Smiling - Messinger (2008) - Artikel


Inleiding

Glimlachen vroeg in het leven van een kind is een weerspiegeling van vreugde. Tevens heeft glimlachen te maken met het ontwikkelen van positieve emoties, wat ook nodig is bij de latere betrokkenheid bij de medemens. Gedurende de eerste 2 levensjaren groeit de intensiteit van het lachen op affectief en sociaal gebied. En tussen 2 en 4 jaar gaat het lachen vooral om de sociale interactie met leeftijdsgenoten. Het is belangrijk om te lachen in de vroege jaren want positieve interacties zijn goed voor de verdere ontwikkeling van het kind. De uiting kan een lach zijn er op verschillende manieren. Er kunnen verschillende uitingen in gedrag zijn voor de positieve innerlijke staat van het kind. Zo kan er bijvoorbeeld qua lach onderscheid worden gemaakt tussen een simpele lach en lachen met open mond. Maar de verschillende soorten lachen zullen verderop in het artikel nog uitgebreid besproken worden.

Gezien de geschiedenis keken theoretici verschillend naar lachen bij het kind op. Freud zag een lach als sensorisch plezier/tevredenheid en Piaget zag lachen bij het kind als een aangename prestatie. Darwin daarentegen keek wanneer de lach bij een kind vreugde weerspiegelde.

Theoretische achtergrond

De behavioristische benadering gaat ervan uit dat er bij het kind een toename van lachen kan ontstaan wanneer de verzorger responsief is naar het kind. Het gaat in feite om het belonen van lachen. Het gaat bijvoorbeeld om teruglachen, praten en kietelen.

De cognitieve differentiatie theorie gaat er vanuit dat vreugde temaken heeft het met cognitief begrip van de omgeving en de betekenis van de omgeving voor het kind. Ook stelt de theorie dat een vroege glimlach wel tevredenheid aangeeft maar niet vreugde. Vreugde komt volgens deze theorie pas vanaf 9 maanden en hier komt intens glim(lachen) bij kijken.

De discrete emotie theorie stelt daarentegen dat vreugde juist al komt kijken bij de allereerste lachjes van het kind. En de vreugde zou voor de kinderen motiverend werken om te interacteren met de verzorgers (wat deze theorie verschillend maakt van de andere theorieën). Er wordt bij deze theorie tevens van affectieve programma’s in het brein uitgegaan die emoties uitlokken die zich uiten in lachen en andere gezichtsexpressies bij het kind.

De functionalistische theorie gaat er niet vanuit dat de vreugde al in het kind is geprogrammeerd, maar dat het ontstaat door middel van interactie met de sociale omgeving. Door het lachen en het begrip van lachen bij anderen is het kind volgens deze theorie beter in staat om doelen te bereiken in de sociale wereld. Het gaat uiteindelijk om evolutionaire doelen van het (glim)lachen. De hechtingstheorie laat bijvoorbeeld zien dat door middel van hechtinggedrag van het kind positieve interactie en nabijheid van verzorgers in stand wordt gehouden.

Ten slotte houdt de dynamische systeem theorie zich bezig met ervaringen van vreugde en het proces van glimlachen als deel hiervan. De bottom-up relatie van glimlachen in sociale interacties wordt in deze theorie benadrukt.

Neurofysiologie

Door middel van samentrekking van de zygosomatische hoofdspier worden de mondhoeken zijwaards opgehaald en dit heet glimlachen. De zevende ruggenzenuw geeft informatie aan de zygosomatische hoofdspier. De gezichtsnucleus staat hier in verbinding mee. Deze nucleus ontvangt informatie uit een pad dat controle heeft over opzettelijk glimachen en uit een pad dat de controle heeft over expressieve spontane glimlachen. De basale ganglia en de amygdala zijn hier als subcorticale structuren bij betrokken.

Voor de discrete emotie theorie is het van belang dat er met neurofysiologisch onderzoek structuren in het brein gelokaliseerd worden die te maken hebben met positieve emoties. Er wordt een link gelegd tussen emoties die te maken hebben met motivatie en oriëntatie om iets te bereiken met een verhoogde activatie in de linker frontale cerebrale hemisfeer.

Meten van (glim)lachen

Onderzoekers maken bij het meten van lachen vooral gebruik van videotape recorders waarmee de duur en frequentie van lachen wordt gemeten. Er wordt gebruik gemaakt van specifieke coderingssystemen waarmee lachen en andere emotionele expressies gemeten kunnen worden. De onderzoekers kunnen hierbij ook de expressie van het hele lichaam van het kind erbij betrekken, evenals de mensen met wie het kind interacteert.

Neonatale glimlachen worden veelal gemeten in ziekenhuizen, laboratoria en thuis. Als een kind tussen 2 en 6 maanden is wordt voor het meten van sociaal lachen vaak gebruik gemaakt van face to face interacties met een van de ouders van het kind. Vaak wordt hier een video van gemaakt. Ook wordt gemeten wat er gebeurt met een kind als de ouder niet responsief is naar het kind. De FFSF (‘face to face and still face’) wordt vaak gebruikt als taak. Deze taak houdt in dat er eerst een face to face interactie is met het kind en later wordt de ouder gevraagd om niks met het eigen gezicht te doen dus eigenlijk niet responsief te zijn. Ten slotte wordt gevraagd weer responsief te zijn en met het kind te spelen. Het is gebleken dat het kind plotseling het lachen vermindert in de still face fase en dat het daarna weer vermeerdert in de fase waarin de ouder weer speelt met het kind. Wanneer het kind rond de 48 maanden is, worden kinderen vaak thuis, in dagverblijven of in peuterspeelzalen geobserveerd.

Positieve emotie en arousal

Lachen is een uiting van vreugde en wordt ook gezien als arousal modulatie. Vroege discrete emotie theorieën gaan ervan uit dat reductie in neurologische arousal de basis is van positieve emotie. Cognitieve theorieën gaan ervan uit dat een kind eerst een uitdagend aspect van de omgeving waarneemt wat het kind herkent en dat daar vanuit een lach ontstaat. De hartslag van een kind is sneller gedurende lachen dan gedurende neutrale expressies. Lachen kan voor kinderen een mechanisme zijn om contact aan te houden met de uitdagende kenmerken van de omgeving. Wanneer het kind een omgeving als veilig en interessant ervaart zullen positieve emoties ontstaan. Wanneer een kind een omgeving echter als onveilig en overwelmend ervaart kan negatief effect ontstaan.

Onderscheid in (glim)lachen

Als eerste zijn er simpele lachen. Deze zijn niet heel sterk, maar ze zijn meer emotioneel positief dan neutrale expressies. Ze kunnen positieve affiliatie met anderen betekenen. Momenten waarop deze soort lach gezien kan worden is bijvoorbeeld bij de voorbereiding op het spelen van een spel of bij benadering van een vreemdeling die een neutrale blik heeft. Bij chimpansees is de simpele lach ook aangetoond en bij deze dieren betekent het dat ze geen kwaad in hun zin hebben naar de ander maar ze laten bij deze lach wel al hun tanden zien.

De open mond lach zegt het al, kinderen lachen met een open mond. Dit komt vaak voor tijdens spelen. Als chimpansees spelen is de houding van de mond hetzelfde. Deze soort lach wordt positiever ervaren dan de simpele lach. Dat kinderen soms kleine geluidjes maken bij de open mond lach kan een functie zijn voor het trekken van aandacht van de omgeving of om de vreugde nog meer te laten blijken.

De duchenne lach is een lach waarbij intense positieve emotie wordt ervaren. De ogen worden bij deze lach namelijk dichtgeknepen. Een voorbeeld wanneer dit kan gebeuren is wanneer de moeder naar het kind glimlacht. Bij deze lach worden er ook nog meer geluidjes gemaakt. Onderzoek toont aan dat er in de hersenen in de linker frontale cerebrale hemisfeer meer activatie is dan in de rechter frontale cerebrale hemisfeer. Dit kan omschreven worden in een grotere ervaring van vreugde.

Dan is er de sterke lach. Hier kunnen de ogen ook samengeknepen zijn en de mond open. Door middel van samentrekking van de zygosomatische hoofdspier worden de mondhoeken hoog opgehaald. De samentrekkingen kunnen fluctueren, en hoe sterker de samentrekking hoe sterker het lachen en zo wordt een sterkere samentrekking geassocieerd met positiever (glim)lachen.

Ten slotte is er een gecombineerde lach van Duchenne en open mond glimlach, en wordt soms ook ‘duplay smile’ genoemd. Deze lach kan bijvoorbeeld voorkomen in interactie met hun moeder wanneer kinderen naar hun moeder staren en de moeder lacht. De sterkste lach wordt gezien wanneer kinderen met open mond lachen en de ogen samenknijpen.

De ontwikkeling van de (glim)lach

Ten eerste is er neonataal lachen (0 tot 1 maand oud). Deze bestaat uit inwendige en spontane lachen en worden veroorzaakt door inwendige stimuli. Deze lach komt frequent voor in de slaap en in de REM slaap. Verder komt de lach voor in alerte fasen en gesuggereerd wordt dat deze ook tijdens het ervaren van positieve emoties voorkomt. De lach ontwikkelt zich voordat er sprake is van patronen van cognitieve betrokkenheid en sociale interactie, welke pas zorgen voor het echte gevoel van vreugde bij het kind.

Dan is er early smiling (1 tot 2 maanden oud). Deze lach wordt meer gelinkt aan uitlokkingen van de omgeving. Hier vanuit ontstaat het sociale (glim)lachen. Dit komt omdat kinderen minder slapen en meer wakker zijn en actief hun omgeving bekijken. Baby’s zijn geneigd eerst op auditieve stimuli te reageren, later ook op visuele stimuli. Sociale lach ontstaat 4 tot 6 weken na de geboorte wanneer ze veel naar hun ouders staren.

De ‘face to face’ interactie is van 2 tot 6 maanden. In deze periode ontwikkelt de sociale lach. Kinderen worden in deze periode erg responsief op het lachen van anderen en proberen de lach van anderen ook na te doen. Tussen 2 en 6 maanden is er sprake van interactief lachen. Hoe interactief lachen gekarakteriseerd wordt is dat de baby veel naar de ouder kijkt en dat er vaak geluiden bij het lachen worden gemaakt voor het uitdrukken van de positieve emotie. Doordat baby’s soms wegkijken bij het lachen kan dit een positieve interactie sterker maken. Vaders richten zich meer op fysiek spelen met kinderen en moeders meer op visuele en vocale expressiviteit van het lachen, ze stimuleren het kind dus allebei maar dan op andere manieren. Het is gebleken dat de lach van een kind eerder een lach van de moeder uitlokt dan andersom. De ervaring van lachen bij een jong kind wordt vaak gekenmerkt door het lachen met de ouder(s). In het algemeen wordt de vreugde van een kind weerspiegeld door de ouder evenals sterker gemaakt door de ouder. Een goede omschrijving van lachen is dat het een non verbaal dialoog is en dat vreugde en regulatie van de emotie op deze manier worden gedeeld. In het pad van ontwikkeling van vreugde ontwikkelt het kind begrip dat vreugde gedeeld kan worden. Dus dat het kind ook de vreugde van een ander kan erkennen naast het erkennen van eigen plezier, dit heet primaire intersubjectiviteit. Het is gebleken dat baby’s steeds minder naar vreemden lachen in tegenstelling tot het moederfiguur van de baby. Gedurende de ontwikkeling van de lach is er een verandering op te merken in de aandacht die het kind besteed aan het gezicht van de verzorger. De verschillen in de soort lach laten verschillen in ontwikkeling zien. Eerst is er een simpele lach, later lachen met open mond en daarna de duchenne lach. De meest positieve lachen worden vaak in verband gebracht met meer positieve periodes van interactie. Baby’s controleren hun positieve emoties door controle uit te oefenen over hun eigen betrokkenheid in omgevingen waarin positieve emoties worden uitgelokt.

Met 6 maanden wordt de lach gebruikt als communicatiemiddel die ontstaat vanuit een intentie. Een kind wordt meer actief in sociale spellen en produceren zelfs hun eigen lach en maken situaties die een lach bij ze uitlokken.

Tussen 6 en 9 maanden richt het kind zich meer op gedeelde aandacht tijdens spel met een ouder. Het kind kijkt meer van ouder naar het speelgoed, het wordt zich er dus bewust van dat er tussen ouder en kind ook een relatie is. Het gaat zich richten op de intenties van de ouder naar het speelgoed. Het gaat in deze fase om secundaire intersubjectiviteit. Een anticiperende lach houdt in dat een kind van het speelgoed naar de ouder kijkt en dat het kind lacht, er lijkt gedeelde aandacht lijkt te zijn in het spel. Deze lach versterkt tussen 8 en 12 maanden.

Ook tussen 12 en 18 maanden is de secundaire intersubjectiviteit goed te zien. Wanneer kinderen bang zijn maar zien dat hun moeder glimlacht en dus zien dat er niks aan de hand is. Moeder en kind delen dan de innerlijke staat. Het gaat hier niet om vreugde. In deze fase worden kinderen erg bewust van de betekenis achter het (glim)lachen van de ouder, vooral door spel. Tussen 1 en 4 jaar is het lachen ook belangrijk in de ontwikkeling van spel met leeftijdsgenoten.

Risicofactoren en hechtingsstijl

Het is gebleken dat individuele verschillen in lachen in verband staan met risico factoren voor de ontwikkeling van het kind. Kinderen die te vroeg geboren zijn laten minder vaak een sterke lach met open mond zien gedurende face to face interactie. Het gaat om moeilijkheden met omgaan met hoge arousal, dit geldt ook voor positieve emoties. Blinde kinderen (gilm)lachen in reactie op een sociale gebeurtenis zoals het horen van de stem van een ouder. Bij 4-12 maanden is er een versterking in lachen maar het lachen met 2-3 maanden minder omdat ze gebrek hebben aan visuele feedback en minder visuele stimulatie ervaren (minder face to face interactie). Bij kinderen met het syndroom van down is er sprake van een vertraagde ontwikkeling van emotionele expressie. De ontwikkeling van de soorten (glim)lachen is afhankelijk van hun cognitieve ontwikkeling. Ze laten niet alleen een duchenne glimlach zien naar hun moeder, maar ook naar speelgoed. Ook laten ze niet een vermindering zien van (glim)lachen in de still-face conditie met hun moeder. Kinderen met ASD (autism spectrum disorder) hebben een achterstand in hoe gezichtsuitdrukkingen ontwikkelen. Ook is er sprake van minder (glim)lachen. Face to face interactie is voor deze kinderen minder belonend.

Het is gebleken dat kinderen problemen krijgen in de sociale ontwikkeling wanneer zij lachen in de still-face conditie met de ouder (ouder kijkt non responsief). Zij ontwikkelen later veelal fijne sociale relaties. Om een zekere hechtingstijl te ontwikkelen is het belangrijk dat een kind vaak betrokken is bij interacties met lachen waardoor een positieve arousal level wordt gestimuleerd. Kinderen nemen later vaker initiatief tot positieve communicatie wanneer zij ervaring hebben met belonende sociale stimuli. De positieve emotie expressie en lachen op latere leeftijd worden beïnvloedt door emotioneel positieve interacties met de ouder. Al met al is de vroege ervaring van positieve interactie en reactie van belang dat het kind zich sociaal competent ontwikkeld. Sociale competentie staat voor het internaliseren van sociale normen en zorgt voor het naleven van richtlijnen die ze van hun moeders hebben meegekregen.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.