Rabobank/Knol q.q. - Arrest

Rabobank/Knol q.q. (HR 12-07-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3387)

Casus

I.c. gaat het om aanspraken van een stil pandhouder op hetgeen buiten of voorafgaande aan faillissement is betaald op een rekening van de pandgever.

Op 31 augustus 1993 is aan Veil Interaktieve televisie B.V. surséance van betaling verleend, welke surséance is gevolgd door een faillietverklaring op 14 september 1993. Mr. Knol is tot bewindvoerder onderscheidenlijk curator benoemd.

De curator heeft de Rabobank gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de bank onbevoegd de bij haar aangehouden bankrekening van Veil IT heeft gedebiteerd en derhalve aan de curator verschuldigd is een bedrag gelijk aan het totaal van de debiteringen, vermeld op afschrift nummer 16 van 30 augustus 1993, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag verschuldigd is, en dat tevens voor recht wordt verklaard dat de bank aan de curator de wettelijke rente verschuldigd is.

De Rabobank heeft de vorderingen bestreden. De Rechtbank heeft in haar eindvonnis de vorderingen toegewezen. Op het door de curator ingestelde hoger beroep heeft het Hof het eindvonnis vernietigd voorzover het meer of anders gevorderde is afgewezen

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de regels uit Mulder q.q./CLBN met betrekking tot de aanspraken op het geïnde niet van overeenkomstige toepassing zijn. “3.5 Onderdeel 2.7 richt zich met een rechts- en motiveringsklacht tegen rov. 4.11. Het voert aan dat, ook wanneer buiten faillissement een stil verpande vordering bevoegd door de pandgever wordt geïnd, de (ex)pandhouder (ABN AMRO bank) zijn voorrang op het geïnde behoudt. Het onderdeel wordt tevergeefs voorgesteld. Anders dan het onderdeel betoogt, is er geen grond de door de Hoge Raad in zijn arrest van 17 februari 1995, nr. 15743, NJ 1996, 471 gegeven regel, dat wanneer de faillissementscurator een stil verpande vordering heeft geïnd, waardoor de verpande vordering en daarmee het pandrecht is tenietgegaan, de pandhouder zijn voorrang op het geïnde behoudt, ook toe te passen buiten faillissement in een geval als het onderhavige, dat wil zeggen een geval van inning van een stil verpande vordering door de pandgever. De rechtsklacht faalt derhalve.”

Voorop staat dat het pandrecht door de betaling teniet is gegaan. Bij gebreke van een concursus van schuldeisers ten tijde van de betaling kan de (voormalig) pandhouder zich niet beroepen op voorrang met betrekking tot het geïnde, ook niet indien het faillissement later alsnog intreedt.

Voor hetgeen voorafgaande aan faillietverklaring van de pandgever is betaald op een rekening bij de pandhouder, geldt de regel uit Mulder q.q./CLBN dat verrekening is toegestaan

De Hoge Raad oordeelt dat een stil pandhouder, na inning van de verpande vordering door de pandgever, geen voorrang heeft bij verhaal op het geïnde.

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.