Wetenschapsfilosofie: Wat is goed en wat is juist? - Chapter 1

Normen en waarden

Normen en waarden spelen vaak een rol op de achtergrond bij beslissingen.

Een norm is een oordeel over wat wel of niet het geval zou moeten of mogen zijn. Dit gaat met name over gedragingen: wat mag wel en niet. Als iemand een oordeel heeft over wat hij vindt dat mensen zouden moeten doen of nalaten, drukt de norm een plicht uit. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak dat alle mensen vegetariërs zouden moeten zijn. Naast normen die plichten uitdrukken, zijn er ook normen die permissies uitdrukken. Deze normen zeggen niet dat iets moet, maar dat iets mag en niet per se hoeft. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak over dat iedereen zelf mag weten of hij drugs gebruikt of niet.

Een waarde verwijst naar algemenere aspecten en drukken een beoordeling uit. Er wordt uitgedrukt dat iets belangrijk is, maar verder wordt geen uitspraak gedaan over hoe datgene tot stand moet komen, zoals wanneer men veiligheid belangrijk vindt. Waarden kunnen naar veel concepten verwijzen, zoals liefde, rechtvaardigheid, gezondheid, maar ook karaktereigenschappen, zoals eerlijkheid. Een karaktereigenschap waar men waarde aan hecht, wordt ook wel een 'deugd' genoemd.

Normen zijn dus een concrete gedragsbepaling (plicht of permissie) en waarden zijn algemenere aspecten. Er is wel een relatie tussen normen en waarden. Iemand die eerlijkheid een belangrijke waarde vindt, zal als norm hebben dat iemand niet mag liegen. Een moraal is een stelsel van normen en waarden. De normen en waarden van een bepaalde cultuur of maatschappij (Nederlandse cultuur, maar ook subculturen zoals hooligans) worden samen een positieve moraal genoemd.

De ethiek richt zich niet op de beschrijving van bestaande normen en waarden of een verklaring van het ontstaan van bepaalde normen en waarden, maar op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen. Er wordt dus gezocht naar de redenen die we voor de norm kunnen geven. De ethiek is dus normatief, er wordt geprobeerd tot een oordeel over normen en waarden te komen. Uitspraken die verwijzen naar een norm of waarde, zijn morele uitspraken. Uitspraken die geen moraal bevatten, noemen we a-morele uitspraken (bijv. de zon komt op in het oosten). Voor morele uitspraken moeten goede redenen te vinden zijn. Een uitspraak met een moreel dat je mag discrimineren is in dat opzicht geen morele uitspraak. Dit noemen we dan geen a-morele uitspraak, maar een immorele uitspraak. Dus: een uitspraak met een te onderbouwen moreel is een morele uitspraak, een uitspraak met een moeilijk of niet te onderbouwen moreel is een immorele uitspraak en een uitspraak zonder een enkele vorm van een moreel is een a-morele uitspraak.

Scepsis over zinvolheid ethiek

Morele uitspraken gaan niet over hoe de wereld er nu uit ziet, maar over hoe de wereld er uit zou moeten zien. Uiteraard is daar wel een fundering voor nodig. Dit is lastig, omdat uit een feit niet zomaar een norm kan worden afgeleid. Een voorbeeld is roken. Het feit dat roken slecht voor je is, zorgt er niet direct voor dat mensen vinden dat je niet meer zou moeten roken. Dit wordt de kloof tussen zijn en behoren genoemd. Deze kloof kan overbrugd worden door een norm aan de redenering toe te voegen. Er is nu dus een feit als argument ingebracht (roken is slecht voor je) en als je daar een norm als argument aan toevoegt (je moet gezond leven), kun je ook een norm als conclusie trekken (je moet niet roken). Maar, eigenlijk blijft dan het probleem dat je de norm ‘je moet gezond leven’ nog moet onderbouwen. Als die norm onderbouwd wordt met een nieuwe norm, moet de nieuwe norm ook onderbouwd worden door weer een andere norm en zo blijf je bezig. Het lijkt dus onmogelijk om tot een ultieme fundering voor ethische stellingnamen te komen. Dit noemen we het funderingsprobleem.

Relativisme

Soms hoor je weleens dat ethiek nutteloos is, omdat alles relatief is. Normen en waarden zijn namelijk cultuurafhankelijk. Tussen culturen zijn er veel verschillende opvattingen over bijvoorbeeld euthanasie, abortus of de doodstraf. Er zijn ook cultuuroverstijgende normen en waarden, zoals dat je iets moet nakomen wat je belooft.

Als je deze discussie niet voert op het niveau van culturen of groepen mensen, maar op het niveau van individuen, heet dit subjectivisme (een variant op relativisme). Een voorbeeld is het emotivisme, deze theorie stelt dat een morele uitspraak de uitdrukking van een gevoel is. Datgene wat je vindt, is een gevolg van hoe je je erover voelt. Vriendschap is belangrijk (een waarde), omdat je je er goed bij voelt. Diefstal is slecht, omdat je er verdrietig van wordt als het je overkomt. Van een gevoel kun je niet zeggen of het goed of fout is, dus valt er moeilijk een discussie over te voeren.

Bezwaren tegen het emotivisme zijn dat een negatief oordeel niet altijd correspondeert met een negatief gevoel. Als je een vierjarig kind met een mond vol chocola hoort beweren dat hij niet van de chocola gesnoept heeft, moet je hier misschien om lachen terwijl je zegt dat hij niet mag liegen. Een tweede bezwaar is dat onderbouwingen dan niet meer verschillen in overtuigingskracht, aangezien gevoel niet goed of fout kan zijn. Je kunt misschien wel uitleggen waarom je een bepaald gevoel hebt, maar je kunt het niet rechtvaardigen. Ten derde wordt als bezwaar aangevoerd, dat de relatie tussen gevoelens en morele opvattingen ten onrechte geïnterpreteerd wordt als een causaal verband. Gevoelens kunnen ook een gevolg van een morele opvatting zijn. Je kunt je bijvoorbeeld ergens goed over voelen, omdat je het moreel juiste doet (je laatste geld aan de collecte geven).

Als oplossing voor het funderingsprobleem wordt dus cultuur- of subjectief relativisme gegeven. Een andere oplossing is de scheidslijn tussen norm en feit wat soepeler maken. Nu wordt gesteld dat je geen norm uit een feit kunt afleiden (je mag niet roken, omdat het slecht voor je is), maar doordat feiten vaak normatief geladen zijn, zou het wel mogelijk zijn om dit te doen. Dat roken slecht is, drukt al een oordeel uit (‘slecht’ is een oordeel), dus dan hoef je niet verder te zoeken naar een onderbouwing van de stelling. Daarbij kun je als tegenaanval stellen dat de juistheid van algemene morele uitgangspunten niet bewezen kunnen worden, maar dat het daarom belangrijk kan zijn om naar de consequenties te kijken als je deze uitgangspunten aanhoudt. Hiermee wordt gezocht naar een tussenweg tussen objectivisme en relativisme.

Belangrijke ethische waarden

Door uit te leggen waarom we bepaalde waarden belangrijk vinden, ontstaat de tussenweg tussen objectivisme en relativisme. In het boek worden vrijheid, authenticiteit en geluk besproken.

Vrijheid – Vrijheid is voor iedereen iets anders. Waar de een bijvoorbeeld kapitalisme als vrijheid ziet, ziet de ander dit als beperking. Er is een onderscheid te maken tussen negatieve vrijheid, wat de afwezigheid is van door anderen opgelegde belemmeringen en positieve vrijheid, wat de aanwezigheid is van reële keuzemogelijkheden. Een kapitalist zal waarschijnlijk waarde hechten aan negatieve vrijheid (vrije handel) en een anti-globalist zal waarde hechten aan positieve vrijheid (dat er niet in elke stad dezelfde winkels zitten).

Waarom we vrijheid belangrijk vinden, wordt uitgelegd aan de hand van drie lijnen, namelijk de instrumentele waarde en twee vormen van intrinsieke waarde, symbolisch en expressief.

De instrumentele waarde is de waarde van vrijheid die wordt bepaald door de dingen die we ermee kunnen bereiken. Vrijheid is dan een instrument voor het bereiken van waardevolle zaken.

De intrinsieke waarde is de waarde van vrijheid die onafhankelijk is van de gevolgen van vrijheid. Er is bijvoorbeeld de symbolische waarde, zoals dat iedereen vrijheid van meningsuiting heeft. Veel mensen maken hier niet expliciet gebruik van, zij zeggen geen kwetsende of extreme dingen, maar ze vinden het wel belangrijk dat het er is. In vrijheid kunnen handelen is de uitdrukking van onszelf. Deze expressieve waarde is een kenmerk van vrijheid. Je mag zelf bepalen welk beroep je kiest en deze keuzevrijheid brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Als deze vrijheid beperkt wordt, kun je niet alleen je verantwoordelijkheid niet nemen maar lijkt het er ook op dat je die verantwoordelijkheid niet waard bent of aankunt.

Authenticiteit

Authenticiteit borduurt voort op de expressieve waarde van vrijheid. Mensen vinden het belangrijk om de eigen identiteit in uitdrukkingen te leggen. Als je er vanuit gaat dat de mens van nature goed is, zou je kunnen stellen dat je mag handelen vanuit je identiteit, maar het is de vraag of de mens goed is. Hiernaast kun je je afvragen wat de ware aard is. Keuzes worden beïnvloed door je identiteit, maar identiteit wordt vervolgens ook weer beïnvloed door je keuzes. Je kijk op de wereld verandert namelijk door sommige keuzes. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een interne bron, waarbij iemand bij keuzes (koppig) vasthoudt aan de eigen identiteit en een externe bron, waarbij iemand zich laat leiden door externe aspecten (zoals verwachtingen van anderen). De authentieke mens is dan iemand die een balans vindt tussen interne en externe bronnen.

Geluk

Waarom vrijheid en authenticiteit belangrijke waarden zijn, is nog niet echt beantwoord. Kennelijk hangt dit samen met het gevoel van geluk als je deze waarden bezit. Dingen die een instrumentele waarde hebben, worden alleen waardevol als je er inderdaad iets mee kan. Dingen die een intrinsieke waarde hebben, zijn per definitie in zichzelf waardevol. Zoals geluk. Met gelukkig zijn wil je niks bereiken, maar het is al een doel op zich. Geluk is niet het allerbelangrijkste, het is verbonden met andere dingen. Dit wordt aangetoond met een gedachte-experiment, Nozick's ervaringsmachine. Nozick probeert voor te stellen wat mensen zouden doen als ze zich op een machine zouden kunnen laten aansluiten, waardoor ze altijd geluk zouden voelen. Zeer waarschijnlijk zou niemand dat willen, omdat je verbonden wilt zijn aan de realiteit. Het is dus belangrijk dat er een evenwicht bestaat tussen de verschillende zaken die het leven voor iemand waardevol maken.

Utilitarisme en ethiek van Kant

De waarden die hiervoor besproken zijn, geven nog geen handleiding over hoe je zelf zou moeten handelen. Met andere woorden: er worden geen normen gegeven.

Uiteraard is het bij handelen belangrijk om bij je handelen te kijken naar welke consequenties je gedrag hebben. Dit consequentialisme houdt in dat je bij verschillende keuzes moet kijken naar wat tot de beste uitkomst leidt. Het utilitarisme zegt dat de beste uitkomst van een keuze, de uitkomst is die tot het meeste geluk leidt. Hoe groter het netto-geluk (totaal aan geluk min het totaal aan ongeluk), hoe beter de situatie. Hieruit blijkt dat je zeer waarschijnlijk je geld aan een zwerver moet geven en geen vlees zou moeten eten.

Bezwaren zijn dat je niet altijd de gevolgen van je handelen kunt overzien, twijfel of je hoeveelheden geluk van verschillende mensen kunt vergelijken, hoe het zit met ongedaan maken van beloftes en rechtvaardigheid (als het houden van slaven tot meer netto-geluk leidt, mag dit volgens het utilitarisme). Ook is het zo, zoals gebleken bij de bespreking over geluk, dat geluk niet het allerbelangrijkste is, maar samenhangt met andere aspecten. In dat licht is de maximalisatie van geluk misschien overbodig.

Bij het utilitarisme zijn er dus geen absolute geboden en verboden. Als een moord tot meer netto-geluk leidt, mag hij gepleegd worden. In de ethiek van Kant werkt dit anders. Deze is niet-consequentialistisch. Hij maakt gebruik van bepaalde plichten die onafhankelijk zijn van de specifieke gevolgen van onze handelingen, deontologische ethiek genaamd. Als je handelt vanuit principes, kun je de reden hiervan vinden in geboden. Als je een doel hebt, zijn er vaak geboden die je moet volgen. Als je auto wilt rijden, moet je je rijbewijs halen. Er zijn dus geboden (imperatieven) die stellen wat we moeten doen, gegeven een bepaald (hypothetisch) doel: hypothetische imperatieven. Deze imperatieven gelden alleen voor het gestelde doel en zijn dus niet absoluut, dit is het verschil met het utilitarisme (als je geen auto wilt rijden, hoef je je rijbewijs niet te halen).

Echter, er zijn bepaalde geboden die wel altijd gelden, de categorische imperatieven. Voorbeelden hiervan zijn dat je niet mag liegen of kwetsen. Maar, lieg of kwets altijd, noemt Kant ook een categorisch imperatief. Welk categorisch imperatief je moet volgen, wordt uitgemaakt door het Categorisch Imperatief. Het Categorisch Imperatief is een regel die stelt dat je altijd zo moet handelen, zoals je zou willen dat een algemene wet wordt. Letterlijk volgens Kant: ‘Handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt’. Dus: als je vindt dat jouw handelen een universele wet mag worden, die dus ook op jezelf toegepast kan worden, dan is je handelen goed.

Een voorbeeld is dat je de regel hanteert dat als je in nood bent, je een belofte mag doen ook al weet je dat je die nooit zult nakomen. Maar als deze regel een universele wet zou zijn, zou een belofte waardeloos worden en zouden beloftes niet meer gedaan of vertrouwd worden. Er is hier sprake van een contradictie in de maxime. Doordat deze regel niet door het Categorisch Imperatief heen komt, blijkt dus dat het niet goed is om in nood valse beloftes te doen.

Een ander voorbeeld is de regel dat je mensen in nood nooit zult helpen. Er is geen sprake van een contradictie in de maxime, maar het is aannemelijk dat als je zelf in nood bent, wel hulp zou willen ontvangen. Als dit zo is, is er sprake van een contradictie in de wil. Het zou natuurlijk onredelijk zijn, om wel hulp te willen ontvangen, maar niet te willen geven. Daarom luidt de tweede formulering van het Categorisch Imperatief: ‘Handel zo dat jij het menszijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander, altijd tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt.

Mensen mogen hun eigen doelen bepalen en in vrijheid handelen, maar moeten er rekening mee houden dat andere mensen dit ook doen. Ook hier geldt dan weer dat ieder individu moet streven naar een evenwicht tussen de doelen die het zich stelt (interne bron) en de doelstellingen van anderen (externe bron).

Bezwaren tegen de ethiek van Kant zijn dat morele geboden volgens hem absoluut zijn, terwijl je deze zou moeten kunnen breken als je er bijvoorbeeld iemand mee kan redden. Een tweede bezwaar is de nadruk die Kant legt op de menselijke rede. Het is de vraag of we in staat zijn om met behulp van onze rationele vermogens in te zien wat we wel of niet mogen doen.

Relatie tussen het goede en juiste leven

Vrijheid is een voorwaarde voor de mogelijkheid om authentiek te handelen en authenticiteit en andere waarden zijn kenmerken van het goede leven. Geluk is niet het doel van die waarden, als wel de indicatie dat dat leven waardevol genoemd kan worden (een kenmerk).

Utilitaristen leggen de nadruk op consequenties van handelen en een Kantiaan richt zich op motieven of principes die aan handelingen ten grondslag liggen. In beide visies blijkt dat het juiste leven, leven is, waarbij rekening wordt gehouden met anderen.

Geluk is een centrale waarde voor utilitaristen, terwijl Kantianen het belang van vrijheid en authenticiteit benadrukken. De invulling van deze waarden zijn individueel bepaald. De benaderingen zijn niet volledig los van elkaar, maar beschrijven verschillende dimensies van het morele leven, namelijk het goede en het juiste leven.

Stampvragen

  1. Wat zijn normen en waarden en hoe worden deze samen genoemd?

  2. Wat is het verschil tussen morele, immorele en a-morele uitspraken?

  3. Wat houdt het funderingsprobleem in?

  4. Wat zijn oplossingen voor het funderingsprobleem?

  5. Hoe kan een tussenweg tussen objectivisme en realisme tot stand komen?

  6. Wat is het verschil tussen de ethiek van Kant en het utilitarisme?

Voor toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Voor volledige toegang tot deze pagina kan je inloggen

 

Inloggen (als je al bij JoHo bent aangesloten)

   Aansluiten   (voor online toegang tot alle webpagina's)

 

Hoe het werkt

 

Aanmelden bij JoHo

 

 

JoHo: crossroads via de bundel

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten