Shovelmachinist, CRvB 8 juli 2010, LJN BN1381

Onderwerp

Arbeidsovereenkomst, art. 7:610 BW.

Casus

Sinds 1990 werkt appellant als shovelmachinist. Appellant leverde een shovel inclusief machinist aan een bedrijf en bij afwezigheid van de machinist werd de shovel ter beschikking gesteld aan het bedrijf tegen een vast uurtarief.

In 2006 heeft het bedrijf de inhuurovereenkomst beëindigd, waarna appellant een WW-uitkering heeft aangevraagd. Het UWV heeft deze uitkering geweigerd omdat zij van mening was dat appellant gezien diende te worden als een zelfstandige en niet als een werknemer.

Rechtsvraag

Is er een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen?

Centrale Raad van Beroep

Voor de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen is niet alleen de tekst van de overeenkomst bepalend, maar ook de partijbedoeling en de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering en inhoud hebben gegeven. In casu hadden partijen bij het sluiten van de overeenkomst niet de bedoeling een arbeidsovereenkomst te sluiten. Het onderhoud en reparaties van de shovel kwamen geheel voor rekening van de appellant. Appellant heeft erin berust dat er op zijn beloning geen loonheffing en geen premies werknemersverzekeringen werden ingehouden en hij heeft zelf een particuliere ziektekostenverzekering afgesloten en een pensioenvoorziening getroffen. Op grond van het vorenstaande heeft het UWV terecht aangenomen dat er geen verzekeringsplicht op grond van art. 3 WW bestond.