ABRvS 29 oktober 2008, LJN BG1831

(Slapende vergunning Bodegraven)

Onder welke omstandigheden vervalt een milieuvergunning wanneer een krachtens artikel 8.40 Wm vastgestelde AMvB op de inrichting van toepassing wordt?        

De Afdeling onderscheidt twee situaties.     

Op de eerste plaats de situatie waarin een inrichting zodanig wordt veranderd dat daarop krachtens artikel 8.40 Wm gestelde regels van toepassing worden.      
Een dergelijke omstandigheid leidt niet tot het vervallen van de vergunning. Dit wordt niet anders wanneer van dit feit melding wordt gedaan aan het bevoegde gezag. Zo lang de vergunning niet wordt ingetrokken, bestaat het recht om wederom de vergunde (en onverminderd vergunningplichtige) activiteiten te gaan uitvoeren.         

Op de tweede plaats de situatie waarin, als gevolg van het in werking treden of wijzigen van een krachtens artikel 8.40 Wm vastgestelde AmvB, voor een inrichting zoals vergund geen vergunning meer is vereist.       
In een dergelijk geval staat vast dat aan de vergunning – afgezien van het mogelijk tijdelijk doorwerken als nadere eis of maatwerkvoorschrift van onderdelen daarvan – geen betekenis meer zal toekomen. In die situatie brengt een redelijke uitleg van artikel 8.1 Wm samen met artikel 8.40 Wm mee dat, ondanks het ontbreken van een expliciete wettelijke grondslag, moet worden aangenomen dat de vergunning van rechtswege is vervallen.