Samenvattingen per hoofdstuk bij de 2e druk van De diagnostische cyclus: Een praktijkleer van De Bruyn et al - Bundel
Study guide with De Diagnostische Cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn et al.
Study guide with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer
Online summaries and study assistance with the 2nd edition of De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o.
- For Bulletsummaries with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o., see Bulletsamenvattingen per hoofdstuk bij de 2e druk
- For Booksummaries with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o., see Samenvattingen per hoofdstuk bij de 2e druk
- For Practice exams with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o., see TentamenTests bij de 2e druk
- For Glossaries with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o., see Begrippenlijst bij de 2e druk
- For all available summaries, bulletpoints, practice exams and glossaries with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o., see Study guide with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer by De Bruyn a.o.
Prints & Pickup with De diagnostische cyclus: Een praktijkleer
- Nederlandse printsamenvatting bij De diagnostische cyclus: Een praktijkleer
- Pre-order and pickup or use the postal service
Related content on joho.org
Wat is het belang van de diagnostische cyclus in de klinische psychodiagnostiek? - Chapter 1
Een academisch opgeleide diagnosticus neemt de plaats in als praktijkwetenschapper, ook wel scientist-practitioner genoemd. Een praktijkwetenschapper is iemand die op verantwoorde en transparante wijze cliëntbetrokkenheid en het gebruik van wetenschappelijke kennis kan combineren.
Het domein van de klinische psychodiagnostiek wordt bekeken. In de klinische psychodiagnostiek wordt informatie verzameld over de cliënt en zijn omgeving om zo de meest adequate aanpak te ontwikkelen voor het probleem dat door de cliënt zelf of door zijn omgeving is gesignaleerd. Voor klinische psychodiagnostiek gebruiken we het verkorte woord diagnostiek.
Diagnostiek heeft een belangrijke plaats binnen de hulpverlening. Het is op de eerste plaats een duidelijk te onderscheiden fase en op de tweede plaats is het als ware ingebouwd in het proces van interventie. Vroeger lag in de diagnostiek de aandacht op het gebruik van testen. Tegenwoordig is de aandacht verschoven naar het diagnostisch proces en dan met name naar de wijze waarop daarbinnen de besluitvorming plaats moet vinden. Deze handleiding focust op de jeugdhulpverlening; op kinderen en jongeren dus.
Wat is het klinisch oordeel en het ongewapende oordeel?
Onder klinisch oordeel verstaan we het nemen van beslissingen op basis van eigen ervaringen en intuïtie. Nu spreken we in plaats van klinisch oordeel over ongewapend oordeel. Dit houdt in dat de diagnosticus oordelen uitspreekt zonder expliciet een beroep te doen op methodologische principes of systematische procedures. Het ongewapend oordeel leidt in tal van beslissingssituaties tot tekorten en vertekeningen. Bij complexe beslissingssituaties zoals je die ziet in de diagnostiek gaat het niet om een enkelvoudig oordeel, maar om een afweging van verschillende soorten informatie, afkomstig uit verschillende bronnen (kind, ouders, leerkracht en daarbij levensgebeurtenissen, testresultaten en dingen als de gezinssamenstelling).
Wat is het prescriptief kader?
Een prescriptief kader of model laat het ontwerpen van heuristische procedures toe die aan het diagnostisch proces in de praktijk sturing geven. Heuristische procedures zijn procedures die de kans op succes vergroten. Kennis en vaardigheden op het gebied van diagnostische instrumenten en beslissingsprocedures moeten hierin zijn verwerkt. Je kunt het prescriptief kader dus zien als een soort richtlijn. Het kader geeft de bestaande visie op de eisen die aan een verantwoorde diagnostiek gesteld worden.
Wat zijn de verschillende hulpmiddelen in de diagnostiek?
Een diagnosticus is afhankelijk van de kwaliteit van de hulpmiddelen die hem bij het beoefenen van zijn vak ten dienste staan. We onderscheiden vier verschillende soorten hulpmiddelen:
Inhoudelijke theorieën over het ontstaan en in stand blijven van probleemgedrag.
Kennis over normale en afwijkende ontwikkelingspatronen.
Instrumenten en technieken om gedragsverschijnselen in kaart te brengen.
Statistische en psychometrische technieken om gegevens te verwerken.
Een gedisciplineerde vakbeoefening wordt nagestreefd in de diagnostiek. Dit betekent dat het handelen van de diagnosticus verloopt volgens regels die door hem zelf uitdrukkelijk geformuleerd kunnen worden. Deze manier kun je een empirisch-analytische aanpak noemen.