieke factoren... Bekijk het probleem eens van een afstand. Leg het probleem eens voor aan een persoon die er niets mee te maken heeft. Misschien brengt deze persoon een heel andere kijk op de zaak.
      • Een taal leren kan helpen en verdiep je in de culturele context van de partner.
        • Het is zinvol om meer te weten te komen over de cultuur van het land waar je aan het werk gaat. Maar besef dat een cultuur nooit in boeken te vangen is. Realiseer je ook dat mensen in de eerste plaats altijd individuen zijn en géén vertegenwoordigers van een cultuur.
        • Leer specifieke waarden, gedragspatronen en interactieregels kennen. Maar blijf ook steeds bewust van je eigen waarden, gedragspatronen en interactieregels.
        • Denk niet te veel in termen van problemen. Kijk vooral naar successen en sterktes die aanwezig zijn en bouw hierop verder.
        • Sommige dingen zijn niet onderhandelbaar, sommige dingen wel. Luister naar elkaar.
        • Streef naar minimale regels en afspraken. Bespreek wat er voor jouw cultuur helemaal niet kan en wat in de andere cultuur onaanvaardbaar is. Motiveer dit en geef uitleg.
        • Heb vooral oog voor gelijkenissen en verbondenheid: dit schept een band. De fixatie op verschillen zal de kloof alleen maar vergroten.
      Wat zijn aandachtspunten als je project de startfase voorbij is ?

      Wat zijn aandachtspunten als je project de startfase voorbij is ?

      • heb je een einddatum bepaald voor de eerste projectfase, start dan ruim om tijd en met voldoende aandacht de verkenning van langere termijn plannen rondom je projectinitiatief.
      • vrijwel ieder particulier initiatief start met concrete hulp (materialen, goederen, directe investeringen) om na een eerste 'hulp' fase te gaan investeren in mensen, opbouw van een organisatie of zelfs verder te groeien met participatie in lobby netwerken, belangenbehartiging of betere wetgeving.
      • bouw gedurende de verschillende projectfases momenten in waarop je om je heen kijkt: zijn er soortgelijke initiatieven of (al dan niet betere) organisaties in je omgeving ontstaan waarmee je (effectiever) kan samenwerken, kan je kennis delen met startende initiatiefnemers, wordt het tijd om ook eens nader contact te onderhouden met lokale of regionale overheden, etc. Niet dat je opeens alles samen moet gaan doen, maar het wederzijds informeren, delen van geleerde lessen en op de hoogte houden van effecten kan ook wederzijds waardevol zijn.
      • kijk ook naar mogelijke positieve of negatieve zij-effecten van je project op de primaire doelgroep of andere betrokkenen:
        • welke neveneffecten zie je
        • wat is de impact op de sociale omgeving van je project
        • hoe staat het met de doelgroepafhankelijkheid van je project
        • treedt er -onbedoeld- eventueel juist meer sociale ongelijkheid op door je project en hoe kan je dat tegengaan
      • op welke manier kan je het project minder afhankelijk van jezelf maken, welke impulsen kan je geven voor meer lokaal eigenaarschap of extra werkgelegenheid, welke mogelijkheden voor training en opleiding (capaciteitsopbouw) kan je aan wie gaan geven.
      • op welke manier kan je met bestaande of nieuwe projectactiviteiten extra inkomsten gaan generen, zodat de afhankelijkheid van subsidies kleiner wordt of donaties en fondsen anders kunnen worden ingezet dan voor de directe exploitatie?
      • welke aanpassingen moet je met nieuwe of uitgebouwde activiteiten gaan maken in fondsenwerving, in je oorspronkelijke projectplan, in je projectcommunicatie en verslaglegging naar je achterban.
      Wat zijn aandachtspunten als je anderen, bijvoorbeeld vrijwilligers, toelaat tot je projectorganisatie?

      Wat zijn aandachtspunten als je anderen, bijvoorbeeld vrijwilligers, toelaat tot je projectorganisatie?

      • Start met je te realiseren dat waarschijnlijk niemand zo ambitieus, gedreven en betrokken zal zijn bij je project als jijzelf.
      • Onderdruk de neiging om, zeker in het begin, alle geboden hulp te verwelkomen en aan te nemen; selecteer liever mensen die niet alleen willen praten en discussiëren maar óók de handen uit de mouwen willen steken.
      • Spreek wederzijds verwachtingen en behoeftes uit, maak duidelijk dat het (veelal) vrijwilligerswerk is maar niet vrijblijvend werk.
      • Groeit de groep mensen om je heen, durf dan taken te verdelen en mensen te houden aan taakoverzichten en afspraken: bij een goede c.q. professioneel opererende organisatie van vrijwilligers die resultaten behalen en effecten bereiken willen mensen graag aansluiten en worden irritaties snel en zakelijk afgehandeld.
      • Maak de groep van vaste vrijwilligers ook weer niet té groot; dat kan een gevoel van verantwoordelijkheid afremmen. Sommige taken kunnen best uitbesteed worden aan een 'adhoc' vrijwilliger, bijvoorbeeld iemand die tijdelijk bijspringt met een specifieke (vak)kennis.
      • Plan regelmatig een reflectie sessie waarin je niet zozeer over de inhoud van het projectwerk spreekt, maar juist over het functioneren van je projectorganisatie, de onderlinge werkprocessen, of waarin je opnieuw inzoomt op doelen, missie en visie.
      • Een regelmatig projectbezoek en een goede onderlinge sfeer bevordert uiteraard vrijwel altijd de motivatie van vrijwilligers om zich te blijven inzetten.
      • Merk je dat een vrijwilliger herhaaldelijk afhaakt of afspraken niet meer nakomt, maak dat dan bespreekbaar. Laat iemand zelf beslissen om alsnog door te gaan, maar durf ook voor hem of haar een knoop door te hakken.

      Extra tips bij het aantrekken van vrijwilligers:

      • Breng je verhaal duidelijk over op de mensen die je aanspreekt. Kan je hen interesseren om mee de handen uit de mouwen te steken? Je primaire boodschap kan het best niet te lang zijn en aantonen dat jouw project op duurzame wijze verandering brengt in het leven van mensen in het Zuiden. Breng je verhaal duidelijk, aanstekelijk, eerlijk en uitnodigend over.
      • Nodig mensen op een duidelijke maar vrijblijvende wijze uit om mee te helpen.
      • Breng de verschillende taken binnen de organisatie al in kaart voordat je mensen gaat uitnodigen, zodat je een goed zicht hebt op het aantal taken en de inhoud ervan, op het aantal mensen dat je nodig hebt, op hun profielen. Vervolgens kan je van daaruit meer gericht personen aanspreken.
      • Laat takenpakketten en werkzaamheden aansluiten bij hun respectievelijke profielen en interesses en maak de takenpakketten haalbaar. Zorg er ook voor dat vrijwilligers zich kunnen ontplooien in hun werk en zich erkend voelen om hun bijdrage.
      • Besteed aandacht aan de samenwerking met de andere vrijwilligers: kan die vlot en in een aangename en leuke sfeer verlopen? Kan er een groepsverband ontstaan? Kunnen de vrijwilligers bij iemand terecht met vragen en bedenkingen?
      Hoe maak je je project zo transparant mogelijk?

      Hoe maak je je project zo transparant mogelijk?

      In de wereld van ontwikkelingshulp schiet men soms wat door in controledrift (ofwel 'effectiviteitsdenken'). Ontwikkeling(shulp) wordt dan als een planbaar en controleerbaar proces gezien, gericht op concrete uitkomsten die zich vertalen naar meetbare resultaten waarover je in strakke formats kan rapporteren. Maatschappelijke organisaties en particuliere initiatieven gaan in samenwerkingen vaak juist uit van wederzijds vertrouwen, solidariteit, autonomie, eigenaarschap, zelfbeschikking en onafhankelijkheid.

      Toch is het zinvol dat ook het werk van particuliere initiatiefnemers controleerbaar is, al is het alleen maar om vast te stellen hoe effectief dat werk is.

      Intensieve controles of lokaal eigenaarschap?

      • donorsdilemma: enerzijds leg je vertrouwen en eigendom bij het project en je lokale counterparts; anderzijds heb je verantwoording af te leggen aan je achterban en mede-financierders en hou je het liefst alles 100% in de gaten.
      • sommige initiatiefnemers blijven op afstand, maar stellen wel een lokaal, objectief, vertrouwenspersoon in (bijvoorbeeld een bekende of landgenoot) die de boel in de gaten houdt
        • pas daarbij wel op voor schijnzekerheid; 'in de gaten houden' is niet hetzelfde als een project (mede) runnen.
        • het aanstellen van een alles controlerend en overal toestemming voor gevend figuur bevordert niet de zelfredzaamheid en het gevoel van eigen verantwoordelijkheid van de lokaal betrokken medewerkers.
        • je hebt een backup optie nodig voor wanneer je vertrouwenspersoon niet meer beschikbaar is.
      • intensieve controles op bonnetjes-niveau zijn vaak helemaal niet haalbaar of uitvoerbaar, bieden eveneens een schijnzekerheid of worden al snel uitgelegd als een 'motie van wantrouwen'.
      • het maken van heldere, zakelijke, afspraken omtrent verantwoording van bestedingen en een relevante, beknopte, rapportage is anderzijds logisch en essentieel voor de voortgang van een project.
      • het regelmatig aanleveren van allerlei bewijsstukken en documenten is niet altijd even uitvoerbaar, maar vaak zijn andere oplossingen wél mogelijk met min of meer hetzelfde effect.
      • bij het overmaken van geld naar de projectleiding of lokale counterpart, kan het effectief zijn om ook andere belanghebbenden (bijvoorbeeld de dorpsraad of het schoolbestuur) daarvan op de hoogte te stellen.
      • het onderling bespreken van voortgangsverslagen en steeksproefsgewijze dubbelchecks (via telefoon, e-mail of live bezoek) daarvan bij de primaire doelgroep of andere belanghebbenden kunnen ook een goed instrument zijn om tijdig fraude of misbruik te signaleren.
      Hoe meet je effecten van je projectactiviteiten?

      Hoe meet je effecten van je projectactiviteiten?

      • Maak evaluatie en methoden om te evalueren onderdeel van je hele projectstrategie; denk al bij de idee-vorming en tijdens het schrijven van het projectplan. na over manieren om effecten van je activiteiten te evalueren. Overleg met lokale counterparts en contactpersonen de evaluatie strategie en methoden; creëer op tijd draagvlak voor de vragen die antwoorden moeten gaan geven op behaalde resultaten en effecten.
      • Maak evaluatie ook onderdeel van je begroting: zinvol evalueren kost tijd en geld; investeer in de kwaliteit en duurzaamheid van je projectwerk en vergroot met evaluatie je kansen op lerend vermogen en verbetering.
      • Trek tijd uit om je project regelmatig te evalueren. Doe dat niet alleen met de mensen in je thuisland, maar ook met je partnerorganisatie ter plaatse en met de doelgroep waar je het allemaal voor doet. Gebruik de evaluatie als les voor een volgend project.
      • Evalueer het project zowel op output niveau (de directe, tastbare resultaten van je activiteiten) als op impactniveau (de effecten van die activiteiten): wat is de impact van je project op het gebied van bijvoorbeeld armoedebestrijding? Voorbeeld: wees niet tevreden met het feit dat het schoolgebouw dat je wilde realiseren er nu ook staat (output), maar vraag je ook af of de scholingskansen van de kinderen in de streek nu ook daadwerkelijk gestegen zijn (impact).
        • let er wel op dat de omvang en kosten van je evaluatie in verhouding staat tot je project zelf en het projectbudget
        • bij afgebakende projectactiviteiten gedurende een beperkte periode evalueer je kleinschaliger, dan wanneer je een project runt met langdurige, ingrijpende en kostbare projectactiviteiten
        • onderzoek vooral de effecten van activiteiten waarvan het nut niet al aantoonbaar eerder, bijvoorbeeld in vergelijkbaar en redelijk recent ander onderzoek, is bewezen
      • Zoom ook in op zaken die niet of niet volledig gelukt zijn en probeer redenen daarvan te achterhalen (de lerende organisatie).
      • Betrek in je evaluatie niet alleen resultaat en effect, maar evalueer ook het proces: de wijze en kwaliteit van projectuitvoer, samenwerking, eventuele misverstanden en verbeterpunten.
        • hou daarbij ook rekening met andere culturele waarden en normen als het gaat om evaluatie, kritiek leveren en ontvangen, het delen van je mening, onderlinge machtsverhoudingen
      • Bedenk daarbij wíe gaat evalueren: jijzelf, andere direct betrokkenen, je lokale contactpersonen, andere belanghebbenden.
        • wie hebben expertise in huis om kundig te evalueren (projectkennis, kennis van taal & cultuur, vaardigheden om te evalueren, analyseren en concluderen etc.)
        • wie is neutraal genoeg om te kunnen evalueren
        • wie beheerst gesprekstechnieken voldoende om te evalueren en alle betrokkenen in hun waarde te laten
        • ga tijdens je effectevaluatie ook in gesprek met anderen dan je directe vertrouwenspersonen; gebruik meerdere bronnen tijdens je evaluatie
      • Vraag je af hoe duurzaam je project is. Zal het project blijven bestaan als jullie er morgen mee stoppen?

      Voorbeelden van criteria waarop je effecten in je project meet

      • Relevantie: de mate waarin het projectdoel beantwoordt aan de behoeften van de doelgroep.
      • Efficiëntie: het gebruik van middelen (fysiek, mensen, geld en tijd) in relatie tot de activiteiten en het bereiken van de doelen.
      • Effectiviteit: het kloppend hebben van de projectlogica; de relatie tussen de activiteiten, resultaten en het projectdoel.
      • Duurzaamheid: is bereikt als de succesvolle uitkomsten van het project ook blijven bestaan als de externe bijdrage is gestopt.
      • Impact: de bredere effecten van het projectdoel op de maatschappelijke omgeving.

      Voorbeeld van een veel gehanteerd effectmodel

      Breng achtereenvolgens in kaart:

      • Input: alle middelen die nodig zijn om het project te laten werken; bijvoorbeeld financiering, personeelstijd, expertise die nodig is om de activiteiten te implementeren.
      • Activities: de activiteiten die binnen het project worden uitgevoerd gedurende de projectperiode; alle activiteiten die leiden naar de output en de resultaten die je graag zou willen zien.
      • Output: de producten die rechtstreeks voortvloeien uit de activiteiten; concrete resultaten die worden vermeld in de scope van het werk of werkplan. Concrete resultaten die niet zozeer als "veranderingen" worden gezien; denk aan aantal mobiliteiten, gehouden evenementen, ontwikkelde producten, gecommuniceerde berichten, presentielijsten, rapporten, echte producten.
      • Outcome ('expected impact'): de (kleinere) veranderingen die je wilt bereiken wanneer je de activiteiten hebt uitgevoerd. Dit zijn veranderingen 'die blijven'; denk aan de effecten van het project met een duurzaam karakter, die ook blijven bestaan nadat het project is afgelopen, die onmiddelijk of tot 6 maanden na het project zichtbaar worden.
      • Impact ('desired impact'): de grotere en bredere (sociale) veranderingen die ook plaatsvinden door andere actoren en factoren. Jouw project, maar niet alleen dat van jou, heeft ook bijgedragen aan deze verandering. Je kunt dit veelal niet meten, maar wel analyseren. Je project heeft er slechts een kleine invloed op. Denk bv. aan "werkgelegenheid", "actieve maatschappelijke betrokkenheid", "burgerschap", "gelijke kansen".

      Input leidt tot Activities, die leiden tot Output, die leidt tot Outcome, die uiteindelijk leidt tot (een klein beetje) Impact.

      Hoe maak je een goed jaarverslag rondom de activiteiten en effecten van je project?

      Hoe maak je een goed jaarverslag rondom de activiteiten en effecten van je project?

      Schrijf het verslag samen met je lokale contactpersoon of partnerorganisatie

      • Bij een bezoek of via e-mail kan je samen allerlei informatie vergaren om in het verslag te schrijven.
      • Een verslag wordt niet gedragen door beide partijen als het enkel is geschreven door mensen 'hier'.
      • Schrijf het verslag (ook) in de taal van je partner en/of in een gemeenschappelijke taal.
      • Je projectpartner is mede-eigenaar van en betrokkene bij de verslaglegging.

      Zorg voor een rode draad in het verslag

      • Een samenhangend verslag is belangrijk, op die manier kan de lezer het verhaal goed volgen.
      • Een belangrijk uitgangspunt voor het verslag is het werkplan van het voorgaande jaar.
      • In het verslag wordt nu duidelijk gemaakt, wat daarvan inderdaad gelukt is en wat niet. Bepaalde keuzes kunnen worden uitgelegd.

      Weet wie de lezers zijn van het verslag

      • Maak het verslag niet te technisch. De lezer is vaak een extern persoon, zoals een subsidiërende overheid, een fonds, een schenker, enz. Zij hebben een informatieachterstand waardoor zaken, die voor jou vanzelfsprekend zijn, niet altijd duidelijk zullen zijn.

      Maak de toegevoegde waarde van de eigen organisatie duidelijk

      • Wat heb je toegevoegd aan de maatschappij in het ontwikkelingsland?
      • Deze toegevoegde waarde komt voort uit de doelstellingen en missie van de organisatie en de wijze waarop deze gerealiseerd worden.
      • Benoem de capaciteit van je eigen organisatie: aantal bestuursleden, aantal actieve vrijwilligers, aantal donateurs: laat -als het reeël is- zien dat je een duurzaam initiatief bent waar allerlei mensen bij betrokken zijn.

      Werk met concrete voorbeelden van behaalde resultaten

      • Voor lezers geldt vaak dat een resultaat pas echt resultaat is, wanneer dat ook daadwerkelijk tastbaar is. Tastbare informatie, maakt informatie relevant.
      • Interview een persoon van de doelgroep, de partner, een landgenoot die er geweest is. Plaats foto's van het resultaat in het verslag of verwijs door naar filmpjes op internet.
      • Ook van processen (bijvoorbeeld de capaciteit van leerkrachten versterken in Malawi) kan je getuigenissen verwerken, filmpjes maken, foto's nemen etc.
      • Werk van klein naar groot: van de vele kleine stapjes die behaald zijn naar de grotere projecteffecten en uiteindelijke impact op de projectdoelgroep.

      Meet de resultaten die relevant zijn, niet alleen de resultaten die gemakkelijk meetbaar zijn

      • Om een verslag interessant te krijgen en te houden, moet het verslag 'ertoe doen'.
      • Het is dus verstandig om resultaten te meten op vlakken die ook in je doelstelling naar voren komen.
      • Illustreer regelmatig kwantitatieve cijfers met kwalitatieve (inhoudelijke) achtergronden: daarmee komen cijfers "tot leven".
      • Licht de resultaten goed uit; daar gaat het uiteindelijk om!

      Een mening is belangrijk, neem niet alleen feitelijke informatie op, maar ook evaluerende informatie

      • Het is nuttig een visie te laten blijken in het verslag dat je schrijft.
      • Citeer mensen van de doelgroep of van de partner zelf. Zet hun mening over het project in de schijnwerpers.
      • Interview mensen van je partnerorganisatie en/of van de directe projectdoelgroep(en): wat hebben zij gemerkt van je projectactiviteiten?

      Wees open in leer- en verbeterpunten

      • Niet alles loopt altijd zoals je dit wilt, wees daar eerlijk in. Door hierin open te zijn, kan je ook je groei zichtbaar maken. Ook donateurs weten dat men leert uit fouten.
      • Verbeterpunten die vorig jaar benoemd zijn, kunnen nu worden gerapporteerd als gerealiseerd resultaat.
      • Benoem ook zaken die nog open staan, waar extra capaciteit of specifieke kennis voor nodig is om te realiseren - wellicht meldt iemand uit je achterban zich spontaan.
      • Benoem wensen, later te realiseren zaken, fondsbehoeftes: laat zien waar je naar toewerkt en waar extra middelen voor nodig zijn.

      Geef een toelichting op de financiën: help de lezer bij het interpreteren van de cijfers

      • Durf je cijfers te tonen zet samenvattingen op internet, in de nieuwsbrief, in het jaarverslag.
      • Cijfermatige gegevens zijn pas relevant als ze voorzien zijn van een leeswijzer.
      • Deel je kosten op in verschillende posten, zodat het voor de lezer duidelijk wordt naar waar het geld gaat.

      Besteed aandacht aan stijl

      • Voorkom een wij/zij verhaal - zowel richting je partnerorganisatie(s) als richting je donateurs en andere belanghebbenden en betrokkenen.
      • Vermijd verkleinwoorden - dat kan al snel denigrerend overkomen ("school" ipv "schooltje",  "winkel" ipv "winkeltje" e.d.).
      • Overdrijf niet - zijn mensen "arm", of zijn ze "straatarm"?
      • Werk regelmatig met beeld, en/of videomateriaal bij digitale verslaglegging, als illustratie bij tekst.

      Besteed aandacht aan presentatie

      • Het uiterlijk van het verslag is een visitekaartje voor je organisatie. Zorg daarom dat het er goed uitziet, met een goede omslag.
      • Zorg er ook voor dat het verslag ook aan de buitenkant herkenbaar is als een verslag van je organisatie.

      Begin op tijd!

      • Hoe actueler het verslag, hoe groter de zeggingskracht.
      • Maak in het midden van het jaar al een planning van hoe je het wil aanpakken en wie gaat meewerken. Bepaal dan al de rode draad of de centrale boodschap van het verslag.

      Voorbeeld indeling jaarverslag

      • Voorblad: logo, naam organisatie, jaartal.
      • Inhoudsopgave: titels hoofdstukken en paginanummers.
      • Voorwoord: waarom een verslag, waarover gaat het verslag.
      • Activiteiten: wat waren de werkafspraken in het voorgaande jaar en welke activiteiten heeft de organisatie uitgevoerd.
      • Publiciteit: hoe heeft de organisatie zich naar buiten toe kenbaar gemaakt.
      • Externe contacten: met welke organisaties en instellingen is er contact geweest en waarvoor (gemeente, deelgemeente, collega-organisaties).
      • Interne organisatie: huisvesting, bestuur, vrijwilligers, beroepskrachten, enz.
      • Financiën: financieel jaaroverzicht.
      • Conclusies en aanbevelingen: wat zijn de conclusies over de activiteiten van het afgelopen jaar en wat zijn de actiepunten voor het volgende jaar.
      Hoe betrek je anderen c.q. je achterban zinvol bij de projectactiviteiten?

      Hoe betrek je anderen c.q. je achterban zinvol bij de projectactiviteiten?

      • stuur regelmatig updates naar je donateurs; bijvoorbeeld via een (digitale) nieuwsbrief. Er zijn verschillende online platforms, bijvoorbeeld Mailchimp, waar je eenvoudig met gebruik van templates fraaie nieuwsbrieven in elkaar zet en je mailadresbestand kan bijhouden (ontvangers kunnen zichzelf aan- en afmelden).
      • maak een website of weblog, waarin je (makkelijker en sneller dan in een folder of brochure) updates over statussen van projectactiviteiten kunt geven of achtergronden kan geven bij ontwikkelingen in je project of op je projectlocatie.
      • maak jezelf zichtbaar en mobiliseer enthousiaste vrijwilligers uit je achterban: bezoek beurzen, lokale evenementen of organiseer een workshop of debat in het thema van je project of projectlocatie.
      • ontwikkel kleinere subprojectjes waar je achterban een concrete bijdrage kan leveren: bijvoorbeeld extra (crowdsourcing) donaties voor concrete projectbehoeftes, maar denk ook eens aan de inzet van kennis en tijd voor online volunteering opdrachten. Meehelpen met website of nieuwsbrief, uitvoer van onderzoekjes, verdieping van kennis op een specifiek deelgebied, uitwerken van interviews met projectbetrokkenen, genereren van media aandacht, vertaling van website teksten of notulen van vergaderingen, social media campagnes, onderhouden van een youtube kanaal: er is genoeg te doen waar betrokken mensen graag bij aanhaken.
      • check waar relevante cursussen, workshops of debatten worden gehouden en creeër een groep betrokken donateurs/vrijwilligers die dergelijke activiteiten bezoekt (of online deelneemt) en er intern verslag van doet; goed voor je zichtbaarheid, goed voor de interne kennis en training, goed voor je lerend vermogen.

      Wel of geen donateursreizen maken waarin je samen je project bezoekt?

      • donateursreizen: het kan de ultieme test zijn voor je geloofwaardigheid en transparantie plus het vergroot de betrokkenheid. Mensen ter plaatse voelen zich gehoord en gewaardeerd. Tegelijkertijd kan het een (te grote) belasting zijn voor de lokale medewerkers en bezoekende donateurs kennen niet altijd alle subtiliteiten van het ontwikkelingswerk.
      • overweeg om de donateursreizen te zien als extra inkomstenbron: jij helpt met de organisatie, contacten, projectbezoeken en praktische regelzaken, een deel van de extra inkomsten komt ten goede aan je project(organisatie).
      • organiseer waar mogelijk vooraf een introductie/voorbereidingsdagdeel waarin je:
        • je donateurs updates kan geven
        • kan inzoomen op wat men terplekke gaat zien; de positieve en minder positieve kanten kan benoemen, uit kan leggen dat een dergelijke 'reis' niet de primaire activiteit van je stichting of lokale counterpart is
        • je donateurs bewust kan maken van mogelijke valkuilen in (te snelle) oordelen, beloftes of 'actieplannen'
        • afspraken kan maken over het terplekke wel of niet geld geven
        • kan uitleggen dat de lokale partners de regie moeten kunnen houden; nieuwe projectactiviteiten doorlopen altijd een ontwikkelproces waarin snelle behoeftes gecheckt worden met prioriteitstellingen, met de projectdoelgroepen zelf, met lokale counterparts etc.
        • je donateurs praktisch kan voorbereiden (meeneemlijsten, verzekeringen, inentingen, visa, tickets)
        • afspraken kan maken over hoe (als groep of als reisbegeleider) te handelen wanneer er (te felle) discussies onderling ontstaan die de sfeer te sterk beïnvloeden
      • laat vooraf, of ter plaatse, zien wat donateurs (extra) kunnen doen -met middelen, tijd of kennis- om de projecten verder te helpen. Rem de 'dadendrang', zeker tijdens een donateursreis, niet af maar laat ook zien dat je er als projectorganisatie niet voor niets bent.
      • organiseer ook een bijeenkomst na terugkeer; een donateursreis kan een mooie gelegenheid zijn voor extra fondsenwervende activiteiten, terugkerende reizigers zijn een ultieme promotor van je stichtingsactiviteiten in hun eigen achterban of worden nu wel actiever voor je stichting.
      Wat zijn aandachtspunten als je fondsen gaat werven of subsidies wilt aanvragen?

      Wat zijn aandachtspunten als je fondsen gaat werven of subsidies wilt aanvragen?

      • Bij fondsenwerving gaat het er vooral om de andere partij goed te kennen.
      • Partners besteden hun beschikbare budget vanuit een bepaalde motivatie of een bepaald belang.
      • Wanneer je fondsen werft, is het de kunst door de bril van de partner naar je eigen organisatie te kijken: wat heeft een partner als doelstelling of als motief om te geven en wat kan mijn organisatie daarin betekenen?
      • Fondsen en sponsors dragen met name bij aan projecten in plaats van aan organisaties. Laat iedereen ervaren wat het doel is waarvoor je werkt. Je creëert daarmee bewustwording en interesse.
      • Heb je een ANBI status, dan kunnen donateurs hun donaties aftrekken van de inkomstenbelasting.

      Welke soorten (particuliere) fondsenwerving zijn er?

      • het organiseren van aansprekende evenementen.
      • het opzetten en onderhouden van een donateursbestand.
      • het houden van collectes.
      • crowdfunding via social media.
      • de persoonlijke benadering.
      • het verwerven van legaten.

      Donaties

      • Een donatie is een gift van een particulier waar geen directe tegenprestatie tegenover staat.
      • Particulieren doneren vanuit verschillende motieven:
        • emotie, identificatie met het probleem: ik geef vanuit woede, liefde, verdriet, angst, schuldgevoel, teleurstelling, vreugde.
        • aanzien en ego: ik geef en zie mij eens geven.
        • communitybelang en sociale druk: ik geef omdat iedereen geeft.
        • moraal: ik geef omdat mijn religie, levensovertuiging of afkomst mij dat leerde.
        • eigenbelang: ik geef omdat ik er iets voor terugkrijg.
      • Er zijn, grof gezien, vier groepen donateurs.
        • de groep die altruïstisch doneert en niet zozeer hoeft te weten wat er met een donatie wordt gedaan.
        • de groep die altruïstisch doneert en die tegelijkertijd het wel belangrijk vindt om te weten waaraan het geld wordt besteed.
        • de groep die doneert omdat dat in de toekomst voordeel voor henzelf kan opleveren.
        • de groep die ook denkt aan eigenbelang, maar vooral kiest voor organisaties die transparant en professioneel zijn. Ze willen geïnformeerd worden over wat er met het geld gebeurt, al begrijpen ze dat een deel nodig is voor de organisatie.
      • Onderzoek dus wat de belangrijkste motieven van jouw gevers zijn en pas daar je acties, uitingen, toonzetting, boodschap en middelen op aan.
      • Donateurs werven kan op allerlei manieren; bijvoorbeeld via social media, direct mail, telemarketing, collectes etc. Voor kleine organisaties is het effectief om persoonlijke gesprekken te houden. Je kunt meer uitleggen, intonatie inzetten, emotie tonen, alle zintuigen aanspreken. Je kunt alle vragen beantwoorden en direct mogelijke belemmeringen of redenen om niet te geven wegnemen. Je kunt de gift direct regelen en bijvoorbeeld helpen de machtiging in te vullen.
      • Bij acquisitie van nieuwe donateurs is het raadzaam het eerste vraagbedrag niet te hoog te maken, bijvoorbeeld tussen de 10 en 20 euro.
      • Om donateurs te behouden, moet je investeren in de relatie. Ga zo persoonlijk mogelijk met donateurs om. Informeer hen bijvoorbeeld regelmatig over activiteiten. 
      • Een effectieve wijze is je ‘trouwe’ donateurs te vragen kennissen en vrienden donateur te maken.
      • Donateurs houden niet van overkill; toets goed hoe vaak je donateurs kunt benaderen en op welke toon. Betrek je donateurs inhoudelijk, zodat ze 'vanzelf' financieel gaan steunen.
      • Zoek regelmatig nieuwe 'kringen' donateurs en zorg dat je database onderscheid kan maken tussen verschillende categorieën donateurs. Dan hoef je niet iedere keer een beroep te doen op dezelfde groep.

      Crowdfunding

      • Crowdfunding is een vorm van fondsenwerving, waarbij je mensen via social media mobiliseert, hen in actie laat komen en hen oproept giften te doen.
      • kies een concreet en aansprekend geefobject (een concreet project of concrete activiteit) met een concreet financieel en tastbaar resultaat.
      • denk er over na wat je vraagt: een donatie, lidmaatschap, investering of lening.
      • schrijf een eerlijk en bescheiden verhaal of maak filmpje dat kan inspireren en mobiliseren.
      • zet eventueel goodies in: kleine compensaties en bedankjes voor de fondsverstrekker.
      • zoek deelnemers op via Facebook, Instagram, LinkedIn, je eigen e-mailbestanden en de bestanden van je vrijwilligers.
      • houd gevers op de hoogte van je project en de voortgang en doe dat ook zonder dat je ze opnieuw om geld vraagt.
      • lees ook de 10 uitgevonden wielen over crowdfunding.

      Grote giften

      • Grote giften kunnen gelden zijn, maar bijvoorbeeld ook kunstcollecties.
      • Laat zien dat je als instelling in staat bent zorgvuldig met een grote schenking om te gaan.
      • Een echte grote giftencampagne vraagt dat je zorgvuldig mensen benadert die veel geld kunnen besteden, bij voorkeur via anderen die hen kennen.
      • De kosten van de acquisitie van grote giften ligt rond de 8 tot 12 procent van de inkomsten. Dat is weinig in vergelijking met diverse andere methoden, zoals direct marketing.
      • Geef donateurs bij grote giften de mogelijkheid dat hun naam wordt genoemd (en geef het bedrag een symbool: diamant, goud, zilver, brons) en laat zien wat de fiscale voordelen van het doen van een gift zijn.
      • Denk na aan wie je geld vraagt: mensen geven aan mensen. Bij grote giften moet juist het persoonlijke verhaal overtuigen.

      Nalatenschappen

      • Erflaters besluiten dat een deel van hun erfenis na hun overlijden naar een goed doel gaat. Uitgangspunt is dat iemand het goede doel wil laten delen in zijn of haar nalatenschap.
      • Hoe de gehele of gedeeltelijke erfenis wordt verdeeld, kan worden vastgelegd in een uiterste wilsbeschikking.
      • In het testament kunnen onder meer erfgenamen worden aangewezen (dit is een erfstelling) en legaten worden gemaakt.
      • Nalatenschappen zijn bij uitstek iets voor kleinere lokale organisaties. Daar ken je vaak de bezoekers en donateurs, met wie de band sterk kan zijn. 
      • Maak duidelijk dat nalatenschappen ook welkom zijn. Wees niet te beducht om deze geefmogelijkheid in al je uitingen te zetten!

      Evenementen

      • Een evenement biedt de mogelijkheid om donateurs of eenmalige giften te werven. De naamsbekendheid van je organisatie kan erdoor worden vergroot en het imago kan worden verbeterd.
      • Een aansprekend evenement genereert publiciteit die de betrokkenheid van gevers bij je doelen kan vergroten.
      • Het kan het onderwerp van jouw organisatie op de agenda zetten van beleidsmakers en beslissers over geld.
      • Met een evenement kun je geld ophalen via het heffen van entreegelden, ludieke acties, een veiling, winst op consumpties of het werven van sponsors voor het event.
      • De beheersing van een groot evenement is tegelijkertijd geen gemakkelijke klus is. Een niet-geslaagd evenement is slecht voor je imago. Als de opkomst slecht is kun je met een financiële strop blijven zitten. Het organiseren van evenementen vergt veel tijd en geld. 
      • Je kunt er ook voor kiezen om derden, zoals scholen, verenigingen of Rotary’s, te vragen een fondsenwervende activiteit te organiseren: dat bespaart veel tijd!

      Mailings versturen

      • Met mailings vertel je de donateurs bij voorkeur een boeiend, persoonlijk verhaal met warmte en menselijke emotie.
      • Toets brieven en acties eerst, voordat je breed aan de slag gaat.
      • Met interviews, panels of (online-)enquêtes leer je van je doelgroepen hoe ze reageren als je gaat werven.

      Campagne voeren

      • Op basis van de inkomstenstrategie en je plan kun je bij een speciaal groot project ervoor kiezen een campagne te houden.
      • Dat betekent een plan dat zich over langere tijd uitstrekt waarbij datgene waarvoor je geld werft centraal staat door zichtbare publieksacties op social media, kranten, tijdschriften en op de radio en (lokale) tv.
      • Vaak wordt een publiekscampagne ingezet als een deel van het geld al binnen is van bijvoorbeeld overheden en fondsen. De campagne roept er dan toe op de laatste gelden bij te dragen.

      Subsidies aanvragen

      Organisaties en overheden die subsidies verstrekken hanteren verschillende criteria voor subsidieverlening. Overlappende kenmerken:

      • Subsidie wordt niet verleend aan privépersonen, maar aan in Nederland geregistreerde rechtspersonen (zoals een stichting of vereniging).
      • Bij het project in een ontwikkelingsland moet het particuliere initiatief een actieve relatie hebben met een lokale uitvoerende organisatie.
      • De aanvrager moet beschikken over een projectplan en een begroting. Sommige organisaties leveren een ‘format’ aan dat de vorm bepaald van het projectplan terwijl bij andere organisaties je vrij bent om een eigen projectplan in te dienen.
      • De meeste subsidieverstrekkers financieren een deel van de kosten, en verwachten dat je zelf in staat bent om bij andere donateurs de rest van de financiering te krijgen. Sommige subsidieverleners ondersteunen bij fondsenwerving.
      • Over het algemeen worden projecten die al gestart zijn niet gesubsidieerd. Het is dus belangrijk om subsidie aan te vragen voordat de eerste activiteiten plaatsvinden.
      • Veel organisaties die subsidie verlenen hanteren een lijst van landen waar zij projecten subsidiëren. Het is dus belangrijk om voor de aanvraag te achterhalen voor welke projecten en landen er subsidie verleend kan worden.
      Wat zijn aandachtspunten als je in je project met vrijwilligers, online of ter plaatse, wilt gaan werken?

      Wat zijn aandachtspunten als je in je project met vrijwilligers, online of ter plaatse, wilt gaan werken?

        Wil je gaan werken met vrijwilligers die bij je project ter plaatse actief worden?

        • Maak duidelijk wat ieders inbreng zal zijn (van de vrijwilliger zelf, van je stichting hier, van de lokale counterpart daar) in verschillende fasen: de voorbereiding, de begeleiding van de inzet en opdracht ter plaatse, de evaluatie bij het beëindigen van de opdracht, de duurzame betrokkenheid na terugkeer.
        • Geef aandacht aan de praktische kanten van de inzet van vrijwilligers en stagiairs: inentingen, reiskosten, verzekeringen, huisvesting, verblijfskosten, projectkosten, verblijfsvergunning, andere financiële aspecten, enz. Wie regelt wat?
        • Stel, in afstemming met je lokale counterpart en/of een bemiddelende partij, een duidelijk contract op met heldere afspraken over werkzaamheden, periode, spelregels, gedragscodes e.d.
        • Als je overweegt om vrijwilligers bij je project ter plaatse actief te laten zijn, stel jezelf dan onder andere de volgende vragen:
          • Wat verwacht je van je vrijwilligers/stagiairs?
          • Stel je bepaalde voorwaarden voorop?
          • Heb je een duidelijke opdracht en takenpakket voor ogen?
          • Wat is de rol van je lokale contacten of counterpart bij het begeleiden van vrijwilligers/stagiairs?
          • Welke concrete voorbereiding verwacht je van de vrijwilliger/stagiair?
          • Wat verwacht je van de vrijwilliger/stagiair achteraf (duurzame betrokkenheid)?
        • Laat je partner ter plaatse een belangrijke rol spelen bij het uitwerken van de opdracht, werkzaamheden en het takenpakket.
        • Geef in je werving een korte omschrijving van je project en zorg ervoor dat het takenpakket precies ingevuld is. Belangrijk is dat je ook het profiel van de vrijwilliger/stagiair zorgvuldig verwoordt, zodat je een passende kandidaat vindt. Verder is het belangrijk dat de vrijwilliger/stagiair goed zijn plaats en rol in het project begrijpt en weet op welke wijze hij/zij ingebed zit in het team van het project, wie de directe collega’s zijn en wie de direct verantwoordelijke. Een duidelijke afbakening vooraf zorgt voor minder problemen achteraf!

        Geef je vrijwilliger de volgende tips voor zijn of haar voorbereiding:

        • Lees de website (of andere infobronnen) na, bekijk verslagen, leg waar mogelijk contact met eerdere vrijwilligers.
        • Verdiep je in de activiteiten van de projectorganisatie, zowel 'hier' als 'daar'
        • Overleg voor vertrek over je opdracht, werkzaamheden en takenpakket. Doe dat nogmaals na aankomst. Wees flexibel, zaken zullen anders lopen dan verwacht en (prioriteiten in) werkzaamheden kunnen wijzigen afhankelijk van ontwikkelingen. Help mee om een positieve sfeer te creëren, denk mee om je eigen takenpakket een meer definitieve vorm te geven.
        • Informeer naar tussentijdse momenten waar je samen met de organisatie of contactpersonen ter plaatse stilstaat bij je vrijwilligerswerk/stage. Ook een eindevaluatie is noodzakelijk voor iedereen. Afhankelijk van de tijdsdruk bij de mensen ter plaatse, kan een project of stichting soms ook werken met een meer onafhankelijke (vrijwilligers)coördinator.
        • Verdiep je vooraf goed in praktische zaken en regelwerk (kosten, accommodatie, vergoeding, uitstapjes, werktijd, verzekering, enz.) en noteer afspraken over wie wat regelt én financiert.
        • Verdiep je in cultuur en gewoonten in het land en over de achtergronden van je project.
        • Informeer naar een vaste externe contactpersoon in het geval van twijfels of problemen.
        • Indien aanwezig, lees (en handel naar) de 'code of conduct' voor vrijwilligers/stagiairs

        Tips in samenwerking met je lokale counterpart:

        • Zorg dat de inzet geen last wordt voor je lokale contactpersoon of counterpart. Betrek hem bij het bepalen en opstellen van de opdracht van de vrijwilliger/stagiair
        • Geef een duidelijk beeld van wie er komt en wat de verwachtingen zijn van de vrijwilliger/stagiair zelf. 
        • Maak vooraf samen goede afspraken betreffende praktische zaken (verzekeringen, accommodatie, vergoeding, uitstapjes, werktijd, enz.).
        • Laat je partner, waar mogelijk, een rol laten spelen bij de werving van de vrijwilliger/stagiair; het maakt hen mee verantwoordelijk voor het succes van de inzet.
        • Stel samen met de vrijwilliger een overeenkomst van afspraken op in een gemeenschappelijke taal
        • Laat bij aankomst van de vrijwilliger/stagiair in het project de verwachtingen door beide partijen nogmaals benoemen en waar nodig beter op elkaar af te stemmen, zodat de inzet in optimale omstandigheden van start kan gaan.
        • Laat je partner, of een extern objectief coördinerend persoon, af en toe evaluatiemomenten inlassen, waar het vrijwilligerswerk/stage samen met de vrijwilliger/stagiair en de andere betrokken medewerkers bekeken kan worden. Op die manier kunnen er tijdig en pro-actief problemen gesignaleerd worden en kan er bijgestuurd worden.
        • Zorg altijd voor een eindevaluatie, leg dat vast en trek samen lessen voor een volgende ervaring.

        Duurzame betrokkenheid:

        • Enthousiaste vrijwilliger of stagiair? Benut het enthousiame en hou hem of haar ook na terugkeer betrokken.
        • De concrete ervaring van de vrijwilliger/stagiair zorgt voor meer enthousiasme en eventuele nieuwe vrijwilligers. Maar ook uit een minder goede ervaring kan samen veel geleerd worden.
        • Voor de teruggekeerde vrijwilliger/stagiair is de actieve betrokkenheid ook een manier om de ervaring in perspectief te zetten, een plaats te geven in haar/zijn leven en een gelegenheid om weer aansluiting te vinden bij het thuisfront.
        • Laat iemand tijdens de werving, voorafgaand aan vertrek, al nadenken over mogelijke activiteiten na terugkeer
        • Check JoHo's platform World Supporter met inspiratie voor allerlei activiteiten die vrijwilligers en stagiairs na terugkeer kunnen ondernemen, of plaats als organisatie oproepen voor duurzame betrokkenheid

        Voorbeelden van bewustmakende vragen die je vrijwilligers in voorbereidende trajecten kan voorleggen:

        • zou je ook vrijwilliger worden als je je camera niet mee mocht nemen
          • onderliggende boodschap: wees terughoudend in het maken van foto's en selfies in en om het project waar je gaat werken
        • in hoeverre sluiten de taken die je gaat verrichten in ons project daadwerkelijk aan bij kennis en ervaring die je al hebt opgebouwd
          • onderliggende boodschap: wees richting projectmatchers en/of overkoepelende staf altijd open en eerlijk in de dingen die je al kunt, maar ook in wat je nog niet kunt. Je komt om te helpen, een werkelijke bijdrage te leveren en natuurlijk ook om te leren, maar niet al het werk is wellicht even geschikt voor je huidige vaardigheden en passend bij je persoon.
        • ben je je bewust van je eigen tijdelijke plek in het grotere radarwerk van onze projectorganisatie?
          • onderliggende boodschap: het oplossen van de grotere problematiek in het project is niet binnen enkele dagen, weken of maanden te realiseren -> het kan zijn dat je tijdens jouw aanwezigheid slechts een zeer klein deel van de problemen ziet veranderen; focus op de kleine stapjes die je wél weet te zetten; geef vooral positieve energie

        Wil je gaan werken met online vrijwilligers ?

        Online volunteers can support organizations in numerous ways. They engage in…

        • Project development and management: volunteers write project proposals, share expertise, develop fundraising strategies, draft grant applications, etc.
        • Design: volunteers design logos, create the layout of publications, develop a corporate identity, illustrate training material, etc.
        • Coordination and facilitation: volunteers manage teams of other online volunteers, coordinate campaigns, moderate online discussions, act as board members, etc.
        • IT development: Volunteers develop and maintain websites, design databases, set up blogs, do Search Engine Optimization (SEO), write Cascading Style Sheets (CSS), create flash animations, etc.
        • Research: volunteers research information on development topics, funding sources, potential partners, best practices, etc.
        • Writing, editing and translating: volunteers draft newsletters and articles, translate presentations, summarize survey results, proofread reports, develop website content, etc.
        • Training and coaching: volunteers develop training material, teach online courses, provide guidance to organizations and/or their beneficiaries, etc.
        • Consulting: volunteers assess projects, provide advice on communication strategies and legal issues, evaluate software solutions, etc.
        Waar let je op als je geld gaat overmaken naar je project(partner) in het buitenland?

        Waar let je op als je geld gaat overmaken naar je project(partner) in het buitenland?

        Als particulier initiatiefnemer maak je geregeld geld over naar je projectland om kosten van activiteiten daar te kunnen betalen. Er zijn verschillende manieren om dit zo veilig en goedkoop mogelijk te laten verlopen.

        Eenmalige overboeking

        • De geijkte weg voor het eenmalig overboeken van een geldbedrag is gebruikmaken van bedrijven als Western Union en MoneyGram die zowel direct als via agentschappen werken.
        • De transactiekosten zijn per land en geldbedrag verschillend.

        Kleine bedragen overmaken

        • De goedkoopste optie is om je contact in het projectland een Nederlands bankpasje te geven; daarmee kunnen ze ter plekke geld opnemen.
        • Dat kost per transactie wel wat (enkele euro’s).
        • Je kan er eventueel voor zorgen dat je/men op die rekening niet rood mag staan, of dat er alleen geld op staat voor van tevoren afgesproken activiteiten en bedragen.
        • Je maakt je projectpartner wel volledig afhankelijk van je stichting en geeft hiermee geen verantwoordelijkheid voor een eigen financiële administratie.
        • In steeds meer landen is het mogelijk om mobiel geld over te maken.

        Structureel bedragen overmaken

        • Voor grote bedragen en voor samenwerkingsverbanden met projectpartners met eigen rekeningen en financiële verantwoordelijkheid  kan je een bankrekening openen in het projectland.
        • De kosten voor het project worden vanuit deze rekening in lokale valuta betaald naar de andere projectpartners of aannemers.
        • De lokale bankrekening wordt dan regelmatig gevuld vanuit de bankrekening van je stichting, bijvoorbeeld via overboekingen met internetbankieren.

        Wisselkoers en valuta van begroting

        • De euro is, ondanks de voortgaande eurocrisis, een stabiele munteenheid. Veel stabieler in elk geval dan veel munteenheden van ontwikkelingslanden.
        • Voor veel ontwikkelingslanden is het verstandig om de projectbegrotingen in euro’s op te stellen.
        • Door projectgelden niet in een keer over te maken, maar in porties met een zekere regelmaat, behoudt het gereserveerde geld zijn waarde.
        • Let bij het overboeken op de wisselkoersen van het moment.

        Transactiekosten en andere kosten

        • Het kost altijd geld om geld door banken te laten overboeken (transactiekosten).
        • Houdt met de keuze voor een bank altijd rekening met de hoogte van deze kosten omdat dit per bank kan verschillen.
        • Daarnaast zijn er ook lopende kosten verbonden aan een bankrekening en deze kunnen per bank verschillen.
        Welke aandachtspunten zijn er als je een project met kinderen wilt starten of runnen?

        Welke aandachtspunten zijn er als je een project met kinderen wilt starten of runnen?

        • Financierende organisaties zijn zeer terughoudend in het financieren van weeshuizen: weeshuizen zijn een dure vorm van opvang.
        • Het bouwen en de exploitatie van een weeshuis zijn kostbaar.
        • Er moeten garanties zijn dat er personeel is, dat er geld is voor voedsel en scholing voor de kinderen, dat de elektriciteitsrekening betaald kan worden enzovoorts.
        • Bovendien is de opvang van kinderen in weeshuizen vaak niet de beste oplossing; het realiseren van nieuwe weeshuizen kan een aanzuigende werking hebben voor ouders met kinderen die leven in armoede. Tevens zijn andere vormen -mits voorhanden- vaak beter: denk aan netwerk opvang of pleegzorg.
        • Ga je aan de slag, stem dan in ieder geval goed met je lokale partner af wat precies nodig is: is er onderwijs nodig, zijn er te weinig kleren, hebben de kinderen maar eens per dag te eten, is er geen drinkwater? Willen ze het liefst een stuk grond ontginnen om zelf groenten te verbouwen? 
        • Of steun bestaande initiatieven rondom bijvoorbeeld de dagopvang van kinderen die bij pleegouders verblijven (zodat die ouders overdag kunnen werken), steun campagnes die zich richten op opvang van kinderen in het eigen netwerk of grotere bekendheid van pleegzorg/werving van nieuwe pleegouders, start initiatieven waarbij (social media) correspondentie mogelijk is tussen jongeren 'hier' en 'daar' (vaak is aandacht, erkenning en 'er mogen zijn' ook een goede stap in het ontwikkelingsproces van jongeren, wereldwijd).
        • Anderzijds; er zijn natuurlijk ook talloze voorbeelden van locaties waar de problematiek groot of urgent is en alternatieve vormen van opvang (voorlopig nog) niet voorhanden zijn. Of waar het ontbreekt aan financiële middelen daarvoor. Hulp blijft dan natuurlijk wenselijk; zolang de opvang van kinderen tijdelijk is, ernaar gestreefd wordt een meer vaste woonplek te vinden binnen het netwerk van het kind (of binnen een pleegzorgomgeving) en er (lobby) inspanningen plaatsvinden om lokale, regionale of landelijke overheden bewust(er) te maken van de noodzaak van middelen en programma's voor opvang in de eigen gemeenschap.
        • Ben je van plan zelf een projectinitatief of stichting op te zetten gericht op kinderen, jongeren of jongvolwassenen, en daarbij te gaan werken met de inzet van internationale of lokale vrijwilligers? Verdiep je in vrijwilligersdilemma's en check online beschikbare codes of conducts; pas deze toe en controleer regelmatig.
        • Laat in ieder geval de primaire en meest directe zorgtaken richting de kinderen of jongeren zoveel mogelijk over aan vaste, lokale en ervaren stafmedewerkers of selecteer daarvoor alleen goed opgeleide en praktijkervaren internationale vrijwilligers die zich voor langere tijd kunnen verbinden aan een project.
        • En richt de inzet van je weeshuis in met ondersteunende vrijwilligers op de vele andere activiteiten in en om het weeshuis.
        Welke aandachtspunten zijn er als je actief wilt worden met financiële sponsoring van kinderen in ontwikkelingslanden?

        Welke aandachtspunten zijn er als je actief wilt worden met financiële sponsoring van kinderen in ontwikkelingslanden?

        • Een financiële sponsoring is een lange termijn-verbintenis waarbij een persoon een kind in een ontwikkelingsland de mogelijkheid schenkt om bijvoorbeeld naar school te gaan en een diploma te behalen. Via een periodieke bijdrage betaalt deze persoon voor 'zijn of haar' kindje.
        • 'Sponsoring' is een betere term dan 'financiële adoptie', om verwarring met 'adoptie' te vermijden. In tegenstelling tot echte adoptieouders, verwerven financiële steunouders natuurlijk geen rechten over of geen juridische band met 'hun' kind door het te sponsoren.
        • Door de tastbare band met een sponsorkind is financiële sponsoring een aantrekkelijk model om donateurs mee aan te spreken. Het toont mensen heel concreet wat ze met hun geld steunen. Maar het model houdt ook een aantal valkuilen in. Grote organisaties die veel ervaring hebben met dit systeem, hebben deze vorm van geïndividualiseerde hulpverlening om tal van redenen geleidelijk afgebouwd en omgevormd.

        Vragen, die je jezelf zou kunnen stellen voor je begint met (het organiseren van) een financiële sponsoring:

        • Hoe organiseer je zo'n systeem?
          • Er bestaan verschillende systemen.
          • Soms gaat het over het sponsoren van tientallen kinderen, soms gaat het over meer dan 1.000 kinderen.
          • Ook het bedrag dat men vraagt kan heel verschillend zijn (van 25 € per jaar tot 30 € per maand).
          • Het sponsorgeld wordt bij sommige organisaties enkel voor het onderwijs van het kind aangewend, terwijl het bij andere systemen gebruikt wordt voor voeding, gezondheidszorg en de familie.
        • Is zo'n financieel sponsoringsysteem moeilijk om te organiseren?
          • Financiële sponsoring van een kindje door een ouder is administratief veel werk en tijdsintensief om te organiseren.
          • Werk in ieder geval met een betrouwbare partnerorganisatie ter plaatse (congregatie, weeshuisdirectie, oudercomité school, directie school, enz.) die alles ter plaatse regelt.
          • Hou je bestand klein en beheersbaar. Er moet één verantwoordelijke zijn om het bestand nauwlettend in het oog te houden.
          • Ook ter plaatse moet er één persoon de sponsorbanden opvolgen. Maak duidelijke afspraken over de verwachtingen aan beide kanten.
          • Ook met het gezin van het kind moeten er duidelijke afspraken gemaakt worden over de besteding van het geld.
        • Wat zijn de gevolgen voor de gemeenschap van het gesponsorde kindje?
          • Het kind wordt individueel gesponsord. Dat schept soms sociale problemen in de omliggende gemeenschap. Zo krijgt het individuele kind een uitgesproken voorkeursbehandeling die op gemeenschapsniveau tot spanningen kan leiden.
          • Hou de bijdrage beperkt en specificeer waarvoor de bijdrage zal gebruikt worden. Laat je partnerorganisatie de ouders goed inlichten en hun medewerking vragen.
          • Gebruik een deel van het geld specifiek voor het kind, maar hou een ander deel voor gemeenschapsprojecten, die het kind ook ten goede komen. Communiceer dit ook eerlijk aan de sponsorouders.
          • Als de kosten in een bepaald gebied lager zijn dan het sponsorbedrag, kan dit restbedrag gebruikt worden voor gemeenschapsprojecten.
        • Gaat het gestorte bedrag volledig naar het desbetreffende kindje?
          • Soms werkt een organisatie in verschillende landen of gebieden waar de kosten anders zijn. Op die manier blijft er vaak een restbedrag over.
          • Daarnaast kost het ook wat om betalingen te verrichten; veilig overschrijven via een bank kost geld.
          • Als de kosten in een bepaald gebied lager zijn dan het gesteunde bedrag, kan dit restbedrag gebruikt worden voor gemeenschapsprojecten. Communiceer dit duidelijk en eerlijk naar je sponsorouders toe.
          • Werk met een afsprakennota, een charter of een lijst met enkele principes, waarin je omschrijft wat er precies met het geld gebeurt. Stuur dit altijd op bij een aanvraag. Publiceer dit op je website.
          • Geld stort je veilig via een bank. Neem dit nooit mee in je bagage naar het projectland. Je werkt tenslotte met geld van donateurs.
          • De administratieve kosten (bankkosten, kosten voor mailings, enz.) zijn prima te verantwoorden. Vermeld dit ook in je afsprakennota of charter.
        • Hoe selecteer je de kinderen?
          • Het is uiteraard moeilijk om een keuze te maken tussen wie wel en wie niet in aanmerking komt voor financiële sponsoring.
          • Bepaal die selectiecriteria niet zelf, maar doe dit samen met je contactpersoon of partnerorganistie. Op die manier zullen ze beter nageleefd worden en ontstaan er minder misverstanden.
          • Zorg ook dat de selectiecriteria duidelijk zijn, zodat de gemeenschap weet hoe kinderen worden gekozen. Baken ook de regio af om het beheersbaar te houden.
          • Zorg voor een eindleeftijd. Meestal komt die overeen met de leeftijd waarop de middelbare school eindigt in het land.
        • Welke verwachtingen kan je scheppen bij de sponsorende ouders?
          • Ouders die een kind in een ontwikkelingsland sponsoren hebben soms wensen en verwachtingen (op bezoek gaan, briefwisseling, cadeautjes sturen, enz.) die niet altijd ingevuld kunnen worden.
          • Spreek duidelijk af wat er verwacht kan worden van de organisatie en van het kind. Hou er rekening mee dat je partnerorganisatie zo weinig mogelijk administratieve last mag ondervinden van het systeem van financiële sponsoring.
          • Werk met een afsprakennota, een charter of een lijst met enkele principes. Stuur dit altijd op bij elke nieuwe aanvraag en publiceer dit op je website. Communiceer open met je sponsor en beloof geen dingen die niet kunnen waargemaakt worden. (bv. een bezoek ter plaatse, individuele briefwisselingen, enz.)
          • Gebruik internet om regelmatig nieuwe informatie te geven over de kinderen, maar bewaak altijd hun privacy.
        • Kan een ouder zomaar stoppen met de financiële sponsoring?
          • Indien een ouder plotseling stopt met betalen of niet meer geïnteresseerd is in het project, kan dit problemen opleveren voor het sponsorkindje. De continuïteit moet gewaarborgd worden.
          • Vermeld in de afspraken met de ouders altijd een soort opzegtermijn. Als ouders je tijdig op de hoogte brengen van hun intentie om te stoppen met steunen, heb je voldoende tijd om uit te kijken naar nieuwe sponsorouders voor dit kind.
          • Besef dat ook de kinderen kunnen wegvallen in de loop van het proces door te verhuizen, van school te veranderen. Dat kan een teleurstelling zijn voor sponsorouders die dit kind al enkele jaren steunen. Communiceer hier open over en biedt hen de keuze om een ander kind te steunen of hun steun stop te zetten.

        Bron: 4dePijler.be

        Welke aandachtspunten zijn er als je een project rondom onderwijs wilt starten of runnen?

        Welke aandachtspunten zijn er als je een project rondom onderwijs wilt starten of runnen?

        Goed onderwijs is uiteraard essentieel voor de ontwikkeling van een kind én van een samenleving.

        Wil je een onderwijsproject starten? Denk vooral ook aan:

        • realiseren van een openbare school.
        • samenwerking stimuleren met ouders voor de dekking van de kosten voor het onderhoud van de school;
        • garantie bevorderen van financiering van de lopende kosten (zoals salarissen) zonder buitenlandse financieringsbronnen.
        • toegankelijk maken van scholen voor kinderen met een beperking;
        • realiseren van aparte toiletten voor meisjes.

        Daarbij maakt je project vaak meer kans van slagen als:

        • het plan om de school te stichten goedgekeurd is door de overheid in het land.
        • er geen twijfel is over het grondeigendom voor de school.
        • er een deugdelijk bouwplan is (of komt) in geval er gebouwd gaat worden.
        • de nadruk van je projectactiviteiten ligt op een of liefst meerdere van onderstaande thema's:
          • infrastructuur: klaslokalen en bijgebouwen, stafwoningen, drinkwater, toiletten, meubilair, energievoorziening, etc. (zowel nieuwbouw als groot onderhoud).
          • leermiddelen voor één of meerdere klassen: boeken, schriften, rugtassen, computers, sport – en spelmaterialen, groentetuinen.
          • transportmiddelen: schoolbusjes, fietsen, motoren.
          • kwaliteitsverbetering van het curriculum.
          • opleidingen/trainingen van leraren, schoolbesturen, oudercomités.

        Wil je je inzetten voor (het verbeteren van) onderwijsprojecten in ontwikkelingslanden? Geef niet alleen aandacht aan materiële zaken, maar probeer ook onderwerpen als onderstaande te integreren in je projectactiviteiten:

        • Leren
          • Om te kunnen leren moet een kind gezond zijn, zich veilig voelen en gestimuleerd worden door zijn ouders en de omgeving.
          • Problemen die hierbij in de weg kunnen staan zijn bijvoorbeeld analfabetisme bij ouders, armoede in het gezin waardoor kinderen moeten werken of er geen extra geld voor onderwijs is.
        • Leraren
          • De opleiding en motivatie van leraren zijn essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs. Leraren die gemotiveerd zijn, pedagogische en didactische vaardigheden hebben en op een gevarieerde manier lesgeven, prikkelen de creativiteit van kinderen. Het gaat dan om zaken als aandacht voor de praktische toepassing van de kennis en de vaardigheden, het gebruik van verschillende beoordelingsmethodieken, het aanmoedigen van het zelfvertrouwen, klassenmanagement.
          • De meeste leraren zijn op papier gekwalificeerd om les te geven. In de meeste lerarenopleidingen ligt de nadruk echter op kennis en weinig op lesgeven in de praktijk.
          • In de meeste ontwikkelingslanden kunnen leerkrachten weinig invloed uitoefenen op de plek waar zij gaan lesgeven, welk vak ze moeten doceren en voor welke klas zij komen te staan. Dit heeft effect op de motivatie en daarmee op de kwaliteit van de docent.
          • Bijscholing van en investering in leerkrachten levert vaak een stijging op in de kwaliteit van docenten.
        • Leerinhoud
          • De lesstof die kinderen krijgen aangeboden is in de meeste landen door de overheid vastgelegd in een nationaal curriculum. Een organisatie of school kan niet zelf het curriculum veranderen. Wel kunnen organisaties lobbyen bij de overheid om het curriculum te mogen aanpassen. Ook kunnen scholen extra vakken geven.
          • Leerinhoud krijgt ook vorm in lesmateriaal zoals tekstboeken en leermiddelen. Bij gebrek hieraan ontwikkelen leerkrachten soms eigen middelen van lokale materialen zoals klei en stokken.
        • Leerprocessen
          • Bij leerprocessen gaat het om de interactie tussen leerkracht en leerling en de manier waarop de lesinhoud wordt overgebracht.
          • Het leerproces kan gericht zijn op het kind (child-centred). Of het leerproces wordt bevorderd doordat een docent bepaalde methodieken gebruikt, zoals actief, participerend en ontdekkend leren.
          • Grote klassen zorgen er bijvoorbeeld voor dat in veel gevallen de meest gebruikte methode het frontaal lesgeven is; het lesaanbod afstemmen op de leerbehoefte van de individuele leerling is dan een echte uitdaging.
          • Een goed leerproces kenmerkt zich door de variatie van de leerling activiteiten, de tijd dat een kind aan leertaken besteedt en het divers gebruik van leermiddelen, zoals leer- en tekstboeken.
        • Leeromgeving
          • De leeromgeving is de klas, de leerplek, de gemeenschap en de structuur waarbinnen het onderwijs plaatsvindt.
          • In ontwikkelingslanden is deze infrastructuur vaak gebrekkig: gebouwen zijn te klein, er is te weinig licht, er zijn te weinig schoolmeubels, het is te warm of er is een tekort aan lesmateriaal. Dit heeft direct invloed op de kwaliteit van het onderwijs.
          • Ook speelt de kwaliteit van de leeromgeving mee in het besluit om wel of niet naar school te gaan: de aanwezigheid van schoon drinkwater en toiletten bepaalt of kinderen – in het bijzonder meisjes – naar school mogen van hun ouders.
          • Naast de fysieke leeromgeving zijn de structuren waarbinnen het onderwijs functioneert belangrijk: het schoolmanagement, de gemeenschap, de overheid: wie legt verantwoording af aan wie? Wanneer veel ouders zelf ongeletterd zijn, kan het zijn dat hun rol beperkt is. Trainingen kunnen de inspraak van ouders in het onderwijs sterk verbeteren. Datzelfde geldt door kinderclubs op te zetten, waarin kinderen gezamenlijk formuleren wat voor hen belangrijk is. In veel landen zou men graag zien dat de onderwijsinspectie meer in dienst staat van het versterken en ondersteunen van het onderwijs, in plaats van het onderzoeken van fouten en misstanden.
        • Leeruitkomsten
          • Leeruitkomsten hebben te maken met de einddoelen die het onderwijs nastreeft. In veel landen worden leerlingen in een nationaal examen getest op de gestandaardiseerde einddoelen. Alle lessen zijn erop gericht de examens zo goed mogelijk te kunnen maken.
          • Onafhankelijk van de nationaal geformuleerde einddoelen hebben leerkrachten, leerlingen en hun ouders ook allemaal hun eigen verwachtingen van het resultaat van het onderwijs.
          • Het is belangrijk dat alle betrokkenen het eens zijn over de gewenste leeruitkomsten. Dat bepaalt namelijk of leerlingen wel of niet naar school gaan en hoe gemotiveerd ze zijn.
        • Voorkomen van uitsluiting als gevolg van taal, geslacht, minderheidspositie of handicap
          • Nog steeds gaan zo’n honderd miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd niet naar school, hoewel ze recht hebben op onderwijs. Zij worden uitgesloten omdat ze de taal niet spreken, omdat hun groep gediscrimineerd wordt of omdat ze gehandicapt zijn. Het is belangrijk extra aandacht te geven aan deze kinderen en hun deelname aan onderwijs te bevorderen.
        • Betrekken van overheid en andere belanghebbenden
          • Onderwijs is een zaak van de overheid. Elk land bepaalt hoe het onderwijssysteem in elkaar zit en wat kinderen moeten leren. Wanneer je via een project aan beter onderwijs wilt  werken, betrek dan altijd de lokale vertegenwoordigers van het ministerie van onderwijs, maar ook andere belanghebbenden, zoals de gemeenschap, ouders, kinderen, leraren en schooldirecteuren.
        • Oefen met nieuwe lesmethoden.
          • Bij de introductie van nieuwe lesmethoden is het belangrijk dat leraren deze ook kunnen oefenen onder begeleiding; dat vergroot de kans dat ze het geleerde ook toepassen.
          • Als organisatie kan je proberen samen te werken met de lokale/regionale lerarenopleiding, zo kan een eventuele nieuwe methode ook in de toekomst worden gestimuleerd.
        • Lesgeven in lokale taal
          • onderwijs in zowel de eigen dialecttaal als de regionale of landelijke taal bevordert dat leerlingen de lessen kunnen volgen en geeft ze het gevoel dat de eigen cultuur niet minderwaardig is aan de regionale of landelijke.
        Welke aandachtspunten zijn er als je een microfinancieringsproject wilt starten of runnen?

        Welke aandachtspunten zijn er als je een microfinancieringsproject wilt starten of runnen?

        • het lenen van gelden lijkt vaak duurzamer dan geven; het terugkomende geld kan opnieuw worden benut en je laat mensen in hun waarde.
        • het monitoren van de besteding van geleend geld is in de praktijk vaak een stuk lastiger; niet zelden wordt een lening voor een bedrijfje besteed aan bijvoorbeeld (eerste) levensbehoeften.
        • kleine leningen stimuleren vooral bedrijfjes in grotere steden (waar een afzetmarkt is voor gemaakte producten); mensen op het (afgelegen) platteland zijn meer gericht op zelfvoorziening dan op marktproductie.
        • microkredieten geeft gezinnen (en vaak de vrouwen in die gezinnen) wel de kans om levensomstandigheden iets te verbeteren en -als het af en toe ook wat geld opzij zetten in beeld komt- beter te (leren) anticiperen op onverwachte kosten in de nabije toekomst.
        • de controle op kredietverstrekking aan grotere groepen vergt vaak ook meer overhead- en organisatiekosten: denk aan het opzetten van administratieve systemen, het contact onderhouden met betrouwbare lokale counterparts, handhaving bij wanbetaling etc.
        • er is een redelijk risico op verkeerd management van verwachtingen: het door dezelfde organisatie of hetzelfde individu tegelijkertijd bieden van -praktische- hulp (die ook geld kost) én het "tijdelijk" verstrekken van middelen die juist weer terugbetaald moeten worden, kan verwarrend overkomen.
        Welke aandachtspunten zijn er als je materialen wilt inzamelen en versturen?

        Welke aandachtspunten zijn er als je materialen wilt inzamelen en versturen?

        • Transport van goederen lijkt vaak een goed idee omdat goederen in Nederland goedkoop en in overvloed aanwezig zijn.
        • Maar vaak zijn de transportkosten zo hoog dat het vervoeren van goederen uiteindelijk duurder is dan de goederen ter plaatse aan te schaffen.
        • Door de goederen ter plaatse aan te schaffen wordt ook nog de locale economie gestimuleerd. Koop liever dáár en werk zoveel mogelijk met lokale middelen en mensen.
        • In India of Afrika bijvoorbeeld is veel goede kleding voorhanden. En worden allerlei projecten gerund waarbij kleding terplaatse wordt gemaakt om inkomsten te genereren. Inzameling en gratis verspreiding werkt dan eigenlijk juist contra-productief.
        • Scholen nemen materiaaldonaties vaak dankbaar aan, maar dat betekent nog niet dat bijvoorbeeld de schoolboeken ook aansluiten op het lopende onderwijscurriculum. Gevaar bestaat dat het materiaal ongebruikt achterblijft.
        • Bij het doneren van apparatuur is het ook handig rekening te houden met begeleiding bij het gebruik van die apparatuur, leesbare handleidingen, (kosten van) onderhoud en beschikbaarheid van reserve-onderdelen.
        • Maak zo veel mogelijk een afweging of de donaties een acute situatie tijdelijk kunnen verbeteren, of dat ze juist in de weg zitten van duurzame(re) initiatieven die inkomsten of werkgelegenheid bevorderen.
        • In sommige gevallen is de aanschaf van materiaal terplaatse juist enorm kostbaar (of onmogelijk); dan is 'containerhulp' een optie.
        • Alternatief is het Kringloop idee: wél inzamelen van spullen, alleen deze niet verschepen maar juist doorverkopen: de (extra) opbrengsten van die verkoop kunnen dan bijvoorbeeld worden ingezet voor training en opleiding in een vakopleiding/werkgelegenheidsproject terplekke.
        Welke aandachtspunten zijn er als je een project rondom watervoorziening wilt starten?

        Welke aandachtspunten zijn er als je een project rondom watervoorziening wilt starten?

        • Worden de begunstigden uiteindelijk eigenaar van de installatie of dienst?
          • Zijn de begunstigden goed geïdentificeerd (zonder de armsten en de kwetsbare groepen uit te sluiten)?
          • Zijn de begunstigden geraadpleegd voor de identificatie van het project?
          • Past het project in de nationale, regionale en lokale politiek inzake water en sanitatie projecten? Wordt er nagegaan of het project past binnen de gemeentelijke ontwikkelingsplannen en hun prioriteitstelling? Risico's: twee waterputten op 100 meter afstand, terwijl andere bewoners 4 kilometer moeten lopen. Een waterput voor enkel 'favorieten' (bijvoorbeeld de makkelijk bereikbaren) in plaats van voor iedereen. Sinds een aantal jaar zijn open waterputten, zelfs met dekstel niet meer toegelaten door de Malinese Water Wet. Men schrijft boringen met een pomp voor.
          • Stemt het project overeen en is het complementair met andere acties in de zone?
          • Zijn de begunstigden betrokken bij alle stadia van het formuleren van het project?
          • Zodra de bouw is afgewerkt, zijn de begunstigden bereid en bekwaam om het beheer van de infrastructuur op zich te nemen en kunnen zij het onderhoud en herstel werkzaamheden zelf doen of laten doen en financieren?
        • Ben je als aanvrager (en partners) bekwaam genoeg?
          • Beschikt de aanvrager over voldoende ervaring in projectbeheer?
          • Is de aanvrager capabel om het project tot een goed einde te brengen (zoals ervaring in water- en sanitatieprojecten, technische- en sociale engineering)
          • Wordt voorlichting gegeven over de relatie (ongezond) water, slecht hygiënisch gedrag en gezondheid;
          • Maak je lokale eigenaren bewust dat ze hun verantwoordelijkheid zullen moeten opnemen voor latere exploitatie en onderhoud.
        • Sluit de technische en financiële oplossing het best aan op de situatie ter plekke?
          • Is de technische oplossing aangepast aan de reële behoeftes en aan de situatie ter plaatse?
          • Is het budget reëel en dekt het de totale investering evenals de kosten van de sociale engineering?
          • Zijn de nodige middelen (personeel, uitrusting, materiaal, enz.) om het project uit te voeren duidelijk omschreven?
          • Is het project goed bedacht en is het budget correct ingeschat? Waar zit er water? Hoe diep moet geboord worden? Heb je dit laten dubbel-checken? Niet eerst het budget verzamelen en dan het project bepalen!
        • Pas je wel de juiste interventiemethode toe?
          • Worden de begunstigden betrokken bij de uitwerking van het project (inschakeling van lokale arbeidskracht, de levering van lokaal materiaal, kleine financiële bijdragen)?
          • Wordt er zo lokaal mogelijk aangekocht en rekening gehouden met toekomstig onderhoud en reparaties en de nodige wisselstukken.
          • Voorziet het project acties om de technische en sociale bekwaamheid van de lokale contactpersonen te versterken?
          • Voorziet het project voorlichting aan de begunstigden in verband met het goed gebruik maken van water/de sanitaire voorzieningen en een beter gedrag op het vlak van hygiëne?
        • Zijn de producten en resultaten van het project duurzaam?
          • Is de dienst technisch duurzaam? Zijn er ter plaatse vervangstukken? Zijn er technici die de nodige vorming hebben om te voorzien in het onderhoud en de herstellingen?
          • Is de dienst financieel duurzaam? Zijn de begunstigden georganiseerd om de kosten van beheer, onderhoud en herstelling te innen?
          • Is de dienst sociaal duurzaam? Wordt een sociale tariefstelling gehanteerd om discriminatie in verband met de toegang tot de dienst te vermijden?
          • Is de dienst duurzaam op institutioneel vlak? Is de beheersverantwoordelijkheid duidelijk omschreven? In geval van problemen, zijn er doeltreffende beheersorganen die vlug kunnen ingrijpen?
          • Is de dienst duurzaam op het vlak van het milieu? Kadert het project in een geïntegreerd waterbeleid?
          • Het in werking stellen van een dienst drinkwatervoorziening of sanitatie brengt veranderingen in de maatschappij. Deze veranderingen kunnen economisch, sociaal, institutioneel of politiek zijn. Zal het project op lokaal vlak bijdragen tot de sociale en economische ontwikkeling? Zijn er maatregelen aangenomen zodat de tijd die gewonnen wordt doordat het waterhalen sneller gaat (meestal de taak van vrouwen en meisjes) gebruikt wordt om vrouwen toegang te verlenen tot economische activiteiten en de meisjes toe te laten naar school te gaan? Ambieert het project een effect dat het lokale niveau overstijgt?

        Bron: NGO Protos

        Welke aandachtspunten zijn er als je inkomsten genererende activiteiten naast je project wilt opzetten?

        Welke aandachtspunten zijn er als je inkomsten genererende activiteiten naast je project wilt opzetten?

        • Wat is je doel van de inkomsten genererende activiteiten:
          • als nevenactiviteit en inkomstenbron voor de sociale activiteit van het project (de school, kliniek, het zorgcentrum, opvangcentrum, enz.).
          • als hoofdactiviteit.
        • dragen de inkomsten genererende activiteiten bij aan de verbetering van de leefomstandigheden van groepen van kansarme mensen.
        • op welke manier ga je eventuele ‘winst’ inzetten (bijvoorbeeld ten goede laten komen aan de lokale gemeenschap, aan kansarme groepen, aan aanverwante sociale projectactiviteiten).
        • werk naast een projectplan ook een business model/bedrijfsplan uit.
        • in hoeverre staat de winst die je denkt te behalen met de inkomsten genererende activiteiten in redelijke verhouding tot de investeringen (financiën, middelen, enz.), rekening houdend met verschillende ontwikkelingsscenario's (positief, neutraal, negatief).
        • welke maatregelen kan je nemen om ongewenste neveneffecten te voorkomen (kinderarbeid, andere vormen van uitbuiting, milieubelasting, concurrentievervalsing/marktverstoring).
        • op welke manier ga je het eigenaarschap van de inkomsten genererende activiteiten verdelen (eindverantwoordelijkheid bij anderen dan je zelf leggen).
        • op welke organisatorische/juridische manier ga je de inkomsten genererende activiteiten scheiden van de sociale/project activiteiten.
        Welke aandachtspunten zijn er als je projecten gaat opzetten gericht op mensen met een beperking?

        Welke aandachtspunten zijn er als je projecten gaat opzetten gericht op mensen met een beperking?

        • voorbeelden van projectactiviteiten die je kan opzetten of ondersteunen gericht op mensen met een beperking: voorlichtingscampagnes, faciliteren van zorg aan moeders (en/of hun kinderen) met een beperking, beschikbaar krijgen van (meer) apparatuur voor operaties, ondersteunen van zorginstellingen, thuiszorg, centra voor dagbesteding, ondersteunen van faciliteiten voor vakopleidingen, onderwijs of werkplaatsen (arbeidsvaardigheden).
        • in hoeverre dragen je projectactiviteiten direct bij aan verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met een beperking en hun directe familie?
        • in hoeverre kan je bij de planning, uitvoering en evaluatie van een project deze mensen met een beperking zélf betrekken?
        • welke activiteiten ga je ondernemen om de gemeenschap rondom mensen met een beperking eveneens te betrekken bij de projectactiviteiten?
        • hoe voorkom je in je projectactiviteiten dat mensen met een beperking als 'slachtoffer' worden beschouwd?
        Welke aandachtspunten zijn er als je projecten gaat opstarten specifiek gericht op vrouwen, meisjes en gelijkwaardigheid mannen/vrouwen (gender)?

        Welke aandachtspunten zijn er als je projecten gaat opstarten specifiek gericht op vrouwen, meisjes en gelijkwaardigheid mannen/vrouwen (gender)?

        • op welke manier kan je projectactiviteiten stimuleren die vrouwen en meisjes meer zeggenschap geven over hun eigen leven c.q. gelijke toekomstperspectieven bieden als die van mannen en jongens?
        • in hoeverre laat je vrouwen en meisjes zélf participeren in de planning, uitvoering en evaluatie van het project;
        • op welke manier gaan je projectactiviteiten vrouwen en meisjes een betere toegang tot hulpbronnen, werk, inkomen en vakopleidingen bieden?
        • onderwijs: op welke manier kan je voor meisjes veilige scholen faciliteren (denk ook aan praktische zaken als gescheiden toiletvoorzieningen).
        • voorlichting: op welke manier bevorderen je projectactiviteiten bijvoorbeeld bewustwording onder vrouwen én mannen over de impact van seksueel geweld of het bespreekbaar maken van bestaande machtsrelaties tussen mannen en vrouwen.
        • op welke manier kan je in je activiteiten vrouwelijk leiderschap en grotere participatie van vrouwen in bestuur en directie stimuleren?
        • op welke manier denk je reeds gevestigde vrouwenorganisaties te betrekken bij je projectactiviteiten?
        • op welke manier voorkom je dat meisjes en vrouwen vooral als slachtoffer worden beschouwd?
        Welke aandachtspunten zijn er als je films, documentaires of boeken wilt maken om aandacht te vragen voor een bepaald thema?

        Welke aandachtspunten zijn er als je films, documentaires of boeken wilt maken om aandacht te vragen voor een bepaald thema?

        • De productie van films, documentaires en boeken is duur.
        • Het is dus belangrijk dat de volgende vragen positief beantwoord kunnen worden, als je subsidie hiervoor aan wilt vragen:
          • Is het duidelijk welk probleem men wil laten zien?
          • Geeft de productie perspectief op een oplossing?
          • Op welk publiek richt de productie zich?
          • Staat het publiek open voor de geboden informatie?
          • Welke garantie is er dat het publiek wordt bereikt?
          • Welke actie wil je dat het bereikte publiek onderneemt, en hoe komt dat de gefilmde of beschreven projecten, mensen, activiteiten ten goede?
          • Kan er een basisbron van inkomsten worden geboden aan de gefilmde projecten, mensen, activiteiten, zonder dat dit afhankelijk is van het resultaat van de film, productie of boek?
        Welke organisaties verstrekken info als je een project, ngo of (fair) business wilt starten in het buitenland?
        Wat zijn aandachtspunten als je je project wilt stoppen of overdragen?

        Wat zijn aandachtspunten als je je project wilt stoppen of overdragen?

        Of je project nu succesvol is en daarom kan worden overgedragen aan locals, of dat je juist twijfelt over je eigen projectresultaten, je verwachtingen niet uitkomen of je energie gewoon aan het opraken is: er kunnen vele redenen zijn waarom je een project wilt afbouwen of stopzetten. Een aantal aandachtspunten als het zover is:

        Afbouwen of stopzetten kan een doel op zich zijn

        • wil je 'hulpverslaving' (afhankelijkheid van hulp, weinig eigen initiatief) voorkomen, lees dan nog eens over de uitgangspunten m.b.t. 'lokaal eigenaarschap' van de projecten en projectorganisatie... en begin op tijd met afbouwen c.q. stoppen.
        • maak, eigenlijk al in de fase van idee-vorming, heldere afspraken over einddata en einddoelen van projecten of deelprojecten; alleen daarmee voorkom je vaak al mentale moeheid, cynisme of projectafhankelijkheid.
        • realiseer je tegelijkertijd dat sommige projecten nooit afgerond zullen zijn... althans niet zolang er nog armoede is, kinderen moeten worden opgevangen, medicijnen moeten worden verstrekt. Voor sommige projectthema's is 'zelfredzaamheid' niet altijd haalbaar en hoeft een 'exit-strategie' niet een doel op zich te zijn.

        Signalen dat het tijd wordt om te stoppen

        • wees vooral eerlijk en signaleer op tijd; kijk kritisch naar je eigen aandeel en zoom ook eens 'met de kennis van nu' opnieuw in op eerdere projectdoelen en beoogde resultaten.
        • durf aan jezelf toe te geven als een project mislukt of niet volledig voldoet aan je verwachtingen.
        • houd je een gevoel van onvrede, of is het gewoon tijd voor iets anders, neem dan de tijd voor een zorgvuldige projectoverdracht of afbouw van projectwerkzaamheden en financiële hulp.

        Of toch weer doorgaan

        • zoek nieuwe projectinhoudelijke inspiratiebronnen, zaken waar je je tanden in kunt en wilt zetten.
        • soms werkt het heel verhelderend om de projectfocus te verleggen, niet alles meer aan te pakken maar een meer gedetailleerde (sub-)activiteit uit te gaan bouwen of juist meer te gaan bereiken met minder middelen (efficiency slag).
        • leg contact met andere initiatiefnemers met soortgelijke projecten in je omgeving waarmee je kunt sparren of relativeren.

        Zorgvuldig stoppen

        • maak, ruim op tijd, een projectplan 'project stoppen', met doelstellingen en een plan van aanpak.
        • investeer op tijd in goede relaties met lokale of regionale overheden; die je project in zijn geheel of delen ervan (bijvoorbeeld salarissen van de onderwijzers) kunnen overnemen.
        • investeer in de laatste projectperiode (dat kan een paar jaar zijn) vooral in training, opleiding en organisatiecapaciteit; maak jezelf en je stichting overbodig. Laat deelprojecten en werkzaamheden steeds meer overnemen, organiseer workshops voor fondsenwerving, creëer zelfstandig functionerende groepen, comités of coöperaties onder je primaire projectdoelgroepen, etc.
        • realiseer je dat er, afhankelijk van hoe je het project tot nu toe hebt ingericht, eerst soms ook een mentaliteitsverandering moet plaatsvinden voordat projectmedewerkers plannen zelf gaan oppakken, eigen verantwoordelijkheid gaan nemen. Investeer in zelfredzaamheid, en stel tegelijkertijd grenzen aan nieuwe activiteiten.
        • meld op tijd en in verschillende kanalen dat je het project wilt gaan overdragen; denk aan je lokale counterparts, ngo's in je omgeving, ambitieuze nieuwe initiatiefnemers die hiermee niet volledig opnieuw hoeven te beginnen etc.
        • laat, tot het daadwerkelijk moment van stopzetting of overdracht, tussentijds je project(organisatie) niet verzanden in uitstel, afstel of niet nagekomen beloftes; houd je commitment (en dat van andere betrokkenen) hoog totdat het project kan worden overgedragen of de direct betrokken doelgroep elders is ondergebracht.

        Steeds meer missieposten die we als stichting financieel ondersteunen komen leeg te staan. Paters of zusters overlijden, worden niet meer opgevolgd. We realiseerden ons dat er een nieuw doel ontstond voor onze stichting: samen met omwonenden nadenken over een nieuwe bestemming voor deze lege plekken.

        Tanzania initiatiefnemer

        Tips en ervaringen rond werk, ondernemerschap en vrijwilligerswerk bij lang verblijf in het buitenland en emigratie

        Tips en ervaringen rond werk, ondernemerschap en vrijwilligerswerk bij lang verblijf in het buitenland en emigratie

        • Werk: Mijn nieuwe partner was al jaren actief in Duitsland; eerst als stagiair, later als zelfstandig ondernemer. Mijn liefde voor hem was voor mij genoeg om de stap te nemen; ik heb mijn baan opgezegd en ben hem achterna gegaan. Spannend, want ik moest veel opgeven en in het begin wist ik niet wat ik ervoor terug kreeg. Ik ben in de plaatselijke supermarkt aan de slag gegaan, thuiszitten is niets voor mij. Na het legaliseren van mijn diploma's bij de rechtbank kon ik enkele maanden later als verpleegkundige terecht bij het verpleeghuis in het dorp. (Duitsland)
        • Onderneming: Wil je in het buitenland gaan ondernemen? Heb een open vizier voor nieuwe ondernemerskansen en doelgroepen. Wij zijn een B&B gestart omdat we merkten dat veel mensen behoefte hadden aan onderdak rondom trouwerijen, familiefeesten, begrafenissen en reünies. De afstanden zijn hier natuurlijk veel groter dan in Nederland; de mensen zoeken een plek om te overnachten omdat op en neer rijden simpelweg geen optie is. Soms hebben we werkers te gast; die wonen dan te ver om iedere avond naar huis te rijden. (Canada)

        Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

        Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

             

        Samenwerken met JoHo: Startpagina's

        Samenwerken met JoHo: Startpagina's

        Samenwerken met JoHo: contact opnemen
        Samenwerken met JoHo: offline promotie en advertenties bij JoHo
        Samenwerken met JoHo: als studentenorganisatie
        Partnerselectie: Emigratie & Vertrek I

        Partnerselectie: Emigratie & Vertrek I

        Vacatureservices voor betaald werk, stages en vrijwilligerswerk in het buitenland: vacatures, werkgevers en bemiddelaars

        Vacatureservices voor betaald werk, stages en vrijwilligerswerk in het buitenland: vacatures, werkgevers en bemiddelaars

        Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

        JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

        Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

        JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

        Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

        Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

        Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

        Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
         

        Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

        The world of JoHo footer met landenkaart

        JoHo: crossroads uit de bundels
        JoHo: crossroads uit selectie
        JoHo: paginawijzer

        Thema's

        Wat vind je op een JoHo Themapagina?

        • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
        • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

        Crossroad: volgen

        • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

        Crossroad: kiezen

        • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

        Footprints: bewaren

        • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
        • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

        Abonnement: nemen

        • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

        Hoe is de pagina op gebouwd

        • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
        • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
        • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
        • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
        • De statussen:
        1. Start
        2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
        3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
        4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
        5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
        6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
        7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
        8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
        9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
        10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
          JoHo: footprints achterlaten
          JoHo: pagina delen